„elize s Lofzang IN m LUK Philodelfia Hoe lang nog? der gesjochten f t (Kerstverhaal voor kinderen). Elize was boos. Met een paar traantjes in de ooghoeken wendde zij zich van haar moeder af en ging naar het raam. Ze wist, dat ze stout was geweest. Haar mamma had haar telkens verboden om de armen van de mooie pop die zij van St. Nicolaas had gekregen naar achteren te buigen, omdat het dan kapot zou gaan. En toch had zij dit gedaan. Want zij wilde weten of dat echt niet kon. En nu waren allebei de armen ge broken en lagen ze naast het poppenlijfje op de grond. Haar vochtige oogjes keken naar het raam, waar het schaarse licht van de laatste middag voor kerstfeest naar binnenviel. Het was de hele dag erg somber geweest en grauwe donkere wolken, voort- gejaachd door een straffe koude wind, hadden de ganse dag over het kleine stadje gedreven. Opeens dartelde een klein sneeuwvlokje naar beneden, gevolgd door meerderen. Een was er die eerst naar omlaag kwam, doch naar het scheen zich bedacht en weer naar omhoog ging. Vol verbazing keek de kleine meid naar dit schouwspel en verrukt riep zij, haar boosheid vergetend, uit: ,,o mamma kijk eens, een vlokje probeert naar binnen te kijken" en zonder overgang voegde zij er aan toe: „zijn dat nu engeltjes Herinnerde zij zich het verhaal van de engelenzang in Efratha's velden, die haar moeder 's middags verteld had Terwijl Elize deze vraag stelde, had haar moeder de stekker in het stop contact gestoken en baadde de kerstboom in de hoek van de kamer in een overvloedig licht. De kleine meid uitte een kreet van verwondering en kwam op de verlichte boom toelopen, hoewel ze het wel jammer vond, dat zij niet tegelijk naar de sneeuw en de lichtjes kon kijken, omdat het spel van de vlokken haar ook zo bekoorde. In de schittering van de ster, de ballen en de slingers zag zij plotseling een klein engeltje met een bazuin aan de mond aan een tak hangen. De lichtstreepjes van de electrische kaarsjes weerkaatsten er in en het was of zij die glinsterende vonkjes zag wegspringen. Vol verbazing om al dat mooi's keek zij met open mondje er naar en toen vroeg ze: „Zijn engelen wel eens stout Haar moeder antwoordde: „nee". „Hoe komt dat „Omdat zij altijd gehoorzaam zijn". „O", klonk het en het was of Eliza nadacht. „Dat zijn kindertjes niet altijd, he mamma „Nee, jammer genoeg niet". De kleine knikte. Dacht zij aan de gebroken pop en werd toen haar aan dacht weer getrokken door de lichtschitteringen, die op de bazuin van het engeltje vielen En stelde zij daarom de vraag: „mamma, toen de engelen bij de herders het „Ere zij God zongen, hadden zij toen lichtjes bij zich". Een glimlach kwam in de ogen van de moeder, blij omdat haar kind het eenvoudig vertelde verhaal blijkbaar goed in zich opgenomen had en toen zei ze „ik denk dat de engelen die zongen een kaars in de handen hebben ge-< had". „O", was het enigste antwoord van het meisje en zo was voor haar dit probleem opgelost. Maar toen klonk het weer: ,,Ik zou best een engeltje willen zijn en dan ook zo zingen". Maar verder werd er niet meer over gesproken, want Elize's pappa was thuis gekomen en die vertelde, dat het door de dichte sneeuwval erg moeilijk was geweest om met de auto thuis te komen, omdat het licht van de koplampen het wit van de sneeuwvlokken zo weerkaatst had. Op de eerste kerstdag 's morgens heel vroeg, toen het nog schemerdonker was. hoorde de moeder Elize in de woonkamer bezig. Verwonderd en zonder geluid te maken ging zij kijken, wat haar dochtertje uitvoerde. Door de open deur zag zij haar voor de kerstboom staan, met een grote witte kaars in de handen, die zij van de feestelijk klaar gemaakte ontbijttafel ge nomen had, die de vorige avond al klaargezet was. En terwijl ze met de rug naar de deur stond zong het meisje zacht: Stille nachtheilige nacht", Onbewegelijk stond de ontroerde moeder en zag het schouwspel aan