eeutuae 3£erkbocle How sweet the name of Jesus sounds JLUUUd r Hoofd-Redacteur Dr. DONDORP, Gapinge, Telefoon (01189) 14 70 Geknipt voor U 0ortogoraagótuk op de ^Synode NIEUWE BOEKEN OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERD KERKEN IN ZEELAND Adres voor opgave advertenties en predikbeurtenLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 25 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 25 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg Telefoon 01180-2438 Giro no. 4 22 80 Postbus 164. 8 OKTOBER 1970 24e JAARGANG No. 14 „Ik worstel en ontkom" Bedroefd maar altijd blij. 2 Cor. 6:10. Sinds de opstanding van de Here Jezus Christus en de uitstorting van de Heilige Geest leven wij eigenlijk in een dubbelzinnige situatie. Het is geen wonder, ~dat de ongelovigen ons als Christenen, vaak niet begrijpen en allerlei verkeerde voorstellingen hebben over wat ons bezield. We zijn tegelijkertijd de grootste optimisten èn de grootste pessimisten. Want we beweren zowel, dat we van nature tot alle kwaad geneigd zijn en dat we Gods geliefde kinderen en erfgenamen zijn. We zijn er. En we zijn er nog lang niet. We zijn oude mensen en nieuwe mensen tegelijk. We zijn meer dan overwinnaars en vormen een strijdende kerk. We zijn schatrijk (alles is uwe!) en heel eenvoudige mensen. We zijn zielsgelukkig, maar toch ook bedroefd. Het Koninkrijk van God is gekomen en we verwachten het nog. Geen wonder, dat een ongelovige er geen touw aan vast kon knopen. (In een vergadering van het landsbestuur maakte eens een geachte afgevaardigde bezwaar tegen de benoeming van een gereformeerde burgemeester, omdat deze beleed tot alle kwaad geneigd te zijn.) Paulus was zich terdege bewust van deze dubbelzinnigheid en wijst er zijn lezers telkens op. Het is zeker een vast motief geweest ook in zijn prediking. Wij leven in twee werelden tegelijk. Bij de opstanding van de Here Jezus is de nieuwe bedeling begonnen. Het rijk, waarvan wij burgers zijn is gekomen, want onze Koning heeft gewonnen, maar nog bevinden we ons in de oude bedeling van de wereld. Maar dat verouderde schema uiterlijk, 1 Cor. 7 31) is bezig te verdwijnen. We leven met een reeds en een nog niet. Tussen de tijden. Christus IS gekomen en Hij ZAL komen. Deze dubbelzinnigheid maakt ons blij en bedroefd tegelijk. Daarbij is het aan te raden, de droefheid voor ons zelf te houden en voor de binnenkamer en onze blijdschap tonen aan de mensen. Want de nieuwe wereld is minstens zo reëel als de oude. A.D. (uit Gereformeerd Den Haag) NIET BANG ZIJN ,,Ik durf nooit met buitenkerkelijken over het geloof te praten omdat ik bang ben, dat ze me allerlei moeilijke vragen stellen, waarop ik geen antwoord weet; dan sla ik een flater en daar pas ik voor; ik zwijg maar liever". ,,Weet u, er is op ons als gelovigen dikwijls zoveel aan te merken; je krijgt het altijd voor de voeten geworpen over de kerk die het altijd verkeerd doet en over de mensen van de kerk die niet deugen eiï daardoor ben ik er huiverig voor geworden om over het geloof te praten". ,,Je, we worden in de kerk altijd op geroepen om als christenen getuigend in het leven te staan; maar ik voel me dikwijls zelf zo onzeker en vol twijfels, hoe kun je dan van je geloof getui gen" Deze opmerkingen zouden met ande ren aan te vullen zijn. Er is het besef, dat we getuigend in het leven dienen te staan. Maar er zijn zoveel remmingen. Soms is er een stuk schaamte om over geloofszaken te praten. Soms ook staat het geloofsleven op zo'n laag pitje, dat elke gelegenheid om een goed woord te zeggen veronachtzaamd wordt. Maar ook de vrees doet zijn invloed verlammend gelden: de vrees voor het alleen komen te staan, de vrees voor wat de mensen wel zullen zeggen, de vrees om niet uit je woorden te kunnen komen en geen antwoord te weten op vragen, die gesteld worden. Laten we er overigens maar aan voor bij gaan wat het in andere tijden be tekenen kon om christen te zijn en ook nu nog op andere plaatsen voor risico's mee brengt om je als