eeuwóe 3£erkbode Ds B. Wentsei heengegaan 6e óooö van 6e 6uiveL Bericht Lied van de uitnodiging 11 DECEMBER 1969 23e JAARGANG No. 23 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND. Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70. Redactie en medewerkers J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen; Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke Dr. P. C. Kraan, Vlissingen; Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker. Nieuwerkerk; "ik worstel Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes. Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling. Advertenties 20 cent per mm. Bij abonnement lager. Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 J •u tnewiitnme Zij hebben mij ten zeerste benauwd, van mijn jeugd Ps. 129 1. aan Ik vind het meestal onprettig als iemand klaagt over ,,ze". ,,Ze hebben het altijd op mij gemunt". Dat is zoiets als „men". Een on- genuanceerd „iedereen" Maar de dichter van deze psalm weet het heel goed, wie het zijn, die hem altijd hebben benauwd. Het zijn (vers 5) allen, die Sion haten. Hier is een Israëliet aan het woord, die uit de diepte van zeer grote ellende (ploegers ploegden op mijn rug, vers 3) klaagt over het antisemitisme. Dat was er al van af het eerste bestaan van Israël als volk. De Pharao van Egypte heeft Israëls jeugd benauwd. En alle eeuwen door was Gods volk omringd door haters van Sion. Deze vijandschap was en is in de grond vijandschap tegen God, de God van Israël. Men had geen enkel bezwaar tegen één God, als die maar een vaag begrip blijft, een diepzinnig idee of iets boven en buiten de wereld. Maar het eigenaardige van Israëls God was, dat hij de enige wilde zijn. Bovendien is Hij niet alleen hoog verheven, maar ook zeer dichtbij. Hij bemoeit zich door daden en woorden met de wereld. Hij bemoeit zich met de mensen door bevelen en beloftenKortom Hij is de levende God. Antisemitisme is het menselijke verzet tegen Gods bemoeienis. Want Israël is niet zo maar een volk, maar een product van Gods ingrijpen. Wie een jood ziet, ziet een wonder. Daarom is de Here Jezus ook gekruisigd. In hem kwam God veel te dichtbij En dat konden we niet velen. Aan hem is dan ook letterlijk vervuld, dat de ploegers hun voren laag ge trokken hebben over zijn rug. Maar de haters van Sion hebben niet overmocht. Wel is de Here Jezus als een lam ter slachting geleid, want Gods volk en Gods zoon zijn in de profetie nooit scherp te scheiden. Maar de Here Jezus is opgestaan als overwinnaar. Er zal altijd antisemitisme zijn. En wie het Lam volgen, zullen delen in de verdrukking. Maar eens zullen allen, die Sion - d.i. Gods aanwezigheid in en bemoeienis met de wereld - haten, terugdeinzen. Want God is de Here, die rechtvaardig is. Hij zal die rechtvaardigheid ook bewijzen door eens alle touwen der godde- lozen door te houwen (vers 4). Want wel begon Golgotha in Bethlehem, maar in Efratha's velden werd het teken gegeven dat Gods volk door de heerlijkheid des Heren zal worden omstraald. En dat hemel en aarde eens zullen worden verenigd te saam. AD. Zojuist bereikte ons het bericht, dat onze medebroeder, onze collega, Ds. Wentsei na zeer korte ziekte door zijn Zender is opgeroepen. We zijn bedroefd. We zijn ook dankbaar, want wat heeft Wentsei veel gedaan Nadat hij hier, de 70 reeds gepasseerd, kwam: voor de Kerkbode, voor de classis, voor de provincie, in deputaatschappen Hij heeft ons die hier waren bijgestaan ,,Ben" was hij onder ons, tegelijk „Vader Wentsei". God trooste de familie, en