^eeuwóe 3£erkbocle
RechteRstoel
GEBED
Nieuwe boeken
Hoofd-Redacteur Dr. DONDORP, Gapinge, Telefoon (01189) 14 70
Geknipt voor U
r~
y
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERD KERKEN IN ZEELAND
Adres voor opgave advertenties en predikbeurtenLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg
24 SEPTEMBER 1970
24e JAARGANG No. 12
„Ik worstel
en ontkom"
Want wij moeten allen voor de rechterstoel
van Christus openbaar worden. 2 Cor. 5:10.
Alle mensen, dus ook de gelovigen, moeten verschijnen voor de rechterstoel
van de Here Jezus, die zal komen om te oordelen de levenden en de doden.
Oordelen betekent, dat er onderscheid gemaakt zal worden tussen goed
en kwaad.
Er wordt dikwijls gezegd: er zal bij de hemelpoort hier niet naar gevraagd
worden en daar niet naar en dat je er wel makkelijk door komt.
Afgedacht daarvan, dat de voorstelling van zo'-n poort en van een toe
latingsexamen mij niet bevalt, geloof ik toch, dat de bijbelse boodschap zeker
spreekt van een goddelijke beoordeling van ons leven. Ook van de gelovigen.
Dat oordeel gaat niet alleen over de onderscheiding van geloof of ongeloof,
maar ook over de vraag, wat we gedaan hebbben met de ons gegeven talenten
en mogelijkheden.
De prediking van „genade alleen" neemt niet weg, dat goede werken be
loond zullen worden, gehonoreerd.
Het is vreemd, Het is vreemd, dat deze toch zo duidelijk b ij b el s e
notitie, zo weinig aandacht heeft gekregen in de theologie.
Veel of weinig goede werken doet er wel terdege toe Het is niet waar,
dat Gods genade ons van onze verantwoordelijkheid ontslaat.
Het geloof in de Here Jezus en in Gods belofte is beslissend. Maar als
dit geloof geen dood geloof (d.w.z. on-geloof) is, dan is het nooit zonder
de werken.
Onder die goede werken moet vooral verstaan worden de daden van zelf
verloochening en barmhartigheid.
Wie de Here Jezus wil dienen, dat is toch de openbaring van het werkelijke
geloven, zal hem altijd vinden aan de kant van de armen en de verdrukten.
Dat is zelfs zó sterk, dat hij zich met de armende naakten, de gevangenen,
de hongerenden enz. vereenzelvigd.
„Wat gij aan hen doet, hebt gij aan Mij gedaan. En wat gij hun niet doet,
hebt gij Mij niet gedaan".
Deze dingen zijn zeer belangrijk in het oordeel, dat over ons zal worden
uitgesproken. Want goede werken tellen mee Niet om ons behoud te be
werken, maar wel om de diepte van onze zaligheid te bepalen.
Reeds vandaag zijn niet alle gelovigen even zalig. De een geniet er meer
van dan de ander. Dat ligt aan de trouw van onze navolging van Christus
en aan wat we uit liefde voor Hem doen.
In de straf zal er verschil zijn. De straf zal voor Capernaüm zwaarder zijn
dan voor Sodom. Maar er zal ook in de beloning verschil zijn. Want zalig
worden door Gods genade gaat niet aan de lopende band, maar wij „moeten
allemaal voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder
wegdrage, wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft
hetzij goed, hetzij kwaad".
A.D.
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
25 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 25 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg
Telefoon 01180-2438
Giro no. 4 22 80
Postbus 164.
Heer
wij bidden U
voor al die landen
waar het onveilig is om te wonen
voor de jonge staten van Afrika, voor Vietnam
voor allen die moeten leven
onder de dreiging van de oorlog
en met vijandschap om zich heen
voor alle volken die worden uitgebuit
voor hen die arm en rechteloos zijn
voor allen die worden veracht
en mishandeld om hun huidskleur
voor allen die anders zijn dan wij
en voor onszelf
dat wij elkander niet haten
en het leven onmogelijk maken
wij bidden voor alle grote mogendheden,
voor die staten die de wereldpolitiek bepalen
en voor hun leiders
dat zij hel lol van de mensheid ten goede keren
dat zij hun macht niet misbruiken
maar nieuwe levenskansen scheppen
wij bidden U
bespaar ons een derde wereldoorlog
in de naam van Jezus Christus, onze Heer.
