m m l ij ft
voor 6e weLwiLlenóe lezeR
IN DIT LENIN-JAAR
der geslachten
Inlichtingenbureau voor dienstplichtige jongeren
HOOFDSTUK IV
met bijna volledige zekerheid kon ik
constateren, dat het sobere levensbe
gin, reeds op te merken moest zijn door
de toen daar geïnterneerde Joden.
Maar dat leek op een boodschap.
Van het leven bij de nadering van de
dood.
Bij mijn onafgebroken staren naar dit
leven uit de dood, het schijnbaar on
mogelijke op deze plaats, waar de ter
dood gedoemden gestaan hadden, moest
ik ineens denken aan de vraag aan
Ezechiël, over de dorre doodsbeenderen,
die hij in een dal zag liggen.
Het was mij of ik de echo vernam van
het: ..mensenkind, kunnen deze dorre
beenderen herleven
Gefascineerd staarde ik naar het.
stootblok en onwillekeurig stamelde ik,
evenals de profeet het gedaan had:
,,Here, Here, Gij weet het".
Toen was het of in mijn oren als
een bazuinstoot op dit smarteplein klonk,
boven het ruisen van de zacht wuivende
bomen en jubelend zingende vogels:
,,Zo zegt de Here Here: zie Ik open uw
graven en zal u uit uw graven doen op
komen, o Mijn volk, en u brengen naar
het land Israëls".
En verbaasd vroeg ik mij af, of deze
woorden misschien ook hen, die toen
sterven gingen, vertroosting had ge
geven.
Jan van Westhove
In de Amsterdamse Kerkbode schreef
Dr. van Swighem een recensie over het
laatste boek van Prof. Kuitert.
Dat verscheen bij de firma Kok te
Kampen 12,95) en heeft als titel:
.Anders Gezegd", en als ondertitel:
.,een verzameling theologische opstellen
voor de welwillende lezer".
Wat Dr. v. S. hierover schrijft, is
veel meer dan een recensie. En daarom
neem ik dit stuk over. U moet niet
denken, dat ik het met al Kuiterts ant
woorden eens ben. Ik zou zelfs sommige
vragen anders willen stellen. Maar sinds
ik zijn dissertatie bestudeerd heb, ben
ik een welwillend lezer. En het doet mij
pijn als vrienden, die ik ken als op
rechte kinderen Gods, lichtvaardig wor
den veroordeeld, door mensen, die niets
van hen, maar alleen over hen hebben
gelezen.
Zo vroeg mij laatst een goede kennis,
die gehoord had. dat mijn jongste zoon
in Kampen studeerde, of ik hem naar
Kampen had gestuurd vanwege de ver
derfelijke invloed van Prof. Kuitert aan
de V.U.
Afgedacht nog van het feit dat er
bij volwassen kinderen weinig te sturen
valt, was de vrager toch wel zeer
weinig op de hoogte van de Theolo
gische situatie in Kampen
Boven zijn boekbespreking in de
Amsterdamse Kerkbode zette Dr. v. S.
de zin: „Leer de ware Kuitert kennen".
Juist nu, nu er zoveel over „die mo
derne theologen" te doen is, is het een
gelukkige omstandigheid dat deze bun
del verschenen is. Prof. Kuitert wordt
van allen waarschijnlijk het meest ge
wantrouwd. Waarbij men vaak niet
meer dan één boekje van hem ^gelezen
heeft, of zelfs dat niet.
Hier wordt u een bundel van tien
artikelen en voordrachten geboden,
waarin u Kuitert van allerlei kant leert
kennen. Twee ervan werden nog nooit
eerder gepubliceerd, de andere in ver
schillende vaak slechts in kleine kring
bekende tijdschriften. Het is geen po
pulaire lichte lectuur. Veel ervan is
echter voor mensen die, dank zij voort
gezet onderwijs of zelfstudie, voor wat
moeilijker stof niet bang zijn, goed te
volgen.
