M m LIJM
<^Oan cle <Synode
der geslachten
als de grondslagen
zijn vernield
en wèl vruchtbaar) van de joodse ge
leerde D. Flusser: Gezocht wordt naar
een geloof waarmee te leven valt in een
wereld vol mensen. Naar een geloof
waarin de mens centraal staat". Het
boekje heeft de titel „Jezus". Voelt u
de grote tragische verschematisering
van een Jezus, die allang de Jezus van
de 12 apostelen niet meer is Met Hem
„valt niet alleen te leven", maar is het
leven één groot feest. Enfin de vertaler
heeft Flusser zo een ondienst bewezen.
Intussen ben ik van de algemene
situatie tot de kerkelijke situatie ge
komen, waarover een volgend maal.
Domburg, J. Helderman.
Gesprek met verontrusten
Van 27 tot 31 oktober komt de
gereformeerde synode in Lunteren bij
een voor haar derde zittingsweek. Het
is de bedoeling een middag en een
avond te reserveren voor de ontvangst
van verontruste gereformeerden, zodat
deze met de synode kunnen spreken
over hun bezwaren. Deze bespreking
met verontrusten gaat vooraf aan de
behandeling van het synoderapport
over de functie van en de binding aan
de belijdenis.
Begrotingen
Voor het algemene kerkelijke werk
heeft de gereformeerde synode be
grotingen tot een totaal van 4.900.000
goedgekeurd. De voornaamste post
vormt de Theologische Hogeschool te
Kampen met een bedrag van 925.000.
Posten voor uitbreiding van de hoge
school werden aangehouden in ver
band met de mogelijkheid van rijks
subsidie voor het theologisch onderwijs.
Andere belangrijke posten op de
groting zijn de evangelisatie in Neder
land en België (ƒ560.000), het pasto
raat voor ziekenhuizen, zeevarenden,
de krijgsmacht en het buitenland
560.000) en het studentenpastoraat
400.000). Betrekkelijk gering zijn op
het totaal de centrale „apparaatskosten",
namelijk de algemene dienst van de
synode en het algemeen kerkelijk bu
reau. Deze zijn begroot op 370.000,
dus ongeveer 8 procent van het totaal.
Met bedrag van 4,9 miljoen hoopt
men voor ongeveer een derde deel te
dekken uit kerkcollecten. Deze brachten
echter vorig jaar 60.000 minder op
dan was begroot. De begroting voor
1970 is, hoewel er praktisch geen enkele
uitbreiding aan het bestaande werk is
gegeven, toch nog ongeveer 9 procent
hoger dan die voor 1969.
Oorlogsvraagstuk
Tot een uitspraak over de vraag of
nucleaire bewapening door de kerk
moet worden afgewezen is de gerefor
meerde synode nog niet gekomen.
Wel is er uitvoerig over gediscussieeerd
en besloten is de meningen, die daarbij
naar voren kwamen door te geven aan
de prae-adviserende commissie van de
synode, die in overleg met de depu-
taten voor het oorlogsvraagstuk moet
proberen tot een voorstel aan de synode
te komen.
Enerzijds werd tijdens de discussies
betoogd, dat het moderne wapenbezit
nodig is, niet om er oorlog mee te
voeren, maar om er een oorlog mee te
voorkomen. Anderen meenden, dat de
kerk profetisch moet getuigen en zich
niet mag neerleggen bij het „machts
evenwicht", dat geen evenwicht is omdat
de ene partij steeds sterkef probeert
te zijn dan de andere.
Velen waren er voor dat de kerk
duidelijk zou moeten stellen, dat de
oorlog zonde is. Sommigen trokken
daaruit de conclusie dat de kerk dus de
moderne bewapening moet afwijzen.
De afschaffing ervan is echter een poli
tieke zaak. De kerk kan wel afwijzen,
maar niet afschaffen. Eind november
hoopt men de discussie te kunnen voort
zetten op bassis van een nieuw com
missie-voorstel.
Buitenlands pastoraat
van Geref. Kerken.
