Provinciaal D o l k s bi a d. 1732, Eerste Blad Zaterdag 5 April 1913 19de Jaargang Thans de meest gelexen Courant van Zeeland. Dit nummer bestaat uit DRIE BLADEN. De rede van Dr. van Best. In gesloten gelederen. Een tegenvaller. DE COALITIE. Een belangrijk rapport. Per Telegraaf. Kooien als betaalmiddel. Belangrijke datums. DE ZEEUWSCHE KOERIER Deze courant verschijnt Woensdag en Zaterdag. Prijs per 3 maanden franco per post 75 cent. Voor België 1,50 frank, per 3 maandenvoor alle andere landen f 1,25, bij vooruitbetaling. Advertentiën van 1 tot 5 regels 50 cent Elke regel meer 10 cent Groote Fetters worden naar plaatsruimte bere kend. Bij abonnement korting. Dienstaanbiedin gen 3 cent per regel. Tusschen de centrale colleges der rechtsche partijen is volkomen overeenstemming verkregen inzake de coalitie. Wat algemeen verwacht werd, kan men thans een feit noemen de drie rechterpartijen besloten tot volledige samenwerking. Weliswaar moeten de algemeene vergaderingen hieraan nog hunne goedkeuring geven, doch er valt niet aan te twijfelen of deze zullen een besluit in dien geest nemen. Dusin gesloten gelederen staan katholieken, anti-revolutionairen en Christel ij k-historischen tegenover de liberalen en socialisten, staat de Christel ij k e coalitie tegenover de v r ij- zinnige concentratie en de sociaal democratie. De machten zijn thans in slagorde opgesteld. Rechts: de verdedigers van het Christelijk Kabinet-Heemskerk met zijn welomschreven program inzake onderwijs, Grondwet, sociale verzekering Links: de bestrijders van het Kabinet-Heemskerk, die daarvoor slechts kunnen in de plaats stellen eene vrijzinnig-socialistisch bewind, waarvan Troelstra de leiding zal nemen. Een dezer twee heeft de kiezer straks te kiezen. Dat is een tegenvaller, een geduchte tegen valler voor de liberale heeren. Daar hadden ze nu al zoovele maanden ge lekkerbekt aan de telkens en telkens opduikende berichtjes aangaande minder goede verstand houding tusschen anti-revolutionairen en christe- lijk-historischen, daar hadden ze keer op keer alles in het werk gesteld om dat vuurtje aan te blazen, hadden ze driedubbel genoten over Ommen, en daar komt nu het ontstellende bericht dat de coalitie-partijen 't volmaakt ééns zijn. Wat een tegenvaller De heeren kunnen hun overkropt gemoed niet in bedwang houden, en de „Midd. Crt." is zoo begaan met het lot der zittende leden voor Leiden en Ede, dat het voor dezen al aanstonds op de bres springt. Och, och 't Is ook om kippenvel te krijgen, altijd zoo vast, zoo onwrikbaar vast gerekend op die rechtsche oneenigheid, en nu zóó'n tegenvaller (INGEZONDEN). Met zeer veel belangstelling las ik, Mijnheer de Redacteur, uw uitvoerig verslag der politieke rede van mr. dr. Jan van Best. Van velen, die den spreker persoonlijk gehoord hadden of kennis genomen hebben van uw verslag, hoorde ik dat deze rede niet zal nalaten een zeer gunstigen invloed uit te oefenen, omdat verschillende vraag stukken helder en klaar ook voor de meer eenvoudigen zjjn uiteengezet. Niet het minst is van groot belang wat de •preker zeide aangaande onze scholen in deze ■treken. Zeker mag gezegd worden, dat het over groot gedeelte onzer onderwijzers den heer van Best dank zullen weten voor deze alleszins juiste woorden. Meerdere onderwijzers hoorde ik er met lof van gewagen. Voor hen, die haast zonder uitzondering bij het geven van hun onderwijs het kind in een gewenachte richting weten te leiden, die door persoonlijk voorbeeld als maatschappelijk individu zoowel als in hun hoedanigheid van opvoeder in het kinderhart het stempel eener christelijke levensbeschouwing weten te drukken, voor hen zjjn de geestdriftige woorden van een voornaam en toonaangevend katholiek staatsman, als de heer van Best is, van groot belang. In naam onzer R.