En ik zou graag willen, dat ze er de
inspanning en het geld voor over had
den, want wat kunnen er dan een ont
dekkingen gedaan, een misverstanden
uit de weg geruimd worden
Ontdekkingen B.v. de ontdekking,
dat Kuitert (en anderen) bezig zijn
antwoorden te zoeken op vragen, die
we vroeger lieten liggen of met een
dooddoener afdeden. Maar die nu on
ontkoombaar zijn. Definitief onontkoom
baar, omdat we niet meer in een geïso
leerde wereld leven.
Neem meteen dat eerste opstel over
„De goede schepping". Hoeveel HBS-
ers zitten al met die vraag: Hoe kan
dat, dat de schepping oorspronkelijk
„goed" was (Gen. 1 31God zag al
wat Hij gemaakt had en zie het was
zéér goedterwijl toch om maar
iets te noemen -miljoenen dieren door
aardverschuivingen bedolven werden
lang vóór er een mens en dus een zon
deval bestond
Hoe kan het, dat zoveel leven op
aarde alleen mogelijk schijnt dank zij
de dood van andere levende wezens
(denk aan „het wild gedierte", dat God
schiep
Probeer eens serieus mee te denken
over zulke vragen. Dan zult u op zijn
minst respect krijgen voor de mensen,
die dit veelal onontgonnen terrein be
treden. Kuitert mag het dan, net als de
eerste maanwandelaars, schijnbaar ge-
gemakkelijk en luchtig doen, maar achter
zijn speelse woordkeus en redeneer
trant gaat een ontzagwekkend stuk
denkwerk schuil
We noemden slechts één probleem
veld, of twee, kort aan te duiden als
„Genesis" en „de dood".
Maar er worden méér nieuwe on
ontkoombare vragen aangesneden:
Wanneer is revolutie geoorloofd en
wanneer niet Hoe moet de taal van de
prediking vandaag zijn Mag de kerk
over politiek spreken Kan de moraal
veranderen
Als u iets van de onvermijdelijkheid
en van het enorme belang van deze
vragen ontdekt, zullen er door het lezen
van dit boek ook misverstanden uit de
weg geruimd worden
Met name het grote en afschuwelijke
misverstand, dat voor Kuitert de Bijbel
niet meer het betrouwbare Woord van
God zou zijn Of wat op hetzelfde
neerkomt dat hij niet met hart en
ziel Gereformeerd zou wezen.
Hierbij kan het eerste opstel al weer
dadelijk deze aantijgingen weerleggen.
We hebben de vraag (over de „goede
schepping") hierboven genoemd. Het is
onmogelijk, hier weer te geven, hoe prof.
Kuitert die beantwoordt. Maar leest u
het zelf en u zult merken dat hier iemand
bezig is om op de meest serieuze manier
de Schrift te laten spreken. Dat bij heel
wat dingen in uw Bijbel de vinger ge
legd wordt, die u nog nooit zijn opge
vallen.
Prof. Kuitert zal de laatste zijn om te
beweren, dat hij op alle vragen hét ant
woord weet. Velen zullen met alter
natieve oplossingen en correcties mee
moeten denken. Zo heeft Ds. E. G.
van Teylingen b.v. in het februari-num-
mer van het Gereformeerd Theologisch
Tijdschrift een indringende bespreking
mét kritiek gewijd aan een van Kui-
tert's opstellen: „Theologie en ethiek
van de revolutie" (een college gehouden
voor de studentenwerkgroep Ontwikke
lingshulp van de V.U.). Dit is vakwerk.
Maar waar andere theologen het niet
met Kuitert eens zijn, verketteren ze
hem niet. Ds. van Teylingen zegt aan
het slot van zijn 18 paginia's omvatten
de bespreking: „Kuitert heeft over theo
logie en ethiek van de revolutie ge
schreven op de wijze van een appèl
uit benauwenis geboren. Wie die be
nauwenis niet verstaat, heeft het recht
van meespreken verloren". En zelf
noemt hij zijn bijdrage aan het gesprek
bescheiden „een critische aanvulling".
Het zou te wensen zijn, dat alle
theologische debatten in onze kerken
vandaag op dat peil stonden.
In dit verband nog twee opmerkingen.
