eeuwóe 3Cerkbode PAS IIP UW HART kesk en wecelö in één schuitje HELFT QOD MENSEN NODIG Recreatie Hoofd-Redacteur: Dr. DONDORP, Gapinge, Telefoon (01189) 4 70 J n verder 11 JUNI 1970 23e JAARGANG No. 45 „Ik worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Adres voor opgave advertenties en predikbeurtenLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg Abonnementsprijs ƒ5.per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 25 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 Behoed uw havt boven al wat te bewaren is. Spreuken 4 23. Jonge mensen kunnen - zo lijkt het wel - net zo hard lopen als ze willen. En het volhouden. Maar als je wat ouder wordt, krijg je last van kortademig heid. Je holt niet meer de trappen op en af zoals vroeger. Je zegt: ,,Ik doe wat kalmer aan, want ik moet een beetje op mijn hart passen" Je hebt er maar één. Wee: s er zuinig op I Een vinger of een hand zou je desnoods kunnen missen. MAAR JE HART, DAT BEN JE ZELF. We weten natuurlijk best, dat het hart een bepaalde spier is en dat het niet zo is, dat je ziel ergens in die spier zit. In dat geval zou harttransplantatie maar een griezelige zaak zijn. De kern van onze persoonlijkheid zit overal. De mens is een levende ziel. De mens is één geheel. Lichaam en ziel hebben nergens een naad. Toen mijn kinderen lang geleden vroegen: „waar zit nou je ziel?" gaf ik ten antwoord: „je ziel zit niet in je lichaam, maar je lichaam zit in je ziel" Dat is natuurlijk ook onzin. Het mooiste antwoord gaf eens een kleine jongen, toen hij zei: „Je ziel dat is waar je mee lacht". Hoe het zij, de oude Israëlieten beschouwden het hart als de zetel van onze persoonlijkheid. Ons hart was ons diepste zelf. „Uit het hart zijn de oorsprongen van het leven". Uit die levenskern komt alles voort. En daarom ziet de Here het hart aan. Niet je diploma's en niet je postuur en niet je bankrekening, maar je hart. Wat we naar buiten lijken, zijn we nooit helemaal zelf. We stellen ons altijd een beetje aan. Wat we naar binnen zijn, ons hart, dat is het eigenlijke. Daar zit zowel een scherpe vermaning in alsook een fijne vertroosting. De Hete kent ons hart. In ons hart zijn we tenslotte gelovig of niet gelovig. Maar dat kan onmogelijk verborgen blijven. Want dat geloof of dat ongeloof gaat het leven beheersen. Nog sterker: het is van beslissende betekenis voor ons eeuwige leven. Niet alleen nu, maar ook definitief. Behoed daarom uw hart Maar hoe doen we dat We kunnen er niet eens helemaal bijAltijd zit er nog wat anders achter. U kunt uw hart het beste behoeden door de Here Jezus te vragen of hij er met Zijn Geest in wil komen wonen. Daartoe is nml. de Heilige Geest uitgestort Op deze uitnodiging wacht Hij. Want Hij staat aan de deur en Hij klopt. Hij wil naar binnen. Maar Hij wil ook, dat u open doet Hij zegt: „Geef mij uw hart". Bij Hem bent u veilig. A.D. Paulus is op weg naar Rome. Dat is geen particuliere liefhebberij, maar de Here heeft hem daarnaar toe gezonden. Door storm en schipbreuk wordt zijn leven en daarmee de prediking van het Evangelie in Rome bedreigd. Paulus wordt gered. Maar de Here redt niet Paulus alleen en laat de rest verdrinken, doch laat ook al die anderen, gevangenen en sol daten, reizigers en zeelui mee ontkomen. De lading is verspeeld. Ook het schip gaat verloren, maar onder leiding van Paulus komen allen behouden aan land. Wat een zegen voor die mensen, dat ze Paulus aan boord haddenMen noemt dat een tijdelijke zegen. Maar dat is niet niets, dat al die mensen als uit het graf gered werden. Hier ziet u iets van Gods wereld huishouding. Kerk en wereld - geloof en ongeloof, leeft nu nog met elkaar en door elkaar heen. Eén gelovige en 275 ongelovigen op de Castor en