j*m P0i»r*
ii» m lui»
n:
der geslachten
8WERF-RU8T
gereformeerde kerk
te Meliskerke
machten, hun onweerstaanbaarheid ligt
in Zijn raad besloten, zodat elke be
strijding van onze kant zinloos is en
getuigt van menselijke hoogmoed.
Als heidenen zich bekeven
Maar heidenen die zich bekeren gaan
het anders zien. Als de inwoners van
Ninevé zich na Jona's prediking van
straf en ondergang tot God wenden,
bekeren zij zich van het onrecht dat
aan hun handen kleeft en dat onrecht
zal m die dictatoriaal geregeerde maat
schappij niet gering geweest zijn.
„Wie weet", zeggen zij niet zonder
hoop, „wie weet, God mocht Zich om
keren en berouw krijgen en zijn bran
dende toorn laten varen, zodat wij niet
ten gronde gaan". Hun hoop wordt ver
vuld: lees maar het laatste vers van
Jona 3, dat aan ons al te menselijke ge
loof meer moeilijkheden biedt dan de
grote vis uit ditzelfde verhaal.
Wachten en haasten.
Wij mogen niet, als de heidenen, ge
loven in de fatale machten van verderf
en ondergang; wij behoeven niet, als
humanisten die op eigen kracht ver
trouwen, de moed op te geven als we
onvermijdelijk te kort schieten.
Wij mogen en moeten geloven in
onze God die de machten en de af
goden overwonnen heeft en in Zijn Rijk
dat in Christus al begonnen is te komen.
Wij behoren, schrijft Petrus in zijn
tweede brief, vol verwachting ons te
spoeden naar de komst van de dag
Gods. Zo wordt het leven uit de belofte
van een nieuwe hemel en een nieuwe
aarde gekenmerkt, aldus de exegese
van Dr. Verkuyl, door wachten én
Wat was het warm en wat was het
mooi Het was lente in september. Een
mooi teken, voor wie oog heegt voor
symbolen, van wat dit rusthuis bedoelt.
De vlag wapperde en de markiezen
(oranje natuurlijk!) stonden strak. Als
je het nieuwe rusthuis van de Geref. en
Chr. Geref. diakonieën van Walcheren
te Middelburg binnenkomt, weet je niet
of je een Hilton hotel of een grote
oceaanstomer betreedt. Veel fvan de
mensen, die hier hun levensavond door
brengen, zijn in hun leven heel wat te
kort gekomen dank zij de liberale oeco-
nomie in vroegere jaren. Fijn, dat ze
het nu zo goed hebben in dit prachtige
huis. De directrice is lief en flink (een
zeldzame combinatie bij vrouwen), de
kok is er een, die van zijn vak een kunst
heeft gemaakt en de kamers zijn groter
dan velen in hun eigen woning gewend
waren. Het huis was al een paar maan
den bewoond toen Ds. Wessel, met een
keurig speechje en een keurig baardje
ons welkom heette ter gelegenheid van
de officiële opening.
Ons, dat waren in de eerste plaats de
bewoners en dan vele, zeer vele ver
tegenwoordigers van raden en staten.
Veel dominees maar nog meer diakenen.
Op verzoek van Ds. Wessel verrichtte
Mevr. van Aartsen de openingsplech
tigheid. Zij hield een voortreffelijke toe
spraak waarin ze wat zei. Het was zó
boeiend, dat ik mijn fantasie over
vrouwen op de preekstoel voor later
bewaarde. Zij was hier als vertegen
woordigster van haar man, die op de
zelfde middag de jachthaven van Ierse-
ke moest openen.
(Daar was het dus Swerf-lust. Het
woordspelletje was van de heer van
Bennekom.) x
Mevr. van Aartsen kreeg ter her
innering een zilveren kandelaar ten ge
schenke.
Daarna sprak een meneer namens de
haasten, rust en beweging. Toegepast
in het kader van deze vredesweek: door
het rustig wachten op God die zijn Rijk
van verzadiging (zie Jes. 25 6) doet
komen; door het ons haasten naar de
arme Lazarussen die miljoenenvoudig
voor de deur van de rijke christenen
liggen te hongeren.