De synode van gereformeerde kerken
wil laten onderzoeken of het pastoraat
voor Nederlandse gereformeerden in het
buitenland niet geheel kan worden over
gelaten aan geestverwanten kerken van
de landen, waarin de betrokken gerefor
meerden wonen. De synodecommissie,
die hierover rapporteerde achtte dit in
overeenstemming met het streven in
onze tijd naar het samen kerk-zijn in
de wereld.
Ook wil de synode bekijken of hier
voor samenwerking met de hervormde
kerk mogelijk is. Dit werd besloten bij
de synodale behandeling van een aan
tal algemene pastoraten, o.a. voor
ziekenhuizen, zeevarenden, emigranten
etc.
Aparte Nederlands-sprekende gerefor
meerde kerken, en kringen, die tot het
verband van de gereformeerde kerken
in Nederland behoren, vindt men in
Frankrijk, Engeland, Duitsland en
Zwitserland. Daarnaast zijn er oecume
nische gemeenten met andere Neder
landers in Duitsland, Italië. Verder zijn
er interkerkelijke Nederlandse kringen
in Denemarken en Zweden. Er is een
tiental predikanten bij betrokken en dit
buitenlandse pastoraat kost de gerefor
meerde kerken in Nederland op het
ogenblik ruim twee ton per jaar. De
zes gereformeerde kerken in België, die
een aparte groep vormen, zijn hierbij
buiten beschouwing gelaten.
In New Orleans in de Verenigde
Staten wil de synode de Nederlandse
gereformeerde predikantsplaats voor
zeevarenden overdragen aan een van
de Amerikaanse zusterkerken. In plaats
hiervan wil men een eigen pastoraat
beginnen in Durban in Zuid-Afrika,
waarvoor de Gereformeerde Kerk van
Zuid-Afrika financiële medewerking
toezegde. Voor het gehele pastoraat
voor zeevarenden, waarbij drie predi
kanten werkzaam zijn, is voor 1970 een
bedrag van 150.000,— begroot.
Over de emigranten-zorg valt op te
merken, dat het gereformeerde aandeel
in de emigratie thans vrijwel overeen
komt met het aandeel van de gerefor
meerde gezindte in de bevolking van
Nederland, namelijk 10 procent. In de
jaren 1952/1953 emigreerden daaren
tegen ruim driemaal zoveel gereformeer
de Nederlanders als andere landgenoten.
Oorzaak van deze daling is o.a. het feit
dat de noordelijke provincies, waaruit
destijds zeer veel gereformeerde land
bouwers emigreerden nu „uitgeput" zijn.
In opkomst is in eigen land een
nieuw speciaal pastoraat voor de re
creatie. Duizenden Nederlanders zijn
gedurende de lange weekends niet meer
thuis, maar in een zomerhuisje of een
caravan aan zee of in de bossen. Ten
einde een inzicht te krijgen in de taak
van de kerk in recreatiegebieden besloot
de synode mee te werken aan een ex
periment in 1970 en 1971, waarbij tien
predikanten zullen worden ingezet. Hun
ervaringen moeten resulteren in een
advies aan het deputaatschap voor Kerk
en recreatie, dat ook tot taak heeft
plaatselijke kerken van advies te dienen
bij de opzet van kerkelijk recreatiewerk.
Recht van de kerken op
uitkeringen van overheid.
De 50 miljoen gulden, die de Staats
commissie Van Walsum jaarlijks be
schikbaar wil stellen aan de kerken, is
geen subsidie, maar een tegemoetkoming
op grond van historische rechten. Dit
betoogde in de gereformeerde synode
Mr. Dr. J. Donner, oud-president van
de Hoge Raad en deputaat van de ge
reformeerde kerken voor de correspon
dentie met de overheid. Vanwege de
duidelijke rechten achtte Dr. Donner
het juridisch moeilijk te verdedigen om
de tegemoetkoming af te kopen met een
grote uitkering-ineens, zoals minister
Witteveen wil.
