j^eeuwóe 3Cerkhocle
wet en evangelie
ene
TJets over verontrusting
J
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189)4 70.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen;
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker. Nieuwerkerk;
Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes.
Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
13 NOVEMBER 1969
23e JAARGANG No. 19
„Ik worstel
en ontkom"
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
20 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Wie is wijs Hij lette op
deze dingen. Psalm 107 43
U weet niet half, hoe mooi de psalmen zijn.
Er was eens een dominee, ergens in Zeeland, die het klaargespeeld heeft
zijn gemeente Hebreeuws te leren. Praktisch alle mensen op dat dorp lazen
het Oude Testament onder leiding van de predikant in de oorspronkelijke taal.
Maar het geldt zeker van gedichten, dat ze veel te lijden hebben onder
de vertaling.
Let eens op de verzen 4, 10^—17 en 23. Wat een prachtig refrein is dat!
Met de keerteksten 6, 1319 en 28.
Maar je moet er oog voor hebben.
Niet alleen voor de vorm.
Maar vooral ook voor de inhoud: „De oprechten zien het (v. 42 a) en ver
heugen zich", maar de rest ziet niets en zegt niets (v. 42 b).
Deze psalm 107 eindigt met een N.B. „Wie wijs is, lette op deze dingen,
zie, zie toch de gunstbewijzen van de Heer
Helaas lopen ook veel christenen met hun ogen dicht. Ze zien het niet.
Je zou ze telkens willen toeroepen: „moet je zienlet op; kijk niet over
de dingen heen, want we leven tussen de wonderen van Gods goedertieren
heid".
En als je de bijbel leest, doe dat dan niet zo automatisch
Ik heb iemand gekend, die onder het eten altijd de krant zat te lezen. Hij
proefde er niets van, wat hij at.
Maar je moet de bijbel proeven* Met aandacht lezen; met gelovige aan
dacht; dan zullen de wonderen van Gods Woord zich aan U openbaren.
Maar ook in de natuurlijke dingen. Wat een wonder is het, dat een kind
een som kan uitrekenen. Daar gebeurt wat in die hersenen
Weet 11, hoe een oog in elkaar zit
Daar is een T.V. nog niets bij.
U moet eens een baby goed bekijken.
Nota bene
Maar we zijn zo aan de dingen gewend, dat we niet meer zien, wat een
wonderen het zijn.
In het boek „De jonge Adam", een verhaal, dat fantaseert, hoe Adam als
jongetje werd geschapen, wordt de blijdschap beschreven, waarmee Adam het
opgaan van de zon ziet gebeuren, die de avond te voren was ondergegaan.
Wij zijn er echt niet bezorgd over of hij wel terugkomt. Maar zien ook veel
minder de wonderen Gods.
Het spreekt niet vanzelf, dat wij gedoopt zijn, dat we het Evangelie horen
en dat we de Here Jezus kennen. Dat hebt U immers niet uitgezocht. U had
ook in de binnenlanden van Siberië of Buenos Aires geboren kunnen worden.
Let er op, hoeveel de Here ons met Christus geeft als toegift bij zijn genade
der vergevingHet zijn allemaal onverdiende weldaden.
Eens sprak God: „de aarde zal doornen en distelen voortbrengen"
Over bloemen zei Hij niets.
Kijk nou eens goed uit uw ogen.
Bij iedere bloem staat N.B
Sla acht op al de gunstbewijzen des Heren.
Wie dat niet doet, is niet wijs.
A.D.
Gods wet is vol van het Evangelie;
want het is de wet van de Here, d.i.
de enige God, die een hart heeft.
Maar het is ook andersom waar, dat
het Evangelie vol is van de wet. En
ook langs deze kant wordt het ons dui
delijk, dat wet en evangelie geen tegen
stellingen zijn.
U moet eens zien, hoe de Here Jezus
zich streng gebonden heeft aan de wet.
Niet alleen aan het grote gebod van
liefde tot God en tot de naasten, maar
ook aan alle wetten van Mozes.
Hij trok zich overigens niet veel aan
van de vele geboden, die de wetgeleer
den daar nog bij hadden gemaakt in
de loop der eeuwen en zo was er
wel dikwijls een conflict tussen de Here
Jezus en de Farizeen, maar hoe men
ook loerde men heeft Hem nooit
kunnen beschuldigen van enige af
wijking van de Mozaïsche wet.
