eeuwóe
SCerkbocle
veRÖRUkkinq
Sonnet voor de vaeantie
Gerechtigheid
Hoofd-Redacteur: Dr. DONDORP, Gapinge* Telefoon (01189) 470
WERKEN
en kart oan Meen
Judas een dienstknecht
van Jezus Christus
30 JULI 1970
24e JAARGANG No. 4
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
en ontkom" Adres voor opgave advertenties en predikbeurtenLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
25 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 25 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg
Telefoon 01180-2438
Giro no. 4 22 80
Postbus 164.
Een van de woorden uit de Bijbel, die in mijn leven van de grootste betekenis
zijn geworden, is wat de Here Jezus eens sprak tot Zijn discipelen: „niemand
zal uw blijdschap van u nemen".
Dat zei Hij niet tegen mensen, die. een gemakkelijk leven tegemoet gingen,
die vrijwel enkel voorspoed zouden genieten, maar tegen een stel mannen, die
stuk voor stuk allerlei ellende tegemoet gingen. De meesten van hen zijn de
marteldood gestorven.
Zelf had Jezus het hun vooruit gezegd: ge zult verdrukking lijden. Want ge
gaat uit als schapen onder de wolven. En toch: blijdschap; onvergankelijke
blijdschap
Dat woord heeft de Here Jezus ook tegen ons gezegd. Dat is voor ons een
bron van blijdschap, die nooit opdrogen kan. Als alle lichten doven, blijft die
zon schijnen.
In Bethlehem werd het door de engel geproclameerd: „ziet, ik verkondig u
grote blijdschap"Dat was het gebod van de levende GodDie hemel en aarde
gemaakt heeft.
En in allerlei toonaard wordt dit woord, herhaald door heel de Bijbel heen.
Vreest niet!" Vreest geen der dingen, die gij lijden zult.
Waarvoor moet iemand eigenlijk nog bang zijn, die weet, dat alle machten
aan Christus onderworpen zijn Ook de macht van dood! We zijn in leven èn
in sterven volkomen veilig. De dood kan ons niets meer doen.
„Schiet maar", zei een door de Duitsers gegrepen strijder in het verzet en
hij ontblootte zijn borst. „Schiet maar, je schiet me regelrecht de hemel in".
Zijn christenen dan nooit bang Mogen zij geen zenuwen kennen Neen, zo
is het niet. Maar diep onder al onze kleine menselijkheid en onder ons sidde
rende gevoel, zit de zekerheid van ons geloof: „wie is het, die mij kwaad kan
doen, als de Here bij mij is Al ging ik ook door het dal der schaduwen des
doods, ik zal geen kwaad vrezen".
Achter alle tranen is er blijdschap van een onzegbare zaligheid.
Dwars door de dood heen zien we de glorie van het nieuwe Jeruzalem, de
stad Gods, waarvan wij zulke heerlijke dingen hebben gehoord.
Tegen de eeuwige heerlijkheid daarvan is niets te waarderen.
Niet zonder zorg zien wij de toekomst tegemoet. De kerk heeft de tijden
der vervolging niet alleen achter zich. Maar ook voor zich In ieder geval
hebben wij van onze Heer de zekerheid ontvangen, dat de weg der kérk door
de historie een kruisweg zou worden.
Achter de kim der historie nadert de periode van de anti-christ, die aan
de ongelovigen een prettig leven zal bieden: een voortreffelije distributie, al
gehele overheidsbemoeienis, veel brood en veel spelen, maar. die de kerk zal
trachten weg te vagen van de aarde. Ook dan zal gelden: niemand zal uw
blijdschap van u nemen. Want we wetendat de dagen van de boze machten
geteld zijn.
Satan heeft wel een grote toorn. Juist omdat hij een kleine tijd heeft.
En niemand zal ons ooit kunnen rukken uit de machtige hand van Christus.
Maar al deze dingen moeten geschieden. Niemand verlangt er naar, maar we
mogen die zijden evenmin proberen weg te bidden. Want ze gaan aan de
wederkomst van Christus vooraf.
We moeten wel weten, wat we doen, als we om de komst van Christus
bidden. We zullen dan ook bereid moeten zijn om met Hem te lijden.
Maar waarom is dat nodig Dat lijden Al dat lijden.
Want deze vraag wordt niet alleen gesteld met het oog op de benauwenissen
van de eindtijd, doch ook in verband met al het leed, dat in alle tijden geleden
moet worden door Gods kinderen in deze wereld. Leed naar lichaam en ziel.
Het is'niet voldoende óm hier te wijzen op de zo noodzakelijke kastijding of op
de loutering van het geloof.
