WAARHEID en EENHEID m m lijm „Voor de Dienst" der geslachten Momenten uit de geschiedenis van de tterv. Kerk in de 19e eeuw/ borst slaan vanwege de grootste con sternatie. Ook de gelovigen! Doch zij zullen niet roepen'. „Bergen, valt op ons en heuvelen, bedekt ons, om te ontkomen aan die ogen, die zijn als een vlam vuur." De dwaasheid der goddeloosheid en de zonde van het ongeloof zal dan zonneklaar blijken. En ieder ongelovige zal het erkennen: „Ik heb niet gewild. Ik ben wel genodigd en ben gewaar schuwd. Ik heb het geweten, maar ik heb niet gewild." O, die dag Maar de gelovigen worden vergaderd. „Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en ze zullen zijn uitver korenen samenbrengen uit de vier wind streken, van het ene einde des hemels tot aan het andere einde" A.D. Dat oude mensen soms ook fijn ent housiast kunnen zijn, bewees de vol gende zondag. Want de Kam draaide meer op zijn zitplaats heen en weer dan anders en gesticuleerde druk met zijn handen. En boven het orgelspel uit hoorde ik enige brokstukken van zinnen, waar uit op te maken viel, dat hij weer bij zijn getrouwde dochter in Vlissingen was geweest. Uit het voor mij onsamenhangend geheel van zijn mededelingen, begreep ik, dat hij een eucumenische dienst had bijgewoond. Maar het allemaal begrijpen was niet mogelijk. En op gevaar af door hem als nieuwsgierig bestempeld te wor den, besloot ik na afloop van de dienst, met hem hierover een praatje te maken. Toen de kerk uitging trof ik het, dat hij alleen de weg opliep naar zijn huisje. Zonder dat hij het bemerkte was ik sneller gaan lopen, zodat ik hem vlug had ingehaald. Toen hij mij als altijd achter hem zittende medebroeder herkende, lachtte hij vriendelijk en zei: ,,Ik wist niet, dat u in deze richting van de stad woonde." ,,Nee, dat klopt," zei ik, ,,maar ik ben nogal nieuwsgierig van aard en heel toevallig hoorde ik u vanmorgen iets tegen uw buurman vertellen, over een kerkdienst die u in Vlissingen mede gemaakt had en daar ik mij voor deze zaken interesseer, dacht ik, dat u mis schien hierover ook iets aan mij zou willen vertellen." Opnieuw zag ik dat zijn ogen be gonnen te glinsteren en weer bemerkte ik, hoe leuk hij het vond dit te doen. En terwijl wij langzaam verder liepen begon hij: „Vorige week was mijn dochter jarig. Dan is het altijd de ge woonte, dat ik sinds het sterven van mijn vrouw, daar voor een dag of tien naar toe ga." „Toen ik daar kwam, hoorde ik al vlug van een actie, die de Raad der Kerken georganiseerd had, over het thema: „Warwereld, wat nu?" Er waren op verschillende plaatsen discusieavon- den gehouden. Met mijn dochter ben ik daar ook heen geweest. De problemen die in kleine groepjes afzonderlijk be handeld werden, gingen in hoofdzaak over het verkeer, het gezin en de sociaal- economische omstandigheden, waarin wij thans leven." „Op de laatste avond was er een forum geweest, die de vragen, welke in de verschillende groepen naar voren ge komen waren, verder besprak. Dat was mooi. Maar het allerfijnste vond ik de gemeenschappelijke dienst die zondags avond gehouden werd. De kerk was goed gevuld en het hartverwarmende was de boodschap van de gezamelijke kerken. Want tegen de achtergrond van de warboel in de warwinkel van de warwereld was het thema: „Wat zijt gij bezorgd, kleingelovigen? Ziet naar de vogelen des hemels." Tijdens de dienst werd veel gezon gen. Begeleid en ondersteund door een groot koor van jonge mensen. Die een enthousiasme wisten aan te kweken, dat oversloeg op alle aanwezigen, zodat jubelend aan het eind door de kerk galmde: „Heel Gods volk trekt langs de wijde wegen pelgrimerend eeuwenlang op reis, zingend van een oud en ver verleden, heimwee naar het paradijs, wat uitliep op de onbegrijpelijke, het niet door mensenverstand te bevatten uitnodiging: Zie de Vader wenkt met Zijn hand en Zijn feestmaal staat al gedekt." En zachter sprekend vervolgde hij: „Toen kwam er spijt in mij op, dat dit plaats vond in een kerk, dus een be sloten ruimte. Ik dacht, wanneer die andere