Dr. Donner was van oordeel, dat ook
de gereformeerde kerken recht hebben
op een aandeel in de tegemoetkoming
van de overheid. Of zij deze willen aan
vaarden is een andere zaak. Maar een
feit is, dat de afgescheidenen werden
gediscrimineerd toen zij in de vorige
eeuw de hervormde kerk verlieten en
aan de staat moesten beloven geen aan
spraak te zullen maken op een aandeel
van de gelden, die de hervormde kerk
jaarlijks kreeg uitgekeerd van de staat.
Op synodes in de eerste jaren na de
afscheiding is geprotesteerd tegen dit
onrecht.
Samen met Prof. Dr. Nauta, even
eens overheids-deputaat van de gerefor
meerde kerken lichtte Dr. Donnèr in
Lunteren de gereformeerde synode in
over het rapport van de commissie Van
Walsum. Dit in verband met de vraag
of de gereformeerde synode vertegen
woordigers moet zenden naar het be
raad over deze zaak, waartoe de Tweede
Kamer de kerken in november heeft uit
genodigd. Prof. Nauta adviseerde de
synode om er niet heen te gaan, omdat
de gereformeerde kerken geen partij
zijn in de huidige financiële regeling
tussen de staat en de hervormde kerk
plus enkele kleine kerken. Beter vond
hij het af te wachten en later een be
slissing te nemen. Overigens was1 Prof.
Nauta van mening, dat de kerk zich
geremd kan voelen in haar vrijheid van
getuigen ook t.o.v. de overheid, indien
zij van de overheid uitkeringen aan
vaardt. Hij was daar dan ook tegen.
Dr. Donner noemde het voorstel Van
Walsum een aanvaardbare oplossing
van een zeer onbevredigende regeling.
De overheids-uitkering is een tegemoet
koming voor goederen en bezittingen,
die de kerk voor haar eredienst bijeen
had gebracht, maar die in de tijd van
de republiek door de staat werden ge
naast. In 1815 werd de vergoeding vast
gesteld op 3.2 miljoen gulden per jaar
en deze is sindsdien niet verhoogd. Dr.
Donner becijferde dat de thans voor
gestelde 50 miljoen goed overeenkomt
met de waardevermindering van de
gulden sinds de vorige eeuw. Het aan
deel waar de gereformeerde kerken
recht op hebben zou 4.3 miljoen gulden
per jaar zijn. Dit benadert vrij dicht de
begroting voor de algemene kerkelijke
arbeid van de gereformeerde kerken,
die voor 1970 is vastgesteld op 4-7
miljoen. De synode zal in haar zitting
van de volgende maand beslissen of zij
vertegenwoordigers naar het parle-
mentsberaad zal sturen.
Nieuwe vormen voor
kerkelijke ambten.
Nu in een groot aantal gereformeerde
kerken vrouwelijke ouderlingen en dia
kenen haar intrede deden, verscheen
ook op de gereformeerde synode in
Lunteren de eerste vrouwelijke afge
vaardigde. Het was mevrouw M. Kort
hals-Pas uit Baarn, die in de Utrechtse
delegatie optreedt als plaatsvervangster.
Praeses Dr. P. G. Kunst verwelkomde
haar met een hartelijk toespraakje en
liet haar, onder applaus van de synode
een bloemetje aanbieden door actuarius
Ds. K. J. Schaafsma.
Na de entree van de vrouw-in-het-
ambt kreeg de synode, eveneens op
grond van „verschuivingen in de samen
leving" te maken met nog een nieuwe
ambtelijke figuur: de vicaris. De gere
formeerde kerkeraad van Leeuwarden
stelde voor deze functie te creëren voor
werk, dat nu predikanten doen, maar
dat evengoed door iemand met een niet-
akademische opleiding kan worden ge
daan. Resultaat van de discussie hier
over was, dat de synode een studie-
deputaatschap zal benoemen voor de
hele problematiek van de ambten. Daar
heen werd ook verwezen de vraag van
de classis Utrecht of het de gewoonte
moet blijven, dat een dominee voorzitter
is van de kerkeraad.
