OPLEIDING AZ. m DE HIK TELEX UIT TJEPU NIEUWS der geslachten van Ernesto Cardenal uit öe kecken VERSLAG Verleidende Mammonsdienst. Een andere reden, waarom we ons niet in willen zetten voor een grotere en meer effectieve hulpverlening aan de ontwikkelingslanden, is ons verlangen ons wereldgelijkvormig te schikken in een economische orde, waarin de Mam mon van een zo groot mogelijke econo mische groei aanbeden wordt. Gebonden als we zijn door die af godendienst, kunnen we de groei van onze welvaart niet vertragen en offeren daaraan, behalve ons eigen welzijn, de levenskansen van vele naasten in de arme landen op. Maar we kunnen ons bekeren M. Beinema. Aanbevolen lectuur: Dr. H. M. de Lange, Rijke en arme landen (Baarn, 1967). DE PSALMEN door Jan van Westhove. Soms is het hem dat bij het lezen van een psalm de herinnering in hem op komt, wat hij vroeger mee moest maken en dan is het of hij de dichter van de 17e psalm nazegt: „Ik roep tot LI want Gij moet naar mij luisteren. God, hoor mijn woord. Gij die de ballingen beschermt, de slachtoffers van het militaire tribunaal, de gevangenen in de concentratie kampen. Bewaar mij als de appel van Uw oog, verberg mij onder Uw vleugels, bevrijd 'mij van de dictator en de gangsterbende. Hun mitrailleurs staan op ons gericht wij worden bestookt met laster en haat, spionnen sluipen rond mijn huis, 's nachts word ik beloerd door geheime politie, ik ben omsingeld door gangsters." En hij verzucht de dichter van psalm 25 na: „Bescherm mij als ik voor de krijgs raad sta in een proces met valse getuigen en verzonnen bewijzen." Of de dichter van psalm 31: „Ontferm U over mij, Heer, want ik ben in nood. Zij vieren feest en heffen de glazen, wij schreien in de nacht. Razzia: een lege plaats aan tafel bleek en zwijgend zitten we neer wachtend of er weer gebeld wordt. Niemand groet ons in de buurt, voor mensen op het werk zijn we vreemden zij weten niet meer, hoe wij heten, het is als hadden we nooit bestaan. Hun radio's schelden tegen ons heel de avond hun technici houden nachtelijk beraad en smeden waterdichte plannen tegen ons. ,,Maar nu hebt Gij ons laten vallen, Gij bracht hen aan de macht. Gij steunde hun regime en hun partij. Wij zijn de réfugiés de vluchtelingen zonder papieren opgesloten in concentratiekampen veroordeeld tot dwangarbeid veroordeeld tot de gaskamer verbrand in crematoria onze as wordt uitgestrooid wij zijn Uw volk van Auschwitz, Buchenwald, Belsen, Dachau. Uit onze huid maakten ze lampekappen en zeep uit ons vet. Gij liet ons naar de gaskamer brengen als schapen naar de slachter. Gij liet ons wegvoeren, Uw volk kwam in de uitverkoop, x Als ik Jerusalem niet stel ver boven hun vermaken en feesten". en er was geen koper. Als vee in wagens geladen reden wij naar de kampen, verlicht met schijnwerpers, afgezet met prikkeldraad, op vrachtwagens naar de gaskamer, naakt gingen we binnen ze sloten de deuren ze doofden de lichten. Gij hebt ons bedekt met de schaduw des doods, niets bleef van ons over dan wat kleren wat schoenen wat speelgoed". Soms kan het zijn dat hij zich ver eenzelvigt met een rabbi in een con centratiekamp, tijdens de tweede wereldoorlog in Duitsland. Het is dan of hij een oude, grijze patriarch voor de geest tovert, met een lange baard, die in een hoek van een koude, donkere, vochtige cel neerknielt, de armen in smeekhouding naar boven uitgestrekt houdt en met een tandeloze mond mur melt: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten Tanks rondom mitrailleurs die naar mij wijzen en overal