Hij zegene al zijn arbeid. Nieuwerkerk. Dr. J. H. Becker, mede-redacteur Kerkbode. Als Uitgevers van de Zeeuwse Kerkbode stellen wij het op prijs een enkel woord te wijden aan de nagedachtenis van Ds. B. Wentsei. In de loop der jaren is er een band gegroeid tussen hem en de Zeeuwse Kerkbode. Nooit was hem iets teveel. Ondanks dat hij de leeftijd der zeer sterken had overschreden had hij veel aandacht voor de eigentijdse ontwik keling der dingen. En door zijn mensenkennis en gevoel voor humor kon hij zich boven klein gepeuter stellen, maar waar het echt principiële zaken betrof had hij de eigenschap van staal. Wij zijn veel dank verschuldigd aan Ds. Wentsei en zullen zijn markante verschijning niet gauw vergeten. Nog voor dit nummer had hij aan Ds. Don- dorp kopij gezonden. Ds. Dondorp gaf dit aan ons door met de boodschap: artikelen van Ds. Wentsei nooit over laten staan. Een bewijs hoe hij ge waardeerd werd In het volgend nummer zal zeker nog aandacht worden geschonken aan enkele aspecten uit zijn leven en werken. Of de wetenschap der toekomst, de futurologie, ook een plaats ingeruimd heeft voor de beschouwing over de toe komst van de duivel Dat hiervoor plaats is zal voor wie nog hecht aan Johannes' woord betref fende de „mensenmoorder van den be ginne" (Jezus noemt hem zo) in Open baringen 20 7-10 „de satan veroor deeld" inzonderheid vers 10: „en de duivel werd geworpen in de poel van vuur en zwavel" - de tweede dood - (21 8) d.i. de vurige oven uit Mt. 13 42, niet twijfelachtig zijn. Evenals heel de schepping vindt ook dit boze schepsel met alle andere boze schepselen zijn uiteindelijke bestemming. De vraag komt hierbij op of als aan het zuchten van het schepsel een einde komt vanwege de verlossing dit ook een vreugdevol einde voor satan beduidt Het hierboven aangehaalde woord van de apostel des Heren wijst deze gedachte af. Het heeft een kwade kant om over de boze te schrijven. Hij zou zijn wraak kunnen nemen Men zegt dat Kuyper na de verschijning van zijn werk „de engelen Gods" op een desbetreffende vraag ook over satam te schrijven dit geweigerd heeft met het antwoord dat hij maar al te veel last van de duivel had dan dat hij dit wilde doen. Laat nu niemand menen dit ik op mijn beurt nu eens een „de duivel is dood" theologie wil proberen uit te dokteren. De „God is dood" theologie had al lang met de duivel en diens be staan afgerekend. Intussen is het ver bazingwekkend hoeveel er in de laatste jaren juist over de duivel is geschreven. Of er verband tussen een en ander is Och, wie begint het bestaan van de duivel te ontkennen, doet het straks dat van God. Wie de boze geest loochent, wil aan stonds niet van de Heilige Geest weten. Waarschuwen is wel nodig; want ook christenen willen soms wel van het boze en niet van de Boze weten. Ze bidden dan „verlos ons van het boze". Maar terzake. In 1951 verscheen van de nu zo bekende Franse wijsgeer Sartre een boek dat voor kort in onze taal is uitgegeven: de duivel en God. Sartre laat daar een zekere Goetz die de duivel voorstelt zeggen: „Op de oordeelsdag, stil hoor, mondje dicht, ik ben te trots, ik zal me zonder een kik laten verdoemen". Hij heeft het kwade lief om het kwade. Volgens dit gegeven aanvaardt de duivel dus zijn uiteindelijke veroor deling. Het moet nu eenmaal zo merkt hij meermalen op. Of Sartre het met Schrift en belijdenis, art. 27 N.G.B. eens is merken we niet. Deze spreekt van „het eeuwige vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen bereid is". Intussen heeft meer dan een