r o o i n c i a a 1 Dotksblad. 1731. Eerste Blad. Woensdag 2 April 1913. 19de Jaargang. Thans de meest gelexen Courant van Zeeland. Brieven, Stukken, Advertentiën te zenden aan de Administratie van „De Zeeuwsche Koerier" te Sas van Gent. Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Bestrijding der zaakwaarnemerij. Schadeloosstelling bij inkwartiering. De overstroomingen in de Ver. Staten. Anti-clericaal uitvaagsel in Frankrijk. Burgerlijke Standen. VOLKOMEN JUIST. Nieuwst ij dingen. DE ZEEUWSCHE KOERIER Deze courant verschijnt Woensdag en Zaterdag. Prijs per 3 maanden franco per post 75 cent. Voor België 1,50 frank, per 3 maandenvoor alle andere landen f 1,25, bij vooruitbetaling. Advertentiën van 1 tot 5 regels 50 cent Elke regel meer 10'cent Groote letters worden naar plaatsruimte bere kend. Bij abonnement korting. Dienstaanbiedin gen 3 cent per regel. MAAN: N. M. 6 April. E. K. 14 April. ZON Zon op 6 u. 40 m. Zon onder 5 u. 38 m. Door den ring van notarissen in het arrondis sement Heerenveen is een schrijven gericht aan alle notarissen in Nederland, om te verkrijgen een algemeene bestrijding der zaakwaarnemerij. In dit schrijven wijzen zij er op, dat het optreden van deurwaarders en anderen bij publieke verkoopingen steeds grooteren omvang aanneemt. Zij stellen voor lo. geen onderhandsche actes meer op te maken van overdracht van onroerende goederen, 2o. geen hypotheek of gelden van particulieren als hypotheek meer te verstrekken op goederen, waarvan de eigendomstitels onderhandsche actes zijn, 3o. de hypotheekbanken en credietinstel- lingen te overreden ook geen gelden meer op dergelijke goederen te geven. Dit punt zal op de eerstvolgende algemeene vergadering in 1913 besproken worden en men hoopt, dat het met algemeene stemmen wordt aangenomen. De burgemeester van Beek en Donk had eenige maanden geleden de aandacht van den Commis saris der Koningin in Noord-Brabant gevestigd op de geringe vergoeding (80 cent per persoon) voor inkwartiering. De Commissaris der Koningin, de opmerking gegrond vindende, vestigde de aandacht van den Minister van Oorlog op deze aangelegenheid, welke thans mededeelt, dat wijzi ging in de bepalingen, betreffende de voor in kwartiering enz. toe te kennen schadeloosstel lingen, zal worden overwogen. P. 's-H. Crt. Omtrent de overstrooming in Ohio, meldt een telegram van den New-Yorkschen corres pondent van „Daily Mail" nog de volgende bij zonderheden De geheele stad Dayton is thans één groot woest meer. De schattingen omtrent het aantal personen, die verdronken zijn, loopen uiteen van duizend tot zeven duizend, terwijl meer dan 70 duizend menschen zonder voedsel opgesloten zitten in de hoogste verdiepingen of een schuilplaats hebben gezocht op de daken der staan gebleven huizen. Het materieele verlies loopt in de millioenen. Naar het heet, is het St. Elisabeths-hospitaal, waarin zich 600 menschen bevonden, ingestort en ia een schoolgebouw met 400 kinderen totaal verdwenen. Ook te Columbus moet de toestand allerver schrikkelijkst zijn. Daar moeten 30 duizend menschen opgesloten zijn in de bovenverdiepingen hunner huizen, hebben 10 duizend personen daar hun onderdak verloren en zijn 150 menschen om het leven gekomen. Volgens een gerucht zijn te Indianapolis honderden huizen de Witte Rivier in gedreven en zijn 10 duizend menschen dakloos. Uit Washington wordt gemeld, dat president Wilson geruimen tijd geconfereerd heeft met den minister van oorlog Garrison. Later werd medegedeeld, dat de president be sloten had zelf