en dacht ineens aan de vraag van haar dochtertje, op die middag toen het zo sneeuwde. Maar plotseling keerde Elize zich om, zonder dat zij eigenlijk wist waarom. Had zij gevoeld, dat zij niet meer alleen was Toen zij haar moeder zag, zweeg zij ineens, als voelde zij zich betrapt en schaamde zij zich. Doch zonder iets te zeggen zette de moeder met een mooie volle stem in: Stille nacht, heilige nacht, Davids Zoon, lang verwacht, Die millioenen eens zaligen zal Werd geboren in Bethlehems stal. Hij de schepselen Heer". Zacht had Elize meegezongen, terwijl haar grote ogen onafgebroken naar het bazuinnende engeltje keek, wat zij ook zo graag had willen zijn. Maar de moeder voelde naast de dankbaarheid, omdat haar kind, als eens de engelen, Gods lof op de kerstmorgen zong, ook een verwijt. Ze vroeg zich tegelijk af, waarom zoveel mensen Jntuitief zwijgen in de lofzegging voor het kerstgebeuren, wanneer zij merken, dat anderen op hen letten. En spijtig moest zij constateren, dat dit ook een vorm van valse schaamte was, waardoor wij maar erg slechte lichtdragers zijn. En haar eerste gebed op de kerstmorgen was: „Heer, erbarm U onzer". Jan van Westhove. Reeds bij het plaatsnemen achter de beide broeders had ik gezien, dat zij in een geanimeerd gesprek gewikkeld waren. Het gezicht van broeder Stroo had een rode kleur van opwinding, wat altijd gebeurde, als hij zich over iets druk maakte. En daardoor was ik nieuwsgierig en lette ik goed op, om de reden te weten waarom hij zo geagiteerd was. Ik behoefde niet lang in het onzekere te blijven. Luider dan gebruikelijk klonk het: „ik vind het ten enenmale onjuist in deze tijd van welvaart te veronder stellen,dat wij geen bid- en dankdagen meer nodig hebben". En driftig sprekend vervolgde hij: „het doet mij denken aan die periode in mijn leven, toen ik dat ook meende. In mijn overmoed veronderstelde ik, mede door de voorlichting die wij van verschillende regeringsinstanties kregen, dat wij in Nederland in staat waren, in geval van nood, in onze eigen levens behoeften te voorzien. En toen in het begin 1941 een Duitse officier een in woner van Domburg toesnauwde op zijn gezegde, dat de bezetter zich wel eens zou moeten terugtrekken: „wij gaan pas weg, als jullie bladeren van de bomen eten van de honger", waren er maar weinigen die dit geloofden". „En toen mij dat enkele dagen later verteld werd, heb ik hardop gelachen. Ik vond het ongehoord om dit zelfs te veronderstellen. En toch, slechts enkele jaren later, aten al mijn familie leden in Holland bloembollen en suiker bieten en heb ik, als één der eersten uit het bevrijde gebied, daar mensen zien sterven van honger en uitputting aan de kant van de weg". Broeder de Kam keek zijn buurman diep in de ogen, terwijl zijn hoofd heftig een paar maal „ja" knikte. Hij stemde schijnbaar volledig in met het gezegde van de man die naast hem zat. Toen zei hij: „dit hele streven om de dank- en biddagen af te schaffen, doet mij denken aan een gezegde van een predikant, die op een kerkeraadsver- gadering gerapporteerd kreeg, dat een gemeentelid, die de grootste boer uit de omgeving was, niet meer op bid- en dankdagen in de kerk kwam". De dominee besloot er naar toe te gaan, om hem op dit onjuiste handelen Het jaar 1969, dat nu ten einde loopt is, ondanks alles, een heerlijk jaar ge weest. Ik bedoel dat het een jaar des Heren was; A. D. staat er vaak op oude gevels vóór het jaartal en dat betekend: in het jaar des Heren, Anno Domini. De Here Jezus regeert en zijn voor zienigheid heeft het voorzien op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Die toekomst is weer een heel stuk verder naar ons toe gekomen. Deze beweging is de onzichtbare achtergrond in en achter de geschiede nis der wereld. Het koninkrijk van God is bezig te komen en dat is een critisch komen, want het betekent het einde van deze tegenwoordige bedeling, die een