LIJM
ROEPIE
Ons Jeugdappèl in Goes
i
der geslachten
In doodsgevaar menigmaal
want dat is het zeker niet op zichzelf.
Een maagd is helemaal niet heiliger
dan een moeder. En het is niet oneer
biedig en onkies, om te spreken over
moeder Maria, ook in deze zin, dat zij
in Nazareth moeder geweest is van een
stel broers en zusters des Heren. Maar
soms is het ongehuwd-zijn een taak. En
dan mogen we spreken over de „taak
der onthouding".
Bij die taak heeft de Here ook als
verhoring van het gelovig gebed, de
nodige krachten om die taak te vol
brengen.
Die taak der onthouding is er in het
huwelijk niet zelden; en buiten het
huwelijk altijd.
Er kunnen omstandigheden zijn, dat
de ongehuwde staat zo al niet geboden,
dan toch wel gewenst is.
Vooral voor predikanten, bijv. als de
prediking van het Evangelie zó weinig
mogelijkheden overlaat voor een werke
lijk gezinsleven, dat het beter is om niet
te trouwen.
Zo zal het zijn in de dagen van zware
vervolgingen of in grote armoe, als de
kerk geen tractement voor een ge
zin kan opbrengen. Dan moet men alle
risico's dragen, Maar men mag zeker
niet in oppervlakkig optimisme „de an
der" er aan wagen.
Paulus heeft in deze geest geadvi
seerd.
Er kunnen taken zijn, die de mens
zó absoluut en zó geheel in beslag
nemen, dat het een minachting zou zijn
voor het huwelijk, als men in die om
standigheden zou trouwen. Het is niet
waar, dat men toch getrouwd moet
wezen
Als man en vrouw niet echt en hele
maal „samen" kunnen gaan als twee
kameraden, haalt men het huwelijk naar
beneden tot een alleen maar lichame
lijke aangelegenheid.
In dat „alleen" zit de fout. In het
algemeen is het wel waar, dat ieder
verplicht is zich „tot de huwelijke staat
te begeven". En niemand mag zichzelf
taken gaan opleggen, want dan loopt
men onherroepelijk vast, wat de gaven
betreft. Ook daarover heeft Paulus
waarschuwend geschreven.
Maar er is volgens het N.T. zeer
zeker ook de situatie van het „maagd"
zijn om des Heren wil.
Deze heiligheid van de ongehuwde
staat heeft niets te maken met bijzon-
In een van zijn brieven geeft Paulus
een opsomming van alles wat hij in
dienst van het evangelie heeft door
staan. Daaronder trof mij ook die uit
drukking: „in doodsgevaren menig
maal".
In een van zijn brieven geeft een van
de predikanten van Zuid-Sumatra een
prachtig rapport over de toename van
de gemeente, de ontwikkeling van de
enkele scholen in dat terrein. Hij tekent
de situatie van de 18 geïnstitueerde ker
ken en hun 103 kringen op indrukwek
kende wijze.
Als aanhangsel aan die brief somt hij
dan een hele rij van gevaren op, waar
aan zij, die deze kringen regelmatig
bezoeken en verzorgen telkens weer
bloot staan. Het is wel eens goed om
even stil te staan bij deze bijzonderhe
den. Wij vergeten wel eens de moeiten
en de zorgen van hen, die dag en nacht
soms in de weer zijn langs vaak onbe
gaanbare paden, door het dichte "oer
woud om toch maar bij hun mensen te
kunnen komen.
Toen ik die menselijke ervaringen las,
dacht ik even aan dat woord van Pau
lus: „in doodsgevaren menigmaal".
dere „gaven", die sommigen zouden
hebben. Ik zou die „gaven" liever een
gebrek willen noemen.
Maar het coelibaat heeft wel alles
te maken met een bijzondere roeping-
Onder predikanten in verschillende
landen is er op het ogenblik een be
weging aan het groeien, die het coeli
baat, maar dan het vrijwillige, in ere
wil herstellen.
