1(4 m 1UN der geslachten ~lDat doet de kerk er aant Onze tezeró óckrLjöen hier op aarde misschien perfect in .orde. God vraagt ons nu eenmaal geheel en al. De kinderlijke overgave en het be lijden dat in Christus al ons heil is. Daartoe schonk Hij ons zijn Heilige Geest om ons te leiden, te troosten en eeuwig bij ons te zijn. En elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat zij méér vrucht drage. Als we dit woord reinigt" mogen zeggen in de taal van de wijngaardenier dan staat er snoeien. Het snoeimes moet er in, er valt niet enkel een dode rank, maar het mes snijdt in het levend hout. Want wil de rank meer vrucht dragen, dan moeten alle obstakels weg. Misschien dat er dan alleen een klein stukje overblijft, maar het leeft, en trekt zijn sap uit de wijnstok waarmee het verbonden is, eerst alleen maar een kleine knop, die uitgroeit tot rijke vrucht. Wie dit beeld voor ogen houdt, ziet de Hemelse Landman bezig ons men senleven zo te bewerken, dat het Dat Amsterdam een onrustige stad is, weten we. Dat is niets nieuws. Het is een reputatie, die echt niet veroor zaakt is door de gebeurtenissen van de laatste tijd. Die hebben alleen maar bevestigd, wat al generaties lang bekend is. Uit het verleden kan een lange lijst worden samengesteld van wat men vroeger .woelingen" noemde. Ze be wijzen, dat men ook vroeger niet af kerig was van een flinke vechtpartij. Wat dat betreft is er dus geen reden om ons te verbazen: het jaar 1970 komt te staan naast 1966 en naast al die andere jaren, die in het blad ,,ons Am sterdam" beschreven worden als woelige tijden. En tóch is het niet te vergelijken, omdat de oorzaak van deze onrust totaal anders is dan wat er in het verleden plaats vond. Vroeger was het door sociale en maatschappelijke wantoestan den, dat men tot geweld overging. De honger en de armoede, de werkeloos heid. De woelingen hadden een duide lijk rode achtergrond: het is niet zonder reden, dat juist in deze stad een stand beeld staat van Domela Nieuwenhuis, die met gebalde vuist tot actie roept. U kunt hem zien bij de Haarlemmer poort, op een plek, waar in het begin van onze eeuw bloedig gevochten is. Zeker nu, nu wij als volk geleerd heb ben om sociaal te denken, weten we dat (niet hun methoden) maar dat wel veel van hun eisen gerechtvaardigd waren. Het verschil met vroeger is, dat de onrust nu voortkomt uit heel andere bronnen: het is nu niet de armoemaar de welvaart, die oorzaak is van een ontworteling en van een ongebonden heid, die omslaat in bandeloosheid, om dat men niet van plan is zich te laten gezeggen en zeker niet door de politie. Zoals de armoe hét grote probleem was van de vorige eeuw, zoals de werke loosheid in de crisisjaren de grote zor gen veroorzaakte, zo is het nu deze ont worteling, die de samenleving aantast. In de vorige eeuw lagen de ouders wakker met de vraag hoe ze met hun gezin het hoofd boven water moesten, houden van het karige weekloon, dat als verdienste binnenkwam. In de der tiger jaren zagen de ouders met zorg hun kinderen als ze van school af kwamen, rondlopen solliciterend van de ene teleurstelling naar de andere. Zelfs met goede diploma's, konden ze nergens terecht. Maar waar nu talloze ouders grijze haren van krijgen, is de vraag wat toch hun kinderen bezielt. Ze gaan eeuwigheidsvrucht gaat dragen. Dat is Zijn uiteindelijk doel, maar het doet pijn omdat Hij snijden moet in levend vlees. Er is zoveel in ons leven, dat voor Zijn doel waardeloos is, en dat we zo graag willen vasthouden. De