^eeuiuae 3£erkbocle
na 25 jaar nog steeds gescheurde kerken
OnWAAUÖlQ
r
op de liefde
SCHULDBESEF
6.
23e JAARGANG No.
14 AUGUSTUS 1969
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen;
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker. Nieuwerkerk;
ik worstel ^rs- Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes,
en ontkom" Adres voor opgave advertenties en predikbeurten: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
z»-*1A
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
20 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
V
Wie dus op onwaardige
wijze het brood eet o[ de
beker des Heren drinkt,
zal zich bezondigen aan
het lichaam en bloed des
Heren.
1 Co r. 11:27
Er zijn heel wat mishandelde teksten in de bijbel. Één daarvan staat
hier boven.
We hebben hier een duidelijk voorbeeld van het feit, dat men zich op
de Heilige Schrift beroepen kan en ondertussen het Woord van God
krachteloos kan maken.
Men plukt een tekst en haalt die aan buiten het verband en laat die tekst
zo doende verslappen.
Men kan daardoor zelf komen met beroep op de bijbel tot gedachten, die
met de bijbel volkomen in strijd zijn.
Men heeft in deze tekst een bijvoegelijk naamwoord gelezen in plaats van
een bijwoord.
Er staat dat we op een waardige manier avondmaal moeten vieren, maar
men heeft er van gemaakt dat de mensen die avondmaal mochten vieren,
„W aardig en" moesten zijn.
Als er nu iets in strijd is met Paulus' verkondiging en met de wezenlijke
inhoud van het Evangelie, dan is het de waardigheid van de vrome christen.
Het is mij altijd een raadsel geweest, dat velen, die voor het gezag van de
als het Woord van God bogen, wat het avondmaal betreft hun eigen opvatting
boven het Woord van God stelden en niet de moeite namen te vragen, hoe
Paulus het bedoelde en wat hij verstond onder een onwaardige manier.
Dat laatste leest u uit het verband.
Daarbij moet u weten, dat de gemeente van Corinthe, zoals trouwens
de hele oud-christelijke kerk gewoon was het avondmaal te vieren tegelijk
met een gewone maaltijd.
De rijkeren in de gemeente zorgden voor al het nodige eten en drinken,
en de armen waren op die manier bij de gemeente in de kost.
De diakenen moesten zorgen dat aan die liefdemaaltijden (agapen) iedereen
aan zijn trekken kwam.
Tijdens of na die maaltijd werd daar ook de dood des Heren verkondigd.
Er stond immers brood en wijn op tafel.
Maar wat deed men in Corinthe
Men ging als vrienden in clubjes bij elkaar zitten en verachtte op die manier
de gemeente.
De rijkeren hadden thuis al gegeten. Soms meer dan genoegDe armeren
waren uitgehongerd. Ik stel me voor, dat er ook waren, die volstonden met
hun eigen meegebrachte portie te nuttigen.
Maar dat is toch geen echte liefdemaaltijdEn na afloop van dat liefdeloze
en onwaardige gedoe ging men ook nog de dood des Heren verkondigen
Nee in deze kon de apostel de gemeente van Corinthe echt niet prijzen.
Hij geeft hun de raad om als men samen eten wil, dat thuis te doen en elkaar
uit te nodigen en het avondmaal los te maken van de gewone maaltijden.
Op die manier kan men het waardig vieren en wordt de aandacht uitsluitend
gevestigd op de Heiland, die met onwaardige zondaren wil eten.
Heeft men bezwaar tegen een oppervlakkige en vrijblijvende avondmaals
viering, dan is dat uitstekend, maar daarvoor moet men geen tekst mishandelen.
A. D,
Jaloers.
Zo staat er in de bijbel ook zo vaak
dat God jaloers, naijverig is. Dat heeft
tot achtergrond dat God ons liefheeft
en het daarom zo erg vindt dat wi;
Hem niet liefhebben.
Wij zondigen dan ook nooit tegen
de wet. Maar tegen God. Tegen de God
van die wet.
En daarom is ongeloof en liefdeloos
heid de ergste zonde. Want het gaat
om de persoonlijke verhouding.
In de catechismus wordt gevraagd:
„waaruit kent ge uw ellende en het
antwoord zegt: „uit de wet Gods".
Maar het woord Gods wordt onmiddel
lijk vervangen door de NAAM: Here.
Want de wet is de wet van die God,
Die gezegd heeft: Ik ben de HERE,
uw God.
God heeft recht op ons, op onze
liefde, omdat Hij niet maar God-in-het-
algemeen is - (die bestaat alleen maar
als afgod) maar omdat Hij ons lief
heeft.
De schepping was een daad van Gods
liefde. Wij zijn Zijn maaksel. En dat
legt een persoonlijke relatie.
God heeft de mensen niet geschapen
zoals een werkman een massa-artikel
aan de machine maakt, maar zoals een
kunstenaar iets moois maakt, waarin hij
al de liefde van zijn ziel legt, waarin
hij zich verblijdt en dat hij niet kwijt wil.
Tegen iedereen kan gezegd worden:
„du bist Gottes" (Blumhardt).
