eeuwóe 3£erkbocle BLoeö Huis van de Heer Let watet wet de L&wit S^u/mte voor de Gjeeótl Hoofd-Redacteur: Dr. DONDORP, Gapinge, Telefoon (01189) 4 70 VOLG MIJ 27 AUGUSTUS 1970 24e JAARGANG No. OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND „Ik worstel en ontkomAdres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 25 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 25 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg Telefoon 01180-2438 Giro no. 4 22 80 Postbus 164. Boven vermogen hebben wij een zware last te dragen gehad. 2 Cor. 1 8. Biet is niet waardat een mens nooit meer te dragen krijgt, dan hij dragen kan. Paulus o.a. is tot boven zijn krachten beproefd geweest. Maar hij vraagt: ,,wat dan nog Hij gelooft in de opstanding der doden en dat het leven hier op aarde echt niet alles is. Wanneer we het alleen van dit tijdelijke bestaan moeten hebben, zijn we toch wel heel armzalige mensen. In onze jeugd lijkt het heel wat. Maar denk eens even aan al die oude mensen, die niet meer mee kunnen doen. Aan de gehandicapten die nooit mee kunnen doen Als dit leven alles is, wat je hebt, moet je wel heel erg zuinig zijn en nooit enig risico nemen en zeker alle wilde beesten uit de weg gaan. Paulus was er in Efeze heel erg naar aan toe geweest. Hij had zichzelf al afgeschreven, omdat hij boven zijn vermogen belast was geworden. Wat hem betrof -, hij kon niet verder, 't Was afgelopen. Maar hij wist van de Here Jezus en van Pasen en vertrouwde op God, die de doden weer opwekt. Als je dit gelooft, kun je wat hebben en is er met het sterven echt geen man overboord. De BI ere Jezus was de eerste -, de eerstgeborene uit de doden, maar Hij zal de Zijnen tot Zich trekken. Uittrekken. Samentrekken. En optrekken. A.D. Het is een aangrijpende zaak als de Here Jezus tegen ons zegt: ,,Volg mij". Het klinkt zo dwingend en gebiedend dat korte commando ,,volg mij". En het is een geweldige taak waartoe hij ons roept, zoals Karei Doorman in de Javazee seinde naar de schepen van zijn vloot: ,,Ik val aan, volg mij". Wij zingen zo graag dat stichtelijke vers, dat Hij als de Vredevorst gebieden kan ,,de vrede op aard en in mijn ziel". Maar dikwijls gebiedt de Here Jezus helemaal geen vrede Ja zeker, Hij kan de winden en de golven op het ontstuimige meer ge bieden, dat zij stil worden; maar Hij komt ook vaak op het stille slapende meer van ons hart en beveelt, dat de golven bewogen worden. Engelen zongen bij Zijn geboorte van vrede op aarde", maar Hij kan soms ook voor ons staan en zeggen: meent u soms, dat Ik gekomen ben om vrede te geven op aarde Geen sprake van. Integendeel, zeg Ik u: veeleer verdeeld heid. ,,Volg mij". Dat commando jaagt ons overeind uit de dommel en stuurt ons de strijd in, die het Koninkrijk van God hier op aarde voert tegen de verploerting van het leven en de vervuiling van ons milieu. Maar het betekent nog meer. Dat woord ,,volg mij" is ook een uitnodiging en het zit vol vriendelijkheid en zacht heid. Hij zegt het tegen mensen, die verdwaald zijn en niet meer weten, hoe ze er uit komen: ,,volg Mij maar". Als je Mij volgt, kom je terecht. Tegen mensen, die de weg kwijt zijn, zegt Hij met de zekerheid van iemand, die de weg weet en met de liefde van Hem, die de weg is: ,,volg mij". Kom maar bij Mij en ga maar met Mij mee, dan komt alles in orde. Ja, dan verdwijnt alle onrust en angst want de Here Jezus zegt: ,,Mijn vrede geef ik u". Maar wees voorzichtig Want de vrede, die de Here Jezus geeft is een andere soort vrede dan de vrede, die de wereld geeft. De wereldse vrede is negatief en zit vol met verdringingen. De vrede, die de Here Jezus geeft is positief en actief. Hij zet ons voor een taak en stuurt ons in de strijd en is helemaal geen ver dovingsmiddel (opium voor het volk). Vergeet het woord niet van de Here Jezus, toen Hij zei: ,,Wie Mij volgt, neme zijn kruis op en verloochene zich zelf". A.D. ,,Het bloed, het kostbare bloed van Jezus Christus, reinigt ons van onze zonden; daarin moeten onze zielen ge wassen worden..." Nee, dit is geen taal die de mensen van tegenwoordig begrijpen. Het