eeuwóe 3£erkbocle U. S-lomojielen TIJD mogen er zijn in de kerk II HUIS EN HAARD Het zijn ook mensen! 15 JANUARI 1970 23e JAARGANG no. 26 „Ik worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND. Hoofd-Redacteur Dr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189)4 70. Redactie en medewerkers J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen: Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke Dr. P. C. Kraan, Vlissingen; Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk; Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes. Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling. Advertenties 20 cent per mm. Bij abonnement lager. Losse nummers 15 cent. Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 vJ et&Letett Onze minder edele leden worden met groter eer behandeld. 1 Cor. 12:23. In de oude vertaling stond: onze onsierlijke leden worden overvloediger versierd. De nieuwe vertaling is wel veel beter nu het woord versierenbezig is zijn oorspronkelijke betekenis kwijt te raken. Wat Paulus bedoelt is alleen duidelijk als u goed onthoudt, dat bij hem het lichaam beeld is van de gemeente. Die vergelijking staat hem zin voor zin voor ogen. In de gemeente heb je allerlei leden. Er zijn er met een „sierlijke" levens wandel en er zijn leden, waarvoor je ie meer of min schaamt. Wat doe ie nu met die minder edele leden Paulus heeft het in zijn eerste brief aan de Corinthiërs over de liefde, die in de gemeente heersen moet. Want de liefde is de geestesgave die het verste omhoog voert (v. 31 b)> Een jong en gezond lichaam biedt een edele aanblik. Het heeft de ver siering van de aankleding echt niet nodig. Het is mooi genoeg op zichzelf. Oude mensen daarentegen hebben geen edele leden meer. Elun lichaam is onsierlijk geworden. En voor hen zijn kleren een weldaad. Het was zo barmhartig van de Hete God om de mensen aan te kleden want nu lijkt het nog wat. Kleren maken de mens. De onedele leden worden met zoveel eer behandeld en met zoveel moois omhangen, dat de mensen, zo lelijk als ze zijn, trots als een pauw, daarhenen trippelen. Maar het is meer kunst dan natuur. Paulus vergelijkt de gemeente van de Here Jezus met een lichaam. Ook hier zijn de leden niet allemaal even edel. Wat moeten we nu doen met die lastige gemeenteledenmet die onsierlijke leden 7 Daar moeten we de meeste liefde aan besteden, zegt Paulus. Niet links laten liggen, maar er de meeste aandacht aan geven. Helaas is de praktijk zowel in Corinthe als in alle kerken van het jaarboekje zó, dat de mensen liever omgang zoeken met voortreffelijke leden. Wie niet helemaal in de pas loopt der traditie, wordt onder ons gauw afgeschreven. „Dat zijn zulke rare lui". „Die O die zijn zo vervelend en moeilijk Paulus zegt: Verdraagt elkanders lastigheden" Vroeger waren er wel vrouwenverenigingen of naaikransen, die de naam droegen: „Draagt elkanders lasten". Dat was dan volgens de oude vertaling. Ofschoon ze dat niet bedoeld zullen hebben, hadden ook die zusters de vermaning wel nodig: verdraagt eikaars lastigheden. En wat deed de Here Jezus met dat lastige schaap Het was niet bepaald een edel lid van de kudde. Maar deGoede Herder laat de 99 edele schapen achter om overvloediger aandacht te geven aan dat ene moeilijke beest. A.D. De feiten over homofilie Onder homofilie wordt verstaan de individuele en totale gevoelsgerichtheid op mensen van hetzelfde geslacht. Commissie III van de Generale Synode, die zich met de homofilie bezig hield onderscheidt, op grond van deskundige informatie, globaal gesproken in het rapport twee verklaringen voor het ont staan van homofilie: a. Homofilie is te herleiden tot de lichamelijke struktuur van bepaalde mensen; b. Homofilie wordt veroorzaakt door een ontwikkelingsstoornis in de jeugd. Volgens het recente onderzoek van het Nederlands Instituut voor Sociaal- Sexuologisch Onderzoek (NISSO) moet het percentage homofielen in Nèderland worden geschat op 5 pet. Een eenvoudige rekensom leert dat de gereformeerde kerken