Met grote eerbied en liefde heeft Hij
steeds over de wet gesproken.
Hij heeft de wet van Mozes ook
in deze zin vervuld, vol gemaakt, dat
Hij de volle eis er van ons op het hart
bond tot en met de uiterste conse
quentie.
Aan de bergrede kunnen we zien,
hoezeer heel de prediking van de Here
Jezus vol was van Gods wet.
Het is volkomen onjuist een tegen
stelling te forceren tussen Mozes en
Christus, tussen de Sinaï en de berg
der zaligsprekingen.
Heeft er ooit iemand meer abso
luut dan Jezus, de eis der volmaakt
heid gesteld
En als Hij met zondaren en tolle
naren tafelgemeenschap had, was dit
voor deze mensen heel erg heerlijk,
maar ze hebben ook hun eigen on
heiligheid nergens zó erg gevoeld, als
in Zijn tegenwoordigheid.
Zoals dit met de Here Jezus was,
Wiens onderwijs wij vinden weerge
geven in de vier evangeliën, zo was
dat ook met de apostelen. Zij prediken
allen de genadige God en de verzoe
ning door Jezus- Christus, doch deze
blijde boodschap doet de wet niet ver
stommen. De brieven bevatten grote
reeksen vermaningen en opwekkingen
en allerlei regels voor het persoonlijk
en gemeentelijk leven. Zo zelfs, dat
het helemaal niet vreemd is des Zon
dags in de plaats van de 10 geboden,
bij wijze van afwisseling, een stuk uit
de brieven te lezen.
Paulus schrijft wel: zo zijn we niet
meer onder de wet, maar onder de
genade (Rom. 6 14), doch daarmee
bedoelt hij niet dat wij Gods geboden
niet meer hoeven te houden, omdat alle
zonde toch bij voorbaat vergeven is
(dat zij verre!). Maar Paulus bedoelt
dat voor de gelovigen de heilsweg niet
door de wet, maar door de genade is
gebaand. Niet door onze werken, maar
door Gods werk in Jezus Christus
Paulus stemt volledig in met de lof
zang op Gods wet, die in Psalm 119
werd gezongen.
Een ander misverstand zou kunnen
ontstaan bij het lezen van Paulus' brie
ven, als men niet rekent met zijn strijd
tegen de Judaïsten. Dat waren de
Christenen-uit-het-Jodendom, die van
de Christenen-uit-het-heidendom eisten
dat zij alle Mozaïsche wetten onder
hielden, n.l. de burgerlijke en de cere
moniële wetten.
Daar is Paulus fel tegen in gegaan.
Hij fulmineerde tegen de gedachte, dat
de Christenen uit-dc-heidenen altijd
tweederangs leden van Christus kerk
zouden moeten zijn, omdat zij natuurlijk
al die Moziaïsche wetten, als niet-lsra-
ëlieten, onmogelijk konden nakomen.
Zelf houdt Paulus zich daar wèl 'aan,
doch hij bindt zijn broeders en zusters,
die niet besneden zijn, daar niet aan.
Ook in deze zin is Christus de ver
vulling der wet, dat wij door Zijn
Geest de eigenlijke bedoeling der Mo
zaïsche wetten vatten en dat deze Geest
de bedoeling Gods in onze harten in-
grift. Maar dat is zeker niet mak
kelijker
Het ene gebod der liefde is veel en
veel moeilijker dan honderd bepalingen.
Het Evangelie van Gods genade is
de prediking van de verlossing van
zonde, de boodschap dus der vrijheid.
Maar deze vrijheid is niet een doen
en laten wat men maar wil. Dat zou de
vrijheid zijn van een schip zonder roer
of kompas midden in de stormen op
zee.
Het is niet te ontkennen, dat er in
onze kerken bepaalde stromingen zijn.
Gelukkig, want nu stroomt er nog wat
en is het geen dode (boel.
Dat die stromingen altijd precies
netjes naast elkaar zich bewegen is
niet te verwachten. Wel gaan ze alle
maal één kant op.
Stromingen zijn er altijd geweest en
zullen als het goed is altijd blijven.
Als iemand vraagt, waar ik bij hoor,
zeg ik altijd maar: ,,lk ben gewoon Ge
reformeerd".
