4?leeuwóe 3£erkbocle fpanciscus qomaRus Wilt u a u.b. meebidden z lijn akker is ie Heer vj etiD OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND. Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70. Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen; Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke Dr. P. C. Kraan, Vlissingen; Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker. Nieuwerkerk; Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes. Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. 30 OKTOBER 1969 23e JAARGANG No. 17 „Ik worstel en ontkom" Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling. Advertenties 20 cent per mm. Bij abonnement lager. Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 Wij hebben gezondigd, evenzeer als onze vaderen. Psalm 106-6. Het is voor onze hoogmoed zo prettig, dat er boeven zijn. Want dan komt pas goed uit, dat wij braaf zijn. In die geest zei eens een snob: als er geen arme mensen zijn, is er niets meer aan om rijk te wezen. Dat was en is voor millioenen brave duitsers ook zo aangenaam, dat er oorlogsmisdadigers zijn en dat die berecht worden, want nu hebben ze zich zelf niets meer te verwijtenZij hebben dan part noch deel aan Hitier gehad. Zo kun je je ook zo lekker afzetten tegen de mensen van vroeger, de generatie van vóór de oorlog, en daar kun je dan je eigen lamlendigheid op afschuiven door hun van alles en nog wat de schuld te geven. Maar de bijbel weet van een gemeenschappelijke schuld en ook in de grote boeven ontdek je medemensen. Of liever: in je zelf ontdek je een grote boef. En wat het verleden betreft: de mannen-broeders hebben fouten gemaakt. Maar wat hadden ze een elan en een idealisme En hoe zullen de volgende generaties oordelen over onze tijd Psalm 106 belijdt een gemeenschappelijke schuld: wij, evenzeer als onze vaderen. Psalm 106 is een stuk vaderlandse geschiedenis van Israël. Maar die ge schiedenis wordt niet, zoals bij ons vroeger de vaderlandse geschiedenis beschreven als een aaneenschakeling van vrome daden van vrome mensen om trots op te zijn Zo doet de bijbel het niet. Het is een lang verhaal van opstand en ontrouw. Dat wordt samengevat in vers 6 „Wij hebben gezondigd" De dichter gooit geen stenen naar het voorgeslacht maar verheerlijkt het ook niet. Hij zondert zichzelf niet uit de gemeenschappelijke schuld, maar pleit ootmoedig (in vers 4) op Gods welbehagen en heil. Die beschaamdheid is des te dieper, omdat de zonden zo schril afsteken tegen de goedheid en de trouw van de Hete, die zijn volk niet in de steek heeft gelaten. Het is juist deze liefde van God die ons onze ellende doet kennen. We hebben niet alleen tegen Gods recht gezondigd, maar tegen zijn liefde. En dat is erger A.D. II. Tot bescherming van het menselijke leven op aarde gaf de Here ons het ambt van de overheid. Het is te be grijpen dat men voor die algemene ge nade teruggaat op de geschiedenis vlak na de zondvloed. We kunnen ons geen voorstelling maken van de ontzettende verwildering in de tijd voor de zondvloed. De in stelling die Kaïn en zijn zoon Lamech beheersten, hadden geleid tot een bijna totale verdierlijking. Zonder het speciale ambt van de overheid zou er telkens en telkens weer een zondvloed nodig zijn. En dan zou er van een voortgaande ontwikkeling geen sprake kunnen zijn. Het is dus net of de Here God na de zondvloed op nieuw begon na een eerste mislukking. In die nieuwe opzet kreeg de overheid haar speciale functie. Deze gedachte, die u voortdurend aantreft in de werken van Dr. A. Kuyper (De Gemene Gratie doet ons wat constructief aan, maar is meen ik van zeer grote betekenis omdat daarin uitgesproken wordt, dat de overheid er is voor de mensen en niet omgekeerd. Wij moeten niet de overheid dienen, maar zij ons. Zij dient om in een zondige wereld de zwakken te