eeuwóe erkbode ÉN VERDER Een lied tot Jezus Christus ei Letisi Me Hoofd-Redacteur: Dr. DONDORP, Gapinge, Telefoon (01189) 4 70 VL Vermoeid en belast grondólag van de 2 JULI 1970 24e JAARGANG No. 1 „Ik worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Adres voor opgave advertenties en predikbeurtenLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 25 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 25 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg Telefoon 01180-2438 Giro no. 4 22 80 Postbus 164. Psalm 3 6a Ik legde mij neder en slieo. In psalm 3 wordt een wanhopige situatie beschreven. David is op de vlucht voor zijn Absalom, die de sympathie der bevolking verwierf. De jeugd neemt het roer in handen en de ouderen worden afgedankt. De algemene opinie is, dat David geen kans meer heeft. Het is met hem afgelopen. Maar er is nog meer dan wat voor ogen is. David heeft een belofte van God. Want dat hij indertijd koning werd, gezalfd door Samuël, is waarlijk niet van hemzelf uitgegaan. Dat was geen initiatief van hem. Toen hij voor de kudden van zijn vader Isa'i zorgde, heeft hij geen moment gedacht dat hij nog eens koning zou worden. Het is helemaal van God uitgegaan. David weet zich geroepen en omringd met beloften. Zijn koningschap is de zaak van God, die hem zalfde en daarmee beloofde hem te zullen bekwamen tot zijn taak. Deze belofte van God is zijn zekerheid. De trouw van de Here is een schild, dat hem dekt. Daarom kan hij in de grootste gevaren zich rustig neerleggen en meteen in slapen. Hij ligt niet te woelen in angstige bezorgheid maar weet: „de Here is met mij". Daarom is er geen ruimte tussen zich neerleggen en inslapen. Hij slaapt meteen. De beloften, die hij heeft, zijn z'n peluw. Daar legt hij zich op neer om verfrist te worden door de rust van de nacht en met nieuwe moed te ontwaken, in de komende dag. Menselijkerwijs is de toestand hopeloos, maar David raakt niet in paniek. Hij vertrouwt op de Here, die hem riep en die „het" ook doen zal. Wij hebben zowel voor de kerk als voor de wereld, en ook voor ons zelf, bepaalde beloften meegekregen van God, wiens Woord de Waarheid is. In geen enkele situatie hoeven we ons zenuwachtig te maken want tenslotte is de Here Jezus opgestaan. En er zijn geen grenzen aan Zijn macht. A.D. Eeuwen geleden klonk er in het Joodse land de roep van iemand, die nodigend zijn handen uitbreidde en sprak: „Komt tot Mij". Wat een pre tentie heeft deze mens gevoerd, die zich „het licht der wereld" noemde en „de weg, de waarheid en het leven". Deze Jezus van Nazareth moet óf een godslasteraar zijn geweest, die terecht is gekruisigd geworden óf Hij was metterdaad waar Hij zich voor uitgaf: de Zoon van God, die gekomen was om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. In de stad Jeruzalem en langs de wegen van het land heeft drie jaar lang zijn stem geklonken: „Hierheen, komt bij Mij, allen, die vermoeid en belast zijtIk zal u rust geven". Deze stem wordt nu niet meer ge hoord. Maar zijn woorden zijn meer dan geschiedenis. Ze zijn Evangelie En ofschoon dit Evangelie nu in men- senmonden gelegd werd, ook zó is het ook nu nog steeds Jezus' eigen woord. En nog steeds klinkt zijn roep nu langs alle wegen van de gehele wereld: „Komt tot Mij Want de Heilige Geest werd uitge stort en de Kerk werd gesticht. „Komt allen tot Mij Dat is wel een zeer brede en algemene uitnodiging: allen. Toch wordt deze nodiging zeer bepaald geadresseerd: „allen, n.l. die vermoeid en belast zijt". Wie zijn dat De Here Jezus heeft deze woorden gesproken toen Hij afgewezen was door de leiders van zijn volk. De zgn. wijzen en verstandigen verstonden de bood schap niet. Wilden die niet verstaan. Toen wendde Hij zich tot de „kinder- kens", om het hun te openbaren, d.w.z. tot de eenvoudigen en tot de schare, die de wet niet kende. Tot hen, die de 613 geboden en verboden, die de schrift geleerden eisten, met geen mogelijkheid