zonde moet uitgebannen, en het leven gericht op zijn rijke bestemming, de verheer lijking van Hem die het gaf. Och we begrijpen zo vaak de Hand niet, die het snoeimes hanteert, een Vaderhand, rechtvaardig, wijs en vol liefde omdat Hij zoekt ons eeuwig be houd. En de bron van kracht ligt in onze verbondenheid met de wijnstok Jezus Christus die door Zijn Geest ons nimmer verlaat. Laat m'in U blijven, groeien, bloeien, O, Heiland, die de wijnstok zijt Uw kracht moet. in mij overvloeien, Of 'k ben een wis verderf gewijd. Meliskerke. Th. de K. hun eigen weg, verwerpend, wat ze van huis uit hebben meegekregen. Ze nemen hun vrijheid. Soms is de naam, die ze dragen de enige band met hun opvoe ding en herkomst. Dit is der te meer mogelijk omdat de tijd, waarin we leven door de vrij makkelijke manier, waarop men aan geld komen kan, er aan mee werkt, dat kinderen al spoedig onaf hankelijk en daardoor ook ongebonden kunnen zijn. Ze hebben pa en moe niet nodig en als het hun thuis niet aanstaat, dan stappen ze op. Deze ontworteling (het kappen van de banden met het ver leden) wordt heel duidelijk door de overheid herkend als iets, waar met grote urgentie wat aan gedaan moet worden. Het is werkelijk indrukwek kend, als men ziet, welke kapitalen door de overheid daarvoor beschikbaar gesteld worden. In het vormingswerk, het clubhuis- en buurthuiswerk, de jeugdzorg in al zijn vertakkingen, in wat men noemt: het maatschappelijk op bouwwerk. Daarvoor zijn deskundigen opgeleid: jeugd- en groepsleiders, maat schappelijke werkers, die verspreid door heel de stad in allerlei honken, huizen en havens intensief en hard werken om de mensen op te vangen en te helpen om vaste vormen (en nor men te vinden voor hun leven van alle dag. Ook vanuit de Kerk is daar veel aan gedaan: in de jeugdhavens, die gegroeid zijn vanuit het evangelisatiewerk. De opdracht om met het evangelie te staan midden tussen de jeugd, om hun niet alleen te vertellen, maar hun ook te tonen, dat Jezus Christus hun Leidsman en Heiland wil zijn. Vanuit het club werk zijn met grote offers van de Kerk en met een door de jaren sterk groeien de steun van de overheid deze Jeugd havens gegroeid: goed toegeruste en door deskundige leiding bemande ge bouwen, waar ieder welkom is en waar men de kracht van het Evangelie met woorden en daden zichtbaar maken wil. Vanuit de Kerk wordt hier jaarlijks duizenden guldens voor beschikbaar gesteld, een fors bedrag, dat met ruim een millioen(!) door de overheid wordt vermeerderd. U moet daar niet gering over denken. Met de begroting van de Stichting Jeugdhavens, zouden de Ker ken van Amsterdam met inbegrip van al hun verplichtingen, zelf vrij netjes kunnen rondkomen Dit alles ligt een beetje buiten het gezichtsveld, hoewel we door de collecten voor het landelijk evangelisatiewerk wel degelijk hierbij betrokken zijn. Daarom: wanneer iemand zegt: wat doet de Kerk aan de nood van de stad, dan is hier een ant woord. Wat van deze inspanningen de resultaten zijn, valt moeilijk te meten. Evenmin als het mogelijk is aan te wijzen, wat het resultaat is van al de preken die zondag aan zondag, ge houden worden. Wanneer ondanks déze duidelijkheid óns leven vol gebre- Het verhaal van broeder Stroo had schijnbaar nogal indruk gemaakt op zijn buurman de Kam, want een week later begon hij er over. En bescheiden zoals hij in alles was, wachtte hij eerst af of Stroo nog iets zeggen wilde, maar toen deze bleef zwijgen, begon hij: „zal ik je ook eens iets