helpen en hun leven te verdedigen tegen de sterken. Dit eigenaardige ambt wordt geken merkt door het zwaard. Dat wil zeggen: door een dwingende macht. Dat zwaard, dat alleen maar lijkt gebruikt te kunnen worden om mee dood te slaan is dus be doeld om het leven te beschermen en alle vormen van doodslag te bestrijden. De overheid moet het „ieder voor zich" (Kaïn) beteugelen door de lasten van het leven zo veel mogelijk te ver delen opdat de rijken zorgen voor de armen, de gezonden voor de zieken en de sterken voor de zwakken. Al de gebreken van bepaalde regerin gen nemen niet weg, dat de overheid bedoeld is als een instantie ons ten goede. „Het volk ten baat". Ze heeft dus zeker heel wat meer te wezen dan een administratief lichaam dat alles heeft over te laten aan het particuliere initiatief. Zonder de sterke arm en haar dwin gende macht zou het „ieder-voor-zich" ongebreideld worden doorgevoerd. Dat betekent, dat de zwakke zou worden doodgedrukt. Dan was er geen sprake meer van een samen-leving. Want samen betekent helpen en delen. De overheid, zo schrijft Paulus, draagt het zwaard niet tevergeefs, niet zo maar voor de aardigheid of tot ver siering van uniformen, maar om het te gebruiken. Niet om de „bestaande orde", die vaak een grote wan-orde, om niet te zeggen een bende is, te beschermen, maar om de orde van de Here God te bevorderen. Die orde is dienen en helpen en zor gen dat de sterken zich niet zó breed maken, dat er voor de zwakken geen plaats meer is onder de zon. Er zijn dus feitelijk twee soorten van zwaarden. Want er is tweeërlei macht. De ene macht is een bedreiging voor het leven. De andere is ter bescherming van het leven. De macht of liever: de bevoegdheid van de overheid is zó groot dat zij mag dreigen en dwingen en straffen. Die stok achter de deur heeft zij alleen. Die hebt u niet en ik niet, maar die heeft wel de politieagent en de belasting ambtenaar. Zij voeren bepaalde door ons zelf gemaakte wetten uit, niet door beleefd te verzoeken of vriendelijk te adviseren, maas door te bevelen. In een wereld zonder zonde was er geen overheid-met-een-zwaard nodig. Want de zonde leerde de mens het „ieder voor zich" en maakte daardoor van de samenleving een jungle, een oer woud, waar het recht van de sterkste heerst. Maar het is duidelijk, hoe doodge- vaarlijk deze taak van de overheid is- Hoe groot de verleiding is, om met dat zwaard (de dwingende macht) te gaan heersen in plaats van te dienen. Dan wordt de staat tot iets vreselijks door het militarisme en door de ambte narij. li kunt dat aangrpend lezen in de boeken van de Tsjech Kafka. Alles wordt dan tot één groot bureau met eindeloze loketten. Niemand kan in die kazerne en die gevangenis werkelijk leven. Dit is een ,,beest"-achtige bedreiging. In Daniël 7 kunt u lezen, hoe er uit de deinende volkerenzee achtereenvolgens vier dieren omhoog kwamen: de wereld rijken. Want er staan in de bijbel twee hoofdstukken, waarin over de overheid wordt gesproken. De goede overheid vindt u getekend in het bekende Romeinen 13. De ver keerde in het minder bekende Open baringen 13, waar de overheidsmacht een beest wordt genoemd. Tussen die twee uitersten van Rom. 13 en Openb. 13 vindt u de werkelijke situatie. Want een overheid is nooit helemaal goed en zelden helemaal slecht. Omdat de macht van de overheid een dwingend karakter heeft moet ze buiten gewoon voorzichtig zijn. Wat werd en wordt het leven niet geschaad door nationalisme, militaris me, imperialisme, despotisme en ga maar door. Meestal wijst men in dit verband op het communisme als voorbeeld. Soms ook op Spanje, Portugal en Griekenland. Het is natuurlijk altijd prettig om naar anderen te wijzen en de eigen ge schiedenis voor te stellen als brand schoon. Ik herinner me daarentegen de her denkingsvergadering van de afscheiding Zeer toornig en