^.eeuwóe 3£erkbocle
wet en evangelie
Voetwassing
Terugblik
Coelïbaat
v
tan
ouderavond
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Drs. A. Elshout, Koudekerke
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen;
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker. Nieuwerkerk;
Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes.
Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
6 NOVEMBER 1969
23e JAARGANG /No. 18
„Ik worstel
en ontkom"
Toen riepen ze tot de Here
en Hij verloste hen.
Psalm 1076, 13, 19, 28.
„Liefde houdt van herhaling"Dit spreekwoord in betrekking tot de liefde
tussen man en vrouw, heeft een zeer diepe zin. Het zelfde thema komt in de
melodie telkens weer terug. Dat is zo bij elk enthousiasme. Dat is ook zo als
wij de lof des Heren zingen
Ook de Here herhaalt.
Het zijn telkens weer nieuwe gunstbewijzen, maar het is de zelfde genade.
De daden des Heren zijn een reidans. „Let op deze dingen en sla acht op
de gunstbewijzen des Heren" (v. 43).
In psalm 107 leest u vier keer van mensen, die in hun nood tot de Here
riepen. En vier keer volgt er: ...en Hij verloste hen uit hun angsten.
Er is telkens sprake van een weer andere noodsituatie, maar het is de zelfde
verlossing.
Eerst worden de benauwdheid genoemd van Israël op zijn tocht door de
woestijnen, veertig lange jaren (v. 6).
Dit is het centrale thema geweest van Israels liturgie. Dat was de stof voor
de liederen des heils op het loofhuttenfeest: de verlossing uit Egypte, uit de
Rode Zee en uit de woestijn.
Daarna gaat het (v. 13) over mensen, die door hun ontrouw aan de Here
in de ellende waren geraakt.
Dit wordt nog eens herhaald in v. 17 dwazen, die wegens hun zondige
wandel werden gepijnigd".
Tenslotte zijn het zeelieden v28) die in de stormen op zee dreigden
schipbreuk te lijden.
Het gemeenschappelijke is, dat zij allen tot de Here riepen. Bij de naam
Hete moet u altijd denken aan God, die Zich in Zijn beloften en bevelen heeft
geopenbaard. Wie een belofte heeft, staat sterk; die heeft recht om te vragen;
die kan zich ergens op beroepen omdat hij weet, dat de Here woord houdt.
Daarom konden zij roepen - niet zo maar in het wilde weg tot God-in-het
algemeen maar biddend tot de Here.
Ze hadden geen recht op de genadige redding. In de meeste gevallen hadden
ze dat recht moedwillig verspeeld door de raad (dat is raadgeving) van de
Allerhoogste te versmaden (v. 11)
Maar ook zij mochten in hun ellende tot de Here roepen en werden gered.
Dat is juist het eigenaardige van de Here, dat Hij naar het gebed in be
nauwdheid van zondaren luistert.
En al deze geredden worden opgeroepen om de Here dank te zeggen en
weer is het een refrein van dezelfde woorden in de verzen 8, 15, 21 en 31:
„dat zij de Here loven om zijn goedertierenheid en om zijn wonderen aan de
mensenkinderen"
A.D.
A
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
20 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
s
Natuurlijk is er verschil tussen de
beide woorden: wet en evangelie. Doch
ik meen, dat de overeenkomst veel
groter is. En dat het zeer verwarrend
werkt, als men nadruk gaat leggen op
het verschil en er een tegenstelling van
maakt.
We denken bij het woord wet on
middellijk aan de tien geboden met dat
strakke: gij zult en gij zult niet. Maar
welk een blijde boodschap bevat deze
wet, als ze aanvangt met: ,,Ik ben
de Here, uw God, die u uit Egypte-
land uit het diensthuis heb uitgeleid".
De tien geboden zijn niet alleen vol
tucht, doch ook vol vertroosting.
Wij kunnen ook denken aan de oor
spronkelijke vorm van de wet, die
luidde: ,,Gij zult de Here uw God
liefhebben boven alles en uw naaste als
uzelf".
Ook hier weer het strakke: ,,gij zult".
Maar wat is het anders dan liefde, als
de Here onze liefde vraagt. Als de
Here ons niet lief had, zou Hij immers
onze liefde niet eisen. Wanneer ik
van iemand niet houd, kan het me ook
niet schelen, hoe hij over mij denkt.
Maar liefde is jaloers. Echte liefde is
naijverig en kan het niet verdragen,
dat de liefde niet wordt beantwoord.
