j^eeuwóe 3£erlzbocle i Rustöaq cLluió en kaard wezfc vart r J Hoofd-Redacteur: Dr. DONDORP, Gapinge, Telefoon (01189) 4 70 TROUW OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 25 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 vJ Levendig herinner ik me uit de oor logsjaren de discussies rondom het ille gale blad „Vrij Nederland". De tech nische diensten en de bezorging waren hoofdzakelijk in handen van gerefor meerden, terwijl in de redactie vooral „doorbraak-mensen" zaten. Dat heeft geleid tot een scheuring. Velen van ons wilden graag vast houden aan de eigen naam: „Vrij Nederland", doch om verwarring te voorkomen heb ben wij toegegeven en zijn onder een andere naam gestart. Het was een goede vondst, toen iemand voorstelde het ille gale blaadje „Trouw" te noemen. Na de oorlog is dit blaadje een blad geworden -, een der grootste christelijke dagbladen van ons land. In de oorlog had evenwel de naam zeker nog meer zin dan tegenwoordig. De Koningin was in Engeland; een vreemde regering onderdrukte ons. Niettemin bleef ons volk trouw aan zijn eigen regering en verbonden aan Oranje. Ja, het kwam in die jaren aan op trouw Zonder trouw is er geen enkele ge meenschap mogelijk. Wij zijn niet als eenlingen in de wereld, maar maken deel uit van allerlei levensverbanden. Daar is vriendschap en gezin. Daar zijn verenigingen en afspraken. Trouw is, dat men in die verbanden op u rekenen kan. Tot de meeste bent u vrijwillig toe getreden en daar hoort u nu ook. Daar hebt u niet alleen recht, maar ook plich ten. Daar moet u zich geven en uw schouders zetten onder de gemeenschap pelijke taak. Het is ontrouw, wanneer u de vraag voorop stelt: „wat heb ik er aan; wat kom ik er verder mee Die vraag leidt' tot chaos en ontneemt aan het leven zijn stijl. Want tot de goede levensstijl behoort in de allereerste plaats de trouw. In een cel op de Amstelveenseweg zat ik met een aantal medegevangenen vol spanning te wachten op wat er met ons stond te gebeuren. Het grootste deel van mijn celgenoten was opgepakt om dat zij hadden geprobeerd te profiteren van de joden-ellende. Ze hadden inge broken in de huizen, waaruit zo juist de joodse bewoners waren weggevoerd, enz. De kansen werden overwogen die men op vrijlating had, maar ook de plannen voor daarna. Daarbij ging de discussie uitsluitend om de vraag: „wat geeft het meeste", 't Hinderde niet of het hulp aan de vijand was. En op mijn protest was strijk en zet het weerwoord (ik zeg het hier maar een beetje netjes): „kan zij aan de overkant (d.w.z. de Koningin) mij te eten geven Dus niet: „waar hoor ik", doch: „waar haal ik het meeste van". Dat is ontrouw. Daarentegen is er een werkwoord ge vormd van het woord trouw; dat wordt gebezigd voor de meest hechte samen leving en voor het allernauwste verband: het huwelijk. Twee mensen, die een huwelijk aan gaan, trouwen met elkaar. Want het allermeest heeft de samenleving van man en vrouw haar fundament in trouw. Het huwelijk berust niet op het elkander zo aardig vinden, maar op de trouw jegens elkaar. Dat aardig vinden is van allerlei om standigheden afhankelijk. Maar de trouw is als een stevig anker, dat vast zit. Ook in de moderne opvattingen over het huwelijk is echter de chaos los gebroken. Als de trouw ontbreekt, gelden de spelregels niet meer en wordt dit de grote vraag voor een man: welke vrouw boeit mij het meest, mijn eigen vrouw of die vreemde. Natuurlijk komt het voor dat men mannen leert kennen die aantrekke lijker, geestiger enz. zijn, dan de eigen man, maar dat wil toch niet zeggen, dat men daarom de eigen man in de steek mag laten. En omgekeerd. Met de eigen man of vrouw is men getrouwd. Als liefde zich losmaakt van de trouw, krijgen we een heel ordinaire boel: een stijlloze bende. Wanneer men zich niet meer aan de spelregels houdt, verliest elk spel