Het gaat om meer't Gaat om veel meer zelfs dan om ons behoud.
We lezen daarvan in het boek Job. Job hoefde niet te worden gelouterd.
Want hij was reeds Godvrezende en wijkende van alle kwaad. Zelfs in zijn
overvloed. En de kerk van Smyrna, die de aanzegging kreeg van Christus, dat
ze een periode van verdrukking tegemoet ging, was een kerk, waar de Here
Jezus niets dan lof voor had. Er is behalve een louterend, ook een verheerlijkend
lijden, waardoor Gods genadewerk te meer uitblinkt.
De geleerden hebben daar een vreemd woord voor: theodicee. Dat betekent,
dat God geprezen zal worden door de trouw van Zijn kinderen-in-nood en dat
satan niets meer zal kunnen zeggen.
Eens heeft in de overvloed van het paradijs de mens zijn God verworpen.
Satan triumfeerde. Doch als vanuit de grootste nood en uit het bitterste leed
God nóg geloofd wordt door de mens, dan is satans werk mislukt en
juicht Gods stem door het ganse heelal: „Zie de mens".
En niemand, die dat ooit meer tegenspreken kan. En dat juichen van God
over ons, zal onze zaligheid zijn.
„Ik zal God, mijn God nóg loven". A.D.
Op een zekere dag was de Here
Jezus aan boord van Petrus schip ge
klommen en hoewel deze met de zijnen
pas terug was van een vergeefse nachte
lijke tocht en de netten al weer schoon
waren gespoeld, gaf Hij bevel om weer
van wal te steken en ter visvangst uit
te varen.
Waarom deed Hij dat
En vooral: waarom voer de Here
Jezus mee
Wat had Hij te maken met heel die
visserij
Dit:
De Here Jezus zegt volmondig ja
tegen het gewone, alledaagse, ruwe
werk in het zweet des aanschijns. De
Koning in het gekomen rijk van God
roept de zijnen niet naar een woestijn,
maar zoekt hen op in hun werk en
ontmoet hen bij hun arbeid.
Hij spoort hen aan tot de arbeid en
zegent hen in hun bezigheden.
Wanneer wij ons doordeweekse werk
doen in Jezus' nabijheid, wordt dit werk
tot een goddelijk beroep. In het onder
houden en tot ontplooiing brengen van
Zijn schepping, stelde God de mens
aan tot Zijn medewerker.
natuur in cultuur te brengen, nam Gods
voorzienigheid de mens in dienst om
als Zijn knecht, heer der schepping te
zijn en alle krachten uit die schepping
tot ontplooiing te brengen.
Vanwege het evangelie der schep
ping grijpen wij met beide handen onze
taak op aarde aan.
Dat is zuivere en geestelijke gods
dienst
Kijk er uw handen maar op aan.
Hoe duidelijk heeft God die handen
gemaakt om er mee te werken in Zijn
wereld.
Alle gereedschap is gemaakt naar
het voorbeeld van de hand: de hamer,
de schep, de schaar, de nijptang enz.
De Here Jezus Zelf heeft jarenlang
getimmerd. Zijn meeste discipelen waren
vissiers. Paulus maakte tenten.
Goede werken presteren we door ons
uiterste best te doen in ons vak
Iedere dag, wat uw werk ook is, bent
u in de werkplaats van de Here, uw
God.
Er is geen groter ellende dan werke
loosheid. Daar mocht men wel eens
wat meer aan denken bij het verheer
lijken van de goed oude tijd van
voor de oorlog
En er is geen grotere zonde dan de
verveling en lijntrekkerij. Er is zo ont
zettend veel te doen.
Er is zo ontzettend veel te studeren.
En te repareren.
Er is zo ontzettend veel te genieten.
Met hoofd en handen.
Werken.
Er is zo ontzaggelijk veel op te
bouwen en mooi te maken.
In de huishouding of in de maat
schappij.
Op school of in een zaak.
Werken.
Zo getrouw en zo gewillig als de
engelen in de hemel. Bestaat er een
mooiere vreugde dan arbeidsvreugde
In het volbrengen van ons dagelijks
werk, geschiedt Gods wil. Want dat
dagelijks werk is een goddelijk beroep.
A.D.
Wij lezen in de bijbel dikwijls beeld
spraak: een hart van steen.
Wat is dat voor een hart Wat is
dat voor een mens, wiens hart van
steen is
In alle talen vindt men het spreek
woord: hard als steen. Want een steen
is ongevoelig en is onaandoenlijk. Dui
zenden jaren staat daar zo'n rots in
weer en wind. Maar in al die eeuwen
even hard: onveranderd, ongebroken.