In dat geloof laat ons het probleem
niet los van de gebieden die niet achter
gebleven zijn, maar achtergesteld, door
onze voorvaderen en door ons, en laten
wij de volken daar niet los; in dat
geloof zoeken wij ons te bekeren van
het onrecht dat in onze maatschappij
aan onze handen kleeft. Dan stellen we
onszelf concrete vragen als de vol
gende: als de achtergestelde gebieden
een steeds grotere achterstand krijgen
doordat hun door ons slecht betaalde
grondstoffen in onze fabrieken ver
werkt worden en zo mogelijk ver
volgens aan hen weer duur verkocht
worden, is het dan rechtvaardig dat
er een aluminium fabriek in Zeeland
komt in plaats van bijv. in het bauxiet
leverende Suriname
Of bent u politiek zo geschoold, dat
u een dergelijke vraag niet reëel en
ongepast vindt
M. Beinema
Ter lezing aanbevolen:
Dr. J. Verkuyl/Dr. H. G. Schulte
Nordholt: Verantwoorde Revolutie,
Kampen 1968; H. Gollwitzer: De rijke
christenen en de arme Lazarus, Den
Haag 1969; Drs. J. P. Pronk: Wel
vaart en armoede, Den Haag 1969
(uitgegeven door het Interkerkelijk
Vredesberaad, besteladres Parkweg
20a, Voorburg).
Staten van Zeeland, die beweerde, dat
er nu zo langzamerhand wel genoeg
rusthuizen waren in Zeeland. Hij zal
er nog wel eens anders over denken,
als hij op zijn beurt onder op een lange
wachtlijst komt te staan.
Namens de gemeenteraad van Mid
delburg sprak de heer van Bennekom.
Het is altijd plezierig naar hem te luis
teren. Maar nu was zijn speech wel
bijzonder geestig.
Dankbaar werd kennis genomen van
zijn belofte, dat er een busverbinding
met de binnenstad zou komen. Want
dat is wel heel erg nodig.
Namens het gemeentebestuur schonk
hij een linoleumsnede van de Middel
burgse kunstenares Hollebrandse.
Het stelde een Zeeuwse boer in de
oude dracht voor.
Daarna sprak Ir. P. C. Dekker, de
architect.
Je kon horen en ien dat hij meer
van werken dan van praten hield. Van
alle sprekers, die ik hoorde, was hij
de kortste. Het traditionele geschenk
dat architect en aannemer plegen te
geven bij een gelegenheid als deze,
bestond uit een grote volière vol vrolijke
vogels.
Ds. Harholt, de praeses van de laatste
classis vergadering nog geen twee
dagen geleden) sprak namens de ker
ken, geflankeerd door Ds. Oegema,
de vaste scriba. Dat waren goede
woorden zonder gemeenplaatsen. De
eerste richtte zich als pastor tot de
bewoners, de ander droeg (in figuur
lijke zin) het geschenk der diakoniën
over: een prachtig orgel.
Met dit classicale geschenk zit het
wat eigenaardig.
Het heeft de kerken nml. geen
dubbeltje gekost. En het was al ge
kocht, toen de classis uitvoerig delibe
reerde over deze aankoop.
Dat is pas zaken doen
Het was ondertussen al over vijven
en toen geloofde ik het wel. Ik ben naar
het Gasthuis gegaan om een paar
zieken te bezoeken.
Achteraf heb ik vernomen, dat er
na mijn vertrek nog een stuk of 10
sprekers aan het woord zijn geweest.
Ik hoop, dat die hun kracht gezocht
zullen hebben in geschenken voor het
huis, want het lijkt mij niet waarschijn
lijk dat de latere sprekers nog nieuwe
aspecten naar voren hebben kunnen
brengen.
Maar het was in ieder geval een
mooie middag en het is een magnifiek
rusthuis.
Woensdag 17 sept. j.l. herdacht de
Geref. Kerk van Meliskerke het 100-
jarig bestaan. Daar was veel belang
stelling voor. Het was in de nabijheid
van de kerk bezaaid met glanzende
auto's. De kerk was goed bezet.
Precies om half acht opende Ds.
