^eeutuae tMLerkbode T Het praatboek is uit ete De Heer van alle tong en taal üpP HoofcURedacteur: Dr. DONDORP, Gapinge, Telefoon (01189) 4 70 TEMPELBOUW 16 JULI 1970 24e JAARGANG No. 3 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND „Ik worstel en ontkom" Adres voor opgave advertenties en predikbeurtenLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg Dat er in Jeruzalem een tempel ge bouwd werd, was op zichzelf niets bij zonders. Alle volken hadden tempels, waar hun goden in woonden. Maar dietempel van Salomo werd een zeer vreemde. De andere volken vonden het gek en griezelig en hebben het nooit begrepen, dat er in die tempel van Jeruzalem geen god was te vinden. In het allerheiligste kamertje stond alleen maar een kist, een gouden kist. Verder was dat vertrek leeg. Er stond nergens een of ander beeld. Er was van de Here niets te zien. En later, na de ballingschap, was er zelfs die gouden kist, die ,,ark", niet meer. Woonde daar de Here, als God van Israël Was dat wel een echte tempel Nee en ja. Bij de inwijding zegt Salomo in zijn gebed, dat zelfs de hemel veel te klein en te bekrompen is voor Gods heerlijk heid. 't Is heidense onzin, dat God zou wonen in een huis met handen gemaakt. Wij kunnen geen beslag leggen op God om Hem ergens <^p te bergen. Zo woont God nergens enN wordt Hij nooit onze buurman. Aan Israël werd heel scherp de hei ligheid en de ongenaakbaarheid van God ingeprent. En tenslotte hing er nog een dik gordijn voor het heilige der heiligen. Eens per jaar mocht daar één mens naar binnen. Maar die hogepries ter moest dan bloed meenemen van een offerdier. Nee, het was zeker geen gewone tempel, die Salomo bouwde voor de Here. En toch was het Gods huis. Em woonde de Here daar. Dat was al zo met die rook- en vuur kolom geweest in de woestijn. 40 jaren was „Gods aangezicht" mee gegaan. Beschermend, leidend, maar ook straf fend. Soms sloegen er dodende bliksems uit. Die „schechina" verscheen weer toen de tempel van Salomo gereed was. Dat vreemde woord betekent eigenlijk: na buur. Het was licht en het was rook. Het was licht in de rook. God was niet ver maar dichtbij, doch Hij bleef de heilige. Hij bleef zichzelf. Vandaar ook die buitengewone eer bied, waarmee gebouwd werd. Alles werd ergens in een groot dal helemaal pasklaar gemaakt. Alle onderdelen van het kleinste tot het grootste toe, zodat in Jeruzalem de hele zaak in elkaar ge zet kon worden, zonder dat één hamer slag werd gehoord. Dus net als een mecanodoos. Dat was niet alleen een bijzonder kunstig stuk techniek, maar het ging om die stilte bij het eigenlijke bouwen. In diepe ernst werd stil doorgewerkt. Week in week uit totdat het machtige bouwwerk in Jeruzalem was verrezen. Het allermooiste van Salomo's tem pel was evenwel, dat hij maar tijdelijk Was. In de hemel zag Johannes geen drem pel meer in het nieuwe Jeruzalem. En reeds nu maar het is nu dan ook het laatste der dagen, hebben we nergens meer een tempel. En we missen hem helemaal niet. Omdat nu de Here Jezus er is en om dat de Heilige Geest is uitgestort. En omdat de gemeente van Christus er nu is. Een tempel betekent ook beperking. Als één plekje heilig is, houdt dat in, dat de andere plaatsen niet zo heilig zijn. Als er één hogepriester is en slechts één stam priesters, betekent dat, dat de anderen geen priester zijn. Het volk mocht niet eens naar binnen Dat bleef in de voorhof. En vrouwen bleven nog verder ach teraf. Voor niet-Joden was er een nog grotere beperking. Er hing een bord ergens bij de tem pel: ,,~voo\ niet-Joden geen toegang". (Daarom kon die melaatse Samaritaan niet naar de priester toe, om zijn certifi caat van genezing te halen, zoals de Here Jezus had gezegd, maar kwam hij terug.) We zijn blij, dat er geen tempel meer is. We hoeven niet meer naar Jeruzalem om Paasfeest te vieren. En er zijn geen bijzondere priesters meer. DE KRACHT DER VERLEIDING Men kan soms voor wonderlijke situaties komen te staan. Dat is mij laatst gebleken, door een schrijven dat onze