Zó is ook de mens met een stenen
hart: beproevingen, verliezen, kruis,
ellende, preken, boeken, blaadjes, brie
ven niets is in staat zo'n hart te
treffen.
Totdat God komt om dat harde hart
te vermurwen.
Een steen is koud.
Dat voelt u dadelijk aan. Heel anders
bij het aanraken dan hout of vlees of
wat anders.
Zo koud, als een steen, zegt men.
Geen warmte gaat er van uit.
Zo is ook een stenen hart: liefdeloos,
koud, onbewogen.
Of er nu gesproken wordt van het
kruis van Christus, en dat alleruiterste
erbarmen van Zijn liefde men hoort
het aan maar meer ook niet. En
blijft zichzelf gelijk, koud, onbewogen.
Totdat God vuur van de hemel zendt,
om zo'n stenen hart warm te maken.
Een steen is dor.
Nooit groeit op steen een oogst, hoe
mager ook.
Veen, zand, heidegrond daar kan
met geduld en heel hard werken, op
de duur nog wel een oogst van worden
gewonnen, maar van steen nooit.
Zo is 't ook met mensen, wier hart
de bijbel een stenen hart noemt. Hun
leven is onvruchtbaar, schriel, dor.
Geen enkel beetje liefde voor wat
anders, dan het eigen belang, is er te
bekennen.
Totdat God komt, om die stenen te
vergruizelen en een nieuw beginsel te
leggen, waaruit de vruchten der dank
baarheid groeien.
Een steen is dood.
Een steen ziet, hoort, voelt niets.
Beweegt zich niet en groeit niet.
Spreek van de heerlijkheid des hemels,
men is niet verheugd.
Spreek van de pijnen der hel, men is
niet bevreesd. U kunt kirren als een
duif of brullen als een leeuw 't blijft
gelijk.
De alpen zien in hun dalen begrafe
nissen en bruiloften. Maar het blijft
voor de alpen gelijk.
Het mensenhart is van nature odk zo:
dood en onaandoenlijk.
Totdat God komt.
Totdat Gods Geest leven geeft.
Maar dan wordt godsdienst een
werkelijke, een levende, een doorleefde
zaak.
Wat zijn er veel stenen harten
Wat zijn er veel levens dor en dood
en koud en hard
De heilige toorn van God tegen de
zonde ze vinden het goed.
De liefde van Christus tot de dood
toe, ze vinden het ook goed.
Ze horen heel gedwee de ene preek
over de andere maar het raakt hen
niet, net zomin als het een steen zou
raken.
Het bezielt hen niet, net zomin als
het een steen bezielen zou.
Het ontroert hen niet, net zomin als
het een steen ontroeren zou.
Geen gebed om genade geen
woord van stamelende dank komt er
uit het dorre, dode hart, dat niet recht
is voor God.
Onderzoek uw hart. Want God ziet
het hart aan
A.D.
En waar het leven op aarde als Gods
eigen geschenk, goed en schoon en heilig
is, daar is ook de stoffelijke arbeid en
ons gewone wereldse werk om Zijnent
wil goed en schoon en heilig.
Wanneer wij bidden: „geef ons heden
ons dagelijks brood" en als wij de
Here danken voor nooddruft en voor
overvloed, sluiten we in dat bidden en
danken heel ons maatschappelijk werk
in, hoe aards, nuchter, eenvoudig, inte
ressant, inspannend, stoffig, saai of
ruig het ook moge zijn.
De Here Jezus leert ons geloven in
het Evangelie van de schepping.
In den beginne heeft God de mens
voor de aarde geschapen.
Niet voor de hemel, maar voor de
aarde! En hem geroepen om die aarde
te bewerken.
„Onderwerpt de aarde en heers,
want gij zijt geschapen naar Mijn
beeld".
De scheppende en werkende God
zag op de rustdag al wat Hij gemaakt
had en zie, het was zeer goed...
Maar zo goed als het was, het had
zijn einddoel nog niet bereikt. Om die
aarde dóór te brengen, om dus de
De zon is een goed ding op je gezicht,
En als de weg, die naar de droom moet leiden,
Te lang en te loom wordt, zijn er dan geen weiden
Waar je kunt liggen met je ogen dicht
Dan wordt de lucht een lichte zee. De stad
Ligt in de verte achter een paar bomen
Ook stil en heel genoegelijk te dromen:
Een bruinvis op een drooggevallen wad.