z'n zin. Welnu, van elke samenleving is trouw de allervoornaamste spelregel. Er is ook een kerkelijk samenlevings verband. Ook kerkelijk staan wij niet alleen op de wereld. Daar is een vrij willig door ons aanvaarde gemeenschap. Daar horen we. Er zijn situatie's denkbaar, dat die gemeenschap moet worden verbroken. Ik denk aan de reformatie. Ook aan de afscheiding en de doleantie. Maar die breuk is alleen geoorloofd, als ze om des Heren wil noodzakelijk is. Het mag alleen, als het ook moét. Maar men mag die gemeenschap niet saboteren. Dat is ontrouw. En alle ontrouw leidt tot een ordinaire een stijlloze chaos. Ook kerkelijk. Het is ontrouw als men daar, waar men' hoort, zijn plaats onbezet laat en naar allerlei andere kerken gaat en dominees naloopt, of stomweq thuis blijft. Ja, zegt men, ik krijg daar of daar zoveel meer „zegen". Afgedacht van de vraag, wat men eigenlijk onder zegen verstaat, is dit toch precies hetzelfde stijlloze gepraat en ordinaire gedoe als van mijn mede gevangenen in de Amstelveenseweg. De grote vraag, die ons gesteld wordt, is deze: of wij wel trouw bevonden worden. Juist in die trouw vertonen wij het beeld van God, onze Vader, die trouwe houdt in eeuwigheid. Ten diepste betekent de naam HERE (Jahwe) niet anders dan: de Getrouwe. Wij maken staat op God. We mogen op Hem rekenen. Daarom is de leer van het verbond zo troostvol. God heeft Zich in Zijn genade ver bonden onze God te zullen zijn. En gelukkig vraagt Hij niet: „wat heb Ik er aan". Dan zag het er maar lelijk voor ons uit. Maar Hij houdt Zich aan de regels die Hij zelf heeft opge steld, zodat wij weten wat wij aan Hem hebben. Hij onttrekt Zich niet. Maar in Zijn Woord geeft Hij Zich aan ons. „Uw Woord is de waarheid". Dat is trouw Ook ons woord zal waarheid wezen, als we ons in ons woord geven en het verbond bewaren. Met de Here en met elkander. Dan zal er ook meer stijl komen in ons kerkelijk leven. H. A.D. FLORENCE NIGHTINGALE Het lijkt haast een mooi verhaal, maar 't is toch allemaal echt gebeurd, het verhaal van het leven en het werk van deze dappere jonge vrouw, die zo veel weerstanden moest overwinnen om haar doel te bereiken. In haar leven was er telkens een toe vallige samenloop vart omstandigheden, die bepalend waren voor heel haar leven en werk. Om te beginnen haar naam. Haar vader William Edward Schore, een vriendelijk, charmant en welgesteld man, was zo fortuinlijk om nog voor z'n huwelijk met Frances Smith, een grote erfenis te ontvangen van een oud oom uit de familie van z'n moeder. Die oom heette Mr. Nightingale, die hem al z'n bezittingen naliet onder voor waarde dat hij zijn familienaam zou veranderen in „Nightingale". Jammer, dat de goede man zelf niet heeft geweten, hoe hij door deze laatste wilsbeschikking zijn doel heeft be reikt... De naam Nightingale is nu wereld beroemd. „Florence", die mooie voornaam had ze te danken aan het feit, dat haar, nu bijzonder rijke ouders, tijdelijk in Flo rence in Italië woonden, en ze vonden het een aardige gedachte, hun doch tertje, dat de 12e mei 1820 daar ge boren werd, naar de prachtige stad Florence te noemen. In die jaren leefde de wereld weer wat op. Lange jaren had Europa en ook Engeland geleefd onder de druk van al de oorlogen en veldslagen van Napoleon. De vroeger zo machtige, maar nu in ballingschap op Sint Helena levende keizer van Frankrijk had z'n rol uit gespeeld. Nu kwam er weer mogelijk heid om te reizen buiten de grenzen van het eigen land. En zo reisden de ouders van Florence Europa door, om te genieten van alles, wat daar te zién was. Vooral Frances (Florence's moeder), lokte dat reizen en trekken erg aan. Ze hadden geld genoeg en waarom zouden ze dan steeds op het rijke buitenbezit „Lea Hurst" in Derbyshire blijven De wereld lag voor hen open Zo maakte ze met haar ouders later nog vele reizen