I.
O, die jeugd van tegenwoordig
Dat kan je nogal eens uit de mond
van ouderen horen.
Eigenlijk is dat een kreet, waar ik
wat kriebelig van word. Want deze
oudere mensen vergeten dat het in hun
jeugd net zo was. Toen hadden zij
allerlei dingen, waarmee ze de ouderen
in hun tijd weer bezorgd maakten.
Of ze hadden wel hun opvattingen,
maar ze durfden ze niet zo te uiten. Ja -
dat kon wel eens een verschil met
vroeger zijn. Maar zeg nu zelf: is het
feit dat ze er niet mee voor de draad
durfden komen, nu zo'n positief iets?
Demonstreert dat niet overduidelijk dat
aan de verhouding ouderen-jongeren
iets ontbrak, dat er toch wezenlijk bij
hoort, nl. openheid?
Inderdaad - niet alles is positief te
waarderen onder veel jongelui - maar
toch over het algemeen komen ze toch
voor hun mening uit en dat is een
eerste vereiste voor gesprek. Ook tus
sen kerkelijken en onkerkelijken.
Laat mij rondweg zeggen dat ik wat
dat betreft van de jongere generatie
over het algemeen goede verwachtin
gen heb.
Het valt op dat deze generatie - en
weer moet gezegd worden: over het al
gemeen - makkelijker over het geloof
spreekt dan de oudere generatie dit
deed.
Je staat daar soms van te kijken.
En dan gaat het niet over deze din
gen op de manier van een buiten
staander, die de zaak vanuit de verte
bekijkt, maar die er zelf niet in be
trokken is.
Nee - het gaat dikwijls heel persoon
lijk. Heel existentieel (om ook nog eens
een duur woord te gebruiken).
Van weerskanten geldt dat.
Onkerkse jongelui hebben zo hun
kijk op de dingen, die soms ongezouten
en keihard eruit geknald worden. Met
een tikkeltje ironie. Met een zekerheid,
die van binnen er wel eens wat anders
uit ziet dan aan de buitenkant.
En ik heb jongelui van de andere
kant soms op een persoonlijke manier
van hun geloof horen getuigen, dat je
er stil van werd. En die kant moet het
dan toch wel op.
Daar liggen mogelijkheden voor con
tact. Voor verder komen met elkaar.
Als er dan ook maar een luisteren is
naar elkaar. Sorry - maar daar ont
breekt het vaak aan. Ook bij oudere
mensen! Misschien dat de zaak veelal
bevroren blijft, omdat men deze kunst
zich niet heeft eigen gemaakt: luiste
ren! En de ander laten uitspreken!
Terwijl de ander aan het woord is, ben
je al bezig je eigen antwoord te formu
leren. Je luistert niet meer En voordat
de ander uitgesproken is, lanceer je
je „antwoord". Je denkt: ik schiet kei
hard in. Maarje stond „buiten
spel". Zo gaat het niet. Eigenlijk moet
ik hier het beeld van een voetbaltoer
nooi niet gebruiken. Wan daar gaat
het er om, dat je wint. Het draait om
de meeste doelpunten. Zo wordt een
gesprek ook wel eens opgevat. „Die
zit" of „1-1".
Spreken over de diepere waarden,
over geloof en de zin van het leven -
over het probleem van het lijden, heeft
tot doel om dichter bij de waarheid te
komen.
Ik blijf optimistisch.
Er is veel meer „vraag naar God"
dan je oppervlakkig zou denken. En
als dat via de openheid en vrijmoedig
heid van jongeren aan de oppervlakte
komt dan kan dat alleen maar een
winstpunt zijn. Waar of niet
II.