In de eerste plaats nog een ontdek
king, die u alleen al bij het nalezen van
de inhoudsopgave kunt doen: dat een
man van het postuur van Kuitert ge-
spreksparters heeft over zo'n brede
linie Dat we theologen hebben, die met
collega's of politici en wijsgeren van zó
verschillende herkomst de degen kunnen
kruisen, is sinds Kuyper en Bavinck niet
voorgekomen. Een reden om dankbaar
te zijn.
Een laatste opmerking ontleenden we
aan de ondertitel: Opstellen voor de
welwillende lezer
Dat is méér dan grappig-ouderwets.
Dat is óók een appèl. En je proeft erin
de pijn, die een schrijver moet voelen
wanneer hij voortdurend blootstaat aan
onwelwillende kritiek. Dat is dan nog
zacht gezegd.
Zelf krijg ik ook wel eens van die
brieven, waarvan je wakker ligt, Hoe
moet het dan deze man wel vergaan,
die duizendmaal méér blootstaat aan
miserabele misverstanden en doordra
vende onbillijkheden
Hij laat ook wel eens een steek val
len, o zeker.
U hoeft het echt niet met hem eens te
zijn. Maar laat elke kriticus eerlijk en
billijk blijven.
En daarom lezen. Vooral ook dat
laatste prachtige hoofdstuk: „Is de ge
reformeerde wereld veranderd waar
in men Kuitert recht in zijn hart kan
zi^n. D. v. S.
Uitgaande van verschillende kerke
lijke instanties en het Humanistisch Ver
bond funktioneert met ingang van juni
een inlichtingenbureau voor dienstplich
tige jongeren met spreekuren te GOES
en TERNEUZEN.
Het is de bedoeling dat dit bureau
verantwoorde informatie zal verschaffen
betreffende
militaire dienst, zoals studie in
diensttijd, dienen bij een ander wa
pen, uitstel of vrijstelling, kostwin
nersvergoeding;
gewetensbezwaren daartegen, wie is
gewetensbezwaarde, wat zijn de
voorwaarden voor weigering, wat
zijn de konsequenties e.d.
dienst in ontwikkelingslanden, welke
instanties zenden uit, welke beroe
pen worden gevraagd en op welke
voorwaarden e.d.
Op de spreekuren te Goes en Ter-
neuzen zullen de bezoekers allereerst in
gesprek komen met maatschappelijk
werkers, welke vanuit hun deskundig
heid op objektieve wijze nagaan wat het
probleem of vraag is, waarmee een
jongere zich aandient, om dan eventueel
dienovereenkomstig te verwijzen naar
deskundigen op bovengenoemde ter
reinen.
In de begeleidingscommissie van dit
bureau hebben zitting afgevaardigden
van de Doopsgezinde gemeenten, het
Humanistisch Verbond in Zeeland, de
Ned. Herv. Kerk in Zeeland, de Re
monstrantse Broederschap, de Rooms-
Katholieke Kerk, de Gereformeerde
stichting voor Jeugd- en jongerenwerk
en de Vrij Evangelische gemeente.
De spreekuren zijn in GOES:
le en 3e dinsdagavond van de maand
van 7-9 uur in het gebouw van de com
missie voor maatschappelijk werk en
gezinsverzorging, de Witt Hamerstraat
8 (enkele minuten lopen in de richting
van Kloetinge)
in TERNEUZEN:
2e en 4e dinsdagavond van de maand
van 7-9 uur in het gebouw van de Prot.
Stichting voor maatschappelijk werk en
gezinsverzorging in Oost Zeeuws-
Vlaanderen, Axelsestraat 190.
„Lenin lééft" een leus - en meer dan
dat - van communisten in het jaar 1970.
Honderd jaar geleden werd Wladimir
Iljitsj Oeljanow te Simbirsk a.d. Wolga
geboren (22 april 1870) de manager
van de revolutie, die vanuit de Onder
grondse de bijnaam Lenin kreeg (ont
leend aan de arbeiders aan de Lena).
Een kleine figuur, met een onopval
lend uiterlijk; maar als méns opvallend
door zijn eenvoud en kameraadschappe
lijkheid, zijn energie en levensvreugde.