getuigend christen op te stellen, denkt u maar aan vervol gingen en verdrukkingen ter wille van het geloof. Daarbij wordt het bescha mend om over onze vreesachtigheden te spreken. Maar die zijn er nu eenmaal en wat doen we er tegen. Het allerbelangrijkste om de vrees uit te bannen is wellicht te streven naar eerlijkheid, naar echtheid, ook in con- II Gesprek met kritische groepen Vanuit het Gereformeerd Vredes beraad werd (door Dr. O. Jager) ge pleit voor een initiatief tot eenzijdige ontwapening. Dit kan weliswaar na delen hebben, maar deze nadelen wegen tacten met buitenkerkelijken jezelf zijn. Het gaat er niet om, dat wij onze zaak verdedigen of goedpraten. De ander moet het gevoel krijgen, dat zijn opmerkingen ons interesseren. Of liever, dat hij ons interesseert met zijn denk- en zienswijze. Het geloofsleven is gefundeerd in de ontmoeting met de Heer. Maar dat is geen statische zaak. We houden ons dikwijls niet aan onze afspraken met de Heer, we mijden hem soms. In de om gang met de Heer is er altijd de span ning van het Hem zoeken en het Hem in de steek laten. En waarom zouden we dat ook in het gesprek met de ander niet eerlijk zeg gen Waarom zouden we niet voor de dag komen met onze eigen twijfels en vragen en problemen, als de ontmoeting met de ander daarom vraagt Ik weet wel, er is het gevaar van het pronken met eigen twijfels en onzeker heden. Het is goed om je van dit gevaar bewust te zijn en het te mijden. Maar we zouden bevrijd kunnen wor den van een stuk krampachtigheid en angst als we meer de moed hadden om onszelf te zijn als mens, die samen met de ander Christus wil ontmoeten. Niet bang zijn. Maar er is zoveel mensenvrees. Ook hier is het alleen de liefde die de vrees kan verdrijven. Het gericht zijn op jezelf geeft een kramp houding, het gericht zijn op de ander geeft ruimte en ontspanning. Niemand verwacht op alle vragen een antwoord en het is helemaal niet erg om te zeggen: dat zal ik eens nakijken, of daar moet ik nog eens naar infor meren, dat weet ik echt niet. In een goede gezindheid waarbij het in de goede betekenis om de ander te doen is ligt het geheim voor het verdwijnen van vrees. En die gezindheid kunnen we van niemand anders beter leren dan van Hem die zichzelf gaf om een wereld te behouden, 't Weten, dat Hij ons aanvaardt zoals we zijn helpt ons om de ander zonder vrees te aanvaarden zoals hij is en samen op weg te gaan. G.V. niet op tegen de gevaren van de huidige wedloop in de nucleaire bewapening. Tegen hen die stellen, dat nucleair wapenbezit de veiligheid bevordert, omdat de andere partij er zich door bedreigd voelt en dus geen oorlog zal beginnen, zei Dr. Jager dat ook het dreigen met nucleair geweld verkeerd is. Immers in een nucleaire oorlog zal onvermijdelijk onschuldig bloed vergo ten worden en dat verbiedt de bijbel. Synode begint bespreking van het oorlogsv raag stuk Tot een uitspraak over de vraag of nucleaire bewapening door kerk moet worden afgewezen is de gereformeerde synode nog niet gekomen. Wel is er uitvoerig over gediscussieerd en be sloten is de meningen, die daarbij naar voren kwamen door te geven aan de prae-adviserende commissie van de sy node, die in overleg met de deputaten voor het oorlogsvraagstuk moet pro beren tot een voorstel aan de synode te komen. Enerzijds werd tijdens de discussies betoogd, dat het moderne wapenbezit nodig is, niet om er oorlog mee te voeren, maar om er een oorlog mee te voorkomen. Anderen meenden, dat de kerk profetisch moet getuigen en zich niet mag neerleggen bij het „machts evenwicht", dat geen evenwicht is, om dat de ene partij steeds sterker probeert te zijn dan de andere. Velen waren er voor dat de kerk duidelijk zou moeten stellen, dat de oorlog zonde is. Sommigen trokken daaruit de conclusie dat de kerk dus de moderne nucleaire bewapening moet afwijzen. De afschaffing ervan is echter een politieke zaak. De kerk kan wel afwijzen, maar niet afschaffen. Eind november hoopt men de discussie te kunnen voortzetten op de basis van een