m m inn „lacht in Zeeland" der geslachten Kerknieuws Zingen derhalve generlei maatregelen genomen. Groen, die jurist was, benaderde het probleem meer van de juridische kant. Hij was van oordeel dat de Synode verplicht was de belijdenis te handhaven. Hij vond kerkelijke tucht een onont beerlijk middel tot kerkhersel. De Hervormde kerk liet inmiddels bewust de ontrouw aan de belijdenis toe. Trouw aan de belijdenis werd in zekere zin ook toegelaten, tenminste wat de prediking betrof. Wat tot moeilijkheden heef geleid (tot schorsing van de betrokken ambtsdragers) was trouw in de bediening van de sacramenten. De afscheiding U heeft wel eens gehoord, neem ik aan, van de zes vaders van de afscheiding. Dat waren: Hendrik de Cock, 34 jaar, Scholte, 30 jaar, G. F. Meerburg, 29 jaar, Van Velzen, 25 jaar, Brummelkamp, 24 jaar en Van Raalte, 24 jaar. Bepaald geen ,,laat-bloeiers". Ik kan ook weer niet breed uitweiden over de Afscheiding. Iets ervan zal U toch nog wel bekend zijn. Er zijn genoeg boeken over. En ik kan U verwijzen naar een vrij nieuw boek: Het wonder van de 19e eeuw van H. Algra. Verschillende van mijn citaten zijn aan dit boek ontleend. Het doet een machtig verhaal over de 19e eeuw, Alleen dus maar een paar opmerkingen hier en daar over de Afscheiding en speciaal Hendrik de Cock. De Cock was een echte leerling van Hofstede de Groot en werd ook door deze hoogleraar in Ulrum bevestigd. Maar door allerlei contacten kwam De Cock tot andere gedachten. Omstreeks 1833 vond De Cock het nodig dat de Dordtse Leerregels werden herdrukt. Op eigen kosten liet hij ze drukken en stuurde ze rond. Koning Willem I ontving ook een exemplaar. De preken van De Cock begonnen geweldig veel mensen te trekken. De moeilijkheden werden zichtbaar toen De Cock kinderen uit andere gemeenten ging dopen. Er waren mensen die daarom vroegen omdat ze meenden dat ze in hun eigen woonplaats waar de belijdenis niet werd gehandhaafd de doopvragen niet konden beant woorden (de vraag: of gij niet bekent dat de leer in de Chr. Kerk alhier geleerd wordt, de waarachtige en volkomen leer der zaligheid is). Dan had De Cock een geschriftje laten drukken (in antwoord o.a. op een publicatie van twee niet rechtzinnige predikanten). Dat geschriftje had een zeer uitvoerige titel, waarvan de kern evenwel luidde: De Schaapskooi Christi aangetast door twee wolven. Ik heb vroeger wel eens gedacht: Hoe verzint-ie het? Maar de Here Jezus waarschuwt metterdaad dat zoiets mogelijk is o.a. in Joh. 10. Hij noemt Zichzelf de GOEDE Herder, niet alleen omdat Hij het zo goed doet, maar omdat er ook dieven en moordenaars zullen zijn en wolven (in schaaps kleren!) die de kudde zullen aanvallen. Deze publicatie en het dopen van kinderen uit andere gemeenten heeft men aangegrepen om Ds. De Cock te schorsen. Volgens een juridisch bedenkelijke procedure is het gekomen tot zijn afzetting. De kerkeraad van Ulrum heeft toen uitgebracht de Acte van Afscheiding of (liever gezegd) Wederkering (d.w.z. wederkering tot de Geref. beginselen en de Dordtse kerkordening). Bovengenoemde predikanten sloten zich bij De Cock aan. Over de vervolging van de Afgescheidenen zou een boekdeel te vullen zijn: hoge geldboetes, inkwartiering, gevangenisstraf (gijzeling), mishandeling van de zijde van het publiek. Tot de pleitbezorgers uit voorname kring hebben behoord: Mr. Van Hall, overgrootvader van oud-burgemeester Van Hall van Amsterdam, en Groen van Prinsterer. In Den Haag was er een gemeente van aanvankelijk negen leden die ten huize van Mr. Van Hall bijeen kwam. Mr. Van Hall was zelf ook lid. De mannen van het Reveil hebben zich niet afgescheiden. Zoals gezegd bestonden er ook al enige andere Afgescheiden groeperingen. Onder de Afgescheidenen heeft zich veel verdeeldheid voorgedaan. Dat is aan de vijanden van de Afscheiding niet ontgaan en zij meenden zeker te zijn van de ondergang van de beweging. Maar uit de Afscheiden kerken zijn ontstaan: de bloeiende Christian Reformed Church in de V.S., de Christelijke