Voor zichzelf weinig eisend, per
soonsverheerlijking nadrukkelijk afwij
zend streed hij onafgebroken en on
verzoenlijk zijn ideologische strijd.
Eigenlijke vijanden had hij niet - hij
streed zakelijk, onpersoonlijk voor zijn
ideaal - en zijn felste tegenstanders
respecteerden hem. Opgebrand in dez^
strijd overleed hij - de overwinning aan
schouwd hebbend - te Gorki, bij Mos
kou, 21 januari 1924.
Het is niet de bedoeling hier een bio
grafie van Lenin te gaan schrijven. In
dagblad- en andere periodieken kon en
kunt u te kust en te keur terecht.
Waarom dan toch zijn naam hier ge
noemd in dit kerkblad Hebben wij
soms een boodschap aan dit Leninjaar
'k Meen van wel; en een stevige ook.
„Lenin lééft". Het doet denken aan
de Paasboodschap van het christendom.
Al vaak is er een parallellie gezien
tussen christendom en communisme.
Onlangs gaf Sebastian Haffner, politiek
medewerker van „Stern" er zijn kom-
mentaar over, waarbij hij beide - chris
tendom en communisme - voor de
voeten wierp hun revolutionaire élan
verloren en zich genesteld te hebben in
een zekere status-quo. Gaan ze beide
onder in de consumptieve maatschappij
van nu
Beide streven naar een „heilstaat",
waarin gerechtigheid en vrede woont.
Beide richten zich tot de mensheid; zijn
totalitair en absoluut. Beide spreken van
schuld en van offers. Met het blote oog
gezien is er parallellie.
Gaan ze beide tenonder, omdat de
een: het christendom zich te trancen-
dent (het hiernamaals; hier beneden is
het niet) en de ander: het communisme
zich te horizontaal opstelt (miskenning
van de méérwaarde van het mens-zijn)
Of zal de een de ander opslokken
Iemand heeft dit atheïsme en het
christendom twee vijandige broeders ge
noemd. In ieder geval heeft het chris
tendom aan het communisme te danken,
dat het behoorlijk is wakker geschud uit
wereldmijdend gedroom en a-sociale
roesjes. Heeft de kerk vroeger niet al
te veel gelonkt naar het zgn. kapitalis
me, althans zich met vroom gebaar en
woord neergelegd bij maatschappelijke
ongerechtigheden Was er geen waar
heid in de spot: een wissel trekken op
de eeuwigheid
En heeft de bulldozer van het atheïs
me niet heel wat zgn. heilige huisjes
platgereden en zo de lucht gezuiverd
Het is geen modegril, dat ik het com
munisme allereerst van positieve zijde
wil bezien. Op zijn minst hebben we
het recht van een tegenstander te leren.
Merkwaardig in dit Leninjaar werd in
Nederland het boek van een marxist
uitgegeven, waarin het christendom
positief gewaardeerd wordt.
Nee, de schrijver - Dr. V. Gardavsky
- blijft overtuigd atheïst; hij besluit zijn
boek met de merkwaardige zin: „En
daarom geloven wij niet aan God, hoe
wel dat absurd is".
De titel van het boek is niet minder
merkwaardig: „Nog is God niet dood".
Deze Tsjechische filosoof heeft zich
diep ingegraven - dieper dan menig
christen - in de bijbel, in kerk- en dog
mahistorie.
Hij onderkent - na zijn waarderend
woord geschreven te hebben - haar
scherp de zwakke steden en fouten in
de christelijke opstelling door de eeuwen
heen.
Zo b.v. het aanleunen tegen de klas
sieke natuurwetenschappen en de griek-
se filosofie (Pascal noteert hij daarom
hoger dan Thomas van Aquino).
Het verlagen van Genesis 1 tot een
soort kosmogonie, een ontstaansfilosifie.
Het misvormen van de Oosterse
boodschap in Westerse denkkaders. De
schrijver voelt de joodse leef- en denk
sferen geweldig goed aan. Is hij zelf
jood 'k Dacht van wel.