is duidelijk, dat de bijbel niet al leen uit het Hebreeuws en uit het Grieks in hedendaags Nederlands moet worden over-gezet, maar allerlei uitdrukkingen moeten nog verder worden vertaald, willen wij er een behoorlijke zin aan kunnen hechten. Ook het woord bloed". In de bijbel kunt u lezen, wat een grote plaats het „vergoten bloed" in neemt. De brieven van de verschillende apostelen leggen telkens nadruk op het „bloed" van de Here Jezus. En van daaruit is deze uitdrukking terecht ge komen in de liederen der kerk en in de terminologie van de kerkmensen. Maar het is de vraag of deze laat- sten de zin ervan nog wel verstaan. De Here Jezus, die op Golgotha zijn bloed voor ons vergoten heeft, tot ver zoening van onze zonden, is zeker niet aan bloedverlies gestorven. De kruisiging was wel een ontzet- tended marteling, maar toch geen bloe- dige dood. Bovendien -, als was dat wèl het geval geweest, het is toch volkomen duidelijk, dat al zijn lichaamsbloed bij elkaar onze zonden niet kon afwassen. Wat betekent het dan, dat we in zijn bloed gewassen moeten worden In het ene woord „bloed" wordt al het lijden en sterven van de Here Jezus samengevat. In het bloed zetelde name lijk, volgens de oude voorstellingswijze het leven. Wanneer er staat, dat de Here Jezus zijn bloed voor ons vergoten heeft, be tekent dat dus, dat hij zijn leven voor ons gegeven heeft, geofferd heeft - overgegeven heeft tot in de dood, toen hij de schuld van onze zonden op zich genomen had en de straf daarvoor dragen moest. Wij moeten nooit vergeten, dat de apostelen allemaal rasechte Joden waren. Bij verzoening dachten ze on middellijk aan bloed. Ze waren immers opgevoed bij de tempel met al die offer dieren, die geslacht werden. Tegen deze achtergrond moet u dus ook een zin als die van Johannes lezen: „het bloed van Jezus, Gods Zoon reinigt ons van alle zonden". Die kan alleen begrepen worden in zijn verband met de Oud-Testamen- tische eredienst. De apostelen noemden, net als Jo hannes de Doper, de Here Jezus: „het Lam van God". Of ook: „het Pascha, dat voor ons geslacht is". Iedere verbondssluiting ging oudtijds gepaard met offers, d.w.z. met bloed. Het nieuwe Verbond werd echter ge sloten in het bloed van Christus. Dat wil zeggen: hij heeft zijn ziel, d.i. zijn leven gegeven als garantie van de nieuwe verbondenheid tussen God en ons. Het spreekt vanzelf, dat wie opgevoed was bij de wetten en de profetieën van Israël, en voor wie de tempel te Jeru salem het centrum geweest was van zijn religie -, dat die heel het lijden en sterven van Christus aanduidde met dat ene, enkele woord „bloed". Want geloof maar, dat er bij die tempel wat bloed gevloeid heeft. Hoeveel duizenden dieren waren daar in de loop der tijden niet geslacht Al die offers en al dat bloed had al die eeuwen door gewezen naar hem, die komen zou om zichzelf te geven en zichzelf te offeren ter verzoening van de zonden der wereld: Jezus Christus, die de priester en het lam in éne zou zijn. Om de taal van het Nieuwe Testa ment en de zin van de woorden te ver staan moeten we voortdurend terug grijpen naar het Oude Testament. Daarbij gaat het niet alleen om de woorden maar ook om de geschiede nissen en de gebruiken. We moeten bedenken, dat de Here Jezus als een Jood ter wereld is ge komen en als een Jood heeft geleefd. Dat geldt ook van de apostelen. De laatsten hebben tot. aan het Pinksterfeest in de oude bedeling ge leefd. En het viel ook daarna niet mee er los van te komen. Het heeft vrijwel tot aan de verwoesting van Jerusalem in het jaar 70 geduurd. Toen werd de tempel verwoest om nooit meer opge bouwd te worden. De gemeente was de tempel van de Heilige Geest. En de offers waren de gebeden en de daden van liefde en de lofgezangen. Door de Here Jezus werden de wet ten van Mozes steeds onderhouden. Alleen wat mensen daar aan hadden toegevoegd - daar trok hij zich niets van aan. Ook aan hem zijn de wetten van Mozes in toepassing gebracht. Dat be gon al toen hij op de achtste dag (na een week dus) besneden moest worden. Toen werd voor het eerst zijn bloed vergoten. Maar die eerste