Geref. Kerk, de Geref. Gemeente, terwijl een gedeelte zich later verenigde met de kerken van de Doleantie. Toen en nu Er zijn duidelijke punten van overeenkomst tussen de geschiedenis van de Herv. Kerk in de 19e eeuw en hetgeen zich nu afspeelt in de Geref. Kerken. Hoewel de Geref. Kerk een duidelijk ondertekeningsformulier voor ambts dragers heeft, menen vele hoogleraren en ambtsdragers daardoor niet gebonden te zijn. De wereldlijke rechter zou dergelijke meinedigheid of kwade trouw niet ongestraft laten. Een synode verwacht daarentegen alle heil van het medische standpunt. Ook thans doet zich een scheiding voor tussen theologanten en „ongelet- terden". De theologie meent te kunnen en moeten uitmaken hoe de Bijbel gelezen en verstaan moet worden. Daarbij wordt niet Schrift met Schrift vergeleken, maar de wetenschap en het menselijk inzicht maken uit wat in de Bijbel gehandhaafd kan worden als geloofwaardig. Ook nu weer zwermen kerkgangers uit om hier en daar hun geestelijk voedsel te gaan zoeken. Wat dat betreft herkennen en vinden gelovigen in diverse kerkgenootschappen elkaar in de huidige omstandigheden. Toen deden zich grote onwetendheid en minachting voor ten aanzien van de belijdenisgeschriften. Ook nu is dat weër het geval. Is er in onze tijd sprake van een nieuw Reveil als we kijken naar een tijdschrift als Koers, een nieuwe Omroep als de E.O.? Zal het nu ook weer in de Schriftuurlijke tegenover de onschriftuurlijke bediening van de sacramenten zijn, dat de kloof zichtbaar zal worden? (slot volgt) Tijdens het rondbrengen van de ille gale lectuur en ook daarna, was de vraag die steeds bij Jan opkwam, hoe of die organisatie, welke Vrij Nederland drukte en uitgaf, aan zijn adres ge komen was. Hij liet zijn famileleden, vrienden en kennissen de revue passeren, en steeds kwam hij terecht bij een persoon, als mogelijke verstrekker. Zijn vriend toen zij gemobiliseerd waren, Kees van Damme. Met hem had hij, vóórdat de Duitsers het land overrompelden, veel en lang over alle mogelijke onderwerpen gesproken. Hij wist, dat hij in Amsterdam woon achtig was, maar zou hij nog in leven zijn? Op de laatste dag, dat hij hem ge zien had, na het bombardement van de Zanddijk, was hij hem uit het oog verloren. En bij informatie daarna was verteld, dat Kees opdracht gekregen had, de administratie van het bataljons bureau met een vrachtwagen naar Zeeuws Vlaanderen te brengen. En daarna had hij niets meer over hem vernomen. Leefde hij nog, of was hij daar of later toch nog gesneuveld? Hij wist het niet. Maar met de regelmaat van de klok bleef de illegale lectuur bij hem komen. En het beperkte zich niet alleen tot krantjes, ook gedrukte brieven bestemd voor predikanten, pastoors, soms ook voor doktoren en ook onderwijzers kwamen bij hem aan, waarop hij deze dan altijd clandestien in de brieven bussen daar deponeerde. Echter altijd nog met andere namen wan afzenders. En immer grote bedrijven. Doch altoos nog fout gespeld of gedrukt. Dagen daarna genoot hij inwendig soms van de reacties op zijn werk. Doordat niemand wist, wie de ver spreider was, ging hij brutaal daarna soms kwasie toevallig bij een lezer langs en draaide het gesprek in een richting, die in de verzetslectuur ter sprake ge komen was. En zonder dat men be vroedde met het contactadres te maken te hebben, reageerde iedereen er weer anders op. Want hoewel allen het er overeens waren, dat men de Duitsers de voet dwars moest zetten, toch was de manier waarop dit moest gebeuren, bij bijna iedereen weer anders. En daardoor werd hij in de belangrijkheid van deze uit gaven versterkt. Er moest lijn inkomen en de krachten gebundeld en op één doel afgestemd worden. Wanneer hem recht op de man af gevraagd werd, of hij misschien wist, wie de verspreider in de stad was, loog hij als een geboren bedrieger, er niets van af te weten. En steriotiep was altijd zijn antwoord: ,,neen, dat zou ik ook wel eens willen weten." En trouw, als er weer een zending aankwam, werd het aan het adres van