Als protstanten denken wij bij het
woord coelibaat onmiddelijk aan de
misstanden, die in de Middeleeuwen
het gevolg waren van de ongehuwde
staat der geestelijken.
Tegen de tijd der Kerkhervorming
leefden de meeste pastoors in meer
of minder fatsoenlijk concubinaat.
En wij zijn dankbaar voor de grote
zegen, die de domineesgezinnen hebben
betekend voor Kerk en volksleven.
Wij verwerpen ook de ambtelijke
hoogheid der geestelijken boven de
leken. Er is niets zo afdoende in het
voorkomen van een dergelijke hoogheid
als de dagelijkse critiek van vrouw en
kinderen.
Bovet schrijft in zijn „Practische
Zielszorg": „de pastorie maakt de kerk
geloofwaardig in de wereld".
Daarom prijzen wij het coelibaat niet
aan.
Integendeel
Want wij zijn en blijven bezorgd
voor alle verachting van het huwelijk
en voor de gelijkstelling van „kuis" en
ongehuwd zijn. Het toppunt van asce
tische verdwazing was wel de oude ge
woonte, om deze zijn „kuisheid in het
huwelijk te oefenen.
Wij verwerpen hartgrondig alle
dualisme als een belediging van de wijs
heid en de liefde van God onze Schep
per.
Maar de schepping was nog niet
alles.
En dat is het zeker nu niet meer,
na de zondeval. De volksmond zegt:
„het huwelijk is ook de hele wereld
niet". Inderdaad.
De genade doet meer dan alleen de
natuur genezen. Gods Rijk grijpt over
het „in den beginne" heen.
Wij verwachten nieuwe hemelen en
een nieuwe aarde- En in dit eschato
logisch perspectief van de hoop is er
plaats voor een protestants coelibaat.
Maar dan als offer.
A.D.
Hier volgen van uit Zuid-Sumatra
enige illustraties.
„Slangen zullen zij
Een van de javaanse predikanten
moest 's avonds, toen het al donker was
nog een stuk oerwoud paseren. Vanuit
de verte zag hij op de weg iets zwarts,
iets donkers liggen, dacht, dat hij een
stuk pisangstam voor zich had. Bijna
raakte het wiel van de jeep het zwarte
voorwerp, toen het ineens begon te le
ven. Van schrik kon hij bijna het stuur
niet houden, want hij begreep dat het
donkere voorwerp geen pisangstam was,
maar een slang zo dik als een boom.
Enkele dagen daarna kwam dezelfde
predikant na een vermoeiende tocht op
zijn fiets langs een asrama van de trans
migratie. Daar hij onmogelijk meer thuis
kon komen, kreeg hij daar onderdak-
Hij legde zich op een amben te slapen.
Terwijl hij sliep viel uit de balken boven
hem een zware slang boven op hem.
Half in de slaap vroeg hij zich af, wat
er gebeurde. Toen zag hij in het half
donker een reuzenslang, die op hem was
gevallen, maar door de schrik zich
haastig uit de voeten maakte.
Tijdens een kerkelijke trouwing kroop
een slang tevoorschijn uit de preekstoel,
waar de prediker juist aan zijn preek
was begonnen. Heel rustig kroop de
slang op de bruid af. In haar grote angst
pakte zij de hand van de bruidegom,
hoewel nog lang niet het ogenblik ge
komen was om elkaar de rechterhand
te geven. Gelukkig wist de predikheer
de situatie te beheersen en een vlugge
ouderling verdreef het nieuwsgierige
beest met een bamboe.
Van tijgers en olifanten.
Op een zondagmorgen begaf de do
minee zich vroeg op weg naar een veraf
gelegen gemeente. Hij moest door een
dicht stuk oerwoud. In het dichtst van
het bos kwam hij bij een plek waar over
een km. alle bomen ontworteld lagen
alsof een orkaan eroverheen getrokken
was. Toen hij in de gemeente aankwam
vertelden hem de mensen, dat niet de
storm de bomen had ontworteld, maar
een kudde olifanten, wel een honderdtal,
die langs die weg getrokken waren. Het
kostte heel wat tijd en kracht om het
pad weer vrij te maken.