naar Ohio te gaan, indien zijn aanwezigheid aldaar van eenig nut kon zijn. Hij wilde echter eerst het rapport van Garrison af wachten, die zich naar het gebied van de over strooming begaf, om daar persoonlijk de leiding van den reddingsarbeid op te nemen. Volgens matige schattingen bedraagt het verlies der spoorwegmaatschappijen in de door over strooming geteisterde districten meer dan 15 millioen dollars. Verschrikkelijke tooneelen hebben zich afge speeld tijdens de overstroomingen in Amerika. In een der gevangenissen van Ohio waren zestig dwangarbeiders opgesloten, toen het water de eenzaam-gelegen gevangenis isoleerde. Voedsel en drinkwater was weldra op, en de dwang arbeiders begonnen samen te zweren tegen de cipiers. Deze hadden zelf geen brood meer en konden de wenschen der gevangenen niet ver vullen, toen werd 't tuchthuis een hel. De hoofd opzichter moest herhaaldelijk van zijn wapens gebruik maken om de razende gevangenen in bedwang te houden, zij trachtten herhaaldelijk hem en zijn gezin te vermoorden. De hoofdop zichter moest troepen te hulp roepen en deze dreven de dwangarbeiders naar hun cellen terug. Eerst Vrijdag, toen het water begon te zakken, kon het noodige voedsel aangevoerd worden, dat door de half verhongerden gretig verslonden werd. Dezer dagen heeft zich te Vendöme (Frankrijk) een weerzinwekkend voorval afgespeeld, dat door Maurice Barree, wiens ijveren vóór het behoud dér kerkgebouwen in Frankrijk den lezers bekend: is, aan de kaak is gesteld. Vendóme bezit n.l. een schoonen klokketoren, een bouwwerk uit de vijftiende eeuw, waarvan kunstenaars en de Katholieken wenschten, dat het als een historisch monument werd ingeschreven. De commissie voor de historische monumenten had over de inschrij ving een ^gunstig advies uitgebracht en zoodra dat geschied is, mag er niet meer aan een gebouw geraakt worden. De gemeenteraad van Vendöme dacht daar echter anders over en, zich weinig storende aan de wet, besloot hij in den schoonen klokketoren van St. Martijn openbare privaten in te richtenurinoirs, W. C.'s en wasch-gelegen- heden. De prefect van Loir-et-Cher, het departe ment, ^waarin Vendöme ligt, en de onder-prefect keurden het besluit van de rioleeringswerken in den toren, die vroeger blijkbaar deel uitgemaakt heeft van een kerk, waarin begraven werd, is men op menschen-beenderen, ja op een geheel geraamte gestuit. Men heeft ze niet naar het kerkhof gebracht, maar onder de riool-buizen ingegraven. Barres verhaalde deze geschiedenis in de Kamer en betitelde met hoonende wel sprekendheid de leden van den gemeenteraad van Vendöme als „les accroupis de Vendöme" (het uitvaagsel van Vendöme. De Kamer deelde de verontwaardiging van Barres, maar de lieden van Vendöme waren nog niet aan het einde van hun onwaardig bedrijf. Men had bij den aanleg der rioleeringswerken twee steenen platen noodig en een der wethouders liet eenvoudig van het kerk hof twee zerken van armen-graven afnemen, op een waarvan men las, dat daaronder een vrouw van vijf-en-tachtig jaar begraven lag, die op 30 Maart 1900 gestorven was. Verder besloot de gemeenteraad van Vendöme bij meerderheid van stemmen, om op Goeden Vrijdag de openbare privaten in den klokketoren „in te wijden". Aan een der wethouders ontlokte dit besluit de vol gende opmerking, waarvoor de burgemeester hem door een commissaris van politie uit de raadszaal liet verwijderen: „Toen Sint-Martinus, zoo zeide de wethouder, in de vierde eeuw in Vendöme kwam, vond hij het land slechts met wilden be volkt. Zoo