T. de Kok de herdenkingsbijéénkomst
met gebed, na het zingen van Ps. 89
1 en 3. Hij heette allen hartelijk welkom
en gaf daarna het woord aan br. P.
Verhaqe, die een historisch overzicht
gaf.
In mijn „Terugblik" citeerde hij
Bilderdijk:
„Wat verschijne, wat verdwijne,
't Hangt niet aan een los geval;
In 't verleden ligt het heden,
In het nu wat worden zal."
Uit dit verslag tip ik de volgende
dingen aan: Nadruk valt op Bigge-
kerke, bij de drijfveren tot de afschei
ding in Meliskerke. Zoutelande had
zijn Willibrordsput (658-734) als plaats
voor Evangelieverkondiging. Melisker
ke laat in 1682 van zich horen. Na een
dijkdoorbraak in dat jaar besloten de
Staten van Zeeland, ter bezuiniging
Meliskerke en Biggekerke te combi
neren.
In een request tegen dit voornemen
werd de Heren Statenleden onder 't
oog gebracht, „dat de eerste Gerefor
meerde predicatie ten platten lande te
Meliskerke gehouden is".
In 1566 preekte Biggekerke's pastoor
Bernard Donder in een schuur te
Middelburg, 't Was in het najaar. Hij
scheurde daar onder de uitroep: ,,'t Is
niets dan afgoderij zijn brevier, zijn
gebedenboek aan flarden en beleed
plechtig zijn geloof in de leer der Her
vorming. Naar Biggekerke teruggekeerd
preekte hij ook daar de nieuwe leer.
In oktober 1566 wordt hij gevangen
gezet, maar later ook weer vrijgelaten.
Op Palmzondag 1567 preekte zijn op
volger in de kerk, en hij zelf preekte op
het kerkhof.
Hem werd toen het verblijf in Bigge
kerke ontzegd en later wordt hij als
voortvluchtige door de Bloedraad inge
daagd. Men vermoedt, dat hij naar het
buitenland is ontkomen.
Dan volgen 16 verschillende predi
kanten die hier de Hervormde leer ge
preekt hebben. In mei 1755 kwam Ds.
Clinge. In 1806 opgevolgd door zijn
zoon, die tot 14 november 1831 hier
heeft gestaan. De Dss. de Clinges gaven
hier ruim driekwart eeuw leiding, in een
gezapige sleur. In 1779 ontbrandde op
Walcheren een strijd rond de invoering
van de nieuwe psalmberijming. In die
tijd is het echter in Biggekerke rustig.
Onder Ds. Joh. van Rhee, die 15 juli
1832 intrede deed, ging dat met de
Evangelische Gezangen wel een beetje
In mijn plakboek zit een plaatje uit
de krant geknipt, waarop Ds. van
Wouwe staat afgebeeld.
Of liever zit. Met een helm op. In
de cabine van een grote machine.
Hij was de motor die de zaak opgang
had gebracht en die in sept. 1967 de
paal in de grond heeft gedreven.
Het was zeer correct, dat Ds. Wessel
begon met deze feiten te memoreren en
mevr. van Wouwe welkom te heten in
het voltooide rusthuis.
Van harte wens ik alle bewoners
net zo 'n mooie nazomer in hun leven,
als wij dit jaar in de natuur mogen
genieten. A. D.
anders. Vóór en na de verwarring in
de Franse tijd zien we het slappe op
treden der Clinges. Daarna komt de
felle Van Rhee. Zijn verzet tegen de
gezangen lokte een conflict uit, maar
vóór het tot een uitbarsting kwam, ver
trok Van Rhee naar Veen, in Noord-
Brabant. Hij voerde daar dezelfde strijd
en voegde zich bij de Afscheiding.
Op 15 september 1834 aanvaardde
Ds. J. H. Buddingh een beroep naar
Biggekerke.
Een merkwaardig man; een begaafd
predikant, die grote scharen hoorders
trok, ook uit de omliggende dorpen.
De kerk was vaak te klein, zodat de
mensen buiten stonden te luisteren. Hij
begon spoedig bidstonden te houden
voor de Afgescheidenen en hun zaak.