prikkeldraad, prikkeldraad onder stroom. Ik ben een naam in hun papieren ik kreeg een nummer in mijn huid gefotografeerd achter prikkeldraad. Als op een röntgenfoto zijn al mijn beenderen te tellen, ik ben niemand meer. Naakt werd ik naar de gaskamer gedreven, zij verdelen mijn kleren en mijn schoenen, ik schreeuw om morfine, niemand hoort me, ik schreeuw in mijn dwangbuis. Ik schreeuw heel de nacht in het asiel voor gestoorden, de zaal voor ongeneeslijke zieken, het paviljoen voor besmettelijke zieken, het gesticht voor de ouden van dagen. Ik vecht met de dood in de psychiatrische kliniek, ik stik onder de zuurstofkap, ik schrei op het politiebureau in de rechtzaal de folterkamer het weeshuis. Ik ben radio-actief besmet, iedereen is bang en ontwijkt me. Maar eens zal ik mijn broeders over U verhalen, ik zal U prijzen op onze bijeenkomst..." Zijn gedachten zijn weer bij God terug en gaan uit naar Jerusalem, de stad Gods. En vol verlangen daarnaar klinkt het hartstochtelijk de dichter van psalm 137 na: ,.Als ik U vergeet, Jerusalem, mijn tong mag verdorren, ik mag keelkanker krijgen. En evenals in de oudheid bij de zan ger van dit lied, ziet hij weer zijn vijanden en schijnbaar vol wraak klinkt het dan: Babel uitgerust met bommen. Babel van vernietiging, gelukkig die uw kinderen grijpt, - producten uit uw laboratorium - en ze verplettert tegen de rots". Onthutst staren wij naar deze woor den. De Oud-Testamentische vervloeking, gedaan aan de kinderen van de ver drukkers, kan deze priester schijnbaar niet overnemen. Want hij bidt niet om de vernietiging van het nageslacht van zijn haters, maar van hun monsteruitvindingen uit hun oorlogsindustrie. Deze stakker, die een wrak werd door de folteringen van een barbaars regime, laat de Liefde uit het Nieuwe Testament domineren... En wat deden wij in de laatste wereldoorlog Wanneer duizenden geallieerde vlieg tuigen, met het monotome geluid der zware bommenwerpers, de nachtelijke stilte verscheurde, glansden dan niet onze ogen van blijdschap En lag er geen vreugdevolle klank in de stem, wanneer wij de volgende morgen aan kennissen en vrienden vroegen: ,,Heb je ze vannacht ook ge hoord Hoewel wij wisten dat dit de dood betekend had van honderden, ja duizen den kleine kinderen, van de vijand Al was het dat wij soms ons ge weten probeerde te sussen door te zeg gen, dat dit onze bevrijding bespoedig de. Toch leefde bij ons wel, zij het mis schien nooit hardop uitgesproken, het verschrikkelijke: „welzalig hij, die uw kinderen zal grijpen en aan de steen rots verpletteren". Want onze haat was veel groter, als die van Cardenal, hoe wel die misschien veel meer geleden had. En daarin beschaamt hij ons. Maar gelukkig is dit niet het laatste, wat hij te zeggen heeft. Want het is of hij zacht Paulus na- fluistert: „ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert, de weg van de liefde". „Gods Liefde, gezien als moeder liefde". Hij zingt, zoals eens in de tempel op klonk als psalm 131 aangeheven werd: „Mijn hart is niet hoogmoedig Heer. Ik hoef geen miljonair te zijn, geen partijleider, geen minister-president. Ik mik niet op hoge posten, ik aas niet op decoraties. Ik heb geen landgoed geen chequeboek, geen levensverzekering, toch ben ik veilig als een kind dat slaapt in de armen van zijn moeder... Israel vertrouw op de Heer". Jan van Westhove. Te Rotterdam is een afdeling ge vestigd van de Stichting Opleiding voor verzorgende en opvoedende be roepen in ambulante voorzieningen voor zwakzinnigen. Inderdaad een lange naam, die ook wel kortweg wordt aan geduid met: Opleiding AZ. Door deze stichting worden cursus sen gegeven voor allen, die beroeps matig werkzaam zijn of willen worden op het terrein van de zwakzinnigenzorg. Een terrein, dat in Zeeland niet on bekend is. We denken aan de B.L.O.