tussen- bedeling is. De opstanding van de Here Jezus maakte de bestaande wereld en de bestaande orde tot een gepasseerd station. En vooral toen de Heilige Geest was uitgestort, was het laatste der dagen gekomen. Dat deze heilshistorische situatie aan alle conservatisme (oud- of nieuw - rechts) in de kerk en maatschappij het beentje licht, is duidelijk. Want het enige dat nog maar belangrijk is, is te wijzen. Op een middag op de boer derij, na eerst over alles en nog wat ge sproken te hebben, stelde de predikant de boer ineens de vraag, waarom hij die diensten verzuimde En deze, waarschijnlijk overrompeld, maar ook verwonderd over het in zijn ogen onlogische van deze vraag, ant woordde toen:,, we hebben tegenwoor dig toch kunstmest Hij vervolgde: „jammer is het, dat even naief als deze boer, er vandaag de dag nog zoveel kerkmensen zijn, die er zo over denken. Zij kunnen schijn baar het niet meer opbrengen, om enkele uren van hun drukbezette leven of van de interessante uitzendingen van de T.V. te scheiden, om God te vragen of Hij ook dit jaar weer als een Vader voor hen wil zorgen of Hem te danken voor de onverdiende zegeningen in het voorbijgegane jaar ontvangen". En nog feller klonk het: „ik begrijp dergelijke mentaliteit niet en ik zou uit de grond van mijn hart alle kerkmensen willen toeroepen: „o bidt, bidt, bidt en laat uw bidden overgaan in dank, want één der eerste dingen, die onze Schepper van ons verlangt, is Hem te prijzen in onze dankzegging en Hem daardoor onze liefde te betonen". De knie van broeder Stroo kwam on zacht tegen die van zijn buurman aan, ten teken dat hij moest zwijgen, want de dienst ving aan. Maar toen pas zag ik, dat de kraag van de winterjas van deze oude broeder kaal en versleten was. Ik wist dat hij wekelijks maar juist genoeg ontving om te kunnen leven. Ik wist dat hij vergeleken bij de andere kerkmensen tot de armsten ge rekend kon worden. Maar ik wist ook dat deze eenvoudige man op een hoge plaats in de rij der zangers stond om God te loven in de strijdende kerk, dan veel anderen. Ómdat hij op zijn manier bevestigde wat Jacqueline van der Waals eens dichtte: Zodat de dank, U toegezonden, Op aard nooit onderbroken wordt, Maar steeds opnieuw door mensen- monden Gezongen en gesproken wordt. Jan van Westhove zending en werelddiakonaat, de predi king door woord en daden van het Koninkrijk en zijn gerechtigheid, dat gekomen is en komt. De rest is vieux Jeu (oude koek). We kunnen de gangen van God in de historie niet volgen met onze aan wijsstok, maar dat zijn voetstappen in de eeuwen zijn, is zeker en daardoor is heel de geschiedenis eigenlijk één voortdurend advent. Niet alleen die enkele weken, die op onze kalender voorafgaan aan het kerstfeest, maar heel die stuwing naar het einde der eeuwen is een advent. De eerste komst van de Here Jezus vond plaats in de volheid van de tijd - van - toen. Dan volgden er een paar wederkomsten, die nog niet de volledige „Dag des Heren" brachten. Pasen en Pinksteren waren voorlopige wederkomsten: Uit de doden na de be grafenis. Uit de hemel na de hemel vaart. Maar de definitieve weder komst komt nog. De opstanding der doden. Het laatste oordeel. Alle dingen nieuw In het oude testament worden al die komsten en die wederkomsten van de Here Jezus Christus als één geheel ge zien. Van uit de verte zie je een gebergte als één groot geheel. Dichterbij ge komen,, merk je pas, dat ertussen de eerste toppen en de hoogste top nog zeer grote dalen liggen. Als ik van Haarlem naar Amsterdam fietste, zag ik de stad daar voor me liggen als één groot complex, maar vaak waren de afstanden, die je moest af leggen in de stad, groter dan naar de stad. In het boek de Openbaringen zie je de geschiedenis van boven af, als een soort plattegrond van een stad. „Hoofd som der historie" noemde Prof. Miskotte zijn prachtige commentaar op het laatste bijbelboek. Bij de