Elke dinsdagavond gedurende de hele
winter.
Op 1 april 1836 brak hij met het
kerkverband in een afscheidsbrief aan
het classicaal bestuur te Middelburg.
De helft van zijn kerkeraadsleden
volgde hem. In schuren werd toen ge
preekt.
Dit gebeuren te Biggekerke was van
meer dan plaatselijke betekenis.
Buddingh vertrekt en de eigenaren
van de schuren, waarin gepreekt was,
worden gevonnist: 16 weken gevange
nisstraf.
Dan schijnt de gemeente, die aanvan
kelijk gevormd was, niet langer te be
staan. De mensen kerkten elders. Naar
Middelburg. Brood mee.
In 1867 komt uit St. Anna Parochie
Ds. Littooij naar Middelburg. Een
wilskrachtig man. Zijn verbondsmatige
prediking sloeg in in Zeeland. Wat later
Klaarhamer was voor de Doleantie in
Zeeland, wat Littooij voor de Afschei
ding.
In het bijzonder voor Meliskerke.
De zondag daarop was ik vroeg in de
kerk. Echter zonder opzet. Want ik
had in de week niet meer over het ge
beurde in de kerk gedacht. En het
schijnt soms dat het op tijd zijn in het
bedehuis, de ene rustdag beter lukt
dan de andere.
Toen herinnerde ik mij weer het
voorval van de vorige week. En op
merkzaam nam ik het kleine magere
mannetje op. Opnieuw zag ik die uit
drukking van smart. En van grote
droefheid.
Had de Kam het ook gezien en was
dat de reden dat hij de hand van zijn
makker langer vasthield als anders
En zou hij weten, welk leed verborgen
ging achter die pientere oogjes, die
anders zo vlug door het hoofd dwaalden
maar nu schijnbaar doelloos zich op
De kerkeraad van de Chr. Geref.
Gemeente te Middelburg hield zich op
16 juli 1869 bij vernieuwing bezig met
de behoefte aan de prediking des zuive
ren Evangelies te Meliskerke en om
streken.
Op 20 juli werd een schuur gehuurd,
waarin op 1 augustus Ds. Littooij preek
te over: Dezen, die de wereld in be
roering hebben gebracht, zijn hier ge
komen (Hand. 17:6b), de kreet van
de Joden in Thessalonica bij het op-
rqer, dat ze verwekten, omdat Paulus
en Silas zoveel hoorders trokken.
Op 27 augustus besluit de kerkeraad
van Middelburg om D.V. de ver
spreide leden van Meliskerke met an
deren, van wie aansluiting verwacht
wordt, te organiseren, om zo een zelf
standige gemeente te vormen.
Op 17 september 1869 gaan beide
Middelburgse predikanten, Ds. Keule-
mans en Ds. Littooij, erheen. Ds. Keule-
mans preekt over Hebr. 13 13: „Zo
laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de
legerplaats, Zijn smaadheid dragende".
Dien dag wordt er een zelfstandige ge
meente gevormd.
En dat feit werd woensdag 17 sep
tember j.l. in een herdenkingsbijeen
komst herdacht.
Na het historisch overzicht zongen
wij Ps. 119 34: „In eeuwigheid bestaat
Uw Woord, Uw kracht".
Dan is het woord aan Ds. M. Vreug-
denhil van Nijkerkerveen, die van 6
mei 1928 tot 5 januari 1947 predikant
van Meliskerke was. Hij haalde her
inneringen op uit die tijd.
In de pauze klonken de glazen en
werd ons iets hartigs geserveerd.
Na het zingen van Ps. 84, was het
woord aan de jeugd, die met demon
stratieve borden de volgende opschrif
ten onder onze aandacht bracht.
„Actie S.S.K...., neen?"
(Meisjes): „Wanneer komen wij in
de kerkeraad
„.Hoelang nog deze 'one-man-show'
in de kerk
„Nóg 100 jaar Gereformeerde Kerk
A.u.b. niet".
Namens de classis sprak Ds. L. Hart-
holt. Als gewezen consulent: Ds. J.
Helderman. Namens de burgerlijke ge
meenten Mariënkerke en Valkenisse:
Burgemeester H. Koevoets.