schrijver zich met de uiteindelijke afloop van de verslindende werkzaamheid van den boze bezig gehouden. Giovanni Papini, een Italiaans Rooms scribent, stelt dat het de schuld der christenen is dat God het eeuwige vuur niet tijdig dooft. Immers het feit dat de duivel zich niet bekeert is mede de schuld der kerk. U kunt zeggen, toe maar alweer de kerk; ja, want, zegt Papini, we hebben veel gebeden in onze gebedenboeken staan, maar niet één waarin om de bekering van de boze gebeden wordt. Deden we dit als zovele duizenden gelovigen ge durende de vele eeuwen van het bestaan der kerk dan liep het met de boze on getwijfeld anders. Dan kwam hij tot in keer; dan had onze liefde tot dit ge vallen schepsel Gods hem verwonnen. De sterke liefdedrang die de ge lovigen tot gebed om des duivels behoud drong overmeesterde dezen. Zijn kwaad bleek niet bestand tegen dit goede. De liefde tot dit schepsel Gods - ook onze naaste immers - verwon. Helaas, aldus Papini, ontbreekt ons deze liefde en dus ook ons gebed. Een heel andersoortige opvatting treffen we aan bij G.K. van het Reve die ook van de liefde uit redeneert. Dan niet over de liefde van de mens tot diens naaste schepsel, de duivel, :maar van de liefde Gods uit. God heeft 'ook de duivel lief. Deze liefde Gods is :zo groot dat zij tot ontferming met ook dit gevallen creatuur voert. Na 18 december verschijnt de Zeeuw se Kerkbode weer op 8 januari. In een vergroot nummer zullen dan volgende week de predikbeurten worden gepubli ceerd van: Zondag 21 december Kerstdag 25 december Zondag 28 december Oudejaar 31 december Nieuwjaar 1 januari Zondag 4 januari. Deze opgaven moeten uiterlijk maan dagavond 15 december bij ons binnen zijn. Red. en drukkers. Het omgekeerde als bij de verzoeking van Jezus in de woestijn grijpt plaats als God heel Zijn Almacht over het geschapene aan de duivel aanbiedt. Hij wil satans ondergeschikte zijn, hem ge hoorzamen. De duivel mag wat hij wil namelijk als God wezen. Zozeer daardoor beschaamd is de boze hierdoor dat hij zich voor God nederwerpt en in genade aangenomen wordt. De liefde Gods heeft hem over mocht. Men ziet hoe hier een zoeken is om aan de verschrikking van het eeuwige vuur te ontkomen. Men mag niet de schouders ophalen over wat we dan „onzin" zouden noemen. Nee want een sterke bewogenheid met de afloop van de tijdelijke dingen voor de godde- lozen is recht christelijk en heeft met onze liefde die lijdt te mak,en. Liefde die dit lijden niet kent is geen liefde. Weende Jezus niet over het lot van Jeruzalem Achter dit alles schuilt de leer van de wederherstelling aller dingen; de weerzin tegen de gedachte dat God die liefde is, er een eeuwige vuilnisbelt op na zou houden, het gehenna des Bijbels. Een weerzin die men alleen door het geloof kan overwinnen; het geloof in de deugd van Gods rechtvaardigheid welke ook de duivel geen onrecht zal doen. Overigens zullen we goed doen met God niet door een z.g. Theodicé als het ware een handje te willen hel pen en Zijn Majesteitelijke doen door drogredenen te willen rechtvaardigen. Brouwershaven. B. Wentsei. 