uit elkaar konden houden en voor wie de wet van God op die manier een on draaglijke last was. De Farizeërs noemden de wet wel „het hemelse juk", maar voor de een voudige man betekende dit een geeste lijke kwelling. Elk moment moest men vervuld zijn van angstige spanning of men niet onbewust toch weer een steek had laten vallen in dat nauwgezette handwerk van de eigengerechtigheid. Dat was geen leven Dat gaf zeker geen vrede met GodHet was ver schrikkelijk voor wie het in volle ernst probeerden. Het was een lege vormen dienst voor wie met een franse slag er zich doorheen werkten. Dit zgn. juk des hemels kwam in ieder geval voor heel Israël hier op neer, dat men permanent leefde onder een gesloten hemel, nooit rust vond en verstoken bleef van waarachtige vrede. De strevers, die het seriues probeer den, werden doodmoe en die het op gaven, voelden zich door schuld op schuld beladen. Zo zag de Here Jezus de mensen aan en Hij kende ze als vermoeiden en beladenen. Volgens de leer der syna goge had n.l. ieder mens een rekening lopen bij de rechtvaardige God. Een rekening van zonden en verdiensten. Wanneer het aantal zonden dat der goede werken slechts met één over trof, was de mens verloren Maar niemand kon met zekerheid weten, hoe zijn rekening er uitzag. Daarom was het geraden om zoveel mogelijk wetsvolbrengingen te boeken. Alleen wie in eigengerechtigheid vol ledig verstrikt was, vond voor zich een valse rust. Maar zelfs onder de strengste Farizeërs waren er, die het eeuwige leven en de vrede met God nog steeds zochten. Die het blijkbaar nog niet ge vonden hadden, zoals de rijke jongeling, die vroeg, wat hij nog méér moest doen. Hoe hopeloos vermoeiend was dat op de tenen lopen in krampachtige vroomheid Maar wat was het ook Goddeloos Het spotte met Gods Hei ligheid. En dat gezwoeg was bovendien een belediging voor Gods barmhartig heid. Welnu, daar middenin klinkt de roep van de Here Jezus: „Komt tot Mij, en legt dat „juk des hemels", dat mensen u op de schouders hebben gebonden, maar neer. Want God heeft Mij naar u toegezonden, om te zoeken en zalig te maken wat verloren is". Grote nadruk valt er op het woord „Mij": Komt tot Mijl De Here Jezus biedt zichzelf aan: „Bij Mij moet u wezen; bij Mij alleen". Het is vandaag nog precies hetzelfde Evangelie als 19 eeuwen geleden. Al ligt de situatie uiterlijk misschien wat anders dan toen, ook nu zijn er de ver moeiden en belasten: vermoeid door hun eigengerechtigheid en belast met hun ongerechtigheid. De Here Jezus spreekt hen allen aan. Waarlijk, dat „allen" is zeer wijd. Daar vallen alleen buiten, die menen rust te hebben gevonden in hun eigen voortreffelijkheid als mens of als christen. En zij, die zich wijs gemaakt hebben, dat ze volkomen ge noeg hebben aan het genieten van hun tijdelijk leven. Die worden hier zeer bepaald niet uitgenodigd. Maar de ver moeiden en beladenen, in hun oren klinkt die vriendelijke stem, met z'n lief lijke nodiging. Het zijn de mannen en de vrouwen, die ernst maken met de dienst van God en voor wie hun vele tekortkomingen daarin tot schuld zijn geworden. „Hierheen", roept de Here Jezus. „Bij Mij moet u wezen. Want Ik heb alles voor u volbracht. U hoeft niets te verdienen. Ik heb dat voor u gedaan. En uw zonden... de zware last daarvan heeft Mij verbrijzeld". Laat uzelf toch los en geef u over. Leg al uw zonden en zorgen neer aan de voet van het kruis. Dat ophouden van uzelf en van uw gelovigheid is zo dood-vermoeiend. Waag het met de genade. Met het „om-niet" van het Evangelie Probeer de last van uw schuld, die u met schrik vervult, niet langer zelf te dragen. U bezwijkt er onder. Maar geloof in de vergeving der zonden Niets minder dan d i t wordt u beloofd, als de Here zegt: ,,Ik zal u rust geven". En even later: „Gij zult rust vinden voor uw zielen". A.D. In Deventer is op 17 juni j.l. een zeer belangrijke jaarvergadering ge houden van de Vereniging waarvan de „V.U." uitgaat. Daar