Ds. C. van Nes, Ds. M. E. van
Heesen, vroegere predikanten van Me
liskerke en tevens Ds. J. H. Meyer haal
den herinneringen op over de tijd die
zij in Meliskerke hebben doorgebracht.
Ds. de Kok sprak een kort dank
woord, waarna het oudste gemeentelid,
br. G. Vlieger, deze herdenkingsbijeen
komst sloot met dankgebed.
L. Hartholt.
één punt gevestigd hielden En was
het een vorm van nieuwsgierigheid, die
hem zijn mond deed openen, of was
het de meelevende broederlijke be
wogenheid die hem liet spreken: "er
staan soms hoge kruisen op 's mensen
levensweg".
Timide klonk toen: „ja, wanneer de
kinderen klein zijn hebben de ouders
geringe zorgen, maar als ze groot zijn,
worden het grote".
Ik zag dat nu ook zijn buurman hem
oplettend gadesloeg. Het was of hij
zich afvroeg, welke problemen zijn
medebroeder kon hebben. Het leek mij
toe, dat van zijn starende ogen af te
lezen was, dat hij al de kinderen van
Stroo voor zijn geest haalde, maar zich
toch niet kon voorstellen, wie de oor-
vervolg op pag. 4
door Jan Lourense
En dan is daar Pieter. Zeker, hij is nog een
jochie, al te serieus moet je hem nog niet nemen.
Maar helemaal kun je de feiten toch niet negeren.
Dat mag niet eens.
Zij gaat bemerken, dat hij wat onverschillig
wordt, al blijft hij wel gehoorzaam. Hij heeft
tegen zin naar de kerk te gaan. O neen, hij zegt
het niet, maar zij bespeurt het wel. En dan de
omgeving, waarin hij werkt. Hij lanceert wel eens
uitlatingen, die te denken geven. De baas zelf
moet van de kerk niets hebben; de knechts zijn
socialist. Dat zal Lieven toch ook wel geweten
hebben. En toch heeft hij Piet bij Maljaars in de
leer gedaan. Moet zij hem nu daar weghalen
Dominee Siderius is onlangs, met een ouderling,
op huisbezoek geweest. Op een avond. De kinderen
zijn er bij geweest, behalve Marie en Pleuntje,
die al naar bed waren. Toen heeft zij, na een half
uur, Johan, Bettekee en Piet naar de keuken ge
zonden en heeft over Piet gesproken. Dominee heeft
haar geduldig aangehoord. Hij begrijpt haar moei
lijkheden en leeft met haar mee. Maar hij heeft
gezegd: „We moeten wel bedenken, dat we niet
van de wereld zijn, maar wel in de wereld. We
kunnen en mogen ons niet opsluiten in een kooi
en ons van de wereld niets aantrekken. Laat ik
eens op politiek terrein komen. Uw man zou mij
onmiddelijk begrepen hebben. U hebt wel eens van
Groen van Prinsterer gehoord Welnu, die heeft
in zijn boek „Ongeloof en Revolutie" geschreven:
„In ons isolement ligt onze kracht". Heel, heel veel
van onze mensen, misschien wel negentig procent,
kennen die uitdrukking en menen, dat we ons
moeten isoleren van de wereld, ook van andere
politieke partijen. Maar die mensen hebben het
boek niet gelezen. Want dat staat er niet. Dit staat
er: „In ons isolement (d.i. onze beginselvastheid)
ligt onze kracht". Dat is heel wat anders. We
moeten vasthouden aan ons beginsel. En met de
bijbel als basis in de wereld zijn en werken".