hoofdredacteur mij doorstuurde, met de boodschap erbij dat deze brief zijn begripsvermogen te boven ging, en het ook niet wou opnemen in de Zeeuw se Kerkbode, waarom de schrijver ver zocht had. Nu dat laatste kon ik na lezing volkomen begrijpen. Maar daar sta je dan, als een man als Dr. Don- dorp het niet kan bevatten, wat moet ik dan. Laat ik dan eerst de lezers uit de droom helpen. U herinnert zich nog wel mijn laatste schrijven in ons blad over „Jeugdleiding" De laatste op merkingen hebben het blijkbaar gedaan, al begrijp ik het zelf niet. „Maar hij doet zich, n.l. de duivel ook nu nog voor in de gedaante van de listige slang, al wordt die door de schrijfster naar het rijk der sprookjes verwezen. In die ge daante is hij ook nu nog springlevend". Nu iets uit de brief van br. K. te K. Het draagt tot titel „Slang of hersen- kronkel". (Een krantebericht uit 2970 n.a.v. een brief uit 1970.) Hier begrijp Het voorhangsel is gescheurd en God is naar buiten gekomen en met Zijn Woord en Geest naar alle landen ge gaan, om ieders Buurman te worden en niet alleen in Jeruzalem te wonen, maar bij allen, die naar Zijn Evangelie luisteren. De Joden hebben in Jeruzalem een paar brokken steen, waar ze voort durend staan te wenen, de z.g.n. klaag muur. Daar treuren ze over de ver woesting van de tempel, maar wij zijn blij, want de Here woont nu veel echter bij ons, dan toen dat donkere achter kamertje in de tempel Zijn woning was. Heel die tempel, zo mooi en groot hij ook was, was maar een schaduw. En nu is de werkelijkheid er. De Here Jezus is er. Ze hebben Hem indertijd de trappen van de tempel afgestenigd. Hij is ge kruisigd geworden. En die tempel is verwoest. Maar de Here Jezus is op gestaan en toen is Hij een nieuwe tem pel gaan bouwen in de plaats van de oude. Veel mooier en veel groter. 1 Een tempel van levende stenen. Die nieuwe tempel is de gemeente van Jezus Christus. Daarvan zijn de gelovigen de stenen. Zij vormen samen een tempel, zo groot als de hele wereld bijna. Nog steeds wordt die groter en groter. Daarin woont God de Heilige Geest bij ons, in ons midden en spreekt Hij tot ons in het Evangelie en luistert Llij naar onze gebeden. Lof en dank en gehoorzaamheid, zijn de offers, die in deze tempel gebracht worden. Het bouwen van deze tempel gaat heel stil en eerbiedig in zijn werk. Daar staan de kranten niet vol van en er wordt ook niet veel lawaai bij gemaakt. Maar er komt wel heel wat bij kijken. A.D. ik alvast helemaal niets van, maar mijn woord „springlevend" heeft br. K. blijk baar tot inspiratie gediend. Daarom volgt een verhaal uit de oude doos van iemand die jaren geleden geleefd had en die in de sprekende slang geloofde, hij was hem wel niet tegengekomen, maar kinderen die hij vooral aansprak, waren zo eerlijk, wie zou daaraan twijfelen. Wij ouderen zouden immuum zijn voor dat slangengepraat. Dan een be schouwing dat het toch door de biolo gische wetenschap van tegenwoordig onmogelijk wordt geacht. Om te ein digen met deze zin: „Velen vinden het onvoorstelbaar dat er nu in 2970 nog mensen zijn die zo kronkelen om een slang". Wat moet men daar nu op zeggen, \yaar zit nu die befaamde her- senkronkel, zit die bij mij, of bij br. K. Als men oude boeken leest over de geestesgesteldheid op onze Zeeuwse eilanden dan blijkt daar in dat het bij geloof welig tierde. En het speelt br. K. blijkbaar nu nog parten. Mijn eerste gedachte was dan ook het zonder meer naar de prullemand te verwijzen. Dat ik dat niet deed vindt zijn oorzaak daar in dat het mij gelegenheid geeft de din gen nog eens duidelijker te stellen. Ik heb misschien iets te veel van de lezers verwacht met het gewraakte zinnetje. Had ik maar geschreven, de duivel gaat om „als" een listige slang, dan was er misschien niets aan de hand geweest. Zet dat woordje als er tussen, dat ook Petrus gebruikt, en het is duidelijk. Dit doet niets af van de Schriftuurlijke mening, dat de satan zich in Genesis 3 bedient van een sprekende slang, de listigste van alle dieren. Het is deze list waarvoor wij in de Bijbel telkens gewaarschuwd worden, waarbij hij tel kens aansluiting vindt in ons zondig arglistig hart. In de Openbaring van Johannes, hoofdst. 