hij thans op het stadhuis terugkeerde, zou hij niet veel veranderd vinden." De burge meester heeft tevens een klacht tegen zijn wethouder ingediend bij den procureur-generaal van de republiek. Intusschen heeft het optreden van Barres tegen de ergerlijke houding (hoe moet men den geest, waarmede deze raad bezield is,eigenlijk noemen van den gemeenteraad van Vendöme alvast dit gevolg had, dat de twee zerken naar het kerkhof terug zijn gebracht en men poogt nu de schuld voor de grafschennis op een armzaligen straat werker te schuiven. En van een officieel voor het gebruik aanwijzen op Goeden Vrijdag door burgemeester en gemeenteraadsleden van de open bare gemakken in den toren van St. Martijn schijnt niets te zijn gekomen. Barres had reeds voorgesteld,, van den burgemeester en zijn raads leden bij hun „inwijdings"-werk een kinemato- grafische opneming te doen maken, opdat geheel Frankrijk de „accroupis de Vendöme" in dat werk kon zien. Onnoodig te zeggen, dat de gemeente raad van Vendöme voor het meerendeel is saamgesteld, uit een „bloem van anti-clericalisme", d. w. z. uit met satanischen haat bezielde kerk- ver volgers. (Tijd.) CLINGE. Huwelijks-aangiften. 5 Maart. René De Rijbel (van Kemseke), 25 j., jm. en Maria Melania van Koeverden, 19 j., jd. Geboorten. 1. Alphonsus Bernardus, z. van Angustus Matheus Plasschaert en Celina Meer- schaerl. Josephus Ludovicus, z. van Ludovicus Franciscus Bogaart en Johanna Rijk. 2 Josephus Gustaaf, z. van Josephus Valckx en Anna Maria de Moor. Josephus Aloijsius, z. van Honoré Ferdinand Vercauteren en Idalie Marie de Letter. 4. Aloijsius, z. van Franciscus Reunis en Celestina Maria de Cock. 10. Albert Julien, z. van Leo Leopold Heijndrickx en Joanna Maria Mingeroet. 14. Leon Jacobus, z. van Petrus Theodorus Kindt en Maria Broekaart. Overlijden. 6. Joseph Callens, 70 j., echtg. van Judoca de Koning. 11. Irma Stephania Goossens, 7 j., d. van Eduardus en Maria Eugenia Lockefeer. 13. Een als levenloos aangegeven kind van het mann. geslacht van Josephus Emericus Arthur Cleiren en Octavia Maria Clementina Weemaes. HONTENISSE. Huwelijks-aangiften. 14 Maart. Josephus Cornelis Johannes van Remortel, 29 j., jm. en Anna Maria Ban, 27 j., wed. Geboorten. 2. Leonard René, z. van Leonardus Duvivier en Paulina Rosalia van Goethem. Maria Cornelia, d. van Joseph van der Poel en Philomena Mathilda Hoefeijzers. 6. Joseph, z. van Eduard de Wilde en Angelina Paulina van Leuven. 7. Johannes, z. van Petrus Francies de Roos en Maria Louisa Hiel. 10. Josephus -Alouisius, z. van Josephus Hoefeijzers en Philomena Steijns. Josephus Eduardus, z. van Eduard Theodoor de Waal en Louisa Anna van Remortel. 14. Suzanna Aaltje en Janna, dochters van Adriaan den Hamer en Janna de Visser. 15. Maria Louisa Catharina, d. van Johannes van den Branden en Mathilde Maas. Keukenmeid bij een vleeschhouwer. „Heb je lever „Neen." „Heb je nieren „Neen". „Heb je hersens?" „Ook niet." „Wel man, dan ben je een misgeboorte." (Msbd.) NEDERLAND. Van een vergadering die niet doorging. Ergens in den omtrek van Haarlem zou een bekend spreker een rede houden tegen de Tariefwet. Hij kwam er aan, vond niet alleen niemand om hem le begroeten, maar werd zelfs weldra gewaar, dat er van de heele vergadering niets komen zou. De voorzitter, die den afgesproken datum kende, was buitenslands, maar de secretaris, onkundig van den vastgestelden dag, had daar ook niet naar geïnformeerd en zoo was er geen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche Koerier | 1913 | | pagina 1