eeuwóe
jttCerkbode
Ol
lieest van
hierboven
IS DOELGERICHT
ft de gemeente
J6UQÓ" EN JONGERENWERK
25 SEPTEMBER 1969
23e JAARGANG No. 12
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen;
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk;
ik worstel ^rs' Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes,
en ontkom" Adres voor opgave advertenties en predikbeurten: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
20 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
v
^iJ'evtede
Geef mij armoede noch rijkdom.
Spreuken 30 8 b.
Men zegt wel eensdat alles wat begint met „te" niet deugt. B.v.: te groot,
te kleine, te dik, te mager enz. Maar er zijn toch een paar woorden waar dat
niet opgaat: Tehuis, Terecht en Tevreden.
De man, die gebeden heeft wat hier boven staat (Agur), was tevreden met
het brood, dat hem toebedeeld werd. Maar de meeste mensen willen altijd
meer. Verderweg met vakantie, een grotere auto, een mooier huis, duurdere
maaltijden enz. Aan het begeren is geen einde.
Daarom geloof ik niet, dat dat gebed van Agur veel nagebeden wordt, faA
wel dat laatste: „geef mij geen armoede". Maar dat eerste Rijk worden, dat
•willen we allemaal toch maar wat graagRijkdom maakt onafhankelijk: je
doet, wat je wilt, en je zegt wat je wilt, want je hoeft je aan niemand te storen.
En al geef je je geld niet uit, het is toch een fijne gedachte, dat je het hebt.
Mammon geeft je zo'n zeker gevoel.
Of niet
Agur ziet het gevaar van de welvaart: „opdat ik LI niet verloochene en zegge
wie is de Here".
Bovendien: hoe meer bezit, hoe meer zorg.
Dat je in de onderwereld van het concentratiekamp niet meer bezat dan een
lepel, gaf ook een eigenaardig gevoel van vrijheid. Ik heb daar vaak aan
Franciscus gedacht, die als de vrolijke Frans de geschiedenis is ingegaan.
Er gaat niets boven het gewone eenvoudige leven van werk en gezin, waar
we met elkaar genieten van wat ons wordt toebedeeld door onze hemelse Vader.
Meer eten dan tot verzadiging toe kun je toch niet, ook al dineer je in heit
duurste restaurant. En of je nu zit in een stoel met gouden poten of met houten
poten -, meer dan lekker zitten kun je toch niet.
Niet voor niets wees de Here Jezus naar vogels en bloemen.
Er is niets, dat zo gevaarlijk is voor opgroeiende kinderen, als de rijkdom
van de ouders. Rijke kinderen opvoeden is het moeilijkste, dat er is. Mijn zoon,
die veel gewerkt heeft in de jeugdgevangenis in Zutfen, zou u daar vele verhalen
over kunnen vertellen. Het éne nog droever dan het andere.
U moet eens nagaan hoeveel mannen en vrouwen, die voor de Kerk en de
maatschappij van uitzonderlijke betekenis waren er niet voortgekomen zijn uit
heel eenvoudige gezinnen.
A.D.
C^eleld-lecj-eleLélLPicj-
Het echte gebed is nooit een slag
in de lucht maar altijd een schot in de
roos. ,,Gij bidt en ontvangt niet omdat
gij kwallijk bidt". Ja dan is het wèl
een slag in de lucht; dan is er geen
antwoord. Bij zijn schrijven over de
gebedsbegeleiding der kerk van ,,alle
mensen" heeft Paulus uiteraard het
echte bidden op het oog; bidden dat
aangenaam is voor God.
Mij dunkt dat het een bemoedigende
gedachte, een die ons vrolijk maakt,
is, te weten dat God genoegen in ons
heeft zo op zijn tijd. Hij maakt Zich
vrolijk over het Godsvolk. Voor de
hand ligt dit wel omdat bij het echte
bidden de waarheid Gods betrokken is.
De gebeden voor ,,alle mensen", voor
koningen en alle hooggeplaatsten, zijn
geen vrije gebeden, maar gebonden.
Als vrienden aan Bonhoèffer vragen
v/aar hij in de oorlogsdagen voor bidt
met het oog op Duitsland, antwoordt
hij: voor de nederlaag van zijn vader
land te bidden. Kijk, d.i. aristokratisch
bidden, bidden om der waarheid wil,
om de wille van de waarheid Gods.
De bevolen gebeden worden in
houdelijk bepaald door Paulus' opdat"
en zijn ,,want" (1 Tim. 2, 5). Het
bidden der kerk heeft als raakvlak, op
positioneel, de leugen der wereld van
heidendom en jodendom. Voor het
heidendom is het hier wel heel duidelijk,
wijl Paulus benadrukt dat er één God
is; dus tegenover het veelgodendom.