Ds. van Teylingen schreef vlak voor
dat de synode begon over twee soor
ten van verontrusting de volgende m.i.
wijze woorden:
In de loop van de volgende week,
als de Synode weer vergadert, zal ze
gedurende een dag een „hearing"
houden waarin de „verontrusten" aan
het woord zullen komen.
Eigenlijk getuigt het van verkeerd
inzicht in de situatie wanneer men nu
pas van verontrusten gaat spreken,
die dan nu ook eens komen zeggen
wat zij op het hart hebben. Het is
immers voor de tweede maal op deze
Synode dat de verontrusting in een
georganiseerde „hearing" zich daar
presenteert. De eerste maal gebeurde
dat tijdens de vorige zitting toen de
jongeren van „Synoodkreet"', het Geref.
Vredesberaad en de Geref. Vrouwen-
Vrijheid is de harmonie van willen
en moeten.
Vrijheid is de vrijwillige binding aan
Gods geboden.
En dan zijn ze niet zwaar
Sommigen denken wel dat Gods ge
boden ons allerlei prettige dingen ver
beiden en een heel stel vervelende
dingen van ons eisen.
Maar dat is onzin. En een product
van een dwaze opvoeding, zoals die in
sommige christelijke gezinnen gevon
den wordt
God vraagt allereerst ons hart
We kunnen Hem alleen maar dienen
uit liefde. En als we Hem niet lief
hebben, dienen wij Hem niet; al leven
we nog zo angstvallig streng.
En wat de Here ons verbiedt, dat
zijn alleen de lelijke en de domme
dingen. En wat gevaarlijk is. Wat Hij
ons gebiedt zijn de fijne dingen, waar
door het leven tot ontplooiïing en bloei
kan komen.
Het is juist heerlijk, dat God ons
zegt wat wij hebben te doen en te laten.
En daarin heeft een goed verstaander
(een liefhebbend hart!) maar een half
woord nodig.
De Here Jezus verlost Zijn gelovigen
van de zonde en helpt hen om te leven.
Echt te leven Zonde is nooit het echte
leven, maar het levensbederf. Die ver
lossing van de zonde is wel in de eerste
plaats de vergeving van de schuld der
bond hun kritiek en hun vrezen en
verlangen ter tafel kwamen brengen.
De tweede maal zijn het nu zij die, in
meer of minder georganiseerd verband,
zich de naar „verontrusten" speciaal
hebben toegedacht en daarom in de
publicatie, m.i. met een onjuist exclu
siviteit, als zodanig worden aangeduid.
Wij moeten zo 'n veelgebruikt woord
altijd eerst goed aankijken. Het betekent
ont-rust zijn, uit je rust opgejaagd zijn.
De eerste vraag is dan: uit welke rust
De Bijbel kent de grote rust, die ook
de énige troost genoemd kan worden:
dat je je het eigendom weet van Chris
tus. Uit die rust opgejaagd teworden,
dat is een dood-ernstige zaak en een
onverdraaglij ke.
Maar bedoelt men met het woord
verontrusting tegenwoordig die situatie
aan te duiden Als regel nietVeeleer
zijn beide bovengenoemde „groepen"
van verontrusten niet zozeer bang dat
zij-zélf uit de grote rust in Christus
opgejaagd zullen worden, maar zij zijn
band dat dat anderen overkomen zal. De
eerste bovengenoemde „soort" veront
rusten is bang dat velen het geloof in
Christus zullen prijsgeven omdat de
kérk van Christus hen in de kou laat
staan door ten aanzien van de overwel
digende problemen geen eerlijke ver
lossende woorden te spreken. En de
tweede soort is bang dat velen Christus
zonde, doch die vergeving werkt juist
zo bevrijdend en doet ons Gods wet
zien als heilig en goed.
Als daar een gevaarlijke weg is, be
tekenen de waarschuwingsborden voor
de man-in-het-verkeer een blijde bood
schap.
Niet doodslaan, niet echtbreken, niet
stelen: d-w.z.: Pas op Zachte berm
Slipgevaar Scherpe bocht Vele zij
wegen
Het is prachtig dat God zulke bordjes
langs onze levensweg zet. En stom is
de man, die er niet op let.