Moeder Janna heeft scherp geluisterd en toen
gezegd: „Ja, dominee, maar wat heeft dat nu met
Piet te maken, ik bedoel: kom ik, wat Piet betreft,
zo verder met mijn bezwaren Hij is toch op een
leeftijd, die ontvankelijk is voor verkeerde in
vloeden
„Ik begrijp uw vraag. Ik ben begonnen met
alleen te zeggen, dat wij de wereld niet kunnen
en mogen mijden. Maar natuurlijk zijn daaraan
gevaren verbonden, vooral, niet alleen, maar toch
vooral voor jonge mensen. Er zijn heus wel voor
beelden van, dat jonge mensen van de rechte weg
zijn afgedwaald door de verlokkingen van deze
wereld. In de bijbel is er bijvoorbeeld het gebeurde
met Demas, die, zoals Paulus schrijft, de tegen
woordige wereld heeft liefgekregen. Kunnen we
dat beletten Neen, beletten niet. We kunnen en
moeten twee dingen doen: bidden voor onze
kinderen en zelf het goede voorbeeld geven. Het
spreekwoord heeft wel gelijk: Leringen wekken,
voorbeelden trekken. Als we onze kinderen „be
preken" en we handelen er zelf niet naar, dan
missen we alle gezag. U moet niet direct over
Piet in de put zitten. Op zijn leeftijd en nog enkele
jaren ouder kunnen kinderen het moeilijk hebben".
Het gesprek met de huisbezoekers - ook de
ouderling heeft een duit in het zakje gedaan -
heeft moeder Janna toch een riem onder het hart
gestoken.
Over Johan heeft zij niet gesproken. Dat kon
ook moeilijk, want zij weet zelf niet het rechte,
't Is wel vreemd. Als het waar is, moet zij toch
iets bemerken
Haar vriendin, van de school af, vrouw Maar-
tense, heeft het haar verteld.
„Niet om te roddelen, Janna, maar ik geloof,
dat ik het je zeggen moet van Johan".
„Van Johan Wat dan
„Die heeft een meisje. Hij gaat tenminste met
haar uit. Dat meisje hier uit de straat, van
Ley dekker".
„Nee, toch
..Ik dacht wel, dat je het niet goed zou vinden,
't Is niet veel soeps, hé, dat kind
„Het kan niet. Ik geloof er niets van. Wie ver
zint dat praatje vraagt moeder Janna heftig.
„Johan met Wies Leydekker Wees voorzichtig,
Anna, met praatjes".
Ja, denkt zij dan onmiddellijk, ik kan nu wel
zeggen praatjes, maar dat komt toch maar niet zo
in de wereld Er moet toch een bron zijn
„Ja, daar moet je zeker voorzichtig mee zijn.
Ik zou er niet over gepraat hebben, als het een
ander meisje was geweest, waarop niets aan te
merken viel. Ik zal je vertellen, hoe ik het weet".
„Daar ben ik benieuwd naar".
Moeder Janna kan het nog niet geloven.
„Tinus Louws heeft hen gezien. Ze liepen ge
armd. Hij was stomverbaasd, vertelde hij aan zijn
vrouw. Die heeft het haar zuster verteld, je kent
haar wel, vrouw Hage, en die heeft het mij gezegd,
'k Heb haar gevraagd, er niet verder over te
praten. Of zij dat zal doen, weet ik natuurlijk
niet".
Moeder Janna zit verslagen: Tinus Louws is
geen kletskous; dus heeft hij Johan met dat meisje
gezien; hij kan zich vergist hebben, maar geloven
doet zij dat niet.
„Je wordt bedankt, Anna. Ik zal eens opletten.
Die weg moet Johan niet op. Ik kan het haast
nog niet geloven".
Als haar vriendin vertrokken is, zit moeder Janna
nog lang in gepeins. Zij begrijpt het niet. Wanneer
zou Johan dan met dat meisje uitgaan Hij gaat
naar de catechisatie, naar de zangvereniging en
soms naar zijn vriend Kees J-anse uit de Spanjaard
straat, zij weet zeker, dat hij daar dan is. En voor
de rest is hij altijd thuis 's avonds, 't Is een vreemde
geschiedenis. Op haar beloop laten 7 Neen, neen.
Want als het waar is, hoe dan ook, dan moet zij,
als zijn moeder, Johan waarschuwen en hem, zo
mogelijk, van zijn dwaalweg terugbrengen.
Even overweegt zij, Tinus te polsen, maar die
idee verwerpt zij weer. Nee, dat moet niet. Niet
achter de rug van Johan om. En je moet niet een
knecht in huishoudelijke of persoonlijke aangelegen
heden mengen.
(wordt vervolgd)