Maar ook voor het jodendom is het
duidelijk bepaald in verband met de
waarheid Gods dat er één Middelaar
Gods en der mensen is, de mens Chris
tus Jezus.
Paulus doceert èn de leer èn het
leven; dogmatiek en ethiek.
De leer van de bestrijding der poli-
theïstische en atheïstische leugen.
Hij leert een God die leeft, want
wil; iets wil voor alle mensen.
Als we schrijven dat bidden doelge
richt is, trappen we geen open deuren
in. We maken de opmerking omdat er
een piëtistisch-methodistisch bidden is
waarbij de bidder stichtelijke uren met
zijn ziel heeft, zelfreinigend te werk
gaat, inkeert met zichzelf voor Gods
aangezicht.
Niet graag zou ik de waarde hiervan
in twijfel trekken.
Ik denk met zekere be- en verwon
dering aan die pastoor in een Franse
dorpskerk die moederziel alleen voor
het altaar te bidden lag. Maar ik schreef
hierboven reeds dat Paulus dit solitaire
bidden niet bedoelt.
Zijn vermaan of opdracht (L:L5)
reikt verder dan het persoonlijk heil.
Het is doelgericht met het oog op
het heil der wereld; van alle mensen
immers. De biddende kerk treedt de
wereld hoopvol tegemoet, met en in haar
prediking die niet beperkt is tot het oor,
en gericht aan het adres van mensen
alleen, maar gesproken wordt voor het
oor Gods.
En Gods oor luistert scherper dan
van wie ook. Hij is wakker om Zijn
Woord te doen, maar ook om naar het
onze te luisteren. Alzo is ook de preek
een gebed. Zo wordt het begrijpelijk
dat iemand - Prof. Rothuisen herinnert
er ergens aan - vroeg of een optocht
voor een bepaalde zaak ook geen gebed
is. Och ja, het smeekschrift der edelen
aan de landvoogdes was toch ook wel
te dekken met Paulus' vermaan tot
smeken. Alleen maar als God dan niet
op een afstand gehouden wordt.
Paulus leert deze dingen als verkon
diger en apostel die de waarheid spreekt
en geen leugen (vs. 7); als leermeester
der heidenen in geloof en waarheid
aangaande de éne God en de éne
Middelaar. Dit zullen de volken moeten
leren erkennen. In Christus Jezus heeft
God als Zaligmaker de medemenselijk
heid aanvaard, wijl Christus Zijn
broederen in alles gelijk is geworden
behalve de zonde die onzalig maakt; de
zonde die alle mensen zo ellendig, de
volken zo ongelukkig maakt.
De erkenning van de waarheid Gods
Bevordert op haar beurt de welstand
der kerk, want het bidden geschiedt,
opdat wij een stil en rustig leven mogen
leiden, in alle godsvrucht en eerzaam
heid. D. i. goed en aangenaam voor
God én voor alle mensen tevens. Dogma
en ethos, leer en leven vormen bij
Paulus een paar, worden wel niet één
vlees, maar zijn wel van één geest. Bid
den als mystieke unie gaat derhalve
daarin niet op, doch is doelgericht op
leer en leven beide. Opdat wij - wij
dit zijn eerst wel de kerkleden, maar
zo vragen we, is hier niet tegelijk plaats
voor een ,,wij en zij", voor kerk en
wereld Wie een stil en rustig leven
vraagt, begeert dit toch niet alleen voor
zichzelf, doch ook voor zijn naaste die
hij liefheeft, althans liefhebben moet.
Ik denk intussen niet dat Paulus ons
hier beveelt te bidden om een renteniers-
bestaan in alle Godsvrucht en eerzaam
heid. Hij denkt bij doordenken van zijn
bedoelen o.i. toch wel aan de gemeen
schap der gelovigen, aan de kerk, de
gemeenschap van christenen meer dan
louter en alleen aan ieder hunner af
zonderlijk. Het welwezen, de welstand
der kerk is gebaat met rust in de vol
kerenwereld.
De erkentenis der waarheid door de
kerk te bevorderen, vordert maar slecht
bij oorlogen en revoluties, 't Was niet
toevallig dat de pax romana het den
apostel gemakkelijk maakte zijn zen
dingsreizen te ondernemen, ofschoon
deze niet zonder risico waren te vol
brengen.
De waarheid Gods dient als ze er
kentenis vindt bij de mensen, bij de
mensheid, tot haar behoud; wel behoud
hangt aan de belijdenis aangaande
Christus Jezus, de éne Middelaar.