-K. onderwijzers den heer van Best hulde, warme hulde. EEN OPENBAAR ONDERWIJZER. Zeeuwsch-Vlaanderen O. D. 2 April 1913. Naar men ons meldt zijn de Centrale Colleges der drie Rechtsche partijen er in geslaagd een concept-overeenkomst vast te stellen voor de hernieuwing der Coalitie. In politieken zin stellen ze daarbij de komende Grondwetsherziening op den voorgrond en wel in deze formuleDe drie partijen komen over een, steun aan de Regeering te verleenen ter zake van haar voorstellen tot Grondwetsherziening, inzonderheid voor wat betreft artikel 192 naar dien, in haar voorstel tot wijziging van dit artikel, eenerzijds het beginsel wordt vastgelegd, dat door de openbare kassen in de kosten van het alge meen lager onderwijs op scholen, door ingezetenen opgericht, op gelijken voet wordt voorzien, als zulks geschiedt ten aanzien van dit onderwijs op scholen, van de overheid uitgaande, en anderzijds wordt uitgesproken, dat bij de inrichting van het van overheidswege te geven lager onderwijs de godsdienstige gevoelens van de ouders der school gaande kinderen zullen worden geëerbiedigd ter wijl zij tevens achten, dat bij de behandeling van deze voorstellen tot Grondwetsherziening het eer ste lid van artikel 171 niet aan de orde te stellen. Voor wat de verdeeling der districten aangaat, kwam men overeen, dat de partij, die den zetel voor eenig district thans bezet houdt, in dat district ook nu den Coalitie-Candidaat zal stellen, met uitzondering alleen van Leiden en Ede, die aan de anti-revolutionaire partij worden toegewezen, terwijl men in Ommen voor ditmaal gezamenlijk een christelijk historisch candidaat zal aanbevelen, die thans volgens de in 1909 gemaakte afspraak elders uitvalt. Ten einde in de nu volgende parlementaire periode, bij vacature als anderszins, zich voordoende moeilijkheden te voorkomen, zal eene commissie, met recht van beslissing, door de drie Centrale Colleges worden aangewezen. Over deze concept-overeenkomst zal op 24 April a.s. door de de drie partij-vergaderingen worden beslist. Ter toelichting van dit stuk voegen wij hierbij t dat het eerste lid van art. 171 der Grondwet, waarvan hier sprake is, als volgt luidt „De traktementen, pensioenen en andere in komsten, van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzei ver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelfde gezindheden verzekerd." De bedoeling is. dus, dat de Coalitie bij de ophanden zijnde Grondwetsherziening geen wij ziging in den thans bestaanden toestand wenscht gebracht te zien. (De Tijd). Naar men weet is er. een voorontwerp eener landbouw-arbeidswet. Reeds vroeger werd opge merkt dat het landbouwbedrijf zich moeilijk laat regelen in wettelijke voorschriften. De Ned. Boerenbond heeft thans zijn gevoelen over het ontwerp gezegd. Aan dit belangrijk rapport, in zijn geheel voor komende in „Onze Boerenstand" van heden, ont- leenen we o.m. De Nederlandsche Boerenbond stemt volkomen in met de talrijke groep van Kamerleden, die in 1904 verklaarden dat de landbouw buiten de werking der Arbeidswet blijven moet. lo. omdat de landarbeid, die in de open lucht of open lokalen wordt verricht, voor de gezond heid ook van vrouwen en kinderen zoo niet bevorderlijk dan toch veel minder schadelijk is en dus niet kan vergeleken worden met dien der fabrieken. 2o. omdat de landarbeid afhangt van de weers gesteldheid en dus door geen wet kan worden geregeld. Daar moet gewerkt worden, als weer en wind het toelaten, als de natuur van planten en dieren het vordert, die zich aan geen mensche- lijke wetten storen. 3o. omdat vaak arbeidskrachten zullen tekort schieten, als de arbeidstijd wordt beperkt of als de medewerking van vrouwen en kinderen wordt verboden. Ook de Staatscommissie in haar Rapport over den economischen toestand van de landarbeiders toont aan op blz. 176, welk een groot verschil er bestaat tusschen landarbeid en fabrieksarbeid. Toch meent zij dat voor de enkele misbruiken, die er bestaan een afzonderlijke wet gewen,scht is. De Ned. Boeren bond echter meent, dat de misbruiken bij den arbeid van vrouwen en kinderen zeer gering zijn en waar zij bestaan, zoo moeilijk zijn te keeren, dat pogingen, daartoe aangewend, den