jeugd, die in kroegen op de Nieuwedijk en Zeilmarkt zich zitten te vervelen, dit zouden kunnen meemaken, zij misschien jaloers werden. Ik vroeg mij, af of de gezamelijke kerken tegen kerstfeest in een grote zaal iets derge lijks zouden kunnen organiseren? En als dan elk kerklid de verplichting op zich zou nemen, om minstens een bui tenkerkelijken er mee naar toe te nemen. Wij zouden dan als verschillende ker ken een eenheid laten zien in het ge boren Kerstkind. En dan was de wereld een sterk en veel gehanteerd wapen uit de handen geslagen." Wij waren ondertussen bij zijn kleine woning aangekomen. En bij het afscheid nemen dacht ik, dat het misschien wel goed was om die vraag eens door te geven. Omdat ik het geen gek idee vond. Jan van Westhove (toespraak gehouden voor een gecombineerde vergadering van de Hervormde en Geref. kerkeraden van het Zand te Middelburg) door T. E. N. Ozinga Het Modernisme (tussen Afscheiding en Doleantie) In het vorige artikel is de Groninger Richting ter sprake geweest. Deze richting is uitgelopen op een vrijzinnigheid, waartegen de Afscheiding o.a. een reactie was. Opmerkelijk is dat na en door de Afscheiding de rechtzinnig heid niet uit de Hervormde Kerk verdwenen blijkt te zijn. De vrijzinnigheid uitteraard ook niet. In de tweede helft van de 19e eeuw deed zich een vrij zinnigheid voor, die in de regel het Modernisme wordt genoemd. Het ken merkende van alle vrijzinnigheid is dat deze het menselijk inzicht boven de Heilige Schrift stelt. De Groninger richting was vooral slap geweest, maar vergeleken met het Modernisme bepaald goedaardig. Het Modernisme was fel. Er zijn dingen die geheel of gedeeltelijk tot het „bovennatuurlijke" behoren (b.v. de wedergeboorte, de inspiratie). Het is niet mogelijk voor ons mensen om deze dingen te verklaren gebruikmakend van de wetenschappelijke methode. Het Modernisme echter rekende op „wetenschappelijke" manier eenvoudig af met het bovennatuurlijke: met het bestaan van bijzondere goddelijke open baring, met de godheid van Christus, de opstanding, de wonderen, de heils geschiedenis in het algemeen. Zoals de Groninger Richting mede de Afscheiding op haar rekening heeft, zo heeft het Modernisme tot de Doleantie geleid. Toen in 1854 zowel in Den Haag als in Amsterdam de eerste Moderne predikanten hun intrede deden, bleken alle protesten van de zijde van de gemeente, ook die langs kerkelijke weg ingediend, vergeefs. Want in de Hervormde Kerk was de leervrijheid een onaantastbaar goed geworden. De bezwaren van de kerkleden zijn wel tot de synode doorgedrongen. Zo werd door een predikant uit Zutfen antwoord verlangd op de vraag: „Is de synode niet van mening dat de ontkenning van de opstanding van Jezus Christus als historisch feit door een candidaat die tot de predikdienst wordt toegelaten, in strijd is met de verklaring die schriftelijk door hem wordt afgelegd?" (de proponentsformule dus). De Synode besloot geen uitspraak te doen. Derhalve werd het mogelijk dat het Modernisme zich breed maakte in de kerk. Door de reglementen werd het voorts onmogelijk gemaakt voor de plaatselijke gemeente om het Modernisme van de kansel te weren. H. Algra beschrijft in zijn boek: „Het wonder van de 19e eeuw" op p. 290, 299 een paar incidenten die typerend zijn voor de situatie in de plaatselijke gemeente. Het Modernisme is met een geweldig élan en groot zelfvertrouwen de Hervormde Kerk binnengetrokken; het had immers de wetenschap achter zich. Waar het Modernisme heeft gezegevierd, b.v. in Noord-Holland is de kerk leeggelopen. Deze lege kerken vormen de erfenis van het Modernisme. Een andere erfenis is de vrijzinnigheid die een legitieme plaats heeft gekregen in de Hervormde Kerk. Dè Hervormde kerk is niet meer een richtingen kerk, maar een modaliteitenkerk. Een modaliteit is een richting die als wettig en waardevol is erkend en ingelijfd in het geheel van de Ned. Herv. Kerk. Dus vindt men de vrijzinnigheid in alle uitingen en organisaties van de Herv. kerk terug, denk b.v. aan de pers en aan