Goedgekeurd werd een voorstel van
de kerkeraad van Slikkerveer om lang
durige zieken en invalide bejaarden, die
de kerkdiensten via een kerktelefoon
volgen, te laten deelnemen aan avond
maalsvieringen, door bij hen thuis een
kleine avondmaalstafel op te stellen,
waarbij dan een ambtsdrager (bij voor
keur een wijk-ouderling) het avondmaal
uitreikt.
Met de vredesweek nog in gedachten,
is de verleiding groot op vers 5b van
psalm 11 af te vliegen - wie geweld
bemint, dien haat de Here - en daarin
te lezen dat deze tekst elk wapenge-
bruik absoluut afwijst.
Maar zodoende maken we van de
bijbel de pop van een buikspreker: dan
laten we de bijbel zeggen wat wij willen
dat hij zegt en wat misschien in andere
teksten wèl staat, maar hier niet.
Wie geweld liefheeft haat God. Niet:
wie geweld gebruikt. Dat maakt de
zaak er eigenlijk niet gemakkelijker op,
want we kunnen tussen geweld lief
hebben en geweld gebruiken wel een
verschil van dag en nacht vinden,
maar we moeten niet vergeten dat we
snel in de schemering tussen die twee
leven. Elk liefhebbend vader zal zich
er wel eens op betrappen, dat hij een
pak slaag dat hij zijn zoontje met tegen
zin begon te geven, al te enthousiast
voortzette.
Het geweld heeft demonische diep
ten van waaruit het zicht op God
heel moeilijk wordt. Hebben zij die ver
raderlijk landmijnen leggen en grondig
met napalm bombarderen, in het ge
zicht van de slachtoffers die zij wensen
Gods beeld gezien, in hen hun naaste
herkend En wij, die op foto of tele
visiescherm het verwrongen gelaat zien
van de Amerikaan die op zo 'n landmijn
is gestapt en het geteisterde en ver
schroeide gezicht van de Noord-Viet-
namees die met napalm bestrooid is,
kunnen wij geloven in een God, van
wie die slachtoffers beelddragers zou
den zijn
Is Gods aangezicht na het concen-
tratiexamp Auswitz niet ingrijpend ver
anderd, bestaat Hij eigenlijk nog wel
JA: Hij is een levende God.
Maar dat kunnen we alleen geloven,
als we weet hebben van een gezicht
nog afgrijselijker dan dat van die
Amerikaan en die Vietnamees: het ge
zicht van Christus, van wie Jesaja ge
sproken heeft: hij had gestalte noch
luister, dat wij hem zouden hebben aan
gezien, noch gedaante, dat wij hem
zouden hebben begeerd. Hij was ver
acht en van mensen verlaten, een man
van smarten en vertrouwd met ziekte,
ja als iemand voor wie men het gelaat
verbergt: hij was veracht en wij hebben
hem niet geacht.
Niet alleen oorlog en geweld kunnen
ons tot de constatering brengen van
vers 3: de grondslagen van het bestaan
worden vernield, recht en gerechtig
heid zijn niet te vinden. We kunnen
vele soorten armen en geringen kennen
van wie psalm 82 zegt: zij weten niets
en begrijpen niets, in duisternis wande
len zij rond: alle grondvesten der aarde
wankelen.
Die grondvesten wankelen namelijk
ook waar verschil in huidskleur een
barrière vormt tussen hen die trappen
en hen die getrapt worden. Die grond
vesten zijn misschien ook vernield als
mensen zo zeer de slaaf van een eco
nomisch systeem zijn geworden, dat
apparaten voor kleurentelevisie gemaakt
en gekocht moeten worden, terwijl
elders naasten hun eerste levensbe
hoeften niet kunnen kopen. En zo
kunnen we helaas doorgaan.
Toch hoeven we dan niet te vluchten
in het dodelijke ongeloof met zijn dood
doeners van de behoudzucht - het is
altijd al zo geweest - en van de moede
loosheid - er is toch niets aan te doen.