Over Jezus schrijft hij met groot
respect, zo niet met eerbied. „Toen
Jezus deze radikale leer van de beslis
sing, van het rijk van God en van de
liefde predikte, dacht hij niet aan de
'mensheid' zonder meer. Hij formuleerde
geen principes van een of ander huma
nisme" (blz. 50).
Het gaat noch in christendom, noch
in communisme om een vlak humanisme.
De schrijver voert een pleidooi voor
'hominisme' (homo mens): het gaat
niet om wat menselijke waarden, een
abstracte (mede-)menselijkheid; maar
om de mens, in zijn totaal; die een
meerwaarde heeft, zichzelf overstijgt.
Daarom ziet hij een ontmoetingsveld
van christendom en humanisme.
Mag ik nog één citaat doorgeven:
„Thans is niet meer te loochenen dat
de kerken met een grootscheepse zelf
kritiek bezig zijn en dat er dus nog
altijd krachtige bronnen in hen werken,
die een regeneratie mogelijk maken.
Werkelijk: Nog is God niet dood
(blz. 95).
'n Zeer interessant en merkwaardig
boek van een overtuigd (nogmaals ge
zegd atheïst.
Wilde ik met dit artikeltje even chris
tendom en communisme in een mixer
werpen. Net zomin als Gardavsky.
Ik wilde u alleen maar wakker houden
of maken. Er zit voor ons een forse
boodschap in. Men denkt niet te licht
vaardig over ons. Laten wij het ook
niet doen over het communisme. In dit
Leninjaar.
Drs. C. Klapwijk.
(Kerkblad classis 's-Hertogenbosch)
45)
door Jan Lourense
Hij moet naar de kazerne in de Korte Noord-
straat. Maar Johan heeft toevallig gister een be
roepssergeant gesproken, die weet te vertellen,
dat de nu opkomende recruten niet in Middelburg
blijven, maar naar Den Haag gaan, één der depot
plaatsen, feitelijk buiten Den Haag, op de Waals-
dorper vlakte. Die mededeling is safe, want de
sergeant is met anderen juist naar Middelburg ge
komen om de recruten op te halen. Hij vertelt ook
nog, dat de oefenperiode vrij zwaar zal zijn, want
wat normaal in acht maanden gebeurt moet nu in
vier, zodat de nu opkomende jongens al over vier
maanden aan het Veldleger worden toegevoegd.
Lieven is voor al zijn tentames, en dat zijn er
heel wat, met glans geslaagd. Bovendien heeft hij
de voorgeschreven drie maanden practisch gewerkt
bij de N.V. Von Falkenhaus, zodat hij electrotech-
nisch ingenieur is. Naar een baan behoeft hij niet
te zoeken, want het is al enige tijd geleden afge
sproken, dat hij na voltooïng van zijn studie bij
Von Falkenhaus in dienst treedt, waarbij hem is
toegezegd, dat hij na een jaar de functie van ad
junct-directeur zal gaan vervullen. Er zijn drie
adjunct-directeuren, elk voor een bepaalde af
deling. Na een vakantie, die hij in Zeeland en
Zuid- Limburg doorbrengt, aanvaardt hij zijn werk.
Op een morgen heeft hij een langdurige bespre
king met de directeur in diens privé kantoor.
Von Falkenhaus is niet meer de enthousiaste
man van augustus 1914. die het uitbreken van de
oorlog heeft toegejuicht. Het is een lelijke tegen
valler, dat de krijg zich al maanden voortsleept
en ontaardt in (volgens zijn eigen woorden) loop-
gravengevechten inplaats van een vrolijke, frisse
krieg.
Daar komt bij, dat sinds een maand Amerika,
Frankrijk en Engeland te hulp is gekomen, zodat
nu inderdaad van een wereldoorlog gesproken kan
worden. Hoe alles zal aflopen, het valt niet te
zeggen, maar dat Amerika's intrede in de oorlog
voor Duitsland niet bepaald een pluspunt is, staat
wel vast.