boerenstand groote lasten zullen opleggen, het Rijk op groote kosten zullen jagen en toch haar doel zullen missen, den arbeid zelfs zullen verzwaren. Wij zullen dit nader verklaren lo. In sommige tijden van het jaar wordt inderdaad al te lang en al te zwaar gewerkt, maar het is juist niet het dienstpersoneel dat zich daaraan bezondigt, het zijn de tuinders, de kleine boeren en arbeiders, die voor zich zeiven werken en in zoo verre buiten deze wet vallen. De Wetgever acht zich niet bevoegd de vrijheid van den ondernemer te beperken, hij wil alleen den arbeidet beschermen maar hij verliest dan uit het oog, dat op het platteland de verhouding van patroon en arbeider een geheel andere is dan in de industrie, dewijl de land- en tuinbouw minstens voor twee derde gedeelte door kleine ondernemers wordt gedreven, die zelf hard werken en die tegenover hun dienstpersoneel veelal de zwakke partij vormen, die bijgevolg hun werkvolk niet tot overmatigen arbeid kunnen dwingen, maar die zelf wel tot al te zwaren arbeid verplicht zijn. Nu zal echter juist door deze wet de arbeid van die ménschen, van hun vrouwen en kinderen niet worden beschermd, maar verzwaard. Immers het gebrek aan arbeidskrachten en de heerschende geest van vrijheid zijn oorzaak, dat het werkvolk voor zwaren arbeid bedankt, groote rusttijden eischt en neemt, den Zondagsarbeid en den even tueel noodzakelijken nachtarbeid aan den boer en zijn gezin overlaat. Nu spreekt het vanzelf, dat door deze wet die toestand wordt bestendigd, verergerd en gewettigd. Zij geeft aan zulke toestanden een schijn van recht en al de arbeid, welke door deze wet aan het dienstpersoneel wordt ontnomen, wordt vooral in het kleine bedrijf op de schouders getast van den reeds ai te zwaar belasten boer, den tuinbaas, zijn vrouw en zijn kinderen. Evenzoo wordt voor den arbeider de arbeid in eigen bedrijf verzwaard, naarmate de loondienst wordt verlicht, zooals ook de Staatscommissie blz. 178 heeft opgemerkt. Men heeft geklaagd over de kindersterfte ook bij de kleine boeren. Onder andere oorzaken, die daaraan schuld hebben, komt ook deze dat de boerinnen genoodzaakt zijn bij gebrek aan of bij onwil van dienstboden binnen en buiten allerlei arbeid te verrichten. Zij hebben geen rusttijd en die vrouwen nu gaat men het werk opleggen, dat men verbiedt aan sterke dienstboden en kinderen. 2o. Wij willen hiermede niet zeggen, dat aan die kleino ondernemers, hun vrouwen en kinderen ontijdige, langdurige of zware arbeid moet ver boden worden, want het is alleen de nood die hen soms tot zulken arbeid dwingt. Neem b.v. het melken. Dit moet 's morgens veelal voor vijf uur geschieden, vooral als er veel koeien en ver van huis moeten gemolken worden en als de melk des ochtends vroeg naar de stad of de fabribk moet gebracht worden. Neem het hooien, ook van het nagras in den herfst. Wegens het natte weer zal men den ganschen dag, misschien de gansche week moeten rusten en nu zal juist op den middag of den geheelen Zaterdag namiddag, op Zondag zelfs, met alle man en uit alle macht, moeten gewerkt worden. In den oogsttijd heeft men hetzelfde. Hoe dikwijls ook gebeurt het niet dat groenten, tuinvruchten en andere producten des nachts of 's morgens vroeg moeten worden geplukt, gebonden, opgeladen om ze op tijd op de markt, op den boot of den trein te brengen. Een tuinbaas ont vangt een telegram, dat hij den volgenden dag zijn fruit, bessen enz. leveren moet. Laat hij den tijd voorbijgaan, dan lijdt hij onberekenbare schade. Hij werkt met al het volk, dat hij krijgen kan, bijna den ganschen nacht. De dag is er om uit te rusten. De arbeiders zien daarin geen bezwaar, worden er goed voor beloond en nemen die taak vrijwillig op zich. Wij zien geen reden hunne vrijheid te beperken. Wij achten dit ongewenscht. 