UW
KOERIER
retMitciaal Volksblad.
1743.
Woensdag 14 Mei 1913.
19de Jaargang
VAN HOUTEN S
Thans do moest geleien Courant van Zeeland
Brieven, Stukken, Advertentiën te zenden aan de Administratie van „De Zeeuwsehe Koerier" te Sas van Sent.
Meerderen en minderen.
....EN VOORAL 's MORGENS,
'S MIDDAGS en 'sAVONDS EEN KOP
Een doode, die verrijst.
Deze courant verschijnt
Woensdag en Zaterdag.
Prijs per 3 maanden
franco per post 75 cent.
Voor België 1,50 frank,
per 3 maandenvoor allö
andere landen f 1,25,
bij vooruitbetaling.
Advertentiën van
1 tot 5 regels 50 cent
Elke regel meer 10 cent
Groote letters worden
naar plaatsruimte bere
kend. Bij abonnement
korting. Dienstaanbiedin
gen 3 cent per regel.
MAAN:
E. K. 13 Mei.
V. M. 20 Mei.
ZON
Zon op 4 u. 40 m.
Zon onder 7 u. 50 m.
Een prentje.
Het anti-tariefwetcomité heeft thans een prentje,
voorstellende een oud, armoedig moedertje,
zittend op even armoedigen stoel, bij even
armoedig tafeltje, gebroken lampje. Op tafel
liggen eenige centen, door het moedertje met
hopeloos gebaar neergeteld. En onder het aller
droevigst tooneeltje deze woorden„De laatste
centen opgevorderd door de tariefwet-Kolkman.
Kiezer, geef in Juni alleen Uw stem aan tegen
standers van de Tariefwet".
Ziedaar nu je reinste speculatie op de koedom
heid van het publiek. Zonder éénig bewijs
we stelden reeds meermalen in het licht dat de
Tarief wetbestrijders aan bewijzen een broertje
dood hebben, zonder eenig bewijs wordt het daar
voorgesteld alsof die arme huismoedertjes haar
laatste centen zullen moeten offeren aan de
Tariefwet.
Is grooter brutaliteit denkbaar Maar
spaar jullie zorg, heerenHet publiek is
niet zoo dom als ge wel schijnt te denken, weet
weerga's goed dat de Tariefwet aan eigen
nijverheid, eigen welvaart, eigen arbeidersstand
zal ten goede komen, en ten slotte weet het ook
dat de Tariefwet het middel is om de kosten te
dekken der sociale verzekeringen.
Dat is wat anders dan het emotievolle prentje,
waar het leugenachtige en bespottelijke duimendik
op liggen
Intusschen, hoe zwak moet eene zaak zich
voelen, die dergelijken humbug noodig heeft voor
hare propaganda.
Dan is rechts met hare aanbeveling der
Tariefwet er beter achter
Eko schrijft in „Leger en Volk", orgaan van
de Ver. „Ons Leger" de volgende herinnering
uit het militaire leven
De lichting „1800 en zooveel" van het zoo-
veelste regiment vesting-artillerie zou met groot
verlof gaan. Ook van de... de compagnie stonden
de manschappen op de binnenplaats der kazerne
aangetreden ongewapend, de vetlaarzen over de
schouders, hun bundeltje uitrustingsstukken, die
ze mee naar huis moesten nemen, vóór zich op
den grond en de zakboekjes met de verlofpassen
in de hand. Zoo zou de compagnies-commandant
hen straks „afpresenteeren" aan den afdeelings-
commandant.
„Op-de-plaats-rust" stonden de manschappen
op de komst van den overste te wachten... Aan
wat dachten ze De uitdrukking der gezichten
was verschillend. Er waren er, die opgeruimd, er
waren er, die een beetje bedrukt keken, er waren
er ook, die wat uitdagends hadden in hun blik,
zoo iets van „Straks ben 'k er af en dan doe
je me niks meer." Van deze laatsten waren er
echter maar enkelen er heerschte een prettige
geest in de... de compagnie...
„Geeft acht!"... Daar kwam de overste zijn
bureau uit, vergezeld door zijn adjudant.
De overste keek grimmig... dat was zijn ge
woonte. Ik geloof, dat hij het noodig vond, dat
een overste grimmig keek. Hij deed tenminste
zijn uiterste best om vooral bij plechtige gelegen
heden, zijn wenkbrauwen te fronsen en zijn mond
hoeken in een nijdigen trek omlaag te halen. Hij
hield dan ook heelemaal niet van militair gedoe.
„Zulke burgers in kapotjassen kan ik niet uitstaan...
Ik moet soldaten hebben
Daar kwam hij dan aan, de overste. Eenigszins
achteloos nam hij de melding van den compagnies
commandant in ontvangst, dat de lichting 18...
present was.
Is alles in orde
Ja, overste.
Wilt u dan maar... (in eens verschrikkelijk
nijdig)... Wat staat me die kerel, daar in het
achterste gelid, weer te draaien Al gaan jelui
nou straks naar je moeder toe, je bent hier nog
soldaat, hoor! Zoolang je die uniform nog aan
hebt, ben je soldaat(Nu weer tegen den com
pagnies-commandant) „Wilt u dan de gelederen
laten openen
Dit geschiedde en de overste stapte plechtig
langs de gelederen. Ieder man werd nauwkeurig
bekeken en kreeg een kernachtige aansporing om
zich straks, bij 't naar huis gaan, netjes te
gedragen.