Paulus spreekt in verband met dit be
houd, tegenover verderf, hier niet over
Christus als de Zoon van God, zoals
b.v. in Galaten 1:15. Hij noemt de
mens Christus Jezus, de Middelaar,
Hem als persoon en Diens werk ,,die
zich gegeven heeft tot een losprijs voor
allen, hetgeen ingrijpt op alle menselijke
verhoudingen die zo finaal vastgelopen
zijn dat de prijsbepaling voor de los
koop van zondaren uit heiden- en joden
dom slechts geldig wordt door het feit
dat Christus zich gegeven heeft.
De gebedsbegeleiding is er dan ook
op gericht de wereld te leren dit te er
kennen in de absoluutheid van Christus
openbaring in het vlees d.w.z. als de
mens in Wien God onze naaste wordt
van en door Wien alleen de zaligheid
ons wacht. Alle woelingen in kerk en
wereld, liever nog in de boezem der
mensheid, der volkeren, bereiken niets,
zonder erkenning dezer waarheid. God
wil dat alle mensen behouden worden
maar bindt dit behoud aan de mens
Christus Jezus.
De kerk schuift in haar gebedsbege
leiding Hem als mens d.w.z. als ge
boren persoon naar voren, als naaste,
als medemens, die het gebed van de
daad deed door Zijn werk en dood,
biddend gelijk het behoort.
Ik herhaal als persoon, als losprijs,
als offer van wel meer waarde dan als
de gewaardeerde der kinderen Israëls
van dertig zilverlingen.
Hij is niet een begrip op zich, zoals
men wel spreekt van medemenselijkheid
zonder deze te meten of te schatten
naar de waarde van die éne Middelaar,
die zich gaf in godsvrucht en eerzaam
heid als niemand zonder een stil en
rustig leven.
Christus Jezus gaf zich in kleine kring,
in het enge bestek van Judea en Galilea
te midden van het joodse volk dat door
heidenen geregeerd werd. Toch gaf Hij
zich daar juist voor de mensheid, voor
de totaliteit, voor de volkerenwereld,
opdat alzo gans Israël zalig zal worden.
Brouwershaven. B. Wentsel.
I
Het is een gewoonte geworden om
van Jeugd- en Jongerenwerk" te
spreken als samenvatting van aktivitei-
ten, die door of (en) voor jongeren
verricht worden. Zo'n term zegt niet zo
veel. Om te beginnen kan niemand
precies zeggen tot hoelang iemand tot
de jeugd gerekend kan worden. En om
nog maar één andere vraag te noemen:
is echt alle werk van jongeren onder te
brengen onder één en hetzelfde begrip
jongerenwerk" Je moet dus wel onder
elkaar afspreken wat je precies met zo'n
term bedoelt, anders worden de mis
verstanden eindeloos.
Maar wat bedoelen we dan in Zee
land met het Gereformeerd Centrum
voor jeugd- en jongerenwerk Het is
de moeite waard er op te letten waar
de benaming „gereformeerd" staat in
dit verband. Er is een wezenlijk ver
schil tussen een „gereformeerd centrum
voor jeugdwerk" en een „centrum voor
gereformeerd jeugdwerk".
Het laatste heeft duidelijk de bedoe
ling ten dienste te staan van jeugdwerk,
dat een gereformeerd stempel draagt en
min of meer relaties onderhoudt met de
gereformeerde kerken.
In het eerste geval staat het centrum
ten dienste van alle jeugdwerk, dat er
gebruik van wil maken - ook van andere
kerken of levensbeschouwingen - mits
men het uitgangspunt van het centrum
(de gereformeerde confessie) respec
teert. In Zeeland is er bewust gekozen
voor dienstverlening aan heel de ge
meenschap vanuit de eigen levensover
tuiging. Dat is geen zaak van praktische
politiek of z.g. handigheid. Het is - om
dat grote woord maar te gebruiken -
een principiële keuze. Uitgangspunt is
de overtuiging, dat gereformeerden niet
klaar zijn als ze gereformeerde kinderen
een gereformeerde vorming hebben ge
geven. We zijn en blijven ook in
woners van ons dorp, onze stad en
onze provincie. En we hebben ook onze
verantwoordelijkheid voor de samen
leving. Om maar een concreet voorbeeld
Geest van hierboven,
leer ons geloven,
hopen, liefhebben door uw kracht!
Hemelse vrede
deel u mede
aan een wereld die U verwacht!
Wij mogen zingen
van grote dingen,
als wij ontvangen
als ons verlangen,
met Christus opgestaan. Halleluja!