een mogelijke geinteresseerde bezorgd. Maar dat er veel facetten in het werk van het verzet waren en dat er goed nagedacht moest worden over mogelijke consequenties, kwam uit toen hij eens met zijn vrouw en kind, bij zijn ouders, die op een andere plaats woonden, logeerde. Zondagsmorgens, na het uitgaan van de kerk en op weg naar huis, had zich de boekhandelaar van Beek bij het groepje gevoegd. In het gesprek, dat volgde waren de preek en de tekst gauw naar de achter grond verdrongen, vooral toen het ging .over de nieuwe maatregelen, die telkens door de bezetter genomen werden. Opeens zei van Beek: ,,Het is toch erg, dat de Duitsers aan de maatschap pijen de geld uitkeringen hebben ver boden aan de vrouwen en kinderen van zeevarenden. Op deze manier willen zij de mannen pressen zo snel mogelijk terug te komen." En fel voegde hij er aan toe: "Daar zouden wij toch wel iets aan moeten doen." De anderen waren doorgelopen, zodat Jan nog alleen bij hem was. En timide vroeg hij: ,,Maar hoe?" Na eerst goed rondgekeken te hebben of niemand hem kon horen, volgde zijn antwoord: ,,En toch lijkt het mij niet zo moeilijk. Ik heb al enkele weken over dit probleem nagedacht en heb van een paar beter gesitueerden toezeggingen gekregen om geldsbedragen te ontvan gen, omdat onder die slachtoffers te verdelen. Maar de moeilijkheid voor ons is: ,,wie brengt het daar?" En na even gezwegen te hebben, klonk het als een ultimatum: ,,En nu had ik gedacht, dat jij dat maar eens moest doen." ,,Maar, maar, hoe kan dat nou?" hakkelde een overrompelde Jan, ,,ik ken bijna geen enkele zeevarende?" ,,Dat is geen bezwaar," klonk het hem tegen. ,,Wij hebben clandestien van een goede vaderlander op het stadhuis, de namen en adressen van die vrouwen gekregen en het enigste, wat door jou gedaan moet worden is eens in de maand dat geld daar afgeven." Perplex was de jongen blijven staan en dacht er over na. Hij wist dat het gevaren zou inhouden, maar dat vond hij niet erg. Doch het probleem was gelegen in de loslippigheid van de bu ren. Wat zouden die ervan denken, als hij regelmatig bij alleenstaande vrouwen op bezoek ging? Zou men er niet heel iets anders achter zoeken? Nee, de bezorger moest een kruidenier of melk boer zijn, waarvan het niet opviel, dat zij daar telkens kwamen. Nog steeds zwijgend liet hij verschil lende mensen uit die branche in zijn geest de revue passeren. En opeens meende hij een geschikte candidaat voor dit werk gevonden te hebben. En altijd vlug in besluiten te nemen, antwoordde hij: „Zelf kan ik het niet doen, dat zou, dacht ik, niet verstandig zijn, maar ik zal een betrouwbaar persoon opzoeken en hem naar u toesturen." „De man, die ik op het oog heb, is kruidenier en een 100% te vertrouwen Nederlander." Van Beek ging ermee accoord en de mannen namen afscheid met een hand druk en een zacht uitgesproken O.Z.O. wat voor hen beiden inhield, dat Oranje zal overwinnen. Toen Jan weer thuis was, werd een der eerste dingen die hij deed, die winkelier bezoeken. En zoals hij ver wacht had was hij direct bereid dit werk op zich te nemen. Op een nacht toen Jan niet slapen kon, besefte hij dat illegaal werk veel omvattend was. Dat overal mogelijk heden waren om de Duitsers tegen te werken. Maar ook begreep hij, dat de risico's steeds groter werden. Hij wist, hij bleef mens. Met fouten en gebreken. Dat in dit werk ook het avontuurlijke hem aantrok. En dan moest hij den ken aan boeken, die hij vroeger gelezen had, van L. Penning over de Boeren oorlog. En aan die van W. G. v. d. Hulst zoals Willem Wijchertsz. En het adembenemende van wat zij soms moes ten meemaken. Maar dan besefte hij weer, dat dit toch uiteindelijk niet bij hem het voornaamste was. Want hij kon niet anders. Daar God dit van hem vroeg. Jan van Westhove ALS WIJ OUDER WORDEN Een vriendelijk lezer schreef mij, dat het gedicht, dat ik in een vorig nummer opnam, geschreven was door Dr. J. H. Gunning, die o.a. in Serooskerke pre dikant is geweest. Hartelijk dan voor de informatie. A.D. Bijna