vertellen over de rampnacht, wat ik met vakantie gehoord heb, toen ik in Schouwen en Duiveland was En op het bevestigende knikje, begon hij: „een klein dorpje op dit eiland had maar één kerk. Een hele oude. Die al eeuwen geleden gebouwd was. Niemand had geweten voordat het water kwam, dat de kerk hoger lag, dan de omrin gende huizen. Maar toen in die verschrikkelijke nacht, het water met niets ontziende kracht, bezit nam van het eiland en ook van dit dorp, bleef de kerk en een strookje van het omringende kerkhof droog. De jonge predikant was 's nachts door het aanstormende water wakker geworden. Hij zag net aankomen en vluchtte toen de pastorie uit in de rich ting van de kerk. Maar toen hij erbij kwam kon hij er niet in, de deur zat op slot. En rond de kerk over de begraafplaats lopend, zag hij dat het water steeds verder steeg, zodat hij bijna tegen de oude muren moest gaan staan. Toen hij probeerde over dat klotsen de water te kijken in de inktzwarte nacht, die af en toe soms kort verlicht werd door een bliksemflits of door dat de maan even door de wolkenflarden heenschoot, zag hij soms gemeenteleden, die in het water worstelden met de dood. Soms hoorde hij hun angstkreten maar hulp kon hij op geen enkele manier bieden. Doch de ogen van de ten dode gedoemden, zagen de enige droge plaats in de omtrek en probeerden die te be reiken. Maar tevergeefs. Toen zij weer verlangend er naar keken, zagen zij plotseling hun predi kant staan. Zij zagen, dat hij trachtte hen te helpen, maar dat het niet ging. Opnieuw galmde een smartelijke kreet over het water boven het natuurgeweld uit. Weer probeerden de ogen van de dominee door de donkerte heen te zien, om te ontdekken, waar het geluid van daan kwam. En in het licht van een bliksem die DE KERK EN HAAR BELIJDEN Wie de gang van zaken volgt in laten we zeggen de twee grootste pro testantse kerkformaties moet wel tot de conclusie komen dat het belijden in het brandpunt van de belangstelling staat. Ik bedoel onze Gereformeerde Kerk en de Hervormde Kerk. Waarom zou ik die niet eens in één adem noemen. We zijn immers „samen op weg", zoals dat heet. Over dit samengaan wou ik het ken blijft, zal het ons niet verwonderen dat het Jeugdhavenwerk niet in staat is deze stad te veranderen. Maar er wordt wel gewerktMet volharding, met trouw en met liefde en niet zonder zegen. Zoals het ook de opdracht is om te werken zolang het dag is, ook in het onrustige Amsterdam. J.P.D. even later het water heel kort verlichtte, zag hij in een flits het gezicht van zijn scriba. Hij zag, hoe deze tevergeefs probeerde naar de kerk te zwemmen, naar de plaats van zijn behoud. Maar de aangespoelde balken en planken be letten het hem. De dominee probeerde met een voor zijn voeten aangespoelde balk een opening in het wrakhout te maken, maar het lukte niet. Ook deze man in het water had zijn predikant gezien en herkend. En weer klonk een smartelijke schreeuw over het water en de dominee begreep dat de drenkeling hem had ge zien, want hij verstond: „o help mij, dominee, help mij". Toen deed deze schijnbaar tot werke loosheid gedoemde man het enigste wat hij in deze situatie kon doen. En met grote ogen zag de met de dood worstelende drenkeling, de domi nee, zijn dominee, de handen samen doen boven het hoofd. Gevouwd als om te b.idden. Hij bracht de ineen gestrengelde vin gers boven zijn hoofd en bewoog deze schuddend heen en weer. Het was een zonder woorden uitge sproken raad. Eigenlijk maar een ge baar. Maar voor allen