Eeuwigheidsleven
zal Hij ons geven,
als wij herboren
Hem toebehoren,
die ons is voorgegaan. Halleluja!
Wat kan ons schaden,
wat van U scheiden,
liefde die ons hebt liefgehad
Niets is ten kwade,
wat wij ook lijden.
Gij houdt ons bij de hand gevat.
Gij hebt de zege
voor ons verkregen,
Gij zult op aarde
de macht aanvaarden
en onze koning zijn. Halleluja
Gij, onze Here,
doet triomferen
die naar U heten
en in U weten,
dat wij Gods zonen zijn. Halleluja
MUUS JACOBSE
We bidden voor de mensen van de
massamedia, die zo grote invloed hebben
op de mentaliteitsbeïnvloeding. Bidden
we voor hen, dat zij zicht mogen heb
ben 00 hun verantwoordeliikheid.
J
te geven: als er jongeren zijn, die zich
op een niet ongevaarlijke manier ver
maken op dubieuze plaatsen, dan kun
nen we niet zeggen: „dat is onze zorg
niet". Afgezien nog van de keiharde
realiteit, dat uw eigen kinderen zich
misschien op een twijfelachtige manier
laten recreëren en vormen, het gaat
niet aan om de verantwoordelijkheid
voor hele groepen jongeren maar op
anderen af te schuiven. We zullen posi
tief ons aandeel hebben te leVeren voor
opbouw van de gemeenschap (en die
is groter en soms bepaald anders dan
de gemeenschap der heiligen).
Daarom is er vanuit het gereformeerd
centrum in Zeeland bewust meegewerkt
aan jeugdzaken, die buiten de directe
gereformeerde belangen lagen. Dat
loopt van zeer nuchtere zaken als over
leg met en advies aan gemeentebesturen
m.b.t. tot subsidies en accomodaties voor
allerlei jongerenwerk, tot stimulering
van interkerkelijke en algemene activi
teiten voor jongeren. Eerlijk gezegd is
het in onze kring nog geen vanzelf
sprekende zaak, dat we ons willen in
zetten voor activiteiten, waar we zelf
misschien (nog) niet het meeste belang
bij hebben. De aandacht beperkt zich
soms tot de ontwikkeling van typisch
gereformeerd jeugdwerk, en tot vragen
over de plaats van de bijbel, de belijde
nis en de ontspanning in dat werk.
Het is bepaald niet overbodig daar
over te praten Maar als we menen
klaar te zijn, als die vragen worden op
gelost, dan vergeten we de andere helft
van onze verantwoordelijkheid. Daarom
is daar in die eerste artikel extra aan
dacht aan gegeven. Het gevolg daar
van is, dat er nog geen woord gezegd
is over dé vraag wat dan jeugd- en
jongerenwerk is. en hoe dat zich alle
maal ontwikkelt. Daarmee is dan tegelijk
de inhoud aangegeven voor een vervolg
verhaal.
J. Wessel.
HDie weet,
ï£Jazaruó, wie weet!
Wij verzadigden.
Vindt u het ook niet van het goede
teveel als de kerken in de vredesweek
de verhouding tussen de rijke en arme
landen aan de orde stellen Krant en
televisie hebben ons tot vervelens toe
met de noodzaak van ontwikkelingshulp
bezig gehouden, moeten we nu in preek
en kerkbode - die vanzelfsprekend bij
zulke zaken niet voorop lopen - ook
nog eens daarvan horen en lezen
Wij verzadigden zijn ook dat zat, wij
hebben er de buik vol van herinnerd te
worden aan de vele lege buiken van
anderen. En dat niet omdat we zo on
menselijk zijn geen gevoel te hebben
voor minder-bedeelden; onze duiten of
beter gezegd onze bankbiljetten in veler
lei kollektezakjes wijzen wel anders
uit... Wij zijn heus humaan - en huma
nist - genoeg om gemeend te hebben
iets te kunnen bijdragen aan de oplos
sing van het probleem der achterge
bleven gebieden, maar we zien als elk
redelijk mens tenslotte wel in dat onze
betrekkelijk geringe middelen maar
druppeltjes zijn op de gloeiende platen
van hun reusachtige moeilijkheden. En
als er dan toch niets aan te doen is,
willen we er niet meer van weten.
Meer heiden dan humanist.
En als de humanist die wij in onze
beste ogenblikken zijn het opgeeft, komt
de heiden die we in wezen zijn te voor
schijn. De heiden die gelooft in de
noodlottige, onveranderlijke machten
van honger en oorlog, van onderdruk
king en geweld. Natuurlijk, de heiden
in ons is gedoopt: God regeert die