Zo predikt ook de wet ons de liefde
van onze God.
Een fout, die velen maken, is, dat zij
de wet zien als een onpersoonlijk stel
regels en reglementen. En zij denken
dan, dat God zo iets is als een grote
politie-agent, die het overtreden van de
bepalingen straft.
Maar de wet is ,,de wet des Heren
Hij eist van ons niet enige willekeurige
dingen, maar Hij eist, dat we Hem
liefhebben en dat we bepaalde dingen
doen en nalaten uit liefde tot Hem.
Onder ons wordt altijd veel nadruk
gelegd op het feit, dat alle zonde een
schenden is van Gods heilig recht, En
dat is volkomen juist. Maar men dient
te begrijpen, dat dit is het recht van
God op onze liefde.
Door onze zonden krenken we dus
niet alleen Gods hoogheid, maar trappen
wij ook op Zijn hart.
De Here is namelijk de enige God
met een hartAls we spreken over Gods
toorn, spreken we tegelijk over Gods
droefheid.
Daarvan is de bijbel vol. Hoe klaagt
de Here niet over de ontrouw van Zijn
volk: Hij breidt Zijn handen uit naar
een tegenstrevend volk. Een beest her
kent nog de stem van zijn baas, maar
Gods volk luistert niet naar de Here.
Telkens wordt dan ook de zonde
vergeleken met verhotidingen in een
slecht huwelijk: ontrouw, af hoereren
■enz. Hoe ontroerend wordt dit niet uit
gewerkt in het boek Hosea
Een van de antwoorden, die ieder
van ons uit de Catechismus nog wel
weet, is het antwoord op de vraag:
Waaruit kent gij uw ellende
„Uit de wet Gods",
Dus niet uit de wet zonder meer. En
niet uit een wet op zdch zelf, maar uit
die bepaalde wet van die bepaalde God.
Pas als we de persoonlijke verhou
ding beseffen, die de achtergrond vormt
van de wet des Herein, verstaan we ook,
dat die wet vol van Evangelie is.
Dat wil zeggen, vol van de blijde
boodschap van Gods liefde.
Maar er is ook niets zo streng als
liefde.
Het is voor mij geen ellende, dat ik
een bepaling overtreden heb, of dat ik
het recht van iemand geschonden heb.
Dat blijft allemaal formeel. Het wordt
pas ellendig, als iemands hart in ge
ding is. Als ik iemand bezeerd heb. Als
ik iemands liefde heb teleurgesteld:
op het hart getrapt.
Dan ben ik diep beschaamd. En als
ik niet beschaamd ben, moet ik mij
verharden. Want tegen Waarachtige
liefde kan niemand op. De liefde breekt
onze liefdeloosheid of doet ons dubbel
zondigen, d.i. haten.
Maar er onderuit komt iemand nooit.
Het is onjuist om het Evangelie uit
sluitend te zoeken in het Nieuwe Testa
ment. Want hoe veel eeuwen lang was
het Oude Testament alleen het Woord
van God
Dat Oude Testament was dus steeds
tegelijkertijd wet èn evangelie.
Daarbij staan we ook voor het feit,
dat heel het O.T. dikwijls wordt aange
duid met het woord ,,wet".
Dat slaat dus niet alleen op de tien
geboden, of op de Mozaïsche wetten,
maar op de hele openbaring des Heren.
Psalm 119 is het haast eindeloze
loflied op Gods wet. Naar de aard der
liefde worden voortdurend andere woor
den gekozen om die wet maar te prijzen.
Doch die zo zeer geprezen ,,wet" is het
Evangelie, het hele Woord van God:
,,Hoe lief heb ik Uw wet".
Als er in Zondag 2 van de Cate-
Daar zat ik op de Ouderavond van
een school in 't hoge noorden van
Groningen. Een dorp bijna aan 't eind
van de spoorlijn. Gek gezicht is dat, als
de rails ophoudt Dat zie je hier in
Vlissingen ook. Daar stond ik als
kind al verbaasd naar te kijken. De
rails, die hoort toch door te lopen tot
in eindeloze verten
't Was er gezellig op die Ouder
avond Lange tafels, met wit damast
papier belegd en op elke hoek, zo 'n
prachtige, grote kraantjes-kan-
Soms zie je er nog wel eens in een
antiek-zaak. Ze waren zwart met een
mooi plaatje erop geschilderd, een
glanzend gepoetst kraantje en een warm
kooltje er onder.