En het kan zijn dat je er stil op zint
Nu in een zuidelijke zee te baden,
Of hoog te klimmen op een blauwe klip,
Zodat het lichaam feest viert in de wind
Onder de speelse tooi van gewaden,
Waaiende vlaggen op een zeilend schip.
Muus Jacobse
Uit: „Het Schepnet" (II) J.H. Kok n.v. - Kampen
Een van de woorden, die we heel
veel in de bijbel tegenkomen is het
woord recht, rechtvaardigheid, ge
rechtigheid e.d.
Wij kunnen het gebruik van deze
woorden niet geheel vermijden, maar
moeten ze dan „vertalen", dit grote
geld wisselen in klein geld. Als we
dat dan maar goed doen Want on
willekeurig denken we bij de genoemde
begrippen aan een rechter, die vonnist.
Rechtvaardig is dan hij, die kwaad
en goed zuiver tegen elkaar afweegt
en dienovereenkomstig straft en loont.
En aangezien wij weinig goeds hebben
aan te bieden of eigenlijk helemaal niets,
is dat recht van God alleen maar iets
om doodsbang voor te wezen: „zo gij
in 't recht wilt treden..." staat er in
een veel gezongen psalm. Maar in
psalm 43 staat: „doe mij recht o God".
En dat betekent: wees mij genadig.
Gods recht en Gods genade vormen
geen tegenstelling. Want onder het
bijbelse woord gerechtigheid moeten we
verstaan: „woord houden".
Rechtvaardig is hij, die doet wat hij
beloofd heeft en wat hij bedreigd
heeft. Als de Here „recht" genoemd
wordt in al zijn weg en werk, betekent
dat, dat je op Hem aan kunt. Niet, dat
Hij doet, wat Hij wil, maar dat Hij doet
wat Hij gezegd heeft. Gods gerechtig
heid is iets om op te vertrouwen. Hij
is niet vals, door iets te beloven, en
als je het wilt aannemen, de andere
kant op te kijken. Maar de Here is een
waarmaker van zijn woord. Het is
trouw, al wat Hij ooit beval. Enz., enz.
Daarom mogen we bidden: „Gedenk
het woord" En is geloven: zeker zijn
„Ja, amen, trouwe Vader, ja, Wij
maken staat op Uw gena".
Het begrip gerechtigheid is dus het
zelfde als trouw.
En dat is weer de inhoud van de
naam HERE.
Want: „Ik zal zijn, die ik zijn zal"
en, zoals de Here Jezus zei: „Ik ben
het", betekenen: ik ben niet grillig, niet
onberekenbaar, maar de getrouwe. Ge
kunt op mij rekenen en ge moet op
mij rekenen. Want trouw vraagt om
vertrouwen.
A.D.
Judas, die de brief geschreven heeft,
die wij in de bijbel lezen, is niet geweest
de discipel Judas Thaddeüs, maar een
broer van de Here Jezus Zelf.
Maria, de moeder des Heren is ook
in de gewone zin moeder geweest en
dat heeft haar niet verlaagd. Integen
deel Ook in de heel natuurlijke zin
was het „moeder Maria".
Twee van de zonen van Jozef en
Maria zijn bekend geworden als schrij
vers, elk van een bijbelboek: Jacobus
en Judas.
Let er echter op, hoe zij geen van
tweeën zich daarop laten voorstaan.
Judas noemt zich wel een broer van
Jacobus (die in de oud-christelijke kerk
een invloedrijke plaats heeft ingenomen)
maar van Jezus Christus noemt hij zich
dienstknecht.
Hij heeft zich in de overgave des
geloofs in dienst gesteld van het Ko
ninkrijk Gods, dat in de Christus was
verschenen.
Dienstknecht, dat is Judas' titel
Dat is ook voor ons de hoogste eer
en de grootste vreugde. Want God
maakt Zijn knechten tot kinderen.
Alleen zij, die de wil van God doen,
die zijn van Jezus de zuster en de
broeder en de moeder (Mare. 3:35).
In het menselijk leven gebeurt het
vaak, dat men naam en positie voor een
groot stuk te danken heeft, niet aan
persoonlijke bekwaamheid, maar aan
familie-relatie's. Hoe afkeurenswaard
dit ook is, het valt niet te ontkennen, dat
de invloed van afkomst en milieu zich
zelden verloochent. Onnoemelijk veel
danken we aan het gezin, waar we
uit voortkomen.
Dat is niet het minst zo op geestelijk
gebied. Nooit genoeg kunnen wij God
er voor danken, dat moeder ons bidden
heeft geleerd en dat vader ons mee
nam naar de kerk.