eeuwóe 5C mijn Recht „Zeeuwse Kerkbode" HOESTEN Rwanda in het vizier Hoofd-Redacteur: Dr. DONDORP, Gapinge, Telefoon (01189) 4 70 ^elex uit jepu 13 AUGUSTUS 1970 24e JAARGANG No. 6 „Ik worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Adres voor opgave advertenties en predikbeurtenLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 25 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 25 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg Telefoon 01180-2438 Giro no. 4 22 80 Postbus 164. Psalm 43 begint met de bede: „doe mij recht, o God". De gedachte aan Gods recht en heiligheid doet ons dik wijls vluchten naar Gods barmhartig heid. Ja, het lijkt wel eens, of er twee Goden zijn. Vooral als we denken aan Psalm 130: „zo Gij in het recht wilt treden... o Heer". Hoe kan dan iemand aan God vragen, dat hem recht worde gedaan Ja, maar in Psalm 43 liggen Gods recht en genade geheel door één. Gods rechtvaardigheid is, dat Hij trouw is. Dat God betrouwbaar is en woord houdt. Zijn beloften nakomt. Al ben ik de grootste zondaar, dan heb ik er nog recht op, dat God Zijn beloften vervult. Het gaat hier om rechten, die God mij gegeven heeft. En daarom leeft het geloof van de belofte. Het was in de hongerwinter een groot verschil, of je van boerderij tot boerderij liep te bedelen om wat eten, dan of je naar een adres ging, waar iemand je wat had toegezegd Dan vroeg je ook wel „als het u belieft" en dan stond je ook wel heel timide in je schamele ar moede, maar je had grond onder de voeten. De gedane toezegging gaf vrij moedigheid en vertrouwen. Zo vraagt de dichter van Psalm 43, om de vervulling der belofte, en zo zal het er voor ons allen op aan komen, dat we Gods beloften aangrijpen en onze mond openen tot onvoorwaardelijke ge beden. Als je dat eenmaal hebt gezien, dat Gods rechtvaardigheid Gods trouw is, dan zal Zijn recht u niet meer ver schrikken. Integendeel. Maar dan staat Zijn genade op recht en waarheid pal. De Here is niet een God, die belooft en als je er gelovig om vraagt zich dan terugtrekt. U hebt geen enkel risico. Want Hij is recht in al zijn weg en werk. A.D. De thans 25-jarige Ds. Djaka Soe- tapa, sinds 27 januari 1970 predikant van de stadsgemeente te Tjepu. Hij studeerde aan de Theologische Hogeschool te Djakarta. In het voor jaar van 1969 legde hij als jongste student van zijn jaar met goed ge volg zijn doctoraal examen af. Als secretaris van de Deputat Peka- baran Iindjil van de classis Blora/ Bodjonegoro verzorgt hij momenteel de correspondentie met de Zuider zending. Een gast betekent zegen, zeggen ze hier, maar soms zou je met wat minder zegen ook tevreden zijn. Je bent druk bezig en daar roept iemand „Ada tamu": er is bezoek. En niet alle tamu's hebben een even dringende boodschap, er zijn er ook die aanbellen uit eerlijke bezorgd heid, dat we ons alleen voelen of ver velen hier. Toch wordt het gesprek vaak zinvol als je belangstellend vraagt naar werk en gezin. Vanmiddag kwam er een oude man vragen of hij mee mocht rijden morgen ochtend naar Blora. Hij was gepen sioneerd ambtenaar, zei hij. „Kunt u rondkomen van uw pensioen „Het is wel moeilijk van 2.300 roepiah per maand". Dat is in Nederlands courant omge rekend ongeveer zoveel als drieëntwin tig gulden. „Hebt u nog kinderen thuis „Een zoon van eenentwintig, hij heeft twee jaar geleden eind-examen van de handelschool gedaan, maar kon tot nu toe geen werk vinden". Zo zijn er duizenden, als deze vader en zijn zoon. En er zijn er nog veel meer, voor wie tweeduizend roepiah een hele massa geld is. Ik ken metselaars die minder dan tweeduizend loon per maand hebben en hun handlangers krijgen vijftienhonderd of minder. Om niet te spreken van de talloze werk lozen. Zeker de prijzen zijn er ook naar: een korte broek kost tachtig roe piah, maar wat doet men met een dag loon van vijftig a honderd roepiah als de rijst vijfendertig tot vijftig kost en je