dan dus 42000 homofiel gerichte leden tellen. Dat betekent zo ongeveer 10 maal de omvang van een kerkelijke gemeente als die van Middelburg. Onder „feiten" mogen we rekenen dat de groep homofielen in het alge meen typisch alle nadelen en vooroor delen hebben te verwerken van de minderheidsgroepering. Een minderheidsgroepering: dat be tekent door de gemeenschap niet ge accepteerd worden. De maatschappij negeert gewoon het bestaan van de homofiele mens, rekent niet met hem/haar, ja ervaart het bestaan van de homofiel eenvoudig als een aanslag op en een bedreiging van de goede orde. Hij is een mislukt en daarbij nog een gevaarlijk mens, want zijn bestaan stelt ons vragen, waarop we geen antwoord weten en gevoelsmatig gemakkelijk af wijzend reageren. Ook in de kerk is de homofiel er niet, mag hij er niet zijn in zijn anders zijn. Er wordt in de kerk toch al moeilijk over seksualiteit gesproken, laat staan over homoseksualiteit. We hebben al moeite het normale, het gewone onder woorden te brengen, te benoemen en zo een plaats te geven, laat staan de afwijking van ,,het" normale. Medisch is er op het punt van de homofilie nog veel onduidelijk; wel dui delijk is dat het hier in het algemeen niet gaat om een zelfgekozen vorm van buitennissigheid, maar om een niet anders- (kunnen) zijn. Eveneens schijnt 'zeker te zijn dat homofilie niet te ge nezen is, althans kernhomofilie niet. Hier zijn dan natuurlijk verschillende ingrijpende vragen te stellen naar het ziekte-karakter van homofilie. Is het een variant van het normale en dus geen af-wijking van het normale Is normaal trouwens wat wij normaal vinden of zou ons begrip van normaal op de helling moeten Maar dat alles kan in het kader van dit artikel niet aan de orde komen. Mensen Want we hebben nu de feiten, die we nodig hebben om bij de mensen uit te komen. Het gaat ons nl. niet om theoriën en verschijnselen, maar om mensen; om een grote groep mensen, die zozeer anders gericht zijn, dat een heterofiele gesprekspartner en dus ook de gemeente door een stuk vitale vervreemding heen moet en dat zichzelf en de ander moet (durven) erkennen om te komen tot een reëel kontakt. Het probleem ligt vandaag niet zozeer meer bij de opinievorming rond om homofilie. Die is wel op gang gekomen. Er ligt zelfs iets van een welwillende mode in over homofilie te schrijven en na te denken. Behalve dat voorlichting en opinievorming getuige het NISSO- onderzoek nog hard nodig is, moet er nog meer gebeuren. Woorden als „begrip" en „tolerantie", vanachter de schrijftafel uitgevonden, kunnen in feite opzichtige verpakkingen zijn van een diskriminerende houding. Het komt er natuurlijk op aan of een nieuwe opinie over homofilie het uithoudt, wanneer een goede vriend (in) zich op een be paald moment als zodanig bekend zou maken. Wél-willen betekent nog niet altijd wei-kunnen, nl. door het gevoel van vervreemding heenkomen. Daar ligt de grote aarzeling van de homofiel zich in zijn zo-zijn bekend te maken. Anderzijds past in dit verband ook de opmerking van een heterofiel: „Ik zou zo graag een homofiel accepteren, maar ik kén er niet één". En toch, het gaat om mensen ,die veelszins in een grote eenzaamheid hun weg moeten vinden; een weg, die ze in het algemeen niet zelf gekozen hebben, maar waarop ze zichzelf plotseling ont dekken; een weg, die tot nu toe nog nauwelijks mogelijkheden biedt om daar op serieus heterofielen te ontmoeten. Want homofielen hebben er weet van eventueel met schade en schande dat heterofielen zichzelf in eerste in stantie fundamenteel onzeker en be dreigd voelen in hun zichzelf-zijn, in dat toch al kwestbare stuk leven, dat ook vanuit de opvoeding nogal eens met schuldgevoelens beladen is, het stuk van de seksualiteit. In deze kontaktmoeilijkheid ligt de konfliktstof al opgehoopt: aan de kant van de heterofielen het vooroordeel (homofielen zijn pervers, misdadig, etc.) en aan de kant van de homofielen de vereenzaming (met alle gevolgen daarvan als verdringing van hun anders zijn of ook