- scholen, de sociaal-pedagogische dienst, „Vijvervreugd" te Middelburg. Ook de ouderverenigingen zijn de laatste jaren actief bezig om te trachten voor hun zorgenkinderen een optimale verzorging en/of begeleiding te verkrijgen. Voor hen, die dagelijks met dit werk bezig zijn, eist dit een bepaalde mate van „vakkennis" om dit werk verantwoord te kunnen doen. Genoemde stichting leidt dus op voor de nodige diploma's. De Stichting Philadelphia-Tehuizen van de Prot. Chr. Oudervereniging „Philadelphia" is sedert kort in het bezit van een gebouw te Middelburg, waarin t.z.t. een gezinsvervangend tehuis zal worden gesticht voor een aantal jonge mannen en vrouwen. Het gebouw moet daartoe eerst grondig worden verbouwd en ingericht. Maar behalve dat zal er ook personeel voor dit tehuis moeten zijn. Daarom wordt een dringend be roep gedaan op jonge mensen, die zich voelen aangetrokken om deze veel te kort komende kinderen te helpen ver zorgen, om zich nu reeds daarop te gaan voorbereiden door het volgen van een cursus. Een fraaie folder en aan meldingsformulier kan worden aange vraagd bij het adres van de Stichting, Malvastraat 11a te Rotterdam-12. Laat het Philadelphia-Tehuis straks niet alleen worden bevolkt door Zeeuw se pupillen, doch ook door Zeeuws per soneel. Afd. Walcheren van de Prot. Chr. Oudervereniging „Philadelphia". De eerste maanden van het verblijf in Indonesia zijn voor alle kadervormings- predikanten (er zijn er nu vier uit Nederland, het wachten is op nog twee) bestemd voor na-opleiding ter plaatse, waarbij taalstudie en algemene oriën tatie op de voorgrond staan. Vooral de talen zijn van belang: In donesisch en Javaans; wie dat niet vlot spreekt, krijgt nooit goed contact met de mensen, laat staan dat hij hen iets bij kan brengen. Als je je meteen na aankomst in Djakarta daar in stort, beleef je komi sche dingen, vooral in de wirwar van de eerste dagen, wanneer de woorden in je geheugen niet meer netjes op een rij liggen, maak je fouten in de meest eenvoudige dingen: Vraag ik aan één van de bedienden in het Guesthouse van de Raad van Kerken in Djakarta, of hij ook kinderen heeft. Ja, twee. Volgende vraag: „Koeien of stieren Aan het gezicht van de man zie dan dat je iets geks zegt, en aan het ant woord hoor je, wat er fout was: het Indonesisch kent voor „mannelijk" en „vrouwelijk" bij mensen en dieren ver schillende woorden, en ik gebruikte voor zijn kinderen het woord voor dieren: „Is het een merrie of een hengst, een teef of een reu In Tjepu is het warmer dan op veel andere plaatsen op Java, en vaak vragen ze je: „Kunt u nogal tegen de warmte Mijn antwoord: „Ja, zolang er maar bijvrouwen zijn, houd ik het wel uit", (silir-wind, selir-bijvrouw) In Suriname wilde ik in een lijdens overdenking zeggen, dat Pilatus scham per lachte, maar zei: „Pilatus deed een plasje" (ngguju-lachen, ngujuh-urine- ren) Gelukkig hebben Javanen begrip voor deze dingen, misschien luisteren ze zelfs nog meer gespitst naar de preek, als je zulke gekke fouten maakt. Maar wie werkelijk evenals de Javaanse collega's het Evangelie wil vertalen voor de mensen van hier en nu, moet de taal bepaald goed beheersen. Dat is één van de problemen waar je vooral in het be gin dagelijks tegenop botst. Wilt U er aan denken