het Ikor. Kenmerkend voor de vrijzinnigheid, naar haar eigen verklaring van 1950, is nog steeds dat zij de voortgang van de theologische wetenschap niet door de Bijbel belemmerd wil zien. Anders gezegd: ook de Bijbel dient onderworpen te worden aan de toets van de wetenschap en de filosofie. De vrijzinnigheid is ook typisch afkerig van iedere geloofsformulering. Ik heb het eens meege maakt dat een vrijzinnige dame weigerde dit gezang mee te zingen: „laat ons, Heer, de troost dier leer door geen twijfel ooit ontroven". Om terug te keren tot het laatste kwart van de vorige eeuw, de tijd dus vlak voor de Doleantie vele gemeenten hebben het Modernisme voorge schoteld gekregen van de kansel. Dan waren er over het algemeen twee mogelijkheden: De mensen bleven op den duur thuis, omdat ze „er niets meer aanvonden" aan de kerkgang en aan de preek, of ze bleven nog wel komen, hoewel ze de bijbelse boodschap misten; maar ze waren eenvoudig weerloos. Er is destijds ook een vereniging geweest, eerst in Rotterdam, daarna ook in Amsterdam die de naam droeg: „Vereniging ter handhaving van de leer en de regten der Ned. Herv. Kerk". De leer, want ging het om het geestelijk voedsel van de gemeente, en de rechten, want het ging om de mondigheid van de plaatselijke gemeente. Deze toenmalige Ver. van Verontrusten is niet populair geweest. De Reglementen en de plaatselijke gemeente Het was dus zo, dat onder het „synodale juk" het kerkverband het karakter van de plaatselijke kerk bepaalde. Zei de plaatselijke kerk: „Wij willen hier trouw blijven aan de belijdenis", dan bepaalde de Synode: „Dat gaat niet; de plaatselijke kerk moet de reglementen gehoorzamen". Kuyper heeft daarom gestreden voor de mondigheid van de plaatselijke kerk. Zoals U zich misschien nog herinnert heeft Dr. Gravemeyer in 1945 ter Hervormde Synode een symbolische handeling verricht: Hij nam de Bijbel en legde die op de reglementenbundel. En daarmee gaf hij te kennen dat op 3 aug. 1945 de Ned. Herv. Kerk een nieuwe kerkorde had gekregen. Was dit een zestig jaar eerder gebeurd, dan was daarmee de Doleantie waarschijnlijk voorkomen. Want de Doleantie is geboren uit het verzet tegen de kerkelijke reglementen en tegen de leervrijheid waardoor het Modernisme overal kon binnendringen. In wezen is echter de Herv. Kerk in 1945 niet veranderd; het is nog steeds de kerk van de leervrijheid. Conflicten rondom de aanneming tot lidmaat En varen dus rechtzinnige gemeenten, waar de kerkeraad zich geroepen voelde de belijdenis te handhaven. De moeilijkheden die daardoor ontstonden werden in Je regel acuut rondom het belijdenis afleggen en de bediening van de sacramenten. In Amsterdam b.v. wilden rechtzinnige ouderlingen niet meewerken aan de aanneming tot lidmaat van vrijzinnige catechisanten die opgeleid waren door vrijzinnige predikanten. Deze catechisanten wilden daarom belijdenis doen in een vrijzinnige gemeente buiten Amsterdam om daarna met attestatie terug te keren naar Amsterdam. Maar om in een andere plaats belijdenis te kunnen doen, moesten zij een attest hebben van de eigen kerkeraad van goed zedelijk gedrag. De kerkeraad van Amsterdam was tot het afgeven van zo'n attest alleen bereid als duidelijk werd wat voor belijdenis de a.s. lidmaten gingen afleggen. Jammer genoeg had de kerkeraad van Amsterdam tevoren nooit geprotesteerd tegen de komst van drie moderne predikanten. Vermoedelijk omdat dat toch een hopeloze zaak was. Intussen had het Modernisme via prediking en cate chisaties veel veld gewonnen in Amsterdam. Het tragische was vervolgens dat de bewuste kerkeraad is geschorst door het klassikaal kerkbestuur, waarvan alle leden op één na rechtzinnig waren. Dit „rechtzinnige" klassikale kerk bestuur moet dus öf erg bang zijn geweest of onbegrijpelijk formalistisch. Waarschijnlijk heeft formalisme te maken met het ontbreken van een inner lijke overtuiging. Iets dergelijks gebeurde ook op andere plaatsen (in Friesland). Verder waren er soortgelijke moeilijkheden rondom doop en avondmaal als ten