In de streek om Sribawono komt de
tijger nog veel voor. De predikant van
die dessa is al zo vertrouwd met deze
beesten, dat hij niet meer schrikt als
midden op de dag of 's avonds laat in
eens een tijger zijn pad kruist. Er kan
dan altijd wel een groet af, zoiets als
goede avond „kjainé", dat is de aan
spreektitel, want men noemt nooit de
naam van het beest. Niet ieder verkeert
op zo goede voet met deze oude heren.
Een hulpprediker, pas in die streek
schrok zo van de vurige ogen van een
tijger, dat hij een lichte hartaanval kreeg.
En dan de oranghutan.
Ze zijn niet wild en niet gevaarlijk,
zegt men. Maar als je ze tegenkomt op
een eenzaam stuk weg, dan kan de vrees
je besluipen en ben je blij heelhuids die
plek weer te zijn gepasseerd.
In gevaren van rivieren.
Op een zekere dag is er een trouwing
afgesproken ergens verweg in een van
de kringen. Om er te komen moet men
een rivier over. In de nacht heeft het
tropisch geregend met als gevolg, dat
de rivier buiten zijn oevers trad en de
bandjir de brug had meegenomen. Er zat
niets anders op dan zwemmend te pro
beren de rivier over te steken. De
chauffeur van de auto kreeg opdracht
om direct hulp te bieden als er eens iets
mocht gebeuren. Kleren en boeken wer
den in een tas gepakt, die zwemmend
boven water moest worden gehouden.
Gelukkig kon de prediker goed zwem
men. De chauffèur heeft groter angst
uitgestaan, toen hij zijn dominee daar
ongeveer 300 m. door het kolkende
water zag' zwemmen.
Wij hebben ons Jeugdappèl weer
gevierd in Goes. Al was de opkomst
niet zo groot als voorgaande jaren,
toch moeten we zeggen dat het een
bijzonder geslaagde avond was, waar
we met genoegen aan terug kunnen
denken. Dit jaar kwam het appèl wel
heel duidelijk tot ons in de toespraak
van de heer Rakers, over Sao-Paulo.
Over het werk dat daar voor de jonge
ren geschiedt door het echtpaar Van
Bentum. Dat wij dit als jongeren ook
duidelijk als een appèl hebben gezien,
blijkt wel uit de opbrengst van de
collecte welke bij de uitgang voor dit
doel werd gehouden.
De opbrengst was in totaal 174,75.
Dat is niet mis, maar dat is niet het
bedrag dat wij, naar men ons ver-
De bruiloft zou aanvangen om 9 uur
's morgens, maar eerst om vijf uur 's
avonds kon de dienst beginnen. Maar
wie daarop let
De tocht gaat ook vaak door moeras
sen. De enige mogelijkheid om daar
doorheen te komen is een weg van aan
elkaar gebonden boomstammen, die de
bevolking om de zoveel tijd daar aan
legt. Men moet goed kunnen balanceren
om heelhuids over deze vaak glibberige
stammen heen te komen. Hij nodigt ons
uit om het eens te proberen, vooral als
een fiets moet worden meegenomen.
Een van de verschrikkingen op de
weg is, vooral in de regentijd, de mod
der. Onvoorstelbaar is dan een weg.
Wie dan wil fietsen, moet om de tien
meter afstappen, want zijn spatbord zit
vol van glibberige taaie modder, die een
wiel volkomen vastzet. Over een af
stand, die in de droge tijd hoogstens
twee uur vraagt, hebben ze dan wel
eens zeven uur nodig.
Zo kan het gebeuren, dat voor een
trouwerij een weg moet worden afge
legd van 60 km. Als dan in de regentijd
het water met bakken uit de hemel valt
dan kost zo'n tocht een hele dag. Links
en rechts zijn dan ook geen restaurants
om even uit te blazen. Er zit niets anders
op dan door te zwoegen, 's Avonds om
negen uur kwamen ze aan om dan
meteen de kansel op te gaan, want het
bruidspaar wachtte al zolang.