bloedstorting ging gepaard met de naamgeving. Terwijl het eerste bloed van het knaapje vergoten werd, zei Jozef: „ik geef u de naam Jezus". Jezus betekent zaligmaker. Alleen door deze naam moeten wij zalig worden. Maar deze naam hing van meet af aan samen met Zijn bloed. A.D. Wie geen vreemdeling is in kerkelijk Jeruzalem zal op de hoogte zijn van het feit, dat gedurende de laatste tien, twintig jaar de belangstelling voor de pinksterbeweging groeiende is. Hoe dat komt is altijd moeilijk na te gaan. Misschien is die plotselinge aandacht trouwens niet in de eerste plaats ge richt op de pinkstergroepen zal zodanig, maar veeleer op de Heilige Geest, die door deze mensen zo centraal wordt gesteld, en op wiens gaven men in pinksterkringen zo de nadruk legt. De derde persoon van de drie-eenheid is niet zelden immers het stiefkind van de theologie. Voor velen is Hij weinig con creet. Men zag hem soms als een vage kracht. En dat heeft veel weg van een onbekende grootheid. De Heilige Geest is in de beleving van verschillende christenen een wat geheimzinnige en raadselachtige zaak. Bovendien kunnen allerlei merkwaardige gebeurtenissen uit het verleden ons wat huiverig gemaakt hebben om even vrijmoedig te belijden: ik geloof in de Heilige Geest, als: ik geloof in God en in Jezus Christus. In de tijd van de reformatie waren er lieden, die op grond van zogenaamde openbaringen en daartoe gedreven door de Geest, zoals ze meenden, de meest wilde theorieën er op na hielden. Be rucht in dat verband zijn die weder dopers, die naar het Duitse stadje Münster togen om daar de beest uit te hangen. Ze beweerden dat ze daar het nieuwe Jeruzalem uit de hemel zouden zien neerdalen, en dat ze dat moment moesten afwachten. In al hun theorie- en lieten ze de Geest een griezelige rol spelen. En het is dan ook geen wonder geweest dat meer integere her vormers wat huiverig werden voor zulke „werkingen van de Geest". Er zijn trouwens wel meer voorbeelden uit de geschiedenis aan te halen waaruit blijkt dat mensen probeerden om de Geest voor hun karretje te spannen in plaats van, andersom, zich dóór die Geest te laten drijven. Hoe het ook zij, en hoe het ook ver klaard zou moeten worden dat de Geest in het algemeen minder aandacht kreeg dan de Vader en de Zoon, de pinkster beweging deed opnieuw een intense aandacht groeien voor zijn persoon en zijn werk. En het enthousiasme van deze mensen bracht hier en daar (of moet ik zeggen: her en der?) grote verwarring. In elk geval zozeer, dat de kerken er officieel aandacht aan gingen geven. Zowel van hervormde als van gereformeerde zijde verschenen bro chures over kerk en pinkstergroepen. Nog in 1968 kwam er een voorlichtend geschrift uit, geschreven in opdracht van de gereformeerde synode, onder de titel: Het werk van de Heilige Geest in de gemeente. Een aantal pre dikanten, die nauw betrokken zijn in het gesprek met de pinksterbeweging-, was duidelijk teleurgesteld en in som mige opzichten zelfs verontwaardigd over de inhoud van dat geschrift. En de Rotterdamse evangelisatiepredikant Dr. K. f. Kraan heeft zich tot hun woordvoerder gemaakt in éen klein boekje, dat werd uitgegeven bij Kok in Kampen: Ruimte voor de Geest (f3.95 - bij aantallen korting.) Dr. Kraan bestrijdt daarin verschil lende naar zijn mening onjuiste voor stellingen die bestaan ten aanzien van de pinksterbeweging. In de eerste plaats ontkent hij dat iemand volgens de pinksterdogmatiek pas een kind van God zou zijn wanneer hij de doop met de Heilige Geest ontvangen heeft. Een mens kan geloven zónder dat Hij met de Geest gedoopt is. Ook dat geloof is trouwens door die Geest gewerkt. Alleen, zegt de schrijver, juist wie ge looft kan intens verlangen naar een meer reëele nabijheid van de Heer, en naar meer bezieling, kortom naar de zogenaamde twééde zegen van de doop met de Geest. Elet is daarmee precies als met de verzoening. Die hebben we eens en voor altijd ontvangen aan het kruis. Maar dat neemt niet weg dat iedere gelovige tóch altijd weer om die vergeving zal vragen. Verder is het onjuist te menen dat iemand pas die zekerheid