5f!et gemengde huwelijk Het gemengde huwelijk is in onze kerken, vandaag de dag, meer en meer 'n voorkomend verschijnsel. Vroeger kozen de jonge mensen nogal makkelijk, misschien ook makkelijkshalve, voor één kerk en zodoende was er geen vuiltje aan de lucht. Vandaag de dag is het zo dat ze nogal eens willen blijven in de kerk waarin ze zijn grootgebracht, en dat ze, niettegenstaande dit feit, toch: met elkaar willen huwen. Deze moeilijkheid is vooral nie.tt makkelijk uit de weg te ruimen, wanneer de r.k. kerk in het vizier komt. De r.k kerk heeft immers aangaande het huwe lijk haar eigen opvatting. Ook is het huwelijk bij haar een sacrament. De verschillen in geloofsbelijden en ge- loofsbeleven zijn ook heel anders. Vandaar dat men 'n jongen en 'n meisje, 'die met elkaar wensen te huwen, terwijl :ze willen blijven in eigen kerk, wel degelijk alle moeilijkheden die er zijn en ook kunnen komen omwille van de eventuele kinderen, tenvolle er zal moeten van overtuigen, dat datgene waf ze doen niet gemakkelijk is. Zijn ze daar echter van overtuigd en hebben ze voldoende kennis genomen van el kanders geloven en belijden, en besluiten r~ (op de wijze van psalm 24) De Heer die uit de hemel kwam en bij de mensen intrek nam om zijn verborgen rijk te stichten, straks komt Hij op de aarde weer, het is advent, verwacht de Heer, Hij die zijn feestmaal aan komt richten. De bruid verwacht de Bruidegom, zij ziet vooruit, zij ziet niet om, de kerk gaat haar Geliefde tegen. Wij mogen mee ter bruiloft gaan, kom, neem het blijde aanbod aan, de Bruidegom is u genegen. Zeg niet: de akker die ik kocht moet allereerst door mij bezocht, het bruiloftsmaal komt ongelegen Zeg niet: ik heb een vrouw getrouwd, nieuw vee gekocht, een huis gebouwd. Ontloop de Heer niet en zijn zegen. De koningszaal is haast gereed, ons wacht het witte bruiloftskleed, de maaltijd is zeer overvloedig. De goede tijding vindt zijn weg in stad en land, in heg en steg. Kom Here Jezus, ja kom spoedig Jaap Zijlstra (Land in Zicht) .y ze toch in eigen kerk te blijven, dan zal men deze beide partners wel degelijk pastoraal in alles moeten begeleiden, niet alleen tot aan het huwelijk, maar vooral daarna. Dat betekent dus, dat men, zonder de verschillen te verdoezelen, ook de uit gangspunten zal moeten zien, die ge lijk zijn. Het allereerste uitgangspunt die er dan is, is, dat beide kerken het huwelijk zien als een inzetting van God. Beide kerken belijden ook, dat God zelf het huwelijk ingesteld heeft tot een teken van zijn verbond tussen Hem en zijn volk (Hosea 2 18-19). Ook zeggen ze beiden dat het huwelijk, wanneer het een huwelijk is „in de Heer", het een afbeelding is van de band tussen Christus en zijn gemeente (Ef. 5 32). Toch blijven de beide kerken, zoals reeds gezegd, de moeilijkheden, die er van beide kanten zijn, zien. Het is natuurlijk te dwaas een gemengd huwe lijk te zien als een daad die de oecumene helpt tot stand brengen. Het risico is hier te groot, en de kerken zijn nog te weinig naar elkaar toegegroeid, om dit zo maar klakkeloos te beweren. Iets anders is of je daarom deze mensen in de kou mag laten staan, vóór, op de dag van. en later in hun huwelijk. De moeilijkheden ten aanzien van het ge bedsleven, het omgaan met de Heilige Schrift, het kerkbezoek, de sacraments- belevmg, de doop en de opvoeding der kinderen, zijn voor deze beide mensen alleen een te moeilijke taak. Daarom is de pastorale begeleiding in deze geen gemakkelijke taak. Toch is het een taak die de kerken moeten aandurven. Ze zullen daarom wel degelijk ook op de huwelijksdag zelf de beide partijen niet mogen loslaten. Nu zou men natuurlijk kunnen zeggen, gemakkelijkheidshalve, laat ze trouwen in een rooms-katholieke of ge reformeerde dienst, en daarmee uit. De andere kerk zou dan eventueel tegenwoordig kunnen zijn en als het een r.k. dienst geldt, dan zou de predikant eventueel in deze dienst een Bijbel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1969 | | pagina 1