12:9 wordt ge sproken van de draak, de oude slang die de gehele wereld verleid. In die periode tussen Pinksteren en de weder komst van de Here Jezus op de wolken des hemels, leeft nu de kerk van Chris tus. Het is opmerkelijk dat Gods Woord ons vooral deze twee gedaanten van onze tegenstander zo duidelijk voor houd. Het geweld en de list. Men kan met mij van mening verschillen, maar ik ben de gedachte toegedaan dat hij in de vorm van de list, de grootste be dreiging vormt voor de kerk in het Westen in onze tijd. En nu ga ik enkele concrete dingen noemen in ons persoonlijk leven en ons leven als kerk van Christus. Even bid den en even Bijbellezen als we er nog aan toe komen, want, en dan volgt het gejaagde programma. Ons gejaagd leven wordt door hem gebruikt om ons geestelijk van onze kracht te beroven. En nu weet ik heel goed dat sommiger leven heel druk bezet is, maar juist dan is geestelijke weerbaarheid door gebed en Schriftlezing meer dan ooit nodig. Hij fluistert ons in, dat het toch wer kelijk niet in kerkgaan zit, het staat niet eens in de Bijbel dat je twee keer moet gaan. En wij zijn het maar al te vlug met hem eens. Maar er staat wel dat wij onze onderlinge bijeenkomsten niet mogen nalaten. Als we dat wel doen dan is het op straf van geestelijke ondervoeding. Hierop is terug te brengen alles wat zich in onze tijd afspeelt om de tweede kerkdienst. God vraagt onze trouw en liefde tot Zijn dienst, de vreugde dat dit nog mogelijk is. En wij beroven ons zelf van de zegen van de gemeenschap met God, en laten Jezus kloppen op de deur van Zijn kerk. Altijd weer is er het gevaar onze listige vijand te onder schatten en hij vindt altijd weer aan sluiting in ons eigen arglistig hart. Die éne boezemzonde waarmee we ons ge hele leven te strijden hebben, hij appel leert er telkens op en wij vallen eer we het weten. Moet ik nu eindigen met de gedachte er is toch niets aan te doen. Goddank niet, hij is een overwonnen vijand. Jezus Christus heeft volkomen overwonnen. In Zijn kracht mogen we nu al meer dan overwinnaars zijn. L. Geschiere, Zoutelande. Het Praatboek is uit; het Palaver kan beginnen. Als de vakanties voorbij zijn gaan duizenden jongeren op catechisa tie, school, vereniging of „zomaar" praten over de bijbel. Dit Praatboek, dat „weinig" boek en „volop jeugd- magazine" is, zal dit gesprek stimuleren en richting geven. In 1964 was Palaver een dag. Toen kwamen in Utrecht meer dan 20.000 jonge mensen in de Irenehal bijeen. Palaver '70 is meer. Het is een boek om over te praten, een dag - 2 januari 1971 - om bij te wonen en een markt om dan op rond te dolen. Het is boven dien een actie om bijbelverspreiding in Oost-Europa, Indonesië en Afrika te bevorderen. Het zojuist verschenen Praatboek wil bijdragen aan de herontdekking van de bijbel door jonge mensen. Uitgangs punt is het bijbelse verhaal over de ont dekking van de vergeten wetsrollen in de tempel door de zestien-jarige koning Josia. De vondst stimuleerde de restau ratie van de tempel, gaf de stoot tot reformatie van het volksleven en bracht een revolutie tegen het bijgeloof op gang. Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 25 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 25 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg Telefoon 01180-2438 Giro no. 4 22 80 Postbus 164. O Psalm 132 8a. In psalm 132 brengt Salomo allereerst in herinnering wat David gedaan had om de ark uit haar vernederende omzwerving naar Jeruzalem te brengen en om de bouw van een passende woning voor de machtige Jacobs" voor te bereiden. Hij herinnert de Here daaraan. Want die gebeurtenis was niet vrijblijvend voor de Here. Dat was geen eigenwillige stunt van David geweest, maar die geschiedenis met de ark en van die tempelbouw, daar was Gods eigen hand in geweest, want dat was