alle kerkgangers klagen over het slappe, matte, saaie zingen, zoals dat in de kerk meestal geschiedt. Me dunkt, dat u hiertegen het beste remedie krijgt op het recept: .Verbeter de wereld en begin bij uzelf." Als alle klagers eens niet meer klaag den, doch zongen, wanneer er een psalm wordt aangeheven, zou het euvel spoe dig zijn verholpen. Nu zijn er nog banken vol mensen vaak, die de mond niet verder openen, dan tot een beschaafd-smalle spleet, en hun gezang wordt voortgesleept door bezadigd orgelspel. Er zijn dominé's, die wel eens zeggen: Laat ons ,,de Here zingen..." Misschien denken ze daarbij aan David, die voor de ark danste. Er gaat een verhaal van een Ds. die, nadat de gemeente het opgegeven vers had gezongen, vroeg, of ze het nu eens wilden zingen, met nadruk op het woord zingen. Gelukkig komen er hoe langer hoe meer gezinnen, waar gezongen wordt. Waar het geestelijk lied in ere is. En op onze jeugdverenigingen heeft men het ook ondekt. ,,Nur Bösen singen nicht." Maar ik geloof, dat Luther ons lijzige zingen in die zoete toestand tussen waken en slapen in, nog het meest voos gevonden zal hebben. Zullen we onze zondagavonden red den van het geroddel, dan moeten wij met onze gezinnen en met onze vrienden zingen. Het ene lied na het andere. Voor echte gesprekken is er helaas te weinig vriendschap. Of men is te moe. Of geestelijk te vlak, om zich aan elkaar te kunnen geven. Een meer of min gezellig gekeuvel is al het hoogste, dat de conversatie veelal biedt. Ik weet maar één redding: zingen! Samen zingen! Laat de kerk van alle eeuwen uw hart en mond vullen met diepe en schone gedachten. Laat het Woord van God resonneren in uw lied. Verwarm uw leven aan de gloed van Gods gezalfde zangers. Daarmee bindt ge de geslachten aan elkaar! Jong en oud te samen. Wij moeten veel meer een zingende gemeente wezen. Hoe blijder en voller ons lied klinkt in de wereld, des te meer werfkracht zal er van ons uitgaan. Opent uw mond! A.D. Beroepen: te Enkhuizen: D. W. Don- dorp te Voorthuizen; te Apeldoorn: H. R. Zijlstra te Driebergen; te Hooge- zand: (vac. P. Reedijk), D. W. Don- dorp te Voorthuizen; te Meppel: (vac. K. Snoey) en te Stadskanaal: (vac. J. J. Lamme), H. J. Bruning te Metslawier, die geen verdere beroepen in overweging kan nemen; te Roosendaal: kand. H. H. Zomer te Kampen; te Brouwershaven- Zonnemaire: kand. P. A. de Bres te Dordrecht. Aangenomen: naar Baarn: (vac. G. Zeyl), H. Peper te Rotterdam - Pen- drech; naar Smilde: D. J. Suurmond te Purm erend. Bedankt: voor Gouda: H. Peper te Rotterdam-Pendrecht; voor Nieuwen- dijk: N. J. Goris te Zutphen. Ds. v. d. Zanden (voorheen te Pesse) hoopt zondag 20 december intrede te doen bij de kerk van Middelburg. Ds. H. van Benthem te Middelburg werd benoemd tot landelijk voorzitter van de Geref. Mannenbond. 69 door Jan Lourense De majoor-veldprediker heeft, toen het gesprek moest eindigen, niet met hen gebeden, maar wel een gebed geciteerd: ,,Wat de toekomst brenge moge mij geleidt des Heren hand moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land Leer mij volgen zonder vragen Vader, wat Gij doet is goed Leer mij slechts het heden dragen met een rustig, kalm gemoed." HOOFDSTUK 6 Sanne zet om vier uur de radio aan het is dan half april om naar de middagmeditatie te luis teren, maar wat zij hoort aanvankelijk is niet de stem van een predikant, maar van de omroeper, die meedeelt, dat alle verloven zijn ingetrokken; letterlijk ieder, die met verlof is, moet met spoed naar zijn standplaats terugkeren. Het eerste, wat zij denkt is: daar gaat het verlof van Johan. Met kerstmis is hij geweest, ook even in Rotterdam, en verleden week heeft hij ge schreven, dat hij weer aan verlof toe was; over enkele dagen konden zij hem verwachten. Hij komt dus nu niet. Maar dan tja, een mens denkt altijd eerst aan zichzelf, al is dat niet goed zij moet niet aan Johan en zichzelf denken. Zou er iets ergs aan de hand zijn? Zou het verband houden met wat de Duitsers verleden week hebben