Pollux. Maar God redt alle 276. Om die éne in hun midden. Zo spaart God de wereld terwille van de kerk. Alle schoonheid, vreugde en leven, dat ongelovigen genieten, genieten ze omdat ze nog op één aarde wonen met Gods volk. Gods zegen voor de zijnen is zó over vloeiend groot, dat allen, ook Gods vij anden daarvan genieten. Tijdelijk, ja maar ze genieten er toch van. Ze weten dat niet en ze erkennen het nog minder. Maar zo is het toch. In zijn commentaar schrijft Calvijn: dat ,,God zijn zegen tot onwaardigen uitbreidt, indien zij door de band van het gezelschap met de vromen verbon den zijn". Hiermee wordt duidelijk, dat de alge mene genade van God nooit losgemaakt kan worden van de Here Jezus en zijn Kerk. Alle goede gaven zijn er om Christus' wil. Om Zijn rijk. En voor Zijn Kerk. Zolang Kerk en wereld in het éne schuitje der geschiedenis varen, profi teert de wereld mee, om niet te zeggen parasiteert de wereld op Gods gunst over het in Christus geredde en her stelde leven der mensen. Wanneer dan ook de wereld van van daag nog een kans heeft om aan de dans van de A-B-C-oorlog te ontko men, dan is dat terwille van de Kerk. En om Jezus' wil en alleen zo mogen we er om bidden. Paulus moest naar Rome. Daarvoor werd hij gered. En de rest met hem. Wij moeten dan ook niet bidden om een stil en gerust leven zonder meer, maar om gelegenheden voor de uit breiding van Gods rijk. U moet dus wél uitkijken, dat u niet gespaard wordt als één van de 275, maar als Paulus. Want voor velen van die anderen kon de zegen van hun red ding nog worden tot een verzwaring van hun oordeel. Want wie onder Gods weldaden Hem de bekering weigert, die spaart zich een schat van toorn op. Eens komt er een storm, waaruit geen ontkoming meer wezen zal. Geen plank om drijvend op te blijven. Niets. Wat is dat een griezelige zaak: de levenszee te bevaren, zonder ,,God toe te behoren en te vereren". Want we varen boven de eeuwig heid en slechts een zeer dunne en broze wand scheidt ons van de afgrond. Let er ook op, dat Paulus niet alleen dacht om zichzelf maar zich verant woordelijk voelde voor al zijn makkers aan boord. Dat gevoelen was in hem, dat er ook was in Christus Jezus, die met innerlijke ontferming bewogen was over de schare, die geen herder had. Maar we zullen voor onze omgeving alleen wat kunnen zijn, als onze ver houding tot God bepaald wordt door ons geloof in Zijn woord. Dan laten wij in de stormen van het leven het hoofd niet hangen, maar wijzen op de enige, die een volkomen uitkomst geven kan. Dan belijden wij in de schone havens" en in de ruwe stormen, dat wij God toebehoren met lichaam en ziel. Dan vereren wij Hem in de kerk en in ons huis en in de straat en in de politiek. Dit geloof zal tot een zegen zijn voor allen, die met ons mee varen. We moeten worstelen om hun tijdelijk wel zijn én om hun eeuwige zaligheid. Daarvoor zijn we in de wereld. Daarom zitten wereld en kerk in één schuitje. We moeten net als Paulus ons geloof belijden en laten zien, wat dat geloof practisch waard is, opdat we een teken zijn van -, en een handwijzer naar de gerechtigheid van het Koninkrijk van God, dat gekomen is en komt. A.D. In sommige steden is de een of andere bioscoopexploitant gewoon om op een morgen de „geestelijkheid" uit te no digen om van een film kennis te ne men. In de hoop natuurlijk op aanbe veling. Dan zat je met een stel kapelaans en dominees er met de mensen van de pers in een ongezellig lege zaal en mocht je je mening zeggen. Zo heb ik dan de film gezien: ,,God heeft mensen nodig". Het was een knappe Franse film, die speelde op een der Kanaaleilanden, waar de Roomse Kerk zich volledig van teruggetrokken had, omdat de bewoners te goddeloos waren. Heel de Kerk raakt in