hevig, doch eerlijk". Gomarus wordt wel eens vergeleken met een knoestige oude boomstam. Toch is deze beeldspraak niet juist. Want de meest misvormde tronk is begonnen met een glad gaaf stammetje. Om dan later door ziekte, insecten, ouderdom of moedwillige beschadigingen te ver anderen. Maar deze voorvechter van de Gere formeerde belijdenis is niet hoekig en fel geworden door de omstandigheden, waarin hij moest leven, noch door de strijd die hij te voeren kreeg, maar zijn karakter was zo en op jeugdige leeftijd was hij reeds fel en opvliegend. En dit kwam vooral tot uiting als zijn geloof, het liefste wat hij bezat, aan gevallen of ondermijnd werd waardoor hij het predikaat kreeg voorvechter te zijn in de strijd tegen de Arminianen. Maar in alles, dus ook in het gevecht, was hij eerlijk. Vriend en vijand zijn het er altijd over eens geweest dat hij buitenge woon oprecht en uiterst consciëntieus was. Maar Gomarus, de strenge Calvinist, was een rots in de branding in de tijd :c in 1834. Op de samenkomst in Utrecht in 1934 sprak Dr. H. Colijn. In ver band met de dreigende ontwikkelingen in Duitsland wees hij op het facisme der liberale regering van Nederland die de godsdienstigheid met harde hand: inkwartiering boetes en gevangenis, onderdrukten. De afgescheidenen zijn op een beest-achtige (Openb. 13) manier behandeld. Zien onze mensen nog wel goed de gevaren van het liberalisme Weten ze nog van de strijd, die Groen van Prin- sterer en Kuyper hebben gestreden tegen het liberalisme in de honderden bestuurscolleges. Kuyper, de man van de „kleine luyden" stond dichter bij het socialisme, dat in zijn tijd nog vrijwel helemaal marxistisch was, dan bij het liberalisme. Het is niet waar, dat als iedereen maar stevig zijn eigen belangen na streeft; allen daar vanzelf van zullen profiteren. Dat deze theorie niet klopt, hebben we duidelijk ondervonden, toen het liberalisme regeerde. Wat is er toen door de kleine luiden een armoe ge leden. De ouderen onder ons kunnen het zich nog herinneren. De jongeren kunnen er over lezen. Wie niets van vroeger afweet, is in het heden zo blind als een mol. A.D. Jan van Westhove. van ondergraving van de oude geloofs waarheden. Een steenmassa, waarop de golven van verdachtmaking, lastering, vertekening der feiten, onherroepelijk op te pletter moesten lopen. Al is het, dat deze vechter voor de Calvinistische beginselen, het zelfs voor die tijd wel eens op een te felle manier deed. Hoe wel er veel overdrijving in de verhalen over hem zijn en zijn tegenstanders deze felheid sterk overdreven en erger maakten, dan het in werkelijkheid was. Een tijdgenoot b.v. schrijft dat zijn „korzeligheid" en „oploopendheid" al gemeen bekend zijn, maar vervolgt dan: „hij lijkt twistziek, doch ontloopt de strijd", terwijl Knappert over hem rapporteert, dat Gomarus „geen man van krakeel is". Het beste en meest overtuigend be wijs hiervoor is, dat zelfs zijn tegen standers over hem schreven, dat „Goma rus noch de allereerste, noch de voor- barigste was, om zich tegen Arminius te kanten, hoewel hij van nature een zeer toornig en hevig man was". Deze tekening houdt dus in, dat anderen nog heftiger waren. En meer dere malen komen in de geschiedenis boeken namen voor van predikanten, die waarschijnlijk Gomarus aangezet A hebben om zijn beruchte en felle aan vallen te doen. Was dit een vorm van zwakheid, dat hij zich zo liet beinvloeden Waarschijnlijk niet. Want in zijn hart heeft hij zijn geest verwanten gelijk moeten ,geven met hun strijd, terwijl zijn eerlijkheid hem gebood zo te handelen, hoewel hij mis schien door zijn scherpe tong en fel heid, niet altijd precies de juiste woorden gebruikt heeft. Over zijn vertrek uit Leiden naar Middelburg staat: „Gomarus heengaan werpt wel een eigenaardig licht op zijn karakter en het doet veronder stellen dat hij