nieuw commissie-voorstel. Twee standpunten in de synode Twee standpunten werden verdedigd in de gereformeerde synode bij de voortzetting van de discussie over het oorlogsvraagstuk. Enerzijds werd ge steld dat de kerk het streven van de ,,Tot onze diepe droefheid" Er sterven in Nederland per jaar 100.000 mensen. Toch raken we steeds minder vertrouwd met de dood, voor zover je althans kunt spreken in dit verband van vertrouwdheid. Vroeger werden we in het dagelijks leven veel meer gekonfronteerd met de dood dan vandaag. De kindersterfte was groter, de gemiddelde levensduur was korter en er stierven veel minder mensen in ziekenhuizen en bejaardentehuizen. In de laatste jaren is er een nieuwe belangstelling voor vragen i.v.m. sterven en dood. Een teken van die vernieuwde belangstelling is het boekje van Peter Hofstede, „Tot onze diepe droefheid", overheid naar een positief vredesbeleid krachtig moet steunen, maar dat zij de eigen verantwoordelijkheid van de over heid heeft te eerbiedigen, wanneer het gaat om de keuze van de middelen, waarmee de vrede het best gewaarborgd kan worden. Het andere standpunt was, dat elke oorlogvoering waarbij nucleaire, bacte riologische en chemische massö-vër- nietigingsmiddelen gebruikt worden, zonde is tegen God, die de wereld schiep en strijdig met zijn liefde in Jezus Christus, die de wereld redt. Medewerking aan zo'n oorlog zouden christenen mogen weigeren op grond van het ,,Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen" en de synode zou dat moeten zeggen. Afwijzen van mede werking aan zulk een oorlog zou ook betekenen zich onthouden van alles wat die oorlog kan bevorderen, zoals het in voorraad hebben van en het oefenen of dreigen met deze wapens. De synodecommissie pleitte voor een uitspraak waarin gesteld wordt, dat de synode zich keert tegen het gebruik van wapens, die in een totale oorlog de menselijke samenleving bedreigen met verwoesting en ondergang. Ook wilde deze commissie uitgesproken hebben, dat zulk een oorlog niet een ramp is, maar zonde voor God. Hoewel allen het er over eens waren, dat de ontwikkeling en het bezit van de moderne vernietigingsmiddelen een ontzettende bedreiging vormen, waren velen toch van oordeel, dat de kerk terughoudendheid heeft te betrachten in uitspraken over atoomwapenen, veilig heidsstelsels etc., temeer waar in Neder land de overheid geen ander streven kent dan de bevestiging van de vrede. De discussie zal in een van de volgende zittingen van de synode voorgezet worden. met als ondertitel: dokumentaire over de dood (Uitg. bij Bosch en Keuning, Baarn; prijs ƒ8,50). Dit boek bevat de teksten en tegelijk de verantwoor ding van een serie TV-programma's, die door IKOR/CVK in het voorjaar is uitgezonden onder de zelfde titel. Hoe komt iemand ertoe om over sterven en dood een serie programma's te maken. Op die vraag geeft de schrijver eerst antwoord: de programma's kwa men rechtstreeks voort uit de door IKOR/CVK in het najaar van 1969 uitgezonden Vragenreeks. Al wordt er over de dood weinig gesproken, de vragen zijn er kennelijk niet minder - maar meer - om. Na de voorgeschie denis volgen vier vraaggespreken, die bij de opzet van de programma's een belangrijke rol gespeeld hebben: ge sprekken met A. van Dantzig (psy chiater), J. A. M. Matthijsen (arts), J. C. Schreuder (predikante) en Jan Wolkers (schrijver). De hoofdmoot van het boek vormen de teksten van de vijf programma's en de nabeschouwing daarop. Het grote aantal gesprekken en meningen over een veelheid van problemen i.v.m. het onderwerp maken het boek uitermate boeiende en leven dig, kortom: heel goed leesbaar. Hofstede heeft met zijn werk zich ten doel gesteld ,,het taboe dat over de dood ligt" te doorbreken. Hij wil dat doen vanuit een pastorale instelling. Er wordt rondom sterven en dood meer geleden dan nodig is. We moeten het zowel voor de zieke als voor de om standers niet moeilijker maken dan het al is. Zo komen allerlei ingrijpende problemen aan de orde, waarvan ik er een paar