De zenuwen
Professor Bakker uit Kampen heeft
in het Gereformeerd Weekblad van 21
augustus nog eens uit de doeken ge
daan met hoeveel slordigheid er omge
sprongen is met de, intussen in zee
gestorte, zenuwgasgranaten. In de
kranten hebt u er over kunnen lezen.
Dr. Bakker verbindt aan het gebeurde
deze conclusies:
Vanwaar dit verhaal? Wel, u zult moe
ten toegeven, dat het in zijn bizarheid
enige lessen inhoudt. Bv. dat we niet
zo gauw onder de indruk moeten ko
men, als ons verteld wordt, dat we toch
maar beter op de deskundigen kunnen
vertrouwen en dat de kerk zich met
haar eigen zaakjes moet bemoeien, om
dat ze geen verstand heeft van het fijn
uitgebalanceerde militaire evenwicht.
Vorige week is gebleken, hoe die des
kundigheid er uit kan zien. Geregeld is
ons gezegd, dat het aantal zekeringen
tegen „ongelukken" zo groot is, dat
er „menselijkerwijs" niets gebeuren
kan. Vorige week kwam aan het licht,
wat dit „menselijkerwijs" precies in
houdt. Het gaat er niet om, dat dit
geval misschien want wie kan nu
meer zeggen dan „misschien" -hele
maal niet typerend is; dat het een on
gelukkige samenloop van omstandig
heden is enz. enz., maar helaas zijn we
in een stadium gekomen, dat we maar
één zo'n samenloop nodig hebben om
de laatste katastrofe te veroorzaken.
Wat wij nodig hebben is het af
schaffen van alle goedgelovigheid,
waarbij we er op vertrouwen, dat ze
het daar ginds wel uitzoeken en natuur
lijk, toch beter weten. Een fundamenteel
wantrouwen tegen alle gladde, spijker-
vaste redeneringen, dat we wel verder
moeten bewapenen, omdat „ze" anders
ons onder de voet lopen. Als het zo
doorgaat hoeft er helemaal geen „ze"
meer aan te pas te komen, omdat we
het zelf al opgeknapt hebben. Grondig
wantrouwen is momenteel heilzamer
dan één gram te veel aan blindelings
vertrouwen; we kunnen het ons niet
meer permitteren.
Misschien is er nog een heel klein
lichtpuntje te ontdekken. Het feit, dat
dit alles in de openbaarheid kwam,
en die eer moet men de verschillende
instanties in Amerika, met name de
publiciteitsmedia, gunnen, kan helpen
weer één van de samenzweringen van
het zwijgen te doorbreken. Tenzij men
natuurlijk de averechtse conclusie trekt,
dat de geheimen en de blunders en het
falen op hoog niveau nog beter be
schermd moeten worden door die las
tige burgers, die overal maar hun neus
insteken.
Maar wij zijn niet meer de toe
schouwers op de tribune, die toekijken
„Uw programma was zo slecht, dat
ik, als ik lid was, zeker zou bedanken",
zo schreef iemand eens aan de NCRV,
nadat hij daags tevoren met groeiende
ergernis naar één der televisieprogram
ma's van deze omroep had zitten kijken.'
Maar de man was nu eenmaal geen lid
en kon dus niet bedanken. Dit in tegen
stelling tot die ander, die kort maar
krachtig schreef: „Hiermede bericht ik
u, dat ik als lid heb opgehouden te be
staan".
Uit het begin van de vijftiger jaren
dateert dit briefje van een dame, die
haar eerste ervaringen met de beeldbuis
onder woorden bracht: „Daar onze gast
nog nieuw was hebben wij hém steeds
aan het woord gelaten. Maar na een
week waren we al zo murw dat we
's avonds met een kater in bed lagen.
In dommelende toestand zagen we nog
een hutspot van beelden aan ons voorbij
trekken".