tijde van de Afscheiding. Om schorsing te voorkomen gingen sommige ge meenten over tot „losmaking uit het synodale verband", zoals men dat noemde en daarmee was de Doleantie begonnen. De kleine luyden en het onderwijs Wat het Modernisme was in de theologie, was het Liberalisme in de politiek. Het Liberalisme zag het onderwijs als een middel tot verhoging van het volks geluk. Het propageerde de zg. neutrale school, die een algemeen Christelijk karakter moest hebben, waarvoor het noodzakelijk was b.v. dat er geen onder wijs uit de Catechismus werd gegeven. Het onderwijs moest opvoeden tot algemene Christelijke en maatschappelijke deugden. De onderwijzers moesten de algemene zedelijkheid vóórleven. Het Liberalisme erkende natuurlijk geen bijzondere Openbaring, maar achtte de menselijke rede, het menselijk inzicht, de wetenschap normgevend. Zo is de neutrale school toen ook als middel gehanteerd om de gemeente er onder te krijgen. Het werd daarom absoluut noodzakelijk Christelijke scholen te stichten. De zg. schoolstrijd. In de tijd van de Doleantie was er een groep mensen die door Abraham Kuyper werd aangeduid als de „kleine luyden", een term die doet denken aan de gemeente te Corinthe „niet vele rijken, niet vele edelen" (1 Cor. 1 26).De kleine luyden zagen de belijdenis van de kerk als „Sions roem en sterkte". Verder was er een grote middengroep die zich niet verzette tegen de vrijzinnigheid, maar zich wel bijzonder vijandig betoonde jegens Kuyper en zijn medestanders en de Vrije Universiteit. Het zijn de kleine luyden geweest die de verantwoordelijkheid hebben willen nemen voor belangrijke zaken, o.a. onderwijs tot aan een universiteit toe. De V.U. is gesticht cfoor Kuyper en de kleine luyden. Van 1880 tot 1947 is de V.U. gefinancierd door de kleine luyden en hun nageslacht. De Liberalen en socialisten waren van mening dat aan de Vrije Universiteit geen sprake was van wetenschappelijk onderwijs, omdat de V.U. zich gebonden had aan de Geref. beginselen. Maar het Geref. standpunt is dat ook de wetenschap zich zal moeten buigen voor Gods ge openbaarde waarheid. Nu wordt opnieuw het onderwijs en ditmaal het Christelijk onderwijs de torpedo die afgevuurd wordt op de gemeente. Speciaal het Middelbaar Onder wijs levert jongelui af die geleerd hebben het menselijk inzicht te stellen boven de Heilige Schrift. De Hervormde Kerk nu De Herv. Kerk is ondanks het gebaar van 1945 nog steeds een kerk die vervolg op pag. 3 70) door Jan Lourense Er komt een majoor op de fiets: Dominee Veter man! Hij kruipt in de stelling en spreekt enkele woorden van bemoediging. „Vrienden, we zijn in Gods hand; zullen we bidden?" En op die stralende morgen in de meimaand van 1940 spreekt de veld prediker een kort gebed uit. Ook de communist Huizinga heeft de handen gevouwen... Even later heeft- dominee Veterman nog een apartje met Johan, wiens familie omstandigheden hij weet, want die heeft Johan hem verteld. „Alles is in orde, dominee. Als ik... als ik (zijn stem stokt even) als ik hier niet levend vandaan kom, wilt u dan mijn ouders en mijn oom en tante in Middelburg..." „Als ik in leven blijf, zal het gebeuren, Israël. Jongen, laten we op God vertrouwen. Ik weet ook niet, wat mij overkomen zal. Maar ik vergeet je niet. God zij met je." Dan kruipt hij naar Leo Broels. Zij verkeren in spanning en afwachting. Zo nu en dan komt een Stuka over, die een bom laat vallen. Maar dan horen zij in de verte het dreunen van het Duitse geschut, onder dekking waarvan de troepen oprukken na de Achterhoek te hebben gepasseerd. Zij naderen de Grebbelinie. Al vrij spoedig wordt er moorddadig gevochten. Aan weerszijden. Tientallen en nog eens tientallen Duitsers en Nederlanders sneuvelen; honderden worden gewond en naar de gereedgemaakte nood hospitalen achter het front vervoerd. En de mitrail leurs en de stenguns ratelen maar. Een luguber, oorverdovend geluid. De dokters en verplegers zijn druk bezig. De veldpredikers hollen van de stel lingen naar de noodhospitalen en omgekeerd. Do