noem. Maar al te vaak laten wij mensen, die verdriet hebben, alleen, omdat we niet weten hoe we er zelf op moeten reageren. En dat terwijl rouwenden juist zoveel behoefte hebben aan men sen, die willen luisteren. Maar vaak grijpen we in zulke situaties uit onkunde en ongemak naar goedkope afleidings- manoevres als: ,,Nu moet je er toch weer eens overheen zijn, kom, kom..." En juist zo helpen we de ander niet, maar laten hem/haar alleen met haar gevoelens van eenzaamheid en verdriet. De psycholoog Freud heeft met be trekking tot de rouw gesproken van „arbeid". Dat zou iedereen moeten weten, die zelf verdriet heeft: Je bent er niet zo maar mee klaar en dat hoeft ook niet. Er is veel energie voor nodig en veel tijd. En dat zou ook iedereen moeten weten, die omgaat met mensen, die leven met het verdriet van een gemis: Je mag van de ander niet ver wachten, dat hij/zij er „nou maar eens over moet ophouden". Een ander probleem, dat van veel kanten bekeken wordt, is dat van de omgang met ernstig zieken. Ernstig zieke mensen komen vaak in een grote eenzaamheid en angst te verkeren.Voor al als de familie en de arts er een soort van opgeschroefde vrolijkheid op na gaan houden, terwijl ze zelf wel weten dat er voor optimisme geen reden is. Onderzoeken hebben uitgewezen dat de meerderheid van b.v. ernstige kan kerpatiënten graag de waarheid weten wil en dat anderzijds de meerderheid van de artsen de waarheid niet meent te mogen zeggen. Het is de vraag of een eventueel stilzwijgen wordt be waard ten gunste van de patiënt of omdat wij er eigenlijk geen raad mee weten. Op dit punt groeit langzamer hand een meer open en menselijke houding. Angstwekkend is het verhaal van de vrouw, die, sinds ze wist dat haar man niet lang meer zou leven, geen rustig moment meer had, temeer omdat ze tegenover hem voortdurend optimistisch toneel moest spelen, met alle spanningen daarvan. Ontroerend is het verhaal van de vrouw, die „het" niet mocht vertellen, maar het niet voor zich kon houden. Dankbaar kijkt ze nu nog terug op die tijd, waarin ze het samen wisten en waarin een voort durende wederzijdse zorgzaamheid en voorbereiding op straks het leven waar devol maakten. Is stervenskunst niet hetzelfde als levenskunst?! Hebben mensen, die ten dode toe ziek zijn er geen recht op om te weten hoe het staat?! Tot zover enkele grepen uit het boekje. Ik zou het nog kunnen hebben over de uitzending, gewijd aan de be grafenisondernemer. „Het laatste beroep dat de uitsterft is dat van begrafenis ondernemer." En over de hemel: Ds. Schreuder: „...ik kan me er eerlijk ge zegd niets bij voorstellen. Er staat een heel vertroostende tekst in de bijbel: dat God de wereld lief heeft. Dat vind ik eigenlijk het allerbelangrijkste..." Wie zou er trouwens nog meer van willen weten, dan wat Paulus ervan zegt: bij de Heer zijn. Het boek van Hofstede wil ons nuchter en zakelijk over de dood leren denken. Daarmee zit het op een typisch christelijk spoor. Pasen betekent immers: niet bang zijn voor het leven en niet bang zijn voor de dood! Heinkenszand D. Tieleman O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij uw naam in 't oor, uw naam die mij geloven doet: Gij gaat mij reddend voor. Uw naam die onze wonden heelt en ons met manna spijst, die onze dood en zonde deelt en onze vrees verdrijft. Mijn herder en mijn held, mijn vriend, mijn koning en profeet, mijn priester, die mijn schuld ontbindt, mijn weg waarop ik treed. Al wat ik doe, al wat ik wil, het is te zwak, te koud, maar sterk en vurig wordt de ziel wanneer zij U aanschouwt. Zolang Gij nog onzichtbaar zijt, een zon diep in de nacht, roep ik uw nadering reeds uit omdat ik U verwacht. O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij uw naam in 't oor, als ik van alles scheiden moet gaat nog die naam mij voor. O naam, eeuwige ademtocht, een sterveling ben ik, als eens mijn eigen adem stokt dan draagt mij uw muziek. John Newton, 1725-1807 vertaling W. Barnard.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 1