Op een van de tochten naar het binnen
land vertrokken drie predikanten ieder
in eigen jeep. Ver van huis liepen ze
hopeloos vast in de modder. Ze moeten
dan ook wel eens in de jeep overnach
ten, omdat er geen hulp komt opdagen
om ze eruit te slepen.
De slippartijtjes op dergelijke wegen
vragen het uiterste aan stuurmanskunst,
maar zelfs de beste chauffeur kan er
niet door, als de berm onbetrouwbaar
blijkt en de jeep niet meer te houden is.
Op zulke wegen worden chauffeurs
soms eigen bruggenbouwers. Maar u
moet niet vragen wat dit vraagt aan
stuurmanskunst en lef
En nog is dit het einde niet. Als ze
eenmaal beginnen te vertellen van hun
ervaringen, dan blijkt dat ook in de
moderne tijd herinneringen wakker
worden aan de grote pionier, die ook
zich door niets liet ophouden als zijn
Heer hem op weg zond naar de Zijnen,
die wachtten op Zijn Woord.
Als we horen van het werk op Zuid-
Sumatra en in vele andere streken van
Indonesia, dan zullen wij ook moeten
denken aan al de moeite van hen, die
„telkens op reis" ook nu in gevaren zijn
van rivieren en in doodsgevaar menig
maal.
Maar ook nu geldt van deze zwoegers
dat ze zich door niets laten ophouden,
als de opdracht maar wordt volbracht-
J. v.d. Linden.
zocht heeft, op moeten brengen. Dit
bedraagt n.l. 5000,
Beste vrienden er is dus nog werk
voor ons genoeg.
Tevens hebben wij met plezier kunnen
kijken naar de twee toneelstukken welke
zijn opgevoerd. „Zestig gram vergif",
door Noord-Beveland en „Eduard wordt
mens", door Zuid-Beveland. Het was
dan ook volkomen begrijpelijk, dat de
jury moeite had om in dezen een be
slissing te nemen, die dan uiteindelijk
ten gunste van Noord-Beveland is uit
gevallen. Voorts hebben wij met veel
genoegen kunnen luisteren naar het
optreden van het Jeugdkoor uit Noord-
Beveland dat enkele geestelijke liederen
voor ons ten gehore bracht. Ook was
daar nog onze favoriet van deze avond
Hans de Kok, die voor ons enkele
liedjes ten gehore bracht die zeer goed
in de smaak vielen.
Maar ondanks al dit moois en al dit
fraaie, dat er mag en moet zijn, is
het toch geen Jeugdappèl als wij niet
in gedachtenis houden, die woorden
van Jezus waarmee wij deze avond
begonnen zijn en die we vinden in
Joh. 21 15-18.
Laten wij als jongeren Jezus lief
hebben en in Hem onze medemens.
Dat is niet eenvoudig, nee maar daar
hebben we ook van gezongen bij de
opening met deze woorden: „Waarmee
bewaart de jeugd haar bloem, haar
eer,
en het antwoord daarop vonden wij in
dezelfde psalm maar dan het 34 ste vers.
„Uw trouw is van geslacht tot ge
slacht, al wat er leeft, ontvangt van
U het leven.
Beste vrienden daar kunnen we het
komend seizoen dan wel mee.
Namens Jeugdappèl het beste toege
wenst voor jullie zelf en voor jullie
clubwerk.
Hartelijke groeten,
Nico Dekker,
Dekkersweg 2,
Lewedorp.
Jeremia kreeg de opdracht om namens
God gericht en genade te verkondigen.
Hij zei: „Ik ben te jong" (Jer. 1, 6).
Wij hebben 1001 bezwaren tegen de
roeping. Iedereen gaat het liefst zijn
eigen weg en ontwijkt de moeilijkheden.