Overal op de tafels schaaltjes met
die heerlijke ouderwetse kandijklontjes
en grote stukken onvervalste Groninger
koek.
't Was bijzonder gezellig. Mijn man
en ik waren nog wel geen ouders, maar
genodigden.
De hoofdonderwijzer hield een rede
over 't onderwijs in 't algemeen en over
de kinderen van ons dorp in 't bijzonder.
De onderwijzer van de 3e en 4e klasse
(een leuke jongen) sprak over „fanta
sie bij kinderen".
't Was allemaal erg mooi.
Na de pauze was er zang en muziek.
Een dame zong een roerend lied.
Ik herinner me maar één regel. Het
was uit het refrein: „Wat is het angstig
om moeder te zijn". Het woord „ang
stig" werd in de muziek zo beklem
toond, dat je er koud van werd.
Daar zat ik, jong, hopeloos oner
varen, gelukkig getrouwd; we ver
wachtten onze eerste babv
„Kom nou" dacht ik, telkens als dat
refrein weer door de doodstille zaal
klonk. „Als je nu eens zong: „Wat is
chismus staat: „uit de wet Gods",
moeten we deze uitdrukking dan ook
niet alleen laten slaan op de tien ge
boden.
Uit heel Gods Woord kennen wij
onze ellende. Uit de wet en Evangelie.
Want de Here noemt ons zondaren
en Hij verwijt onze liefdeloosheid. En
door naar dat verwijt gelovig te luiste
ren, leer ik mijn ellende kennen.
Als zo maar iemand mij uitscheldt
of critiseert, trek ik mij daar weinig
of niets van aan. Maar als iemand,
die mij liefheeft, dus niet alleen maar
hoog boven mij staat, doch ook veel van
mij houdt, de moeite neemt om bij mij te
komen en mij te wijzen niet maar
op mijn fouten, maar op mijn persoon
lijke tekortkomingen tegenover hem,
dan trek ik mij dat wel terdege aan.
Zozegt de Here ons in Zijn wet de
waarheid. Maar Hij zegt ons die waar
heid niet ongenadig.
Want Zijn wet is vol evangelie
Het Evangelie is ook vol van de wet.
A.D.
het heerlijk om moeder te zijn. Dat
komt beter uit".
In de looo van de jaren heb ik die
woor ien leren begrijpen. Nu weet ik
hoe angstig het is om Ouders te wezen-
Nu weten we van al die gevaren: be
kende en nog meer onbekende gevaren.
En daar moest je die kinderen tegen
beschermen, ze er doorheen helpen en
vooral ze er tegen wapenen. Ze bege
leiden tot de volwassenheid, ze brengen
tot hun .plaats in de maatschappij en
in de kerk, waar ze mee mogen werken
tot de opbouw van Gods Koninkrijk.
Voor een eenvoudige moeder een on
mogelijk te volbrengen taak
Voor alle beroepen worden in deze
tijd diploma's gevraagd. Daar worden
opleidingen voor gegeven.
Maar voor dit allerbelangrijkste
stuk levenswerk, bestaat er geen school.
Dat moet je zelf maar zo 'n beetje
uitvinden.
Maar er zijn twee richtlijnen:
1. Zelf leven naar Gods geboden en
die gehoorzaamheid overleven, zoals
we dat hebben beloofd bij de doop
van onze kinderen.
2. De liefde.
Die sterke liefde, die van een een
voudige vader een bekwaam op
voeder maakt. En die warme liefde
van een heel gewone moeder, waar
van de Vlaamse dichter Emille
Hullebroeck zingt:
„Wie zal voor haar kindeke derven
Haar laatste beteke brood
Wie zal er, wie zal er voor sterven
En lachen op kind en op dood
't Is beide waar:
Wat is het angstig om moeder te zijn.
Wat is het heerlijk om moeder te zijn.
J.S.T-
Wat verschijne, wat verdwijne
't Hangt niet aan een los geval
In 't verleden ligt het heden
ln het nu, wat worden zal.
Deze regels van Bilderdijk, die we
als motto hierboven plaatsen, geven
de betekenis van een terugblik aan.
In het verleden ligt het heden.