3o. Bijna ieder artikel der wet verwijst naar een algemeenen maatregel van Bestuur, maar de gevallen hier genoemd, en er zijn er nog honderden, zijn niet te beschrijven en dus ook niet te brengen onder een algemeenen maatregel van Bestuur. Voor de industrie is het al moeilijk algemeene regelen vast te stellen.t Wat zal het zijn voor den land- en tuinbouw, die in zooveel vormen wordt uitgeoefend en in ieder gewest verschillend is. Waarbij nog komt, dat volgens art. 15 van deze wet, de ambtenaren, van wier adviezen de maatregelen van Bestuur voor namelijk zullen afhangeD, nagenoeg dezelfde zullen zijn als die zijn aangesteld voor de uitvoering der gewone arbeidswet; mannen dus, die niet kunnen geacht worden op de hoogte te zijn van de toe standen, die hemelsbreed verschillen van die der steden en fabrieken. 4o. Eindelijk meenen wy dat een goede uit voering der wet moeilijk en kostbaar zal zijn. In de industrie, waar alle arbeiders bijeen in gesloten localen werkzaam zijn, is toezicht mogelijk, maai het zal bezwaarlijk zijn in den landbouw, waar het bedrijf op ieder dorp wordt uitgeoefend in honderden huizen, schuren, stallen, op alle wege en velden. De wetsontwerper zelf heeft dat voorzien, zooals blijkt uit art. 20. MIDDELBURG, 4 April 1913. Heden werden door de arrondissements-rechtbank de volgende vonnissen uitgesproken C. V., 29 jaar, zonder beroep te St. Jansteen, wegens mishandeling, tot f 3 boete subs. 3 dagen hecht., de eisch was f 5 b. s. 5 d. h. M. C. V., 27 jaar, zonder beroep te St. Jansteen, wegens mishandeling begaan tegen hare moeder, conform de eisch tot 14 dagen gev. straf. A. B. D., 39 jaar, slager te IJzendijke, wegens berleediging van een ambtenaar, conform de eisch, tot f 10 boete subs. 10 dagen hecht. J. P., 42 jaar, commissionair te Hoek, gedeti neerd te Middelburg, wegens poging tot oplichting, conform de eisch, tot 4 maanden gev. straf, met aftrek van het voor-arrest. Vrijgesproken: T. d. N., 43 jaar, wed, van J. d. K, J. B. V., 50 jaar, commissionair en W. V., 46 jaar, winkelier, allen te Goes, allen beklaagd van overtreding der hondenbelasting, overeenkomstig de eisch, K. B., 40 jaar, landbouwer en P. B., 21 jaar, landbouwersknecht, beiden te Grijpskerke, beklaagd van overtreding der jacht wet, met vernietiging van het vonnis van den kantonrechter te Middelburg. Dat er zich in Europa een volksstam van ongeveer 7000 zielen bevindt, bij wien het geld nog onbekend is, wordt eerst heden bekend, dank zij de Kaukasische afdeeling van het Russische aardrijkskundig genootschap. Het zijn namelijk d,e.r in Tiflis wonende Chewsuren. Als eenheid in de waardeberekening geldt bij hen de koe (10 roebel). Vier koeien vertegen woordigen de waarde van een merrie, zes koeien die van een ruin. Bij het verwonden van zijn vijand (bij moord en doodslag is bloedwraak ge oorloofd) betaalt de schuldigevoor eeu schedel- wond met openlegging van de hersenen, 15 koeien, bij dubbele beenbreuk 5 en bij enkel voudige 3 koeien. Een wond aan het voorhoofd kost 3 bokken. Wanneer behaarde deelen van het gezicht verwond zijn, beloopt de boete eenige tarwe- of gerstkorrels. Van het aantal tarwe korrels, dat in de lengte en van het aantal gerste korrels, dat in de breedte op de wond gelegd kan worden, wordt s/s deel genomen en het aantal overblijvende korrels wijst het getal koeien aan, dat als boete gegeven moet worden. Bij onbehaarde gezichtsdeelen geldt dezelfde regel, met dit onderscheid, dat 1f% van het aantal korrels op zijde gelegd wordt en geen winter-, Joch zomerkoren gebruikt wordt. Een zware verwonding aan de hand kost 16 koeien, terwijl een kwetsuur aan den duim 5 en aan den wijs vinger 4 koeien kost. Het duurst kost het ver lies van een oog30 koeien. Geschillen worden door scheidsrechters beslist. Vanaf 23 Maart, ter visieligging en verkrijg baarstelling der voorloopige kiezerslijst en bijbe- hoorende lijsten. 23 Maart tot en met 15 April gelegenheid tot reclame. Tot 21 Aprilter visieligging en verkrjjgbaar- slelling der reclames. Vóór 15 Meidefinitieve vaststelling der kiezerslijst. We zullen dit lijstje nu en dan afdrukken< Aanzien doet gedenken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1913 | | pagina 1