verval. Zowel uiterlijk als innerlijk: geen kind wordt er meer gedoopt en geen biecht wordt er afgenomen. Maar de mensen kunnen niet zonder ,,de een of andere" godsdienst. Tenslotte gaan de eilandbewoners onder leiding van de koster zichzelf helpen met een eigen soort religie. Ik vond het een zeer goede film. Als hij nog in roulatie is en u kunt hem gaan zien, moet u het niet laten. De officiële Roomse kerk staat er niet mooi op. Heel duidelijk \&ordt, dat alle godsdienst van eigen maaksel bijgeloof is. Eén ding bleef onduidelijk: Wat was het verband van de titel met de inhoud van de film Die titel was in ieder geval zeer sug gestief en haakte vast in mijn gedach ten. Is dat waar Heeft God mensen nodig De film liet zien, dat ook deze men sen niet zonder God konden. Daarom „maakten" ze een godsdienst: maar ook in het bijgeloof, waarmee men geboorte, huwelijk en begrafenis omgaf, zat een zoeken en tasten naar God. De mensen hebben God nodig. Maar is het ook andersom waar Neen God heeft ons niet nodig. Hij wordt niet gediend als iets behoevende. Hij heeft onze offers en onze aanbid ding niet nodig. Hij is de onafhankelijke en almach tige, de eeuwige en volzalige God. En als wij bidden: „Uw Naam worde ge heiligd", doen wij geen voorbede voor God en dan bidden wij niet voor Zijn belangen. Het is onze nooddruft, dat Gods Naam geheiligd wordt, en ons belang, dat Zijn Rijk komt, en onze levensbloei, dat Zijn wil geschiedt. Daarom is er in het Evangelie wel de dringende nodiging, maar nooit het bedelen. Niemand kan er ook zalig worden, tegen zijn eigen wil. Het is „graag of niet". Want de Here heeft ons niet nodig. Dit stel ik met nadruk voorop. Maar dan mag ik toch ook zeggen, dat het Gods welbehagen is om mensen te ge bruiken en ze in Zijn dienst te nemen als Zijn arbeiders. Hij kon het wel alléén af, maar het is Zijn liefderijke wijsheid, dat Hij het niet alleen af doen wilde. Hemel en aarde had God geschapen in zes dagen. Maar op de zevende dag gaf Hij dat alles aan de mens. Die werd koning over dat grote rijk van God. En op de eerste dag de beste van het men selijk leven, mochten Adam en Eva met God meegenieten van alles wat Hij gemaakt had en zien, dat dat alles zeer goed was. Doch daarmee was alles nog niet ge reed. Alles bevond zich nog in een be ginstadium. Adam moest de hof bouwen en bewaren. Kon de Here dat niet zelf Natuur lijk kon Hij alles zelf, maar Hij schakel de de mens in en gaf hem opdrachten tot de grote cultuurtaak. God gebruikt mensen. Niet alleen voor de cultuurtaak in de geschapen wereld, maar ook voor de herschepping van de gevallen wereld. Het middelpunt van heel de geschie denis is het moment dat het Woord vlees wordt en Gods Zoon de mense lijke natuur aanneemt. Paulus schrijft in Rom. 5:19 dat door de menselijke gehoorzaamheid van Jezus Christus, zeer velen rechtvaar digen worden. En in 1 Corinthe 15 21, dat de opstanding der doden door een mens is. U moet er eens op letten, hoe de Here in de heilsgeschiedenis steeds weer de mensen naar voren schuift. In de Kerstnacht zingen nog de en gelen, doch op de Pinksterdag prediken de discipelen. Dat is heel wat meer. Trouwens, niet de engelen werden naar Gods beeld geschapen. Wel de mens En tot geen der engelen heeft God gesproken: „zit aan Mijn rechter hand", maar tot Jezus Christus, onze medemens (Hebr. 1:5). Daarom is het zo volkomen verkeerd en onbijbels, als de Jehova's getuigen Wij zagen het aan de bomen toen wij vanmorgen ontwaakten, aan de hoge bomen rondom het huis. En wij hoorden het overal om ons heen: het was met geen naam te benoemen, het was met geen pen te beschrijven, het was als met handen te tasten. De wind was gaan liggen, de honden waren weg, de zee was niet meer. En