hebt voor een gezin van vier, vijf mensen anderhalve kilo per dag nodig Gekke wereld, je ziet vlak vóór je de armoe blijven, een zee van armoe, en je ervaart een lamme machteloosheid om daar iets tegen te doen, ...machte loosheid W. H. M. Reinders. Het verschijnsel van het hoesten moet niet alleen vanuit een medisch, doch ook vanuit 'n psychologisch oogpunt worden beschouwd. Iemand die keelpijn heeft, kan last genoeg hebben van de prikkeling van zijn luchtwegen, maar dat is niet de enige oorzaak. Wie werkelijk last heeft van keelpijn en hoesten moet, omdat hij anders zou knappen van benauwdheid, die probeert zijn hoest zo veel mogelijk te smoren. Het is dan ook niet dit hoesten, dat in de kerk zo hinderlijk is. Hinderlijk voor anderen. En voor de man op de preek stoel, voor wie ieder geluid, dat ook maar even de stilte stoort, afleidend is en een belemmering van zijn werk. Het hinderlijk hoesten is het hoesten dergenen, die niet luisteren, wier ge dachten overal zwerven en die dan ook geheel gedachtenloos zitten te hoesten, zonder het zelf te weten dat ze van enige kriebeling last hebben en dus ook zonder enig verzet daartegen. De associaties, die tot hoesten lei den, spelen zich af in de sfeer van het onbewuste. Daarom is er geen rem en dezulken hoesten luid uit zonder het zelf te horen. Het is dan ook zeer opmerkelijk, dat b.v. onder het lezen van de wet, waar naar het minst bewust geluisterd wordt, het meest wordt gehoest. Mij bekroop onlangs een sterke ver zoeking, om zonder van toon te ver anderen, een gebod in te voegen: „Gij zult niet hoesten". Doch dit ware niet in overeenstemming met de heilige ernst van het: „God sprak al deze woorden, zeggende". Dat het verschijnsel van het hoesten psychologisch moet worden geanaly seerd, blijkt ook zeer duidelijk uit het feit, dat op sommige momenten alle verkoudheid plotseling en radicaal is genezen als er b.v. iets anders dan ge woonlijk gebeurt. Toen ik eens enige zondagen door heesheid werd gekweld en de prediking even onderbrak ten einde door enige slokken water mijn keel tot gehoorzaamheid te dwingen, viel er een plechtige stilte in de kerk. Ieder was vol gespannen aandacht voor deze gebeurtenis. Het deed mij denken aan de predi kant, die een grote steen meenam en deponeerde op de preekstoelrand, om haar na afloop van de dienst weer mee te nemen. Elet vreemde van deze daad en de vraag, wat er mee gebeuren zou, verleende aan de gemeente een ge spannen aandacht. De zwakheid van deze methode schuilt natuurlijk in het feit, dat men dit maar éénmaal doen kan. Er moet nog iets van gezegd worden. Want de vraag dient overwogen te worden, hoe het komt, dat er 's avonds aanmerkelijk minder gehoest wordt dan 's morgens. M.i. moet dit zo worden verklaart, dat de kleine groep gemeenteleden, die 's avonds komt, komt om te lui steren. Er zijn helaas velen, die 's mor gens deelnemen aan de godsdienst oefening alléén, omdat zij dit minimum van hun plichten willen blijven waar nemen. Zij komen niet uit behoefte, uit wezenlijke interesse, want dan zouden ze des avonds ook komen, maar uit een zekere traditionele gebondenheid. Hoe gaat het 's zondagsmorgens Laat opstaan. Vlug scheren en ontbijten. En op een holletje naar de kerk, waar men op het nippertje binnenschiet. Dat gebrek aan voorbereiding is mede oorzaak van de rumoerige sfeer, die zo bevorderlijk is voor het hoesten. Men is niet rustig. De geest is niet tot luisteren gestemd. Men doet niet van ganser harte mee aan de publieke ere dienst van Gods Naam. Ten slotte is daar ook nog de kwestie van de beschaving. Men spreekt en schrijft tegenwoordig zoveel over de problemen van christendom en cultuur. Ik geloof dat de cultuur tot probleem wordt, zodra de beschaving gaat ont breken. Er is een geweldige opbloei van de cultuur en de christenmensen, die niet meer tot de „kleine luiden" behoren, zijn niet meer te houden. Doch het ergste is