allemaal begeleid geworden door het woord der profetie. De Here had daarmee „a" gezegd. Nu moest Hij ook „b" zeggen. Dat is altijd de vrijmoedigheid voor ons gebed. Let er even op, dat u niet alleen leest van Davids belofte en eed in vers 2) maar niet minder in vers 11) van Gods belofte. „De Here heeft Sion ter woning begeerd en gezegd: dit is mijn rustplaats voor immerhier zal Ik wonen" Welnu, als de Here dat dan beloofd hadnog wel onder ede, dan kon Salomo daar toch zeker op rekenen En rustig de vervulling er van tegemoet zien Waarom bidt hij dan nog zo vurig: „Sta op, Here Naar Uw rustplaats Waarom stuurt hij zo'n dringende uitnodiging naar de hemel, als God toch beloofd had te zullen komen Was hij bang, dat de Here misschien zou blijven zitten - als een God alleen maar van verre Was hij bang, dat de Here het zou vergeten, of te laat zou komen Is het ongeloof van Salomo Nee, integendeel Dat is nu juist geloof. Het geloof komt in beweging en staat op en pleit en worstelt en verkrijgt het beloofde. Al biddende en niet anders. God heeft Zijn Heilige Geest uitgestort in de gemeente - en toch wil Hij ons Zijn Heilige Geest alléén geven, als we er met hartelijk zuchten, zonder ophouden, om bidden en er voor danken. De Here Jezus heeft denzonde verzoend en de duivel verslagen, maar u hebt alléén vrede als u, en zo lang u gelovig blijft bidden: „Vergeef ons onze schul den. Verlos ons van de boze". Zo heeft Salomo verkregen dat daar niet alleen een prachtige tempel op Sion kwam te staan, maar ook dat de Here God kwam wonen boven het verzoendeksel van de ark als Israels God. Aan dat eerste kon hij werken met al zijn energie en activiteit, maar dat tweede -, het eigenlijke, waar het om ging, dat heeft hij verkregen als ver horing van zijn gebed, dat pleitte op Gods belofte. „Sta op, Het e l Naar Uw rustplaats" U hebt een bijbel. Maar een andere vraag is: hoort u Gods stem U bent lid van de kerk. Maar ontmoet u uw God Wij vormen samen de gemeente. Maar zijn dat onze broeders en zusters We vieren avondmaal, maar hebben we gemeenschap met het lichaam en bloed van de Here Jezus Salomo had een tempel. Had hij daarmee nu ook Gods nabijheid Ja! Want dat zijn geen tegenstellingen Maar dat ontvangen we alleen in het geloof en door het gebed. Ja! Want daar zit het hem werkelijk in Maar dat zit er alleen in, als een .groot wonder, dat we slechts heel eerbiedig ervaren kunnen. Wij zijn vaak zó ontzettend protestant, dat we zeggen: het zit hem toch immers niet in het naar de kerk gaan en het zit hem niet in dit en niet in dat Och, dat wist Salomo ook al, maar daarom liet hij niet na die tempel zo mooi mogelijk te maken. Ondertussen smeekte hij om Gods komen: „Sta op, Here". „Kom Here, Gij en Uw sterke ark". Niet alleen die ark. Maar God en Zijn ark. Het is de fout en de zonde geworden van het latere Israël, dat ze dachten aan die ark en die tempel genoeg te hebben en dat ze God daarmee vanzelf hadden, afgedacht van geloof, gehoorzaamheid en eerbied. Laten we voorzichtig zijn en bedenken dat we met onze kerk, wil ze werkelijk kerk van Jezus Christus zijn, midden in het wonder staan en dat we dat alleen maar al biddende kunnen verkrijgen en beleven. Het wonder der kerk is namelijk de Heilige Geest. A.D. Onze lezeró óchryuen De Heer van alle tong en taal heeft Israël verkoren: Hij gaf het open oren, een stem voor allemaal, opdat de wereld het verhaal van heil in Hem zou horen. Hij sprak als vriend tot Abraham, tot Mozes en tot David, Hij riep hen tot zijn waarheid, wat Hij beloofde kwam, en wat de enkeling vernam klinkt nu in openbaarheid. O schone stem van Israël, wij roemen met u samen Gods wonderlijke namen, wij zijn bij Hem in tel. Het wordt ons zwervend hart zo wel als wij dit heil beamen. In u wou God ons de fontein van zijn genade schenken, om ieder volk te drenken, zijn Zoon zou uw zoon zijn; zijn bloed wast onze handen rein, zijn Geest vernieuwt ons denken. Inge Lievaart.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 1