profeten schuiven de afstanden naar elkaar toe. Wat in de vervulling uiteen valt,ligt in hun visie in elkaar gevouwen. Maar alle eeuwen door hebben deze zieners het heimwee wakker gehouden naar de grote „dag des Heren". Wat krijgt er niet een sterk ver langen in de boeken van Jesaja „Och of Gij de hemelen scheurde en neder daalde". Reeds waren de genadige en wonder volle uitreddingen van Israël een onder streping van Gods beloften. Daarbij kwam uit, dat Gods hand niet machte loos was. Hij greep in in de reeële ge schiedenis. In de verlossing uit Egypte èn in de wederkeer uit Babel was er een komen van God- Maar dat is alles vervuld, vol ge worden, in de komst van de Here Jezus in de wereld en in de uitstorting van de Heilige Geest. Sinds het Pinksterfeest gaat het Woord van God dat wil zeggen: gaat de sprekende God naar alle volken. Tot aan de einden der aarde. Maar juist deze aanvankelijke ver vullingen van de belofte van Gods komen doen hunkeren naar meer. Het is advent gebleven. De Heer is nog steeds op komst. Daarom geldt ook voor ons, wat Habbakuk eens zei: „zo het vertoeft, verbeidt het. Het Maranatha mag nooit verstom men in onze gebeden; die door de wel vaart dreigen te verslappen. Net zo lang als de weduwe bleef aankloppen bij de onrechtvaardige rechter, blijven wij bidden: „Kom Here Jezus. Ja kom haastig". Tot dat hij komt. A.D. Zondagmiddag 21 december 3 uur in de Getuigeniskerk Adr. Lauwerijszstraat Middelburg, zal een dienst worden ge houden voor geestelijk of lichamelijk gehandicapten. In deze dienst zal Ds. van Benthem te Middelburg voorgaan. ^oangelie Zonder het evangelie ben je ge vangen in het kleine en troosteloze fort van het ik, maar 'omdat ik het licht ge zien heb, wend ik mij erheen, ik richt me erop en ik groei erheen, zoals een plant naar de zon. Het licht van de liefde, dat het duister van de haat te niet doet; het licht van de vrede, dat het duister van strijd en verwarring te niet doet, het licht van het leven, dat het duister van de dood te niet doet, het licht van de creativiteit dat het duister van de vernieling te niet doet'. Malcolm Muggeridge 23) door Jan Lourense Piet, wat ouder en verstandiger geworden, is niet meer zo gevoelig. Hij vindt dat gespot wel verschrikkelijk, maar hij weet nu wel, dat de zaken niet zo eenvoudig liggen als de lui denken. Op de knapenvereniging heeft hij heel wat geleerd in die enkele jaren. Mijnheer Gelderink, de leider, heeft, toen de verschillende procedures, onder handelingen en besprekingen aan de gang waren, een voor allen bevattelijke uiteenzetting gegeven, die Piet thuis heeft overgebriefd. Johan is wat jaloers op hem geweest. Hij leest er veel over en is tamelijk op de hoogte, maar het zou leerzaam geweest zijn, als hij lid was geweest van de J.V. „Herman Faukeel", die al bestond vóór de knapenvereniging werd opgericht. Maar het was niet mogelijk gebleken, want „Herman Faukeel vergadert op vrijdagavond en dan ligt hij tot een uur of negen, half tien te slapen, omdat hij om tien uur beginnen moet. Alle moeite om de vergadertijd van de J.V. te doen veranderen is mislukt. Voor het overgrote deel der leden bleek die avond geschikt. Hij heeft vernomen, dat er leerzame vergade ringen zijn. Er wordt telkens een bijbelse onder werp besproken en afwisselend een maatschappe lijk of politiek onderwerp. Deze beide laatste interesseren hem in hoge mate. Want al kabbelt het gewone, dagelijkse leven als een rimpeloos beekje, in werkelijkheid gist het toch wel onder het oppervlak. De in 1878 opgerichte anti-revolutionaire partij, heel klein begonnen, groeit steeds verder. In tal, tal van plaatsen, groot en klein, zijn er kiesver enigingen gekomen, ook in Middelburg. Hij is er nog geen lid van, want alle leden zijn getrouwd, maar wat kan het tenslotte schelen, dat hij dat nog niet is. Hij wil wat méér weten over wat er gaande is en welke denkbeelden