die het zagen zeer duidelijk en zij begrepen, dat deze handen woordloos adviseerden: „bidt, bidt". Tegen de donkere achtergrond van het oude kerkje stónd daar Gods bood schapper. En de stervenden in het water zagen hun zieleherder staan. Bloots hoofds met wapperende haren. Tegen de massale oude grauwe kerk muren leek de tengere man maar een nietig figuurtje. En toch bracht hij een boodschap. De boodschap van zijn Meester. De ogen van de ten dode opgeschre- venen, die hun laatste snik verbeidden, werden gericht op die Majesteit, die boven wind en golven, ook ondanks alles Zijn kinderen vasthoudt, hen be geleidt naar de eeuwige heerlijkheid, waar geen rouw noch gekrijt meer zal zijn. Deze boodschap zo door te geven was het enige wat mogelijk was. In die nacht mocht die dominee, op deze ongewone plaats, in een houding, die hij anders zelden in het openbaar gebruikte, bedienaar zijn van het God delijke Woord. Jan van Westhove. nu niet hebben. Maar wel over een paar symptomen, of juister gezegd, crisisver schijnselen, die zich voordoen en die de vraag nog actueler maken over de kerk en haar belijden. Deze vraag ligt wel niet precies in het zelfde vlak bij beide kerken, maar ver toont toch veel overeenkomst in haar achtergrond. En deze is terug te bren gen tot wat Ds. J. Overduin schreef in het Centraal Weekblad in het nummer van 20 juni: „De aanbidding van het vraagteken" en dan stelde hij twee dingen tegenover elkaar. Pinksteren is het uitroepteken van de Heilige Geest achter de grote daden Gods. Nu is heden ten dage elk uitroepteken en elke zekerheid al bij voorbaat bij velen ver dacht. We leven in een tijd van „de cultus van de twijfel". En belijden is juist zekerheid omdat het zich grond op de hoofdwaarheden die ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft. Daar bij kan een mens leven en getroost ster ven. Om aan te tonen dat juist deze dingen in het geding zijn, ook binnen de kerk, wou ik op twee dingen wijzen. Het kan voldoende bekend zijn, dat onze Generale Synode besloten heeft te komen tot een nieuw belijden meer in de taal van vandaag. Hier is niets tegen, mits men vasthoudt aan de hoofdwaar heden die onze vaderen op grond van Gods Woord hebben gesteld. Het is dit belijden dat voor Prof. Kuitert e.a. geen begaanbare weg meer is. In het blad van onze Gereformeerde Mannenverenigingen „Opdracht en Dienst" schrijft Dr. H. B. Weyland hierover onder de titel: „Maakt een nieuwe belijdenis een kans Kwam dit blad meer in alle gezinnen van onze Geref. mensen; mijn schrijven zou over bodig zijn. Dit is helaas niet zo. Het uitmuntend artikel van Dr. Weyland vindt zijn oorzaak in een discussie tus sen Prof. Kuitert en Prof. Ridderbos rondom de belijdenis van de kerk. Men kan hierbij waardering hebben voor de bewogenheid van Prof. Kuitert om de mens van vandaag te willen benaderen en aan te spreken. Als hij stelt dat ons belijden de mens van de twintigste eeuw niet meer aanspreekt, dan blijkt dat het juist de grondslag van ons christelijk geloof is, die de onoverkomelijke moei lijkheid vormt om dit te bereiken. Zo dra het gaat over de verzoening, over Jezus opstanding en Zijn wederkomst spreekt hier het diepgaand verschil. Hij spreekt over mensen die geestelijk in het slop zijn geraakt en die toch ergens moeten kunnen aanhaken. Maar als men de vraag gaat stellen waar dat „er gens" dan uit bestaat, dan blijft de goedbedoelde poging van Prof. Kuitert in de mist. Want hier wreekt zich de weg van de „nieuwe theologie" die