En de inhoud van dit briefje bezorgde
aan de socioloog Dr. P. H. van Gorkum
de titel voor een boekje dat hij schreef
over de verschillende reacties van de
kijkers naar NCRV-televisieprogram-
ma's: Met een kater in bed. Uitgegeven
door Kok in Kampen. Prijs: 6.90. De
titel van dit boekje, aldus de schrijver,
zou ook hebben kunnen luiden: Achter
gronden van het ontstaan van de Evan
gelische Omroep. Dr. van Gorkum
heeft van de NCRV toestemming ge
kregen om alle duizenden brieven van
kijkers, die bij haar in de loop der jaren
zijn binnengekomen, door te lezen,
daaruit conclusies te trekken, én een en
ander te publiceren.
Wie op een doordeweekse avond op
straat wandelt, en bij elke woning steels
een blik werpt in de intieme sfeer van
de huiskamer, ontwaart met de regel
maat van zijn voetstappen het blauw
achtig dansende licht van het T.V.-
toestel, met daarachter, in het half
donker, de schimmige gedaanten dei-
verschillende gezinsleden. Men kan dan
ternauwernood bevroeden wat er alle
maal in de hoofden en harten van al
die toegewijde kijkers omgaat. Wie
daar iets van wil weten, zou dit boekje
van Dr. van Gorkcm moeten lezen. Het
geeft een mooie bloemlezing uit stapels
kijkerspost. En, zegt de schrijver, voor
wie al deze reacties leest, kan het eigen
lijk alleen maar verbazing wekken, dat
er al niet veel eerder een E.O. werd
opgericht. Want naast enkele voorbeel
den van weinig opwindende reacties,
waarin gevraagd wordt om bijvoorbeeld
Amen.
hoe de twee sprinters op de baan op
hun pedalen staan en zich in evenwicht
houden tot er één onderuit gaat en de
ander meesleept. Als ze vallen gaan
we met elkaar.
Het is inderdaad genoeg om de zenu
wen van te krijgen. Misschien ook ge
noeg om onze mechanismen, vanzelf
sprekendheden en ingesleten denkpa
tronen nog eens zorgvuldig op bruik
baarheid en zin te onderzoeken. En
dan zal het mes er wel in moeten.
méér foto's van predikanten in de NC-
RV-gids, zijn er in 15 jaar tijd talloze
brieven binnengekomen, waarin de
schrijvers/kijkers hun gal spuwen op de
inhoud van diverse programma's. Na
tuurlijk is er naast veel kritiek ook lof.
Maar het is interessant om te lezen wat
de kijkers vonden en vinden van de
dagsluitingen, van het bijbels toneel,
van programma's over oorlog en vrede,
van amusement op de T.V., van sport
op zondag, enzovoorts. En dit alles
maakt duidelijk dat de NCRV probeert
om via het medium televisie haar doel
stelling waar te maken in déze tijd en
middels dit communicatiemiddel. Dat
dit problemen en spanningen met zich
mee brengt vak niet te ontkennen. De
schrijver laat daar wel iets van zien.
Het blijkt ook, dat deze kijkerspost een
vrij betrouwbare graadmeter is voor de
ontwikkelingen, die in en om de NCRV
gaande zijn. Ontwikkelingen, die boei
end zijn, ook al omdat we daar in het
algemeen zelf bij betrokken zijn.
Een tweede boekje, dat op bespreking
wacht, is van de hand van Sipke van
der Land: Hoe zit dat Ondertitel (er
schijnt tegenwoordig geen boek meer te
kunnen verschijnen zonder ondertitel
voorlichting voor jongens over sex en
nog veel meer. Zoals we van de schrij
ver gewend zijn, is ook dit boek weer
vlot geschreven, zonder omhaal van
woorden. Het is bestemd voor jongens
van ongeveer 11 tot 14 jaar. Laten we
eens praten, staat er boven het eerste
hoofdstuk. En dat gebeurt ook. Ze -
want van der Land heeft dit geschreven
samen met een tiener - praten over sex,
gezondheid, roken en drinken, leren,
verhouding ouders-kinderen, de zin van
het leven, de bijbel. Ik kan alleen maar
zeggen: laat ze niet maar praten. Daar
voor is dit boek te goed. Het kost 6.90
en is wederom uitgegeven door Kok.