wij hebben elkander omarmd, zwijgend, maar met gebaren van vreugde. En onze ogen fluisterden: Eindelijk. Het is er eindelijk. Het is er onomwonden. Ineke van Alkemade. niet alleen de waarachtige godheid van de Here Jezus ontkennen, maar ook zijn echt-mens-zijn. Zij maken Jezus tot het een of ander vóórhistorisch, engelachtig schepsel en denken blijkbaar dat zo'n engel méér is dan een mens. Maar de mens is de kroon van Gods schepping. De mens is de heer der schepping. En daarom gebruikt God mensen. Als de Here op de weg naar Damas cus Saulus aangrijpt en tot bekering brengt, dan geeft de Here geen vol ledig antwoord op de vraag van Saulus, wat hij doen moet, maar zegt, dat hem dat in de stad verteld zal worden. Dat had de Here zelf ook wel kun nen doen, maar Hij wilde Ananias daarvoor gebruiken. Datzelfde zien we in Handelingen 10 enz. Cornelius, de hoofdman in Cae- sarea, krijgt een visioen, waarin hij een engel Gods ziet en een stem verneemt. Maar die engel en die stem doen niet veel meer dan opdracht geven om Petrus te ontbieden, die in Joppe was. Petrus moet aan die Romein het Evan gelie verkondigen. W^ant God heeft mensen daarvoor nodig. Er viel op het woordje „gij" dan ook een grote nadruk, toen de Here Jezus vlak voor Zijn hemelvaart in Zijn troon rede tot de discipelen sprak: „gij zult Mijn getuigen zijn". De Here Jezus voer ten hemel. Zijn werk was evenwel nog niet af. Hij had nog andere schapen, dan alleen van de stal-Israël. Maar dat overige werk legde de Heer op onze schouders: „Gaat dan heen en onderwijst de volkeren. Doopt ze en maakt ze tot Mijn discipelen". De Heilige Geest vervangt de Here Jezus nu op aarde. Maar het is juist het eigen-aardige van de bedeling des Geestes, dat God mensen gebruiken gaat voor Zijn werk. Zijn werk, waardoor zondaren tot bekering worden gebracht en waardoor de komst van het Rijk door woord en teken wordt geproclameerd. Toen de Here Jezus op het punt stond om Zijn messiaans werk openlijk in Israël te beginnen, zond God een heraut voor Hem henen, die de weg bereiden moest. Die heraut was geen engel. Ook klonk er geen stem van de hemel om aller aandacht te vragen, maar „er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes" (Joh. 1 6). Zo wil God mensen gebruiken. Zo wil hij ons gebruiken. Maar het is onze geweldige „heer"- lijkheid, dienstknechten en gezondenen van God te zijn. A.D. Dr. K. J. Kraan, evangelisatiepredi kant in Rotterdam is geen dominee, zo als er 12 in een dozijn gaan. Hij kan in „tongen" spreken zonder enige extase en legt grote nadruk op de dienst der genezing. In het blad van de Centrale Evangelisatie Commissie zet (middels een interview) zijn ideeën uiteen. Dr. Kraan is zeker een man die iets te zeggen heeft en ik ben dankbaar, dat ik hem ook persoonlijk heb leren kennen. Zijn woorden zijn indringend en zet ten ons aan het denken... Wat Ds. Kraan zegt over de „dienst der gene zing" zijn woorden, die tegelijkertijd nieuw en bijzonder oud zijn. Bijbelse woorden over de handoplegging (waar wij in de kerk aan ontgroeid zijn: wij kennen slechts bij één gelegenheid de handoplegging, namelijk wanneer een candidaat bevestigd wordt tot predi kant, en dat is een traditie die zich de eeuwen door gehandhaafd heeft zonder dat de inhoud, de betekenis van dit ge baar ooit duidelijk onder woorden ge bracht werd). Heeft Ds. Kraan gelijk wanneer hij zegt dat wij de vele mogelijkheden die de Geest van God ons geeft, vaak on gebruikt laten Nuchterheid is iets, waartoe de apostelen ons oproepen. Toch vraag ik mij af of wij met al onze nuchterheid niet te ver gaan en daar door een stuk traagheid en kleingelovig- heid over ons heen halen. De engelse

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 1