Maar God zei: „Ik leg mijn woorden
in uw mond en ik ben met u".
Gods roeping was als een brandend
vuur in hem. Hij moest. Hij kon niet
anders meer. Dat is roeping: dat het
woord een vuur in ons is, een hamer,
een noodzaak. En daarom hebben we
jongemannen nodig die het evangelie
verkondigen; die de gemeente zonde en
gericht verkondigen; die zeggen hoe het
er op staat; die de gemeente wakker
schudden; die de kudden bij het open
baringswoord houden; die de zielen ver
troosten en bemoedigen; die moeten met
een innerlijke drang, met een bezielende
noodzakelijkheid. God smoort onze
protestacties in zijn roepingsvuur. En
dit geldt van alle ambtsdragers. Namens
ons zelf hebben we niets te zeggen: wij
zijn gezondenen, ambassadeurs, geroe
penen die vertellen mogen wat God
verteld heeft en nog vertelt: zijn heils
geheimen. En daarom is 'n gemeente
geen verzameling individuen, maar een
kudde met herders die de hoedersop
dracht hebben in de maanvluchtentijd
de gemeente van de levende God te
voeren naar de eeuwige schaapskooi.
En dat is een opdracht voor alle tijden.
Voor 1600 en 2000 en 3000. Hierin zit
iets onvergankelijks. De tijden wisselen.
De kudde gaat voort. De herders gaan
mee. Moge God ons geven profeten,
geroepenen, theologen, herders, die het
vuur van het woord voortdrijft om de
gemeente te wekken, de uitverkorenen
te verzamelen, te troosten, te richten, te
brengen naar uur X, omegatijd. Dat is
het behoud van de gemeente.
(Kerkblad voor Haarlem e.o.)
B. Wentsel.
Vergadering van de Classis Middel
burg der Gëref. Kerken op donderdag
13 nov. 1969 des avonds om half acht
in de Getuigenis kerk te Middelburg.
Namens de Roepende Kerk van
Middelburg.
Ds. P. van Til, Praeses.
N. Siljée, Scriba.
17)
door Jan Lourense
„Zouden er veel liefhebbers voor zijn, wat dacht
u
,,'k Weet het niet. Er zijn er al drie in de stad.
Maar ja, er is misschien een koopje te halen.
Ik hoop voor jullie, dat je slaagt. Een vergeefse
reis is niet leuk. Vader en zoon
„Nee, hij is de eigenlijke patroon. Ik ben de
meesterknecht".
De bakker uit Zierikzee denkt even na en kijkt
dan Johan aan.
„Israël vraagt hij weifelend-
„Ja, baas. Mijn vader is overleden en ik wordt
de opvolger".
„Dat ben je al, jo," zegt Sinke.
„Nou ja als we jou niet hadden gehad En
moeder is ook een flinkerd
„Ik heb je vader niet gekend, maar wel van
hem gehoord. Hij was nog jong, hè
„Veertig jaar".
„Dan heb je al vroeg verantwoordelijkheid,
jongen. Ik heet Anker en woon hier vlakbij".
„Bakt u dat palingbrood vraagt Johan gretig.
„Ja, maar ik niet alleen. Er zijn meer bakkers,
die het verkopen. Een goed artikel. Vooral op
donderdag, dan is het hier marktdag en op
zaterdag. Hebben jullie dat in Middelburg niet
„Nee, dat kennen we niet".
„Kom straks maar even aanlopen. De bakkerij
is aan de achterkant, tegenover het stadhuis".
Boffen ze even „Dat zullen we graag doen.
Misschien wilt u ons wel inlichten, hoe..."
„Met plezier. Omdat jullie in Middelburg wonen
natuurlijk. Anders zei ik geen woord- 'k Heb er
een bepaald recept voor. Al van mijn grootvader.
„We komen straks aanlopen. Alvast bedankt,
„zegt Sinke, om dan onmiddellijk te vragen";
Hoeveel zou die kneedmachine waard zijn
„Waard Waard 't Is een publieke verkoping,
hè Dan kan de prijs mee- en tegenvallen".