er heersen over het maat schappelijk leven in de toekomst. Herhaaldelijk heeft „De Standaard" artikelen over het sociale terrein. En daar zijn daar de socialisten. Hij leest er wel het een en ander van. Hij wil wel eens wat meer weten over Marx, een Duitser, de „vader" van het socialisme. Hij kent de uitdrukking: eigen dom is diefstal. Hij verneemt, dat, volgens het socialisme, alles aan de „gemeenschap" moet komen. Hij weet ook, dat zij streven naar alge meen kiesrecht. En zo is er meer, veel meer. Nu kun je wel op de socialisten schelden, hen met minachting bejegenen, maar je komt er niet verder mee. Ze gaan hun gang en krijgen onder de „mindere man" steeds meer aanhang. Regel matig wordt er vergaderd en worden de gemoede ren opgehitst. Ja, ophitsen, dat is het goede woord. Er zijn volksmenners, die aan het woord zijn en die revolutionaire taal spreken. Er moet toch wel wat tegenover staan. Hij is het eens met Sinke en Klijn, dat het niet moet op de manier van het socialisme. Maar hoe dan Je kunt er ook grappen over maken. Het socia lisme is van buitenlandse afkomst. Het droomt van een internationale beweging. Het geeft in Nederland een strijdlied, waarin deze regel voor komt: Morgen zal d' Internationale heerschen op aard. Een grappenmaker heeft gezegd als je altijd maar zingt „morgen", dan betekent dat, dat de Internationale er nooit komt, want het is steeds morgen en die morgen komt er op die manier niet. Maar ja, met schelden en grapjes maken op de beweging schiet je niet op. Johan is serieus. Hij denkt na. Maar - hij komt er niet uit. Hij is er alleen van overtuigd, dat er geleidelijk veranderingen in de verhoudingen komen zal. Het leven kan een wonderlijk verloop hebben. Wat weten wij er van, hoe God mensen en dingen bij elkaar brengt De firma, die de vervaardiging van een hete- luchtoven in het achterhoofd had, is volkomen geslaagd. Verschillende bakkers in den lande hebben er een laten bouwen. Evert Constandse heeft op een vorige bijeen komst van de bakkersvriendenkring verteld, dat ook in de bakkerij in Vlissingen een kneedmachine is gekomen. Hij heeft zijn vader kunnen overhalen. En nu de machine er eenmaal staat en werkt pocht zijn vader er nog harder over dan EvertDe jongen heeft er hartelijk om gelachen. Maar het wordt nog gekker. Een paar maanden later weet Evert mee te delen, dat de hete-lucht- oven er ook gebouwd zal worden. Er zullen enkele weken mee gemoeid zijn. In die tijd wordt bij een collega gebakken, want er is in de bakkerij geen ruimte om er een nieuwe oven bij te zetten. De oven komt er en Evert nodigt Johan uit, eens te komen kijken. Als deze het vertelt, zegt Bettekee: „Ik zou die oven ook wel eens willen zien". Zij is altijd, en dat wordt er niet minder op, in tegendeel, verknocht geweest aan de bakkerij en de winkel, 't Is vermakelijk geweest, hoe zij het paling brood, dat Sinke en Johan, al heel spoedig na hun bezoek aan de verkoping te Zierikzee, zijn gaan bakken, aan de klanten aanprees als „je van het". Het werd een artikel van betekenis. Natuurlijk zijn andere bakkers dat brood ook gaan bakken. Maar de mensen vinden dat van bakker „de jood" toch het lekkerst, het meest smakelijk. Merkwaardig, vindt men: de joden zijn toch beste bakkers, speciaal wat banket betreft. Ja, die Bettekee is een echte „bakkerse". Moeder Janna heeft wel eens gekscherend gezegd: „Jij moet beslist met een bakker trouwen, Bettekee", waarop deze lachend heeft gerepliceerd: „Dan moet er een bakker zijn, die mij hebben wil". „Nu, kind, je werkt hard en hebt niet veel vrij. Als je die oven wil zien, ga dan eens met Johan mee naar Vlissingen. Neem er eens een middag van. Als Johan wil tenminste". „Daar moet ik nog eens heel ernstig over denken lacht Johan. „Dat is dan in orde", concludeert Bettekee. „We doen het. Wanneer". (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1969 | | pagina 2