kan hebben, dat hij namelijk de Heilige Geest ont vangen heeft, wanneer hij in tongen O Vader die uw woning sticht hoog in het ontoegankelijk licht, geef onze hand de zekerheid om in de ontrouw van de tijd een huis te bouwen dat gewaagt van uw geduld dat alles draagt. O Christus die met al ons leed het ware heiligdom betreedt, Gij, grondsteen, door Godzelf gelegd, van het gebouw van liefde en recht, bouwoffer dat aan God behaagt, wees fundament dat alles draagt. O Geest, Gij mortel van Gods kerk, hoe ijdel is ons metselwerk, hoe pover is het offer dat wij dragen naar de nieuwe stad, voeg onze harten thans tezaam, een heilig huis voor Christus' naam. O Heilige Drievuldigheid die eerste en die laatste zijt, wil ons ontmoeten van omhoog, laat ons feestvieren voor uw oog, bereid voor ons de heiige dis in 't huis dat U geheiligd is. Jan Wit. Na gesproken heeft. Het is niet waar dat men altijd precies moet kunnen aan geven waar en wanneer men met de Geest gedoopt is. Zoiets kan, evenals bijv. bij de bekering, evengoed langs wegen van geleidelijkheid gaan. Een volgend misverstand, dat Dr. Kraan heeft gesignaleerd in het syno dale geschrift en dat hij uit de weg wil ruimen, is dat degenen die zich laten overdopen de kinderdoop zonder uit zondering zouden minachten. Het is integendeel, meent hij, dikwijls een' uiting van het diepe verlangen om zich bewust persoonlijk over te geven aan Christus. Men behoeft het niet aan te moedigen om toch iets meer te be grijpen van de mensen, die zich als volwassene laten overdopen. Het hele boekje van Dr. Kraan is een poging om het vertekende beeld dat veelal gegeven wordt, recht te zet ten, óók in dat gedeelte waar hij de Geestesgaven bespreekt. Het zou te ver voeren om hier alles door te geven wat de schrijver zegt. Tenslotte voert hij een pleidooi om ook binnen de geves tigde kerk ruimte te gunnen aan deze groep van christenen. Zijns inziens is zo'n ruimte voor de Geest legitiem en verre van in strijd met de bijbel. Het zou jammer zijn wanneer we deze stem niet zouden willen horen. Hetzelfde zou men kunnen zeggen van het boekje van Dr. Basilea Schlink, Waar Gods Geest werkt (uitg. Wever, Franeker. Prijs 6.90. Ondertitel: De kracht van de Heilige Geest vroeger en in de tegenwoordige wereld). Uitgaan de van de talloze bijbelse gegevens over de kracht en de werking van de Geest, die zij uitvoerig bespreekt, komt zij tot de conclusie dat er in onze tijd dringend behoefte is aan Hem. De schrijfster spreekt stelliger en absoluter dan Dr. Kraan, naar het mij voorkomt. En zij heeft er minder oog voor dat de Geest juist dikwijls onopvallend werkt. Veel van de voorbeelden die zij aan haalt om haar betoog te ondersteunen zijn nogal „spectaculair". Dat begint al op de eerste bladzij als zij gewag maakt van de wonderbaarlijke groei van het christendom in Indonesia na de staats greep. Ook in de serie getuigenissen waarmee haar boek eindigt ontbreekt dat buitengewone niet. Dat is jammer, want op andere plaatsen, bijvoorbeeld in haar bespreking van de verschillende Geestesgaven, is het boek evenwichtig, boeiend en niet minder overtuigend. Zij zet daar de gave van de wijsheid naast die van het doen van wonderen, en niet alleen de genezing krijgt daar een plaats, maar ook de barmhartigheid, de liefde. Een citaat: Men mag nooit zeggen dat geloof in Christus inhoudt dat elk ziektegeval genezen wordt, dat ziekte altijd een gevolg is van persoonlijke zonde of een bewijs van ongeloof zou zijn - of dat men geen beroep zou mogen doen op de medische wetenschap of de geneeskracht van medicijnen (pag. 44). En tenslotte, juist toen ik bij het lezen de gedachte bij mij voelde op komen, dat de Geest bij haar zóveel ruimte kreeg dat de bijbel het er be nauwd van zou krijgen omdat die ken nelijk niet meer aan het Woord hoefde te komen, kwam ik op pag 90 deze zin tegen: Goddelijke profetie herkennen wij daaraan, dat zij in overeenstemming is met het geheel van het getuigenis van Gods Woord, en daar niet bovenuit gaat. Vrouwenpolder. (slot volgt) L. IJkel.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 1