„Tot hoever zoudt u bieden, als u er idee in
had
„Honderd vijftig gulden", is het korte ant
woord. „Is dat ding zeker waard, zo niet meer".
Sinke kijkt zuinig. En Johan ziet de mislukking
in het verschiet. Even later heeft hij de kans, Sinke
toe te fluisteren: „Zouden we niet hoger gaan
Maar Sinke antwoordt: „Neen, honderd en twintig
blijft het".
Er komt beweging in de winkel. Er wordt een
tafeltje en een stoel neergezet, waarop een jonge
man gaat zitten, een kasboek vóór zich.
Dan gaat de deurwaarder op een bankje staan
en zegt met luide stem, het is overigens stil ge
worden: „We gaan beginnen, mensen. We ver
kopen bij opbod. Het gekochte moet contant in
de winkel worden betaald. Ga je gang, Moerland".
Moerland blijkt de „afslager" te zijn.
„Nummer 1 „roept hij". Wie biedt? Vijf gul
den Te weinig, man. Wie biedt meer
„Zes gulden
„Zes gulden Niemand meer dan zes gulden
Eenmaal, tweemaal, driemaal. Niemand meer
Verkocht
Zo gaat het verder. Vrij vlot. Sinke en Johan
hebben al gezien, dat er voor hen niets bij is. Een
paar kleinigheden zouden ze wel kunnen gebruiken,
maar die zijn samengevoegd met dingen, die zij
beslist niet nodig hebben.
Anker doet ook een bod, maar een collega gaat
hoger. Het kan hem blijkbaar niet schelen.
De spanning stijgt bij de Middelburgers.
„Nummer 20, zo goed als nieuwe kneedmachine.
Wie biedt
„Vijftig gulden roept iemand.
„Zestig roept een andere stem.
„Vijf en zestig Sinke.
Aldra blijkt, dat er drie liefhebbers zijn, die
tegen elkaar opbieden.
„Tachtig Wie meer
„Vijf en tachtig
„Negentig
„Negentig geboden Niemand meer dan negen
tig
„Vijf en negentig
Er zijn slechts twee bieders meer. De derde
geeft er de brui aan.
„Honderd roept Sinke.
Honderd niemand meer dan honderd
„Honderd en tien
Johan vreest, dat de prooi hen zal ontgaan. Maar
de verrassing komt.
„Honderd en twintig Het laatste bod van
Sinke.
„Honderd en twintig gulden Niemand meer
dan honderd en twintig gulden Niemand Een
maal, tweemaal, driemaal Verkocht Uw naam
„Bakkerij Israël in Middelburg".
„Wilt u in de winkel gaan betalen zegt de
deurwaarder.
„Daar kom je goedkoop aan, maat", meent
Anker.
Sinke begeeft zich naar de winkel om te be
talen en als hij weer naar buiten komt, staat daar
een sjouwerman.
„Neem je machine mee op de boot, baas
Ja, om vier uur gaat de boot. Waarom
„Ik zorg, dat die er komt".
Sinke kijkt even Anker aan, die knikt: de man
is vertrouwd.
De bakkerijvoorwerpen zijn alle verkocht. Nu
komt het meubilair aan de beurt.
„Interesseert me niet", zegt Anker. „Lopen jullie
mee
't Is nauwelijks twee minuten lopen. Ze staan in
de bakkerij, die verlaten ligt. Een paar knechts
zijn aan het bezorgen. Het werk voor die dag is
gedaan. De werkplaats is iets kleiner dan die in
Middelburg, maar even zindelijk. Ze bekijken de
daar staande kneedmachine, die Anker even de
monstreert.
„Ik zou zeggen: kom binnen. „Ze komen in een
kamer, v/aar de vrouw van de bakker zit te naaien.
„Vrouw, van bakkerij Israël uit Middelburg.
Ze hebben de kneedmachine gekocht".
(wordt vervolgd)