in de voor bede W. H. M. Reinders. Beroepen te Harderwijk: D. Pasman te Alkmaar, die bedankte voor Haren (Gr.); te Uden-Grave: H. J. Zelden- rust te Venlo; te Bleiswijk: A. M. de Hoogh te Dalfsen; - te Delfzijl: C. v. Ommen te Werkendam. Aangenomen naar Terneuzen (vac. wijlen W. H. Gispen): P. v. d. Veen te Roosendaal. Bedankt voor IJmuiden: M. V. J. de Craene te Sint Laurens. MIDDELBURG Ds. Joosse is voornemens a.s. zondag 19 maart afscheid te nemen in een kerk dienst die gehouden wordt in de Hof- pleinkerk, des namiddags om half vijf. Het Middelburgs Kamerkoor zal zin gen. Er zullen geen toespraken worden gehouden. Door het instellen van een 5e predi kantsplaats zijn er nu 2 vacatures. Een financiële actie wordt gevoerd, die het mogelijk moet maken de 5e predikants plaats te realiseren. In de vacante stadswijk binnen de singels zal Ds. de Craene van St. Laurens hulpdiensten verlenen. ZIERIKZEE De vergadering van de Kerken in de Classis Zierikzee zal D.V. worden ge houden op woensdag 19 november 1969 te Zierikzee, te 19.00 uur. Stukken voor het agendum te zenden aan de eerst-ondergetekende vóór 15 november 1969. Namens de samenroeepende kerk van Scharendijke: Ds. J. F. Put, praeses; J. Folmer, scriba. Van de Classis Zierikzee der Gereformeerde Kerken in Neder land van 24 september 1969 te Zierikzee des avonds 19 uur. Namens de samenroepende Kerk van Oosterland opent br. J. op 't Hof de ver gadering, laat zingen Gezang 91A vers 1, leest 1 Cor. 3 vs 10-23 en gaat voor in gebed. vervolg op pag. 3 14) door Jan Lourense Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een hele dag (al is de verkoping dan op dinsdag, de gemakkelijkste dag van de week) twee man weg, onder wie de meesterknecht... Maar door wat in het voren te werken en met de belofte van de andere drie knechts, dat zij de zaag goed draaiende zullen houden, kan het plan toch uitgevoerd worden. Er is een rechtstreekse verbinding met Zierik zee met boten van de Provinciale Stoomboot diensten. radarboten. die via Veere, Kortgene en Catscheveer naar Zierikzee varen. Je kunt ook per trein naar Goes en dan met de omnibus, be spannen met twee paarden, naar Catscheveer, om dan verder de reis per boot te vervolgen. Het laatste doen Sinke en Johan niet. Ze willen rustig reizen, misschien op de boot nog een uiltje knappen, want zij hebben door het vooruitwerken eigenlijk weinig slaap gehad. Dus stappen zij op de vaste ligplaats aan de Loskade op de boot, die door het kanaal naar Veere vaart. Na het schutten door de sluis, dat even tijd kost, varen tussen de eilanden Noord- en Zuid Beveland door naar Catscheveer, om ver volgens over de Oosterschelde de lange haven van Zierikzee te bereiken, waarvoor de boot wel twintig minuten nodig heeft. In het geheel duurt de reis ruim drie uur. Van een uiltje knappen op de boot komt niets. Allereerst kijkt Jan zijn ogen uit. Hij heeft nog nooit gevaren; is niet verder geweest dan Vlis- singen en éénmaal in Goes. In de tweede plaats liggen er kranten in de kajuit. En tenslotte raken Sinke en hij in gesprek met een man, dat een interessant gesprek wordt en dat Johan te denken geeft. Hij leest dan ook in het binnenste van Sinke. De vreemdeling zit iets te lezen en merkt even later op, dat Sinke hetzelfde artikel in zich op neemt. „Nu, wat zegt u daarvan vraagt de man. Sinke kijkt verbaasd op bij die vraag: wat heeft die mijnheer daarmee te maken Maar deze kijkt hem vriendelijk aan, zodat Sinke dan toch antwoord geeft. „Ja", aarzelt hij, „er zit veel waars in, maar ik