minee Veterman ontsnapt nauwelijks aan de dood: op geen tien meter afstand slaat een Duitse granaat in, die hij nog net ontwijken kan... Dat duurt zo enkele dagen. Johan en Freek Huizinga heben verschillende van hun kameraden zien vallen. Ook Leo Broels is dood... Dan komt, toch nog plotseling, het bevel tot de terugtocht, Het verwachte bevel. Tegen zo'n over macht is niet te vechten. Het wordt een chaotische terugtocht naar het Westen. Het grote gros van de Grebbebergverdediging komt niet verder dan Cot- hen. Daar verschijnt in-bleek en evenals zijn sol daten de doodvermoeide regimentscommandant, die meedeelt, dat de wapens moeten worden neer gelegd. Daarop volgen de Duitsers en honderden offi cieren en duizenden onderofficieren en minderen worden krijgsgevangen gemaakt en naar Duitsland gevoerd, ook de beide veldpredikers en de aal moezenier. Ze vernemen onderweg allerlei geruchten. Som migen van hun Duitse begeleiders laten iets los. De Nederlandse regering zou naar Londen gevlucht zijn, de koningin ook. De opperbevelhebber van het Nederlandse leger zou gecapituleerd hebben. Dan zou de oorlog in ons land vijf dagen geduurd hebben. Ze weten niet, wat ze er van moeten ge loven. De tocht der krijgsgevangenen naar Duitsland duurt dagen. Want men schiet niet vlug op. Eten wordt haast niet verstrekt. Tenslotte komen zij dan toch aan de eindbestemming: het stadje Weinsburg in Wurtemberg. Het is daar, dat Johan door het kamp lopend met Freek Huizinga dominee Veterman ontmoet, die na de begroeting bijna direct vraagt: „Weten jullie iets van Leo Broels?" „Zo dood als een pier! Kogel vlak door zijn kop!" barst Freek Huizinga onmiddellijk los. Johan ziet geen kans, een woord te zeggen. Ontzet ziet de predikant hen aan, waarna de communist weer losbarst, alleen op een andere toon: „O, dominee, waarom moest dat nou?! Zo'n fijne vent! Zo'n oprecht christen! Hij zou dit najaar trouwen. Die arme meid! Waarom nou? Zeg dat nou eens. Daar voor ben je toch dominee!" 't Is moeilijk. Met een gelovig mens kun je nog praten. Maar met Freak Huizinga... De predikant geeft Johan een stille wenk. Dan pakt hij Freek bij de schouder en wandelt met hem naar een stil, rustig gedeelte van het grote kamp en praat en praat. Zou de inderdaad ontredderde communist er iets van hebben begrepen; zou het hem iets gedaan hebben? Het blijkt juist te zijn, dat Nederland heeft gecapituleerd, althans het leger. Er komt in het kamp een algemene bekendmaking, dat de vijande lijkheden gestaakt zijn en de krijgsgevangenen ge leidelijk naar huis zullen worden gezonden. Er is ongezouten critiek op het vaststaande feit dat de koningin naar Engeland is gegaan. En Prinses Juliana met haar kinderen naar Canada. En de regering ook naar Londen. „Ze laten ons en de hele boel in de steek, de lafaards!" Het kost de beide predikanten de grootste moeite de critici duidelijk te maken, dat er goed gehandeld is Wat hebben zij dan gewild? Dat de koninklijke familie gevangen zou zijn genomen? Dan zou alles afgelopen zijn. Nu wordt vanuit Londen de oorlog voortgezet, te samen met de bondgenoten. Want ze moeten wel weten, dat alleen het leger gecapituleerd heeft, niet het land, niet de regering. De koning van Noorwegen is met zijn regering toch ook naar Londen gegaan? Die van Denemarken niet. Maar die zit gevangen in zijn eigen paleis! Dan gaan de jongens toch langzamerhand inzien, dat ze wel eens ongelijk kunnen hebben. Sanne kijkt verbaasd op, als het meisje in. de winkel komt: Ida van Dijk! De Van Dijks zijn wel vaste klanten, maar brood en andere dingen worden er altijd aan huis bezorgd. Er is nog een klant in de winkel. Als die geholpen is wil Sanne het meisje vragen, wat zij wenst. Maar die treuzelt en kijkt opzettelijk in de etalage, die het bekijken niet waard is, want de distributie is er de oorzaak van, dat er feitelijk alleen brood gebakken wordt. De klant vertrekt met een korte groet. Vragend kijkt Sanne het vreemddoende meisje aan. (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 2