juist provokatie). Maar alweer, het gaat om meer dan een stuk seksualiteit; het gaat om mensen. Het gaat om jongeren, die in zichzelf op een bepaald moment de onzekerheid voelen groeien over hun gerichtheid en die zichzelf in een eerste fasë -aantreffen op een weg, die hun hele levensperspektief onzeker maakt; jongeren, die zichzelf vervolgens '—na een stuk informatie te hebben ingewonnen moeten herkennen als homofiel en dan een lange en moei lijke weg moeten gaan tot een erkenning en aanvaarding van zichzelf als „anders" en die een eigen houding zullen moeten vinden. Het gaat om jongeren ook, die het hun ouders wel zouden willen vertellen, maar niet weten hoe. Het gaat ook om ouderen, die al een stuk -eenzaam- leven achter de rug hebben en er tochxmaar niet mee vertrouwd kunnen raken, met zichzelf, met hun zo-zijn; ouderen, die er telkens weer in verstrikt raken, in zichzelf, in hun schuldgevoelens. Het gaat om mensen, voor wie de eenzaamheid de grondlijn van het bestaan is en de on zekerheid en de onveiligheid, het ge voel altijd een beetje toneel te moeten spelen in de maatschappij, die het niet mag weten de baas, de direkteur, de collega's) Maar het gaat ook om ouders, die merken dat hun zoon/dochter (mis schien: wie zal het zeggen?) homofiel is. En dan komen de vragen: Is het waar dat mijn kind zo is Kan het niet tijdelijk zijn Is er wat aan te doen Wat moeten wij nu doen Samen praten. Ik heb uit een preek, die ik eens hoorde,- onthouden, dat het contact tussen personen bestaat door het woord. In het woord kunnen we ons uiten; letterlijk: ons binnenste, onze gedach ten en gevoelens naar buiten brengen. Al pratende leer je mekaar kennen. Niet door mekaar te bekijken of elkaar te liefkozen, maar door samen te praten. Dat is typisch menselijk: het gesprek- Nog sterker: er staat in Joh. 1 1 dat het Woord in den beginne bij God was en God was. Die dominee zei dat dat betekende, dat God altijd aan het Woord was. Daarom heet de Here Jezus ook „het: Woord van God". In Hem is de sprekende God tot ons en bij ons ge komen. In Hem is er gemeenschap mogelijk- Want gemeenschap is er door middel van het samen spreken: woord en anfc- v oord. De intimiteit van het geloof is een biddend lezen in de bijbel: „Spreek Here, uw knecht hoort". Het is voor mensen zo nodig am met elkaar te praten. Wie niemand heeft, die naar hem of haar luistert, die is met recht eenzaam. Ik bedoel nu niet het oppervlakkige uitwisselen van nieuwtjes over die en die, dat zo makkelijk afzakt tot rodde len, maar het proberen jezelf te geven, te openbaren in je woorden aan iemand, die de kunst van het echte luisteren, verstaat. Veel mensen lopen met moeilijk heden rond maar kunnen zich niet uiten. Niet tegenover eigen en niet tegenover vreemden. Hoe komt dat Ik dacht, dat dat komt door de op voeding en de gewoonte. Ouders moeten van het begin af aan met hun kinderen praten Veel mensen zijn zo gesloten en kunnen hun genegenheid zo slecht uiten, omdat ze dat als kind niet hebben geleerd. Of liever: ze hebben het in hun jeugd afgeleerd. Want kleine kinderen zijn heus niet zo Van nature zijn ze echte klets majoors. Maar als er niemand naar luistert, als niemand wat aandacht geeft, dan 'verzand die stroom en leren ze zwijgen over wat er van binnen bij hen om gaat. Moeders moeten tijd maken om naar hun kinderen te luisteren om er mee te praten. Dat is tenslotte de liefde. Een kind heeft meer nodig dan eten en kleren en vermaningen. Het heeft recht op aandacht voor hem zelf. U moet ook elk kind eens apart nemen. Natuurlijk ongedwongen en niet opzettelijk. Maar in elk gezin zijn er -onder de bedrijven door wel eens van ■die momenten, die een gesprek onder vier ogen mogelijk maken. Het hoeft allemaal ook niet zo gewichtig of ernstig of vroom te wezen. Maar het mag niet gebeuren, dat een kind later zeggen moet: „ik heb alles gekregen wat ik nodig had, maar geen ■aandacht. Mijn ouders hebben nooit 'eens met me gepraat. Nergens over". God heeft de wereld toegemeten een eige