het Evangelie pasklaar wil maken voor de moderne mens, en daarbij met de hoofd waarheden van Gods Woord op ge spannen voet komt. De belijdenis, ge grond op Gods Woord, is datgene wat de Christen door alle eeuwen heen heeft aangesproken als een houvast in leven en sterven, maar wat voor de gesaeculariseerde mens in diezelfde eeuwen een aanstoot en een ergernis geweest is" aldus Dr. Weyland. „Wan neer wij er maar voor zorgen dat het profetisch en apostolisch woord in zijn diepe zin nog opklinkt, daarvoor bidden en werken, dan zal de Heilige Geest er wel voor zorgen dat er nog mensen zijn die het geloven en er door gesterkt en getroost worden". We scharen ons gaarne ook achter dit woord van Dr. Weyland. De Heilige Geest zal er voor zorgen, in het begin van dit artikel is hier reeds over gesproken, toen ik Ds. Overduin citeerde, als hij spreekt over ,de cultus van de twijfel". Hij grondt deze woorden op hetgeen op de Alge mene Kerkvergadering van onze Her vormde broeders en zusters gezegd werd. Dit was de opmerking van een zuster die zei in het ambt te staan, en die niet wist wat geloven eigenlijk in houdt en wie God is Wat kun je nog geloven Dit was naar veler mening de eerste eerlijke vraag, en die ging gepaard met appalus. Wie de huidige geestelijke ontwikkeling volgt zou geneigd kunnen zijn om te zeggen dat dit heel geen vreemde opmerking was, maar dat vervolg op pag. 3 57) door Jan Lourense Dat ziet er alles met elkaar niet mooi uit. Er is grote spanning in het land. In de kerken, ook in Middelburg natuurlijk, is vurig gebeden voor het volk, de regering, het Koninklijk Huis, dat... een deel van het volk, althans de leiders van dat deel, wil wegjagen als schurftige honden... „Gaat dat nu maar zo Gebeurt er dan niets vraagt Adri, als Johan haar voorleest uit de ge leende courant. Wacht even Er staat nog meer in het blad dan al het gebrul van de socialisten Er is een oproep van de regering verschenen. Zeker, hervormingen moeten er komen, maar niet langs de weg van revolutie en geweld, maar in de geordende weg. Met Gods hulp komen we uit de misère. 't ls niet meer de regering Cort van der Linde. Ondanks de mobilisatie zijn er vorig jaar ver kiezingen gehouden en er kwam een duidelijke rechtse meerderheid uit de bus. Er is een rechts kabinet gekomen onder leiding van Ruys de Beerenbrouck, een Limburgs staatsman. „Moet je horen, Adri En Johan leest voor een oproep van de burge meester van Den Haag, die de hele burgerij op roept maandag naar het Malieveld te komen, waar een grote hulde zal worden gebracht aan de Ko ninklijke familie. Er zijn nog andere berichten. Uit vele delen van het land, de Friezen voorop, snellen militairen vrij willig naar Den Haag. Er zijn er heel wat onder, die slechts zeer korte tijd geleden zijn gedemobi liseerd. Ja, ze zullen maanden en maanden onder de wapenen zijn geweest voor Koningin en vader land en... daar zal een minderheid in het volk roet in het eten gooien, een chaos gaan scheppen en de Koningin verjagen Kom, kom, we zijn hier niet in Duitsland Gek is dat - 's maandagsavonds stroomt half Middelburg naar de Markt (er is geen enkele oproep of wat ook verspreid); er wordt een op tocht gevormd; geen muziek; wel gezang; hier en daar een fakkel of een lampion en dan door een groot deel der stad naar het Schuttershof, waar alle zalen stampvol betogers zijn. Er is geen pro gram. De een of ander bekend stadgenoot gaat spreken. Dan komt daar in de grote zaal de popu laire Hervormde predikant