door het oude Europa. Die bereisdheid en de daardoor ver worven talenkennis, zouden voor haar latere leven heel belangrijk zijn. De voortvarendheid van haar moeder, om vaak tegen de zin van haar vader, grote reizen te organiseren, was ook weer zo'n toevalligheid, waardoor mede haar leven bepaald werd. Maar, zo als aan alles, kwam ook hier een einde aan. Toen kwam voor Florence het lege leven van het rijke jonge meisje, dat naar de opvatting van die tijd, geen andere levensvulling had, dan muziek, handwerken en wachten op een man, om dan als getrouwde dame, dat leven verder te vullen met visites en feesten. Die man kwam wel opdagen, maar toch ging het niet door. Want al van haar 17e jaar af had ze sterk het ge voel, dat ze door God geroepen was om te „dienen". Maar ze wist helemaal niet hoe en waar. Dan opeens komt ze in aanraking met de verpleging en de onbeschrijfelijk slechte toestanden in de ziekenhuizen. Toen wist ze het op eens: verpleeg ster wilde ze worden. Daar zag ze haar taak. Maar ze kreeg geen toestemming van haar ouders. In zo'n vieze troep wilden ze hun dochter niet laten gaan Toch zou ze geen dochter van haar bijdehande moeder zijn geweest, als ze haar zin niet wist door te zetten. Die twee hadden hetzelfde koppige karak ter. Als ze iets in hun hoofd hadden, dan werd dat doorgezet. Makkelijk was dat niet, want er waren grote obstakels op haar weg. Dat waren: een deftige moeder, een nuftige zuster en een vader, die alleen maar op rust en vrede gesteld was. Dus wachtte ze rustig af. Ze wist, dat in het Duits je plaatsje Kaiserswerth een dominee Fliedner en zijn vrouw met een aantal „diaconessen" zieken ver zorgden. 4 JUNI 1970 23e JAARGANG - No. 44 „Ik worstel en ontkom" Hij zal Mij verheerlijken" Joh. 16:14. In het werk van de Heilige Geest gaat het echt niet om iets nieuws. De Heilige Geest voet aan het werk van de Vader en de Zoon niet nog eens een apart hoofdstuk toe. Dat is wel beweerd dikwijls, maar het is toch echt niet waar. De Bijbel zegt duidelijk dat de Geest niets nieuws brengt, maar dat de Geest niets anders doet dan voltooien, afmaken, tot volheid brengen. Dat blijkt al heel duidelijk uit de geschiedenis van het Pinksterfeest. Wanneer de Geest wordt uitgestort dan is alles al volbracht: dan is de strijd al gestreden, de schuld al verzoend, de Satan verslagen. Maar wat doet nu de Geest De Geest neemt heel dat werk van Christus öp en gaat dat toepassen in de wereld .Zie maar Daar is in Jeruzalem een klein groepje vrienden van Jezus, een nietig hoopje mensen in een enorm grote wereld, mensen die alle moeite hadden zich de enorme ommekeer van Pasen en Hemelvaart te realiseren. Maar dan wordt 't Pinksteren. Een stormwind vaart door de harten vurige tongen worden gezien, het is alles beweging en kracht, er is bezieling maar: al die Geestkracht richt zich op de verheerlijking van Jezus. De gemeente wordt vol blijdschap, kracht, geloof, de gemeente gaat spreken, zij verkondigt de grote daden van God, maar daarin gaat het niet om nieuwe dingen, nee, het gaat om de gewone dingen, om Bethlehem, Golgotha, opstanding. Dat wil zeggen: het gaat om Jezus. En als dan de eerste Pinkster- preek gehouden wordt, dan heeft die preek maar één thema: Jezus. En drie duizend mensen komen op één dag tot geloof en Jezus wordt verheerlijkt. De Geest zelf blijft op de achtergrond. De Geest is bescheiden. Maar ten volle is het Geesteswerk betrokken op de glorie van de Heiland. En als daar vandaag in alle werelddelen mannen en vrouwen en kinderen de Here Jezus liefhebben, dan is dat het werk van de H. Geest die bezig is het verlossingswerk te laten uitstromen in de wereld. En dat wij zelf gedoopt zijn, van de Here Jezus gehoord hebben en in Hem geloven dat is alleen door de Heilige Geest, die ons gebracht heeft onder het beslag van de Naam van