geloof niet, dat het zó moet". „Neen, zo moet het zeker niet", is het bescheid. Johan luistert nauwlettend toe. „Dat is klassen strijd. Daarmee bereik je niet. Alleen nijd en on vrede. En toch moet er wat gebeuren. Ik weet niet, wat u bent, patroon of knecht Sinke glimlacht. „Ik ben knecht. Hij is mijn baas", wijzend op Johan, die ook lachen moet, vooral als hij het verwonderde gezicht van de vreemdeling ziet. Maar Sinke verklaart de situatie met enkele woorden. „O, het bakkersvak ik ben er ietwat van op de hoogte. Een slavenleven voor de knechts. Veel te lange werktijd. En lage lonen. Maar dat is niet alleen in het bakkersvak zo. 't Is in alle bedrijven". „De bakkerspatroons werken ook hard mee", werpt Johan er tussen. „Ja, dat weet ik wel. Die werken ook te lang. Maar zij verdienen behoorlijk. De knechts dienen er ook van te profiteren. Dat is christelijk. De arbeidersstand moet omhoog. Die moet zich ont wikkelen". Johan kan de redenering wel volgen. Hij leest immers „De Standaard" Heeft Dr. Kuyper het niet over een Wetboek van arbeid „We moeten verder", hoort hij de vreemde ling zeggen. „Dat gaat- niet in enen. De politiek komt eerst. Van de liberalen kun je niets ver wachten. Op de socialistische manier moet het ook niet, want dat is alleen klassenstrijd, terwijl er samenwerking tussen patroons en arbeiders komen moet. De arbeiders mogen niet als onmon- digen behandeld worden. Tenslotte kunnen de patroons niet zonder de arbeiders. Het omgekeerde natuurlijk ook niet. Zij moeten elkaar vinden. Er zal nog heel wat water door de Oosterschelde gaan, eer het zover is. Het komt wel, vrienden. Maar eerst moeten de liberalen achteruitgedrongen worden en de socialisten wat minder hard van de toren gaan blazen. Er moet een waarlijk christelijke regering komen". „Het zal toch niet gaan zonder de roomsen", meent Sinke. „Neen, zonder hen is geen meerderheid in de Kamers te krijgen. We moeten met hen samen werken". „Hoe moet het dan allemaal vraagt Johan. „Ja, dat weet ik ook niet, tenminste nog niet. Maar die komt er wel, geloof maar". Sinke, bedachtzaam: „Ik ben te dom, om mij goed uit te drukken. Ik geloof, dat de maatschappij niet niet blijft, zoals die nu is. Deze maatschappij is niet rechtvaardig. Ik weet niet, of u kerkelijk bent met een blik op de vreemdeling, die bevestigend knikt, „Er staat in de bijbel, dat rijken en armen elkaar ontmoeten; dat de Here die beiden ge maakt heeft. Maar dat kan niet betekenen, dat de een alles heeft en de ander niets of heel weinig". Nu luistert Johan met verbazing. Zo lang achter elkaar heeft hij Sinke nog nooit horen praten. En over die dingen heeft hij zich nooit geuit. Maar hij heeft er veel over nagedacht, dat blijkt wel. Als je niet beter wist, zou je zeggen: hij is socia list... „Ik ben het geheel met je eens", zegt de vreem deling. „Het socialisme, zoals het gepropageerd wordt, is nooit te verwezenlijken. Alle mensen ge lijk en allen evenveel verdienen of iets dergelijks, neen, dat gaat niet, dat kan niet. Wel zal er heel veel moeten veranderen; wij (tot Sinke) zullen dat alles niet meemaken, maar uw jonge patroon zal heel wat verandering zien". „U lijkt wel een profeet", zegt Johan glim lachend. „Het leven staat niet stil, vriend. Er is voort durend beweging. Er komen nieuwe denkbeelden. En die worden geheel of gedeeltelijk verwezen lijkt. Maar nu weet ik nog niet eens, met wie ik gesproken heb. Mijn naam is Klijn". De beide anderen stellen zich voor. (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1969 | | pagina 2