uitgehaald? Er is toen plotseling het bericht gekomen, dat een deel van het Duise leger, dat in Sleeswijk Holstein geconcenteerd was, zonder meer Dene marken is binnengerukt, dat volledig werd bezet, terwijl de rest van de Weermacht overstak naar Noorwegen. Het voorwendsel voor deze verrade- lijke actie was, dat de Noren met de Engelsen heulden. Voor zijn lijfsbehoud moest Duitsland de lange kust van Noorwegen wel bezetten. De Noorse koning is toen met de regering naar Londen gegaan en een zekere Quisling, net zo iemand als Mussert in ons land, heeft van Hitier opdracht gekregen, het land te besturen. Enkele dagen later viel een kleine Britse vlooteenheid de baai van Narvik binnen en werden er troepen aan land gezet. Zou de intrekking der verloven verband houden met wat daar in het noorden was voorgevallen? Sanne krijgt geen antwoord op die vraag. En niemand. Alleen ingewijden zijn op de hoogte. Aan de Grebbelinie heerst onrust. Verloven in getrokken! ,,Wat betekent dat, luit?" vraagt Johan aan zijn sectieluitenant. „Strijdvaardigheidsgraad 2", is het korte ant woord. Tja, daar kom je ook niet veel verder mee of, liever gezegd, je komt er helemaal niet mee uit. Wat is dat nu voor een antwoord?! „Ik denk, dat de luitenant er ook niets van weet", meent Leo Broels. „Dat zou kunnen. Of hij mag niets zeggen. Strijdvaardigheidsgraad 2! Nogal logisch!" Strijdvaardigheidsgraad 1 is de mobilisatie; graad 2 verloven ingetrokken; 3 bezetten van de voor posten en 4 allen in de stellingen. Nou, wat heb je dan aan zo'n antwoord van de luitenant! De verloven ingetrokken. Natuurlijk is dat graad 2! Na enkele dagen verdwijnt de onrust weer. Want er gebeurt niets. Alleen zegt dominee Veter man tot Johan en Leo: „Het bevalt me niets. Het kan wel eens stilte voor de storm zijn. Als Noor wegen bezet wordt onder voorwendsel, dat het met Engeland heult, kunnen zij dat argument ook wel tegen ons land gebruiken." Om twaalf uur in de nacht van 9 op 10 mei worden de kampementen in de omgeving van de Grebbe in rep en roer geblazen. Groot alarm! De luitenant van de week stuift de kamer binnen, waar onder de anderen ook Johan, Leo en Freek Huizinga op hun strozak liggen te maffen. Om half elf zijn ze uit het Militair Tehuis gekomen en een half uur later zijn ze in diepe slaap geraakt. „Opschieten, jongens!" roept de luitenant." 't Is geen oefening, hoor! Srijdvaardigheidsgraad 3 is afgekondigd!" De man wordt nauwelijks geloofd. Hij zegt wel, dat het geen oefening is, maar dat kan wel eens een smoes zijn. Hoewel, hij kijkt heel ernstig en bedrukt... Alles in rep en roer. Binnen het half uur moeten ze gereed zijn. Ze zijn het ook. Dan plotseling boven hun hoofden een oor- dovend geraas: tientallen Duitse Stuka's vliegen over. Zeker een raid op Engeland? Wat weten ze er van? Om vijf uur op die vrijdagmorgen vóór Pink steren komt er een nieuw bevel: graad 4! Het is stralend weer. Allen betrekken in allerijl de hun toegewezen plaatsen. Er klinkt geen schertsend woord. Er mogen wat onverschilligen zijn, de over grote meerderheid is ernstig. Dit alarm betekent wat. Er lopen geruchten, dat er oorlog met Duits land is. Aanvankelijk wordt het niet geloofd: je gaaf toch niet zonder oorlogsverklaring een land aanvallen? Zo, wat heeft Duitsland dan pas weer met Denemarken en Noorwegen gedaan? Waarom zou men het dan met Nederland niet doen? Dan klinkt een uurtje later op vele plaatsen in de Grebbelinie de stem van de koningin door de radio. Zij spreekt het volk toe, gewaagt van de lafhartige overval van Duitsland. „Vanaf dit ogenblik beschouwt de Nederlandse regering zich in oorlog met het Duitse Rijk." Zo luidt de slotzin. Johan is in de stelling, achter een mitrailleur. Naast hem is Freek Huizinga en iets verder Leo Broels. In de naaste omgeving zijn tien „jongens", onder wie een sergeant. In de stelling er naast is een luitenant en iets verder naar achteren de com pagniescommandant, een veldtelefoon naast zich. (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 2