Jezus. Juist dat, dat ons leven op Christus be trokken is geworden, dat we Hem liefhebben, dat we Hem niet missen kunnen, dat is de realisering van het Pinksterfeest in onze levens. En dat de H. Geest daarbij zelf op de achtergrond blijft, dat is typerend voor de Geest. Het gaat de Geest om Jezus, en om Hem alleen. Uit zichzelf heeft de H. Geest niets te geven. EI et voegt geen nieuwe schatten toe. EI ij neemt 't uit Christus en eigent 't toe aan mensenharten. En zó ziet u de Geest bezigDe Geest doet niet anders dan 'tuit Christus nemen en dat uitdelen in de wereld. En aan de rijkdom van Christus zijn geen grenzen: Alles wat de Vader heeft, zegt Jezus, is het Mijne. Al Gods erbarming. Al Gods vertroosting. Al Gods liefde. De Geest neemt maar. En Elij deelt uit. Van dag tot dag. Van land tot land. Van continent tot continent. Totdat alles gereed is en de heerlijkheid van Christus volkomen is aan de Bruiloft van het Lam A.J.D. A 't Is vree in al de velden, hoe ver het oog ook weidt. De morgenzon heeft zachtkens haar koestrend kleed gespreid. En licht en schaduw spelen op 't grazig pad dooreen, daarlangs gaan bonte groepjes naar 't kleine dorpje heen. Daar lopen frisse knapen bedaagde vrouwen vóór, de mannen gaan en spreken of stappen zwijgend door. Daar gaan in bonte kleuren de meisjes van het land; en stille vrouwen dragen een bijbel in de hand. Doch hoor, van gindse toren, daar wordt de klok geluid. Zij roept ten bedehuize, zij nodigt vriendlijk uit. En al het volk treedt binnen en elk zet zich terneer; men staat nog eerst te bidden een zegen van de Heer. En spoedig heffen allen luidkeels een psalmvers aan, men kan de wijs van 't zingen daarbuiten goed verstaan. Ze zingen van de Here, der legerscharen God, hoe lieflijk is Zijn woning, hoe vol van heilgenot. Zelfs vindt bij Uw altaren de mus een huis o Heer, de zwaluw legt haar jongskens in 't kunstig nest terneer. Bij U, zo ruist het verder, mijn Koning en mijn God verwacht mijn ziel begerig het allerzaligst lot. De leraar heeft de kansel nu onderwijl betreen en heeft, vooroverbuigend, de zegen toegebeen. Hij bladert in de bijbel en geeft zijn tekstwoord aan. De hoorders zijn aan 't zoeken naar waar de woorden staan. Johannes drie vers zestien, leest hij nu luide af: „Zo lief had God de wereld, dat Hij zijn Zoon haar gaf". En 't geen er volgt, dat leest hij geheel vers zestien uit, en zal nu open leggen al wat zijn tekst besluit. De blijde, blijde boodschap, zij klinkt weer uit zijn mond, Dat God zijn Eengeboren, geliefde Zoon ons zond, ja, voor een boze wereld zozeer bewogen was, o, wonderbare liefde voor zondig stof en as, dat Hij die Zoon liet sterven, liet sterven aan het hout, om al de schuld te boeten van wie op Hem vertrouwt. Doch zie, deez blijde boodschap, zij is zo eindloos groot, de leraar kan niet zeggen al wat zij in zich sloot. Hij kan het niet verhalen hoe liefelijk zij luidt, maar nodigt iedre hoorder tot wederliefde uit. En door dit evangelie zijn allen zeer geboeid: het is als gulle regen, die dorre grond gesproeit. Maar achter in de schare zit luisterend een vrouw, haar hart omvat de gave, die God haar schenken wou. Zij wandelt bij het uitgaan, gans vól van vreugd naar huis, aan 's Heren liefde denken, aan Christus en zijn kruis. Dat Gij, zo denkt zij, Here Uw Zoon zelfs in de dood, woudt geven voor mijn zonden; hoe is die liefde groot En als zij peinzend wandelt langs 't bont beschaduwd pad, dan is 't als of zij om zich een schaar van eng'len zag. Dan is de ganse schepping, gehuld in heerlijkheid, Gods liefde is in haar harte en in 't rond verspreid. 't Is vree in al de velden, 't is vree nu overal, dit is, dit is de rustdag, die eeuwig duren zal. Adriaan Steketee (in leven Docent aan de Theol. school der Kerken te Kampen).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 1