Door Christus kunnen we in een God
geloven die meer doet dan er alleen
maar zijn. Psalm 11 zegt: zijn ogen
slaan gade, zijn blikken doorvorsen de
mensenkinderen; de Here toetst de
rechtvaardige en de goddeloze.
We mogen geloven in rechtvaardig
heid, want de Here is rechtvaardig en
Hij heeft gerechtigheid lief.
Bij Hem mogen we schuilen. Maar,
dat is dan geen vlucht in rust en stilte,
geen zich terugtrekken uit een verbijs
terende samenleving. De dichter van
deze psalm acht zon vlucht naar het
gebergte geen oplossing wanneer de
grondslagen worden vernield.
Dat eerste vers van deze psalm, dat
schuilen bij de Here, wordt ons allen
maar recht duidelijk als we doorlezen
tot het eind: de Here heeft gerechtig
heid lief; de oprechten zullen zijn aan
gezicht aanschouwenOok hier weer
blijkt, hoe bij God en voor God woord
en daad niet gescheiden kunnen zijn.
Want wat gerechtigheid en oprecht
heid betekenen, heeft Christus ons ge
zegd in Math. 25 toen Hij de weg wees
die we naar en vanuit dat schuilen bij
God moeten gaan. Ook in Math. 25
gaat het, als in het 5de vers van onze
psalm, over de scheiding tussen recht-
vervolg op pag. 3
12)
door fan Lourense
Maar zij wil méér weten. Is het waar, wat ver
teld wordt? Tenslotte komt zij tot de conclusie,
dat zij open kaart spelen moet. Eenvoudig met
Johan er over praten.
De gelegenheid, om rustig, onder vier ogen te
praten is er de volgende middag reeds. Het werk
in de bakkerij is voor die dag gedaan. Johan zit
in de kamer achter de winkel „De Standaard" te
lezen.
„Johan, hoor eens, ik moet eens met je praten.
Ik hoop, dat je me de waarheid zult vertellen,
zoals je altijd doet".
Stomverbaasd kijkt hij zijn moeder aan. Wat is
er nu aan de hand Het is moeder blijkbaar
menens ook.
„Wat bedoelt u nu, moeder
„Ik zal het je op de man afvragen: heb jij een
meisje of ga je met een meisje uit Natuurlijk heb
ik een goede reden, om dit te vragen".
„Ik begrijp niets van die vraag, maar als u
meent, dat die nodig is, wil ik vanzelf wel ant
woorden. Ik heb geen meisje en ben nog nooit met
een meisje uitgeweest. Maar mag ik nu weten,
waarom u dat vraagt
„Zeker, jongen", zegt moeder opgelucht. „Er
wordt verteld, dat jij met Wies Leydekker gaat.
Als dat waar zou zijn en je bleef volhouden, dan
zou er niet alleen onvrede in ons huis komen, maar
dan liep je met open ogen je ongeluk tegemoet.
Als moeder had ik je daarvoor dan moeten waar
schuwen".
„Wie, wie vertelt dat vraagt Johan. En dan
zich ietwat opwindend: „Is dat mispunt aan het
kletsen geweest
„Mispunt: wie, wat mispunt
Moeder Janna begrijpt er geen steek van en
wordt weer ongerust. Er schijnt toch iets niet in
de haak te zijn.
„Moeder, ik zal het u precies vertellen, 'k Zou
het nooit gedaan hebben, want het is de moeite
niet waard, maar nu u..."
Rustig vertelt hij. Eerst van de ontmoeting in
de winkel en wat Wies toen gezegd had; dan van
het gebeuren op die woensdagavond, toen de
zangvereniging werd opgericht en zij hem op
straat ontmoette.
„Nu, begrijp ik het, Johan. Wies Leydekker,
want je bedoelt haar zeker met dat „mispunt",
heeft niets verteld, maar iemand, die je goed
kent, heeft je toen gezien. Die heeft het aan een
ander gezegd en zo ben ik het te weten gekomen.