In de laatste jaren is er vanuit de kerk
een toênemende belangstelling gegroeid
voor de geestelijk gehandicapten en de
gezinnen waarin zij leven. Dat staat
in het voorwoord van Lifter of reis
genoot, geschreven door R. Hovenga.
Ondertitel: Ontmoeting tussen kerk en
geestelijk gehandicapten. Uitgegeven
door Kok. Prijs 7.90. Kortweg gezegd
gaat het de schrijver om de vraag of
de kerk wel voldoende aandacht heeft
voor deze groep van mensen en voor
de gezinnen waarin zij leven. Zijn ze
als lifters, voor wie we bij tijd en wijlen
even stoppen, die we een eindje mee
nemen en vervolgens weer afzetten, of
beschouwen wij hen als reisgenoten, die
de hele lange en soms moeilijke tocht
door het leven van het begin tot het
einde met ons meemaken, en voor wie
we ons voortdurend verantwoordelijk
weten als kerk, als gemeente. Het gaat
niet aan om deze medereizigers maar te
verwijzen naar verschillende sociale in
stellingen die er zijn. Dat kan een vorm
van afschuiven worden.
De schrijver begint zijn boek met een
overzicht van de zwakzinnigenzorg.
Even verder geeft hij de resultaten van
een onderzoek dat gedaan werd om na
te gaan of de pastorale zorg van de kerk
voor de zwakzinnigen alleen in naam
aanwezig is, of dat deze aandacht ook
metterdaad gegeven wordt. De con
clusie is nogal negatief. Dat kan natuur
lijk ook komen omdat we eigenlijk niet
goed weten hoe we hier iets kunnen
doen. Daarom vertelt Hovenga de lezer
iets over het godsdienstige leven van
de geestelijk gehandicapte mens. Hij
constateert dat in de meeste gevallen
volmondig toegegeven wordt dat ook
deze mensen er bij horen. Maar even
eens dat de kerk er niet goed raad mee
weet, hoe ze geestelijk gehandicapten
als 'volwaardige leden' der gemeen
schap der kerk binnen moeten leiden.
De schrijver laat het niet bij deze kri
tiek, maar probeert ook wegen aan te
geven- om dit mogelijk te maken. Dat
zwakzinnige kinderen ook gedoopt wor
den ontmoet weinig weerstand. Maar
er zijn ook mogelijkheden, zo betoogt
hij, om deze kinderen catechetisch on
derwijs te laten volgen. En hij toont
aan dat er geen enkel bezwaar is om
ook geestelijk gehandicapten toe te laten
aan het Avondmaal. Ik citeer: Hoewel
nog incidenteel, worden er langzamer
hand toch meerdere geestelijk gehandi
capten in de gemeenschap van de kerk
opgenomen. B. Kamerling schrijft dat
'Gerrit, een mongool, de viering van
het avondmaal als een feest ervaart.
Toen hij te kennen gaf, dat hij het
avondmaal wilde meevieren, hadden de
predikant en de kerkeraad geen bezwaar
om Gerrit toe te laten als belijdend lid.
Vóór de viering van het avondmaal zei
de predikant in zijn gebed, dat de ge
meente ervaren mocht, dat God geen
maatstaven van meer of mindere ver
standelijke begaafdheid aanlegt voor
zijn kinderen. Toen Gerrit belijdenis
moest doen, vroeg dé predikant hem
alleen: Gerrit, heb jij de Here Jezus
lief waarop Gerrit volmondig ja zei'.
Diakonieën zouden dit boek moeten
geven aan alle ouders van geestelijk
gehandicapte kinderen. En ieder die
pastoraal werk doet zou het moeten
lezen en ter harte nemen. Y.
DIALOOG DER GENERATIES
„Geen religie heeft meer gedaan
aan het eerherstel van de seksuali
teit dan juist het christendom. Het
heeft over de hele wereld de sek
sualiteit verbonden met de hoogste
liefde, en het heeft aan het huwe
lijk een adeldom verleend, die
niemand het meer ontroven kan".
In het prachtige boek van Drs. H. van
Praag, getiteld „Dialoog der generaties"
vond ik bovenstaande uitspraak.
A.D.