Als daar een ingewikkelde machine
in gebruik wordt genomen, vormen
dan de gebruiksaanwijzingen soms een
belemmering
Hoe vindt u het spelen van een spel
letje schaak met iemand die zich niet
aan de spelregels houdt, doch met zijn
lopers gaat springen en met zijn paarden
gaat lopen
Zo bederft men zijn leven door Gods
geboden te verachten. Maar in het
houden daarvan is een groot loon.
Daarom is de wet geheel in het Evan
gelie opgenomen en werden reeds onder
het Oude Verbond de twee stenen
platen der tien geboden bewaard in
de ark des Heren, in het heilige der
heiligen en onder het verzoendeksel.
A.D.
en zijn kerk gaan kwijtraken, omdat zij
de schokkende verschuivingen van te
genwoordig in denken en handelen be
leven als een ondergraven van de oude
fundamenten.
Men kan het ook zo zeggen: tussen
beide „soorten" verontrusten ligt een
vrij diepgaand verschil in mentaliteit
en dieper in geloofsbeleving. De eerst
genoemde „soort" verontrusten is voor
al op de toekomst gericht, op de be
loften Gods voor de wereld, op de ver
hoogde Christus die Zijn werk in de
wereld voltooit en ons in de dienst aan
Zijn Rijk roept in grote en zware ver
antwoordelijkheid. De tweede „soort
is meer naar het verleden gericht, naar
het volbrachte werk van Christus en
het daaruit vloeiende heil voor zon
daren, naar het bewaren van het pand
van Schrift en Belijdenis en het staan,
met woord en gedrag, in de geijkte en
vertrouwde traditie der vaderen.
Of nog weer anders: voor de eersten
is de kerk vóór alles het volk-Gods-
onderweg, zoals men 't graag uitdrukt;
voor de anderen is de kerk voornamelijk
het huis Gods, pijler en fundament
der waarheid. Beiden durven reeds van
ketterij te spreken: de eersten gebruikten
dat woord reeds tegen diegenen die niet
met hen en op hun manier ten strijde
trekken tegen de verharde „structuren"
der samenleving en tegen alle onrecht
en geweld in de wereld; de anderen
heffen de beschuldiging van ketterij op
niet alleen tegen hen die hun han
teren van het Schriftgezag niet delen,
maar ook is hun onverdraaglijk het voor
staan van aansluiting bij de Wereld
raad, van verzet tegen de moderne
militaire politiek, zelfs soms van de
vrouw-in-het-ambt. Beide soorten ver
ontrusten zien de kerk aan de rand van
de afgrond staan. Men is het er alleen
volstrekt oneens over waar die afgrond
opdoemt: de één zegt aan de linker-
de ander aan de rechterhand.
Ik zal er mij wel voor wachten hier
eens even gauw scheidsrechterde te
spelen. Maar ik wil wel zeggen dat
de afgrond niet rechts of links te vin
den is, maar vlak voor ons, recht voor
onze voeten. Het is de permanente be
dreiging der kerk aan 't geloof schip
breuk te lijden en het grote heil te
verspelen. Het wordt hoog tijd dat de
verontrusten van links en rechts of,
als u liever wilt, van voor en achter
eens ophouden verontrust te zijn over
de anderen om verontrust te worden
over zichzelf. En over de eigen en te
grote en te vlugge meningen en woor
den. Alleen dat is in hoge mate belofte
vol en zal blijken uitermate stichtelijk
tewezen-
Om die stichting der kerk zal 't de
Synode begonnen moeten zijn. Om de
geloofsweg recht vooruit door de af
grond vol bedreiging en aanvechting,
allen samen met Christus, die erbij is
terwijl Hij reeds aan de overzijde staat.
Tot zo ver. Ds. E. G. van Teylingen.
Ik vroeg
wie is
de goudsmid van de zon,
wie gaf
de sterren de ruimte,
wie plantte
de maan
in het veld van de nacht
Ik vroeg
wie gaf
visie aan mijn ogen,
kleur aan het gras,
toonhoogte aan de vogels
Wie
heeft het denken bedacht
Wie
het luisterend oor
Wie
heeft het zinspelen
in de mond gelegd
Zeg het mij
met zijn woorden.
Want voor hem
klopt een hart
in mijn keel
Een gedicht, van Jaap Zijlstra, opge
nomen in de bundel 'Onder mijn groene
huid'