ik het genoegen had deze Jaar vergadering bij te wonen en ook aan de stemming kon deelnemen, acht ik het wel dienstig een enkele indruk van deze vergadering in de Zeeuwse Kerk bode ter plaatsing aan te bieden. In tegenstelling met Assen van vorig jaar, was deze vergadering buiten gewoon rustig en waardig. De voorbereiding was uitnemend ge weest. Aan alle belanghebbenden waren het keurig uitgevoerde jaarverslag en de voorstellen, die in behandeling zou den komen, tijdig toegestuurd. Uit die stukken was duidelijk ge bleken van hoe groot gewicht deze ver gadering zou zijn. Het voorstel tot wijziging van de formulering van de grondslag alsmede de bespreking over de herstructurering van de Universiteit waren de twee pun ten, die naast de gewone agendapunten van een dergelijke vergadering, de aan dacht vroegen. Het viel mij op, dat zo weinig per sonen uit Zeeland aanwezig waren. Dat was echt jammer. Het wijdingswoord van Prof. Meule- man, was bijzonder fijn afgestemd op hetgeen aan de orde kwam en duide lijk werd geformuleerd voor wat grote problem ende „V.U." werd geplaatst, maar ook hoe onze instelling ten op zichte van alles behoorde te zijn. Bij de behandeling van de voorstel len tot andere formulering van de grondslag, ging het hoofdzakelijk om de handhaving van de juiste taak van de „V.U." en de uitdrukking „Gerefor meerde beginselen". U hebt daar stel lig kennis van genomen. Een goed rustig bestudeerd voorstel werd aangeboden. Toch bleek ter vergadering, dat het resultaat niet ieder bevredigde. G.a. door Prof. Nauta werden bezwaren naar voren gebracht, welke stellig door velen werden gedeeld. Zij, die persé deze uitdrukking wilden gehandhaafd zien, waren niet weinig. Ieder had echter de kans gehad schriftelijk amen dementen in te dienen en desgevraagd kreeg men ook ter vergadering nog ge legenheid deze bezwaren onder de aan dacht van de gehele vergadering te brengen. Grote indruk maakte het woord van de Voorzitter van Raad van Advies, ik mag wel zeggen de „Vader" van het voorstel, Ds. P. N. Kruyswijk, en daarne de bewogen toespraak van Prof. Berkhouwer. Resultaat was, zoals U stellig in het persverslag hebt gelezen, dat men over een kwam, nu geen besluit te nemen. Alles rustig zou worden overwogen en met het niet aan de orde gestelde punt van de „herstructurering" in een vervolgvergadering, hopelijk in septem ber, aan de orde te stellen. Komt men dan ook uit Zeeland in grote getale op Het is bijzonder belangrijk. J. J. Boon. In Baarn zijn er wel een aantal schuitjes losgemaakt Van daaruit is namelijk het rapport „Kerk in Perspec tief" aan al de gereformeerde Kerken toegezonden met de dringende vraag om serieus aandacht te geven aan wat daarin naar voren gebracht wordt. Het is geschreven door de generale depu- taten voor de Evangelisatie. Het lijkt alsof zij daarmee „buiten hun terrein" gegaan zijn omdat dit on derwerp niet speciaal te maken heeft met de evangelieverkondiging naar buiten. Voor een deel is dat inderdaad zo. Daar staat tegenover dat het juist voor het evangelisatiewerk van groot belang is, dat er een levende en daad werkelijke gemeente achter staat. Van- Gij zijt voorbijgegaan, een steekvlam in de nacht. De vonken van Uw naam zijn ogen in ons hart. In flarden hangt Uw Woord om onze wereld heen, wij leven in U voort, wij zijn met U bekleed. Gij zijt voorbijgegaan, een voetspoor in de zee. Gij zijt te ver gegaan Gij zijt een mens te veel. Gij zijt voorgoed, Gij zijt verborgen in Uw God. Geen stilte spreekt U uit, ondenkbaar is Uw dood. Gij zijt voorbijgegaan, een vreemd bekend gezicht, een stuk van ons bestaan een Vriend, een spoor van licht. Uw licht is in mijn bloed, mijn lichaam is Uw dag, ik hoop U tegemoet zolang ik leven mag. Huub Oosterhuis. (Uit: „In het voorbijgaan" Ambo- boeken, Utrecht). daar dan ook hun aandacht voor Kerk in Perspectief. Omdat dit alles te maken heeft met de vraag: wat verwacht men van de Kerk en wat