dit, dat de innerlijke beschaving zo deerlijk achteruit is gegaan. Daardoor zijn de cultuuruitingen ontzettend ver ruwd en ordinair geworden en wordt er aan christelijke zijde gevraagd naar maatstaven en bepalingen, opdat men toch wete, wat onder ons geoorloofd is en ongeoorloofd. Ik geloof niet dat de oplossing hier gezocht moet worden. Maar het waarachtige geloof, dat de verborgen omgang kent met Jezus Christus de Heer, leidt vanzelf tot zui vere beschaving en tot een fijn gevoel voor wat liefelijk is en welluidt. Het accuut worden van het cultuur probleem zit in een tekort aan levend geloof en waarachtige bekering. U denkt, dat ik ben afgedwaald en vraagt wat heeft dit te maken met het hoestgeblaf en luiduitschietend gekuch in de kerk Heel veel. Dit is ook een kwestie van beschaving. Innerlijke beschaving, die een vrucht is van geloof en bekering, brengt mee dat men weet waar men zich bevindt en hoe men zich daar moet gedragen. Elk gebouw heeft drie dimensies: lengte, breedte en diepte. Een kerk heeft er vier. De vierde dimensie is de stilte. A.D. Dat ook een uitgave als de „Zeeuwse Kerkbode" niet altijd over rozen ging is mij duidelijk geworden, toen de hoofdredacteur mij de notulen verstrekte, van vergaderingen, die ruim vijftig jaar geleden gehouden zijn. Hoewel ik schoorvoetend beloofde te proberen een artikeltje er over te schrijven, kreeg ik bij het doorlezen steeds meer interesse, vooral ook omdat in die tijd een oom van mijn moeder predikant in Domburg was. En toen heb ik weer gezien welke opofferingen het soms betekende voor de Weleerwaarde en Eerwaarde broeders, als zij zich opmaakten voor de belangen van een provinciaal kerkblad. Uit de notulen blijkt, dat er vóór 1914 een „Zeeuwsch Kerkblad" heeft bestaan èn een „Zuider Kerkbode". Deze zijn in het beginjaar van de eerste wereldoorlog samengesmolten in een uitgave: „de Zeeuwse Kerkbode". Dat redacteuren, bestuursleden en gewone leden na soms moeilijke en lange reizen hongerig op een vergadering kwamen, bewijst wel een besluit om reeds na het lezen van de notulen te gaan lunchen. Dat men ook goed de tijd in het oog hield, kwam aan het licht toen er stond, dat het volgende punt van de agenda niet afgehandeld kon worden, daar men anders de trein miste. Opmerkelijk is ook dat er in die jaren bezwaar werd gemaakt tegen een jeugdrubriek, omdat volgens spreker: „de ijdelheid der kinderen wordt ge streeld, wanneer zij hun namen in de krant lezen". Ook kan men lezen van een slordige predikant, die zijn aandeel was kwijt geraakt en slechts tegen schriftelijke verklaring van het zoek zijn een duplicaat ontving. Maar ook van zuinige dominees, die o.a. vergoeding vroegen voor de reizen van Souburg naar Middelburg. Dat de gevolgen van de eerste wereldoorlog zich ook deden gelden in deze uitgave, blijkt uit de klacht, dat er te weinig advertenties binnenkwamen, daar de winkeliers hun artikelen toch wel kwijt konden zonder reclame. Dat er ook weieens onjuist gehandeld werd met aandelen, vertellen sommige verslagen. Want volgens geruchten, had een persoon zijn aandeel van 100 gulden verkwanseld voor een tientje, waarna het echter zoek was geraakt. En de vaders der mannenbroeders bogen hun wijze hoofden,' om dit probleem tot een oplossing te brengen, wat hun ook gelukte. Het doet een beetje vermakelijk aan, dat een verloskundige officieel optrad als propagandiste voor de kerkbode en dat dit breeduit op een ledenvergadering behandeld werd. Eveneens de steeds terugkerende problemen van de honorering. Zo ontving een schrijfster van een feuilleton 20.