En wat ga jij straks nou naar toe zoo
vroeg hij den milicien B., dezen aanziende, alsof
hij hem wellicht wilde opeten.
Naar Rotterdam, overste.
Wonen daar je ouders
Neen, overste, die heb ik niet meer.
Zoo! Ga je dan naar familie?
Neen overste, die heb ik daar niet wonen.
Waar ga je dan heen
Naar m'n vroegere kostmenschen.
Heb je dan werk in Rotterdam.
Neen overste, dat moet ik nog zoeken.
Geen werk En waarvan betaal je dan je
kostgeld
Dat kan ik nog niet betalen, overstedat
moet maar zoolang op den pof gaan, overste.
En willen je kostmenschen dat?
Ik hoop 't, overste.
De overste keek den milicien B. nog even aan,
zeide niets meer en vervolgde zijn inspectie.
Toen hij klaar was, gaf hij den compagnies
commandant te kennen, dat de miliciens konden
inrukken, behalve die eene milicien B..., dien
moest hij nog eens wat zeggen.
En toen alle andere miliciens weg waren...
toen... nou, toen gaf die barribal van een overste
den milicien B. stilletjes een rijksdaalder.
Het is gebeurd op een groot kantoor, een kan
toor van den Staat, in Noord-Brabant gevestigd.
Een ambtenaar der inrichting was des morgens
begraven en op zijn graf werden verschillende
speechen opgestoken, waarin over 's mans ver
diensten hemelhoog werd opgegeven. Autoriteiten,
waarvan de gesneuvelde het was een zeer
ondergeschikte van zijn leven haast niet anders
had genoten dan standjes en nog eens standjes,
sloofden zich aan de geopende groeve uit en
wisten geen woorden genoeg te vinden om de
verdienste van den doode in het licht te stellen
en hem te schetsen als een toonbeeld van ijver
en plichtsbetrachting, die, helaas, het slachtoffer
was geworden van zijn dienstijver en gevallen
was door een noodlottig toeval in de uitoefening
zijner functie.
Een paar employés, kantoorbedienden, hadden
de begrafenis bijgewoond, en een hunner vooral
was in de wolken over hetgeen hij daar op het
kerkhof had gehoord.
Hij peinsde her- en derwaarts, en zijn meditaties
concentreerden zich om dit ééne punthoe zou
het mijn vriend daar in zijn graf wel te moede
geweest zijn, als hij eens inderdaad had kunnen
hooren, wat de bureaucratie aan hem wijdde, en
de hymnen had kunnen vernemen, die de con
ventie in de monden der hoogen had doen
ruischen.
„Jongens, jongens", zei hij, op het kantoor
aangeland, tot zijn makkers, „wat wordt ons soort
van men8chen toch prachtig begraven, maar hoe
jammer, dat je er zelf niks meer van geniet, als
je daar tusschen de planken ligt gespijkerd om
tot het stof der aarde weder te keeren, waaruit
je geboren werd. Het is zonde, dat onze goeie
vriend niet heeft mogen vernemen, hoeveel goeds
van hem werd gesproken, van hem, die in zijn
leven door zooveel zure appels heeft moeten
heen bij ten en wiens ooren toeterden dag iu dag
van terechtwijzingen en uitschrobbeeringen ge
donder van dezelfde lippen, als waarvan nu de
vleiende grafreden vloeiden zoo zoet als honing".
Zoo sprak de ambtenaar, die getuige was ge
weest van de begrafenis, eu in zijn brein rijpte
een plan, waaraan gebrek aan originaliteit voor
zeker niet kan worden aangewreven. Hij wilde
n.l. tijdens zijn leven de gewaarwordingen onder
gaan, waarop hij na zijn dood eigenlijk aanspraak
had, als ook straks over hem zoo <le lofbazuin
zou worden gestoken, wanneer hij er voorgoed
het hachje zou hebben bij ingeschoten en ziju
stoffelijk overschot aan de aarde zou worden'
toevertrouwd, bedolven onder bloemkransen en.
bezongen in mooie toespraken van superieuren.
Het was nu juist een oogenblik, dat de-heeren
vrij spel hadden op het kantoor. De hodge oomes
immers waren pas naar huis van de begrcfo!.i3
en zouden zich nu net aan 't ontdoen zijn van
hun hooge doppen en gekleede jassen. Het kon
nog wel een uurtje aanloopen, eer een hunner
weer op de vlakte kwam.
En onze grappenmaker stelde zijn collega's voor,
zoo'n begrafenis eens bedriegelijk Da te bootsen,
om zelf de indrukken te ondergaan. Hij zelf zou
zich overleden wanen, en zijn collega's zouden de
rollen vervuilen van de officieele sprekers bij zij»
groeve.
Zoo gezegd zoo gedaan. In een oogwenk was
de mise-en-scèno gereed. Hij zolf strekte zich
behagelijk uit op het vloerkleed en zijn collega's
schaarden zich rondom hem. Geïmproviseerde
speechen werden afgestoken, waarin de verdiensten
van hem, die daar lag, werden opgehemeld.
Toen het spel goed en wel aan den gang was