n, zeer bepaalde duur. Hoe dikwijls wij het ook vergeten, straks is het tijd, dan slaat haar uur. Dan tal zijn Zoon weer d'aard betreden, Hij draagt als koren in de schuur allen He hier zijn naam beleden. Maar Jt onkruid w erpt Hij in het vuur. Zo hebben wij het lang vernomen. Maar wie is er die Hem verbeidt Als Christus plotseling zal komen wiens hart is dan voor Eletn bereid Wie o nzer zal er dan nog dromen van 't Rijk, en van de nieuwe tijd? Uit „Kom haastig Kok, Kampen. Bron: „In d<en vreemde", E. Wattez. V. Een oudere vrouw zei eens tegen me: „ik heb het altijd verkeerd gedaan. Ik stuurde de kinderen naar buiten om op straat te spelen, omdat ik zo nodig schoon moest maken. Juist die jaren, dat kinderen zo ontvankelijk zijn, heb ik er niet van genoten. Ik heb het eigenlijk altijd te druk gehad om me met ze te bemoeien". Ik wil maar zeggen: geniet toch van uw kinderen, speel met ze en praat met ze, opdat ze het echte „samen" vroeg leren. Ze zullen er later veel profijt van hebben. En zij niet alleen, maar ook hun omgeving. Domineesvrouw. Op de dankdag voor gewas en arbeid werd ergens in ons vaderland een ge meenschappelijke kerkdienst gehouden van hervormden en gereformeerden. De dienst zou plaats vinden in een her vormd kerkgebouw. Op weg naar deze kerk moest men een gevaarlijk kruispunt passeren, zo als er op de weg der oecumenische beweging wel meer moeilijke punten zijn. Een oudere dame staat op het trottoir te aarzelen voor de oversteek. Als ze mij ziet, komt ze naar mij toe en ver telt me breedsprakig, dat deze weg- kruising zo moeilijk is; vooral in het donker. Ik pak haar onder de arm en steek over. Als we veilig en wel aan de overzijde zijn, vraag ik haar: „Gaat u misschien ook naar de kerk Inderdaad. Ze gaat naar de dank dienst. Trouwens haar zondagse kleren duidden al op kerkgang. Om het gesprek gaande te houden, merk ik op, dat het een gecombineerde kerkdienst met de hervormden samen zal zijn. Een zgn. oecumenische dienst. Daar blijkt ze geen idee van te heb ben. Maar als ik probeer het aan haar verstand te brengen en haar warm wil maken voor het op weg gaan van de vele kerken naar de éne kerk, valt ze mij in de rede en zegt vergoeilijkend van de hervormden: „Noe jae, 't bin tog ok mensen". Deze bijdrage tot het oecumenisch gesprek deed bij mij de deur dicht. Gelukkig stonden we spoedig voor de open deuren der kerk, waar allemaal mensen binnengingen. T. it __y „GJoor de dienót Op een zondagmorgen, toen ik door onbegrijpelijke redenen erg vroeg in de kerk was, zaten de beide broeders reeds op hun plaats. Zij hadden mij bij het binnenkomen opgemerkt en met een simpel hoofd knikje begroet. Nauwelijks had ik achter hen plaats genomen of een paar jongens met baarden en lange hoofd haren en ook in opvallende kleren ge stoken, kwamen luidruchtig de kerk binnen. Zij maakten zoveel lawaai, dat zelfs de dove het hoofd omwendde om te zien wat er aan de hand was. En voor de ene broeder nog iets tegen de andere had kunnen zeggen, kon ik al aan de gezichten zien, dat zij dit op treden afkeurenswaardig vonden. Daarna klonk het fel uit de mond van de dove: „stakkers, ze stellen zich schijn baar zo aan om in de gaten te lopen". Zijn buurman knikte instemmend en zei: „ik kan ook geen ander motief vinden, voor zulk gedoe". En honend vervolgde de eerste spreker, en uit de klank der stem en de uitdrukking van zijn gezicht leidde ik af dat het'hem zeer deed: „wat bezielt tegenwoordig toch een deel van de jeugd En als hetware zichzelf beant woordend vervolgde hij: „ik kan het niet anders zien dan dat zij een minder waardigheidscomplex hebben. En dat proberen zij te camoufleren door ge weldig te doen. Zij willen opvallen door lange haren te dragen, baarden te laten staan, in kleding rond te lopen die uit de toon valt en in bijzondere auto's rond te rijden. Even was het stil en het leek mij toe, dat hij nadacht en vervolgde: „en waarom en heftiger: „zij weten, dat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1970 | | pagina 1