niet de strijdlustige man was, dien de traditie van hem gemaakt heeft". Ook zijn optreden op de Synode in Dordrecht wordt verschillend beoor deeld. Terwijl de ene Kroniekschrijver meldt dat Gomarus: „op geanimeerde wijze deelnam aan de discussie „rap porteert een ander dat hij: „schold en tierde als een verwoede en slechts eindigde toen de adem hem ontbrak Overdrijving Legendevorming Eigenaardig doet het ook aan, dat slechts twee tegenstanders, dus Remon strantse predikanten, Gomarus later verweten hebben, terwijl alle anderen hierover zwijgen, dat hij op de Synode Maccovius uitgescholden zou hebben met: „plomperd, staak, babok, en ezel". Waarheid of laster Belangrijker is het totaalbeeld dat vriend en vijand van hem kon geven: „dat hij eerlijk en oprecht was en dat zijn bekwaamheid en geleerdheid ieders achting afdwong". Het vergelijk dat Gomarus een oude knoestige boomstronk was is dus als beeldspraak niet te handhaven. Zou het niet beter zijn hem te verge lijken met een roos Die door haar mooie kleur en fijne geur opvalt Doch die haar belagers, die haar te na komen, prikt en schendt met haar fijne scherpe doorns Maar die toch niettegenstaande dit alles, de koningin der bloemen blijft Jan van Westhove. U vindt telkens in onze Kerkbode een hoekje, waarin staat: de gemeente bidt. Daarin wordt dan voor een be paald doel de voorbede gevraagd. Ook verschijnt er geregeld een ge- bedsbrief. Ook daardoor kan ons bidden voor de zending meer inhoud krijgen. Dan is het niet meer „de" zending en „de" zendelingen, maar dan is onze ge bedsaandacht veel meer gericht op be paalde dingen. Nu stuurde Ds. Overdulve ons van uit Kibuye een brief, die we hier in zijn geheel afdrukken, waarin hij een harts tochtelijk beroep doet op onze voorbede. Ik hoef er niets aan toe te voegen dan deze opmerking van Dr. Harrenstein: „In de frontlinies van het zendingster rein, daar gebeuren de wonderen. Maar die wonderen zijn altijd gebedsverhorin gen". De grote droogte. De lange droge tijd moet normaal ongeveer half september op wezen, en dan moeten de regens van de korte regentijd beginnen te vallen. De men sen hadden begin september de hand aan de hak geslagen en overal was het veldwerk begonnen, vooral omdat eind augustus de driedaagse regens gevallen waren, die ongeveer drie weken ante datum de regentijd plegen aan te kon digen. Echter is nadien de regen uit gebleven. Er is slechts zo nu en dan een armetierig buitje gevallen, niet eens genoeg om het stof weg te nemen. De mensen wachten nog steeds met te gaan zaaien, en wat gezaaid was, is weer verdroogd. Wel zitten er af en toe ge weldig zware en donkere regenkoppen, maar dan komt de wind er onder en alles waait uiteen zonder dat er een druppel valt. De ouderen herinneren zich, dat in het begin van de veertiger jaren (1941-1942) zich hetzelfde ver schijnsel voordeed, waarna de grote droogte kwam van 1942-1943, die duizenden het leven kostte, zowel van de mensen als van het vee. PSALM 16 Ik zei tot de Heer Ik ken buiten U geen geluk Ik aanbid geen filmster geen politieke leider geen dictator Wij zijn niet geabonneerd op hun krant wij zijn geen lid van hun partij wij praten niet in leuzen wij leven niet van hun program Wij luisteren niet naar hun radio en geloven hun berichten niet Wij kleden ons niet naar hun mode en kopen hun produkten niet Wij zijn geen lid van hun clubs en eten niet in hun restaurants Ik ben niet afgunstig op hun feestmenu hun wijn smaakt naar bloed ik zal er niet van proeven Toen het Beloofde land verdeeld werd trof ik een goed stuk grond mijn akker is de Heer Altijd heb ik U voor ogen blijdschap danst door heel mijn lijf 's Nachts nog als ik droom en in mijn onderbewustzijn prijs ik UI Uit Protest achter prikkeldraad" van Ernesto Cardenal

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1969 | | pagina 1