—' voor plaatsing. Dit luttele bedrag is ook weer niet verwonderlijk als dezelfde notulen vertellen, dat het abonnement met 5 cent per kwartaal verhoogd zal worden. Dat te lange meditatieschrijvers vroeger wel eens op de vingers getikt werden, blijkt ook uit de notulen. En dat de aangevallene de beeldspraak niet schroomde, kwam uit in de opmerking: „het is tenslotte geen jaquet, die je op maat kunt snijden". Dat er in de meestal gemoedelijke vergaderingen ook wel eens de meningen fel tegenover elkaar stonden, bewijst het verslag van 1 maart 1918. Punt 10 van de agenda was: „Bespreking inhoud blad". Eén der leden spuide namens een groep lezers zijn ergernis over een artikelenreeks, die over een Middelburgse predikant handelde. Hij verweet de redactie partij in deze. 'Hij was erg boos, dat zijn ingezonden stukken tegen deze artikelen voor kennisgeving aangenomen en door de redactie niet ge plaatst waren. Op deze vergadering meende hij de hoofdredacteur ter verantwoording te moeten roepen. Doch deze stelde, dat hij niet verplicht was om te antwoorden en zweeg verder. Doch de vragensteller, niet voldaan, werd steeds feller en uitte beschul digingen als „onhebbelijk" en „unfair". Maar de hoofdredacteur bleef zwijgen, totdat andere leden zich ermee gingen bemoeien om hem tot spreken te bewegen. Doch niets hielp. Eindelijk, nadat anderen bijna buiten adem waren, nam de zwijger het woord. Hij verklaarde niet de bedoeling gehad te hebben om iemand te be ledigen, doch alleen maar te laten zien, hoe men in den lande over deze zaak dacht. En dan aanvaardden zij deze verklaring met instemming. Zou dit ook zo in 1970 mogelijk zijn Jan van Westhove. Gevraagd enkele indrukken over land en werk te geven, voel je het riskante van zo'n verzoek: want wat kan een nieuwkomer daar nu voor zinnigs op zeggen Natuurlijk, indrukken genoeg, maar zullen ze in de toekomst niet gecorri geerd moeten worden Enfin, leest u ze maar met die achtergrond, als een eerste, voorlopige impressie. Je zou kunnen zeggen, Rwanda is een mooi en een moeilijk land. Mooi wat de schoonheid van de natuur aan gaat, de vriendelijkheid van de mensen, de gemakkelijke manier van leven voor Europeanen. Maar moeilijk wat de pro blematiek betreft: een zeer wankele economie, een ontstellende armoede, een zwakke kerk. Aanvankelijk zie je alleen maar het eerste, maar langzamerhand wordt je steeds meer met het tweede geconfronteerd. Je merkt dat een fiets nog een statussymbool is, de mensen in de heuvels grote schrik hebben voor een auto en op de lagere school de lei met griffel nog veelvuldig in ere is. En je hoort dat van de 22.000 leerlingen die de 6de klas hebben verlaten, maar plaats is voor een 2.000 bij het vervolg onderwijs. Problemen dus te over, maar oplossingen Daarenboven nog een zwakke kerk met hoge financiële lasten, die hoe lan ger hoe meer een kloof krijgt met de geëvolueerde bovenlaag. Of zoals een van de studenten het me tijdens eert retraite zei: „De kerk doet niets voor ons en begrijpt onze vragen niet, of wil er niet op ingaan". Te overtrokken wellicht, maar als er al te weinig pre dikanten zijn voor het gemeentewerk, hoe kan zij dan ook nog de scholieren en studenten begeleiden Misschien wordt het nog wat duidelijker als ik u een andere opmerking doorgeef: „Wij hebben nu ongeveer 50 jaar Christen dom hier, maar voor velen is het nog steeds een geïmporteerde zaak, die nog geen eigen wortels heeft kunnen schieten". Alleen dus maar negatieve indruk ken Gelukkig niet. Je merkt ook een grote bereidwilligheid bij de jongeren om iets voor hun land en hun kerk te doen, b.v. d.m.v. werkkampen in de vakantie. De scholierenbeweging groeit, ondanks financiële zorgen en contact moeilijkheden, veroorzaakt door de af stand. Het bezoek van de kerkdiensten is hoog te noemen, als het tenminste een Franse dienst is (vandaar dat we die twee maal per maand houden). En tijdens de 28 wekelijkse lessen is men gelukkig niet alleen vol aandacht, maar geeft ook goed van partij door allerlei vragen, opmerkingen, e.d. De (nog kleine) bibliotheek staat open voor de jongens, waar dan ook een enorm ge bruik van wordt gemaakt. Scholieren hier doen al sinds jaren het zondags-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 1