Ik ben blij met wat je verteld hebt en dat je het
meisje links laat liggen. Johan, je bent nu al oud
genoeg, om het te begrijpen: dat meisje, ik hoop
het niet voor haar, maar geloof het vast, loopt
eenmaal tegen de lamp".
Enige tijd is er stilte tussen moeder en zoon.
Dan, aarzelend: „Moeder".
„Ja, jongen".
„Ik geloof wel, dat ik van een meisje hou, maar
dat is een heel ander meisje dan Wies Leydekker".
„Zo, jongen. Ben je er niet vroeg bij
„Hoe oud was moeder vraagt Johan guitig.
„Dan moet ik even nadenken", glimlacht moeder.
„Nu, toch wel wat ouder dan jij, baasje".
„Maar ik ben nog niet zover. Eh... 't is een lief
meisje, moeder. Ik geloof, dat ik van haar hou".
Laat het dan nog maar wat betijen, Johan, tot
je zeker weet. En dan moet zij natuurlijk ook van
jou houden".
„Ik geloof het wel", meent Johan. „Maar we
hebben er nog niet met elkaar over gepraat".
„Wacht er dan nog wat mee. Je bent nog jong
genoeg. Hoe oud is zij
„We zijn even oud".
„Kijk eens hier. Dan behoeft er geen haast ge
maakt te worden".
„U vraagt niet eens, wie het is".
„Dat is een bewijs, dat ik je vertrouw. Na wat
je mij van Wies Leydekker hebt verteld, ben ik
zeker van je. Maar je mag het mijwei vertellen-
Je kunt er zeker van zijn, dat ik er met niemand
over praat".
„Adri Lourense".
Meer behoeft hij niet te zeggen, want modder
kent haar, zij het oppervlakkig. Haar moeder kent
zij beter. Die verzorgt haar mutsen' en komt dan
ook geregeld in de winkel. Adri Lourense Nu,
het meisje komt in elk geval uit een goed nest.
Maar...
„Je weet van dat gezin alles af, Johan Haar
vader en drie kinderen..."
„Ja, moeder. Maar ik geloof..."
„Ik begrijp je. Voorzover wij, mensen kunnen
zeggen, hebben zij en haar moeder de kwaal niet.
Dat weet ik van haar moeder. Een promt mens
„Vindt u het erg, „Vindt u het erg, dat zij
maar een dienstbode is vraagt Johan dan, toch
aarzelend.
Hij raakt dan ook een teer punt aan. Mensen
zijn mensen, maar ho even, er is verschil. Er zijn
rangen en standen. Je bemerkt het zelfs in de
kerk, dus zeker in het dagelijks leven. In Middel
burg is het heel erg, zegt men. 't Is de vraag, of
dat waar is. Moeder Janna gelooft dat het overal
zo is- Zij staat wat boven dat standsverschil, al
is zij, kind van haar tijd, en ni^t geheel vrij".
„Nee, jongen", antwoordt zij ik kom ook maar uit
een heel gewoon gezin, al was het g€en arbeiders
gezin. Je grootvader en grootmoeder, die je niet
bewust gekend heb, vonden het niet erg, dat ik
met je vader trouwde. Het voornaamste is, dat zij
een goede vrouw voor je zal zijn en ook voor
de zaak, Johan en dat zij God vreest".
„Dank je, moeder", zei Johan.
Die paar woorden geven moeder Janna de over
tuiging, dat Johan al veel verder is dan hij zelf
denkt. Hij heeft gezegd: ik geloof, dat ik van haar
hou. Neen, hij houdt van dat kind Maar hij is
nog wel wat jong. Aanmoedigen zal zij het zeker
niet.
Intussen is haar bezorgdheid geheel verdwenen.
Ik ben veel te zwaartillend, denkt zij. Waar is
nu mijn geloof Toen Lieven op sterven lag, heb
ik tog gezegd, dat de Here voor weduwen en
wezen zorgt Wat zei de dominee ook weer O
ja, bidden en het goede voorbeeld geven...
(wordt vervolgd)