Wanneer wij de drijfveren willen
nagaan, die tot de afscheiding in Melis-
kerke hebben geleid, valt wat een
zijdig 't licht op Biggekerke. Dat komt
doordat de kerkelijke geschiedenis van
Biggekerke, dankzij het onderzoek van
de heer Wielemaker, nog goed bekend
is. Zoutelande mag in zijn vroegere
Willibrordsput (658- 734) terzake van
de Evangelieverkondiging op Walche
ren op de oudste gegevens bogen. Ter
wijl Meliskerke in 1682 van zich laat
horen. De Staten van Zeeland be
sloten, nadat op 26 januari van dat jaar
de Westkappelse Zeedijk doorgebroken
was, ter bezuiniging, Meliskerke en
Biggekerke kerkelijk te combineren. In
een rekwest daartegen werd HH. EE.
MM. onder het oog gebracht, „dat de
eerste Gereformeerde predicatie ten
platten lande tot Meliskerke gehouden
is".
Tot deze feiten beperkt zich onze
kennis in dit opzicht.
Wat deze plaatsen betreft. Anders
ligt dit ten aanzien van het Biggekerkse
deel van onze gemeente .Waarschijnlijk
in het najaar van 1566 preekte Bigge-
kerke's pastoor Bernard Donder in een
schuur te Middelburg en scheurde er
onder de uitroep: ,,'t Is niet dan af
goderij" zijn brevier, zijn gebedenboek
aan flarden en beleed .plechtig zijn ge
loof in de leer der Hervorming. Naar
Biggekerke teruggekeerd, preekte hij
ook hier de nieuwe leer.
In oktober daaraanvolgende wordt
hij gevangen gezet, maar naderhand
weer vrijgelaten. Op palmzondag 1567
preekte de opvolger van Donder in de
kerk en hijzelf op het kerkhof. Hem
werd vervolgens het verblijf hier ont
zegd en later wordt hij als voort
vluchtige door de Bloedraad ingedaagd.
Waarschijnlijk is hij naar het buiten
land ontkomen.
Nadat 16 verschillende predikanten
hier de Hervormde kerk gediend had
den, kwam in mei 1775 Ds. Clinge.
Toen deze in 1806, na 51 jaar hier
predikant te zijn geweest, overleed,
werd hij opgevolgd door zijn enige
zoon, die eveneens tot zijn overlijden
hier stond, n.l. tot 14 nov. 1831.
Dan wordt op 15 juli Ds. Joh. van
Rhee te Biggekerke bevestigd. De
Clinge's, die ruim drie kwart eeuw hier
leiding gaven, hadden dat, zacht uitge
drukt, in gezapige sleur gedaan. Zo
wordt ons van de strijd rond de in
voering van de nieuwe psalmberijming,
die op Walcheren omstreeks 1779 zo
fel werd gevoerd, denk slechts aan
de verbanning van Borggraaf uit West-
kapelle en het optreden daarbij van L-
Ingelse uit de Oranjepolder, ten aan
zien van Biggekerke niets vermeld. On
der Ds. Van Rhee ging dat met de-
Evangelische gezangen anders.
Wordt nu vaak van scherpe tegen
stellingen gesproken, ze waren er
vroeger ook. Vóór en na de verwarring
in de Franse tijd zien we het slappe
optreden der Clinge's.
Daarna komt de felle Van Rhee.
Zijn verzet tegen de gezangen lokte
een conflict uit. Maar voor het tot
een uitbarsting kwam, vertrok Van
Rhee naar Veen (in Noord-Brabant).
Hij voerde daar dezelfde strijd en
voegde zich bij de afscheiding.
P. Verhage, Biggekerke.
(wordt vervolgd)
Het huwelijk is een heilige staat.
Juist het verschil der beide geslachten
in hun betrokkenheid op elkaar, be
hoort tot de grootste heerlijkheden van
onze geschapenheid. Dat verschil en die
betrokkenheid is zeker niet uitsluitend
lichamelijk. Maar het is toch ook
lichamelijk. En ook déze zijde van ons
bestaan is het huwelijk een heilige staat.
Maar niet minder het ongehuwd-
zijn kan een heilige staat zijn. Kan het;
U hebt uw handen vuil gemaakt
aan onze voeten,
wij overwegen nog
of wij wel samen
aan één tafel zullen gaan.
Breng ons te binnen
het gebroken brood,
het geheim van het graan,
het geeft zich aan de aarde,
sterft,
breekt uit in leven.
En laat ons niet ontgaan
de klare wijn
van uw woorden,
maak ons tot ranken
aan U,
wijnstok van liefde.
Wij zijn maar vluchtige mensen,
laat ons weer wonen
onder één dak,
breng ons weer thuis
bij U aan tafel
Jaap Zijlstra
Uit: Land in zicht, uitg.: Kok, Kampen.