mag men van de Kerk verwachten Vooral dat laatste is het dat vele jongeren heftig interesseert. Wanneer men de werkelijkheid gaat meten naar de idealen, wat komt er dan uit de bus Wij zijn gewend aan de vormen die wij van ouds kennen: kerkdiensten waarbij (terecht) het evangelie centraal staat. Dit gebeurt in de vorm van de verkondiging, de preek. Waar de gemeente naar luistert, dik wijls zeer actief naar luistert. Dat neemt niet weg dat het verant woord is om te vragen: is dat de enige mogelijkheid om als gemeente actief deel te nemen aan de kerkdiensten Dat is een vraag die de laatste tijd dikwijls gesteld wordt. Uiteraard hangt dat samen met wat er rondom in de maatschappij gaande is: het zoeken naar vormen waarin men meer betrokken kan zijn in de beslissingen die genomen worden. Grote woorden worden daar voor gebruikt: inspraak, medezeggen schap en democratisering. Het blijkt daarbij, dat het bijzonder moeilijk is om grote idealen om te zetten in daden, waarmee te werken valt. Op de be drijven en bij het onderwijs (de univer siteiten weet men daar alles van. De onrust en de onstuimigheid waarmee sommige dingen „doorgedrukt" worden zijn vaak moeilijk te verteren. Zulke dingen begeren wij in de kerk heel be slist niet. Dat begeert ook het rapport Kerk in Perspectief niet. Toch blijft de vraag: zijn er geen andere mogelijkheden voor een actief meeleven en meewerken te vinden bin nen de gemeente die samen de Kerk van Christus is Uiteraard is het niet zo moeilijk om andere vormen te be denken. Waar het op aankomt is de vraag of die vormen een verbetering zijn, of de kerk daardoor gebouwd wordt en of het mogelijk is om de saam horigheid daardoor te bewaren en te verbeteren. Sommigen zullen alles wat nieuw is alleen daarom al luid toe juichen. Anderen reageren heel duide lijk met: voor mij hoeft het allemaal niet, er is tegenwoordig al zoveel on rust en verandering, laat nu toch alstu blieft de kerk daar niet aan meedoen. Nieuwe psalmen, nieuwe gezangen met een melodie die soms nét even anders gaat, moeten er nu ook nog nieuwe vormen van kerk-zijn komen Wanneer de dingen zó gesteld wor den dan is het wel duidelijk dat daar mee het paard aan de verkeerde kant van de wagen gespannen wordt. Het heeft geen zin om van buitenaf te gaan „boetseren" aan de kerkdiensten om een bepaalde variatie erin te brengen. Ik voor mij zie in die richting weinig pers pectief. Omdat de kracht van de Kerk ligt in het Woord van God. Wie daaraan tornen gaat, houdt straks niets meer in handen. Gods Woord zal verkondigd moeten worden, met alle kracht en duidelijkheid, het evangelie dat ons oproept tot bekering en ons troost met de rijke beloften die ons zijn gegeven. Deze opdracht is on aantastbaar en dus kunnen wij daarmee niet gaan „experimenteren". Wij zouden vërvrëemden van -de wortel en de Bron waar wij onze kracht uit putten, uit het oog verliezen. Dat gevaar is beslist niet denkbeeldig. Wie geen „vreemde ling is in Jeruzalem" weet dat dit bittere feiten zijn. Niet dus op die manier. Maar het zou verkeerd zijn om te denkenv dat we daarmee aan het eind van alle mogelijkheden zijn. Wie alleen maar de „kerkdiensten in perspectief" ziet, beseft niet dat de Kerk van de Here Jezus zeven dagen in de week kent en daarom niet volstaan kan met een zondags perspectief. De Kerk is nog heel wat anders dan de kerkdienst alleen Wanneer wij dat als uitgangspunt nemen dan komt er een royale ruimte voor vormen van kerk- zijn, waarin de bezieling en de kracht van Gods Geest zichtbaar kan zijn. En als er één ding is waar niet alleen wij, waar ook de wereld behoefte aan heeft, dan is het deze duidelijkheid, waarin blijkt, dat het onmogelijk is om het christen zijn te verslijten voor een rustige vorm van „zondagssport". Zo in de trant van: de een gaat vissen, de ander gaat voetballen, en de christenen gaan naar de kerk. Omdat ze het fijn

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 1