Tenslotte constateert hij in zijn vaderland - met
speciale vergunning van de Nederlandse regering
kan hij elke maand naar Keulen reizen, zoals vóór
de oorlog - een moeheid en een teleurstelling, die
niet mooi meer zijn. De oorlog duurt te lang. Er
zit geen shot in. De legerberichten zeggen steeds:
Van het Westfront geen nieuws. Maar intussen
worden de dodenlijsten in de couranten steeds
langer.
En dan dat vermaledijde Engeland, dat conse
quent en met grote hardheid de blokkade uit
voert. Heel wat koopvaardijschepen worden door
de Engelse onderzeeërs naar de bodem der zee ge
jaagd. De Duitse duikboten trachten dit te ver
hinderen, zodat er een stevige duikbootoorlog
woedt. Het is evenwel duidelijk, dat Engeland ter
zee de machtigste is. Door dit alles gaat in Duits
land de honger nijpen.
Neen, de uitspraak van Von Falkenhaus in
augustus 1914, dat er een vrolijke, frisse krieg zou
komen, is niet meer van zijn gezicht te lezen. Lie
ven, met hem in gesprek, ziet er zorgelijke lijnen op.
Een stevige klop op de deur, die onmiddellijk
geopend wordt. Binnen komt een rijzig, knap meisje.
De twee ziende staat zij stil.
„Pardon, paps. De portier zei, dat u alleen was".
Meteen wil zij terugkeren.
„Blijf maar, Bella. We zijn toch klaar".
Het meisje komt naderbij en kijkt met grote in-
blauwe ogen Lieven aan.
„Even voorstellen: mijn dochter Bella; ingenieur
Israël".
„O, dus het Wonder", lacht Bella, welke lach
een rij parelwitte tanden doet zien. Tevens strekt
zij de hand naar hem uit, die Lieven drukt.
„Het wonder vraagt hij verbaasd. „Dat be
grijp ik niet".
„Een uitdrukking van paps. In de fabriek werken
en studeren tegelijk. En toch nog heel vlug klaar in
Delft. Zo is het toch
„O, bedoelt u dat Och zo'n prestatie is dat
toch niet geweest
„In de ogen van mijn vader wel. Dat heb ik wel
begrepen. Weet u niet, dat u zijn protégé is Nu
zie ik u eens in levende lijve".
„Het is mij aangenaam, kennis te maken met
de dochter van mijn directeur", zegt Lieven, een
bewonderende blik werpend op het hoogblonde,
mooie meisje.
Déze laatste haalt een brief uit haar tasje.
„Van Friedrich vraagt Von Falkenhaus gretig.
„Ja, paps. Niet veel nieuws, maar alles wel".
Lieven begrijpt onmiddellijk, dat de brief van de
zoon aan het front is. Hij buigt en wil het kantoor
verlaten.
„Even nog, Israël. Ik zou zeggen: kom eens
kennis maken met mijn vrouw en dochter. Wanneer,
Bella y
„Zondagavond. Kunt u dan vraagt zij Lieven.
„We hebben dan een klein partijtje".
„Ik aanvaard de uitnodiging graag", is het ant
woord. „Hoe laat, en in welk costuum De
tweede vraag met een lachje.
„In rok, mijnheer", lacht Bella terug.
„Goed, in rok. Dat weet ik nu. Maar hoe laat
„Een uur of acht. U ziet maar. U hebt dat „in
rok" toch niet in ernst opgevat vraagt Bella.
„O, is dat niet de bedoeling
Het drietal lacht nu hartelijk.
Dan, na een handdruk, gaat Lieven weer aan het
werk.
„Nee, maar, wat een verrassing zegt moeder
Adri.
Het is zaterdagmiddag ongeveer vier uur. Een
klant, door haar gehopen, verlaat de winkel.
Tegelijkertijd komt Pleun binnen, een koffertje in
de hand.
„Wat een verrassing Hoe kom je zo plotseling
binnenvallen vraagt Adri, haar schoonzus warm
omhelzend.
„Er is door bizondere omstandigheden maandag
geen school. Ik dacht: ik ga naar Middelburg. Kun
je me hebben?" (wordt vervolgd)