Visser, die een speech afsteekt, die klinkt als een klok. „Weet u, wanneer de socialisten de leiding heb ben en wanneer wij- hen moeten gehoorzamen Als zij bij een verkiezing voor de Tweede Kamer met minstens een en vijftig zetels uit de bus komen. Dan kunnen zij een zuivere, socialistische regering vormen. Maar zo'n verkiezingsuitslag komt er niet in ons land; komt er nooitDat weet Troelstra drommels goed. En wat heeft hij daarom in Rotter dam gezegd Je moet de stemmen niet tellen, maar wegen Ik zou niet weten, welke weegschaal hij daarvoor gebruiken moetVoorlopig zullen we maar blijven tellen. En dan zal de uitkomst zijn: met God voor Koningin en vaderland Als het daverend, instemmend applaus bedaard is, komt er een ander op het podium. Wie is dat O, mijnheer Basson, lid van de gemeenteraad. „Ik was vandaag in Den Haag, op het Malie veld. Mensen, mensen, dat was me wat Duizen den en duizenden. De Koningin, prins Hendrik met prinses Juliana op de knie. De soldaten spanden de paarden uit en trokken het rijtuig kris en kras over het veld. Als de socialisten nu nog niet weten, hoe de overgrote meerderheid van ons volk over hen denktWat zullen ze morgen in de Kamer nu nog te vertellen hebben 11" Nu, het is heel anders gelopen dan men ooit heeft kunnen denken. Om te beginnen was de leider Troelstra, die een vlammende redevoering zou houden en de revolutie zou aankondigen, als de regering geen gehoor aan de eisen gaf (alsof een revolutie wordt aangekondigd: die voert men uit, afgelopen niet aanwezig. Hij lag ziek in bed. Van angst in bed gekropen, zei men. Zijn vriend Schaper moest de vuile was voor hem opknappen. Nu, die was heel wat gematigder. Feitelijk liep het hele gedoe met een sisser af, al zou er in de nabije toekomst heel wat hervormd worden. In elk geval had de revolutie bij Zevenaar stand gehouden. Lieven parkeert op die vrijdag 11 november zijn mooie wagen vóór de woning en gaat naar binnen, waar Bella hem tegemoet komt en hartelijk omhelst. Ze zijn nu zowat een half jaar getrouwd. Zoals ze gezegd hebben is het inderdaad een heel kalme bruiloft geweest. Uitsluitend de naaste familie, behalve broer Friedrich, die aan het front was;, voorts geen receptie of iets van die aard; alleen een lunch, niet eens een overdadige. Allen zijn er geweest: Johan en Adri, de broers en zusters met hun mannen en vrouwen, Pleun dus ook met haar Gilles Doelman uit Zierikzee, zelfs heeft Kees Sanne meegebracht. Nu weten ze allen, wie en wat Sanne is. Natuurlijk alleen een huwelijksvoltrekking op het Stadhuis. Dat heeft Johan en Adri, ja feitelijk allen pijn gedaan. Ze zijn het zo anders gewend. Neen, over het algemeen is het niet een prettig huwelijksfeest geweest. De omstandigheden hebben daartoe trouwens ook aanleiding gegeven. De stemming van Bella's vader is down geweest. Als volbloed Duitser kon hij het niet verkroppen, dat Duitsland de oorlog ging verliezen. Hij twijfelde daar niet aan, zei het ook ronduit. Dat is nu zowat een half jaar geleden. Het is nu 11 november 1918. „Gaat het goed, lieverd vraagt Lieven of Rochus, zoals hij genoemd wordt door de Von Falkenhausen. „Prima, jo. En paps „Hij is vanmiddag niet op het kantoor geweest. Ik snap het niet en begrijp het toch ook weer wel. Er was geen enkele afspraak, dus is hij thuis ge bleven". „Heb je niet gebeld „Neen, 'k heb er wel over gedacht, maar vond het toch beter het niet te doen. Hij was vanmorgen danig van streek". (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 2