Je bent niet van je zelf, maar je
bent een schepsel van God en daarom
behoor jeHem lief te hebben en te
dienen, als beantwoording van Zijn
liefde, waarmee Hij je het leven en
de adem en alle dingen geeft.
Atheïsme 7
Nooit moeten we de wet losmaken
van God zelf.
Er bestaat geen wet, maar God zegt
ons het een en ander.
Zo moeten we ook over de genade
spreken. Er bestaat geen genade, maar
er leeft een genadige God. En Gods
Woord is altijd in Gods mond.
Mensen, die in hun leven een voor
beeld zijn van rechtschapenheid en
deugd, maar niet geloven, zijn als
kinderen die bij het verlaten van het
ouderlijk huis een portret van hun ouders
meenemen en het ophangen in hun
kamer, maar in de lijst steken ze vóór
hèt portret van hun ouders een foto
van de één of andere filmheld of heldin.
Alle brieven van thuis laten ze onbeant
woord. Ze maken ze niet eens open.
Daarom zegt men ook dat er geen
God is. Want als je ouders er niet
meer zijn, hoef je immers niet terug te
schrijven Dat heeft geen zin meer.
Het atheïsme is een poging om zich
te excuseren voor zijn ongeloof. Maar
hier geldt het spreekwoord: qui s'excuse,
s'accuse. Wie zichzelf verontschuldigt,
die beschuldigt zichzelf.
Conservatisme.
Het is al heel wat gewonnen als men
ons in dit opzicht niet verkeerd be
grijpt, en dat we met zonde niet in de
eerste plaats moord en echtbreuk be
doelen. maar ongeloof en liefdeloosheid
tegenover God.
Voor ons zelf moeten we dat ook
steeds goed voor ogen houden. Want
ons schuldbesef heeft ook voortdurend
verdieping en correctie nodig.
Uit die liefdeloosheid tegenover God
komen wel al die vreselijke dingen
voort. Maar lang niet altijd.
Er is een groot conservatisme onder
de mensen.
Al moeten ze niets hebben van de
Here Jezus en van de Bijbel, wat de
Here Jezus gezegd heeft en wat er in
de Bijbel staat over mijn en dijn, over
vriendelijk zijn en je plicht doen enz.,
daar houden ze aan vast. Het is niet
consequent, maar laten we blij zijn met
die inconsequentie.
Ik verbaas er me steeds over, dat
de goddelozen nog zo vasthouden aan
wat men genoemd heeft de algemeen
burgerlijke en christelijke deugden.
Als ik geen God erkende, zou ik ook
geen meester erkennen. Wie of wat
zou het recht hebben mij te zeggen wat
ik moest doen en moest laten
Als God niet mijn Heer is, zou ik
niemands knecht willen zijn. En ik zou
me zeker niets aantrekken van wat
MEN zegt. En ik kan me levendig in
denken, wat iemand eens gezegd heeft:
„Er is geen God, want als er één was,
dan zou ik dat moeten zijn. Want ik
doe wat ik wil. Ik ben mijn eigen norm
en rechter en niemand heeft iets over
mij te zeggen. Toch ben ik geen god,
want ik ben op weg naar de dood. De
mens is dus niets anders dan een mis
lukte god".
Zie, dat is consequent geredeneerd.
En hier is alle spreken over zonde en
schuld dwaasheid.
Hoogmoed.
Maar er zijn massa's die deze con
sequentie niet trekken en zich plicht
matig buigen onder allerlei wetten en
zich voegen naar allerlei gewoonten en
gebruiken. Maar die dat niet doen uit
liefde tot God.
Deze brave mensen zijn moeilijk.
Ze zijn vaak ook werkelijk heel erg
behoorlijk, maar het nare is, dat ze dat
zelf ook zo vinden. Ja, ze zijn er heilig
van overtuigd dat zij voorbeeldig leven.
Er zijn wel slechte mensen, maar daar
behoren zij niet bij.
Vaak zijn ze niet alleen hoogmoedig,
maar ook hard.
Hard in hun oordeel over anderen.
Hoogmoedig niet in de zin van openlijke
trots, maar op een zeer geraffineerde
manier.
Ze zijn niet zelden zeer bekrompen
en zelfgenoegzaam.
Ze staan veel verder van het Evan
gelie af dan de bevolking der gevan
genis, dan de mensen die niet deugen.
Want deze laatsten hebben dikwijls
een soort van zelfmishagen.
Die brave zielen ergeren zich aan
het Evangelie, als ze het verstaan. Maar
ze komen zelden zo ver. Ze verstaan
er eenvoudig niets van. Dat God hun
iets zou kwalijk kunnen nemen, ja, dat
verloren zijn, het is hun een dwaasheid.
Moraal.
Maar laten we hier niet alleen den
ken aan wereldse mensen. Ook aan
ons zelf. Hoe licht maken we van Gods
wet een stel onpersoonlijke regels, die
we houden zonder de persoonlijke band
van liefde en geloof in God.
Dan vormen we het Evangelie om tot
een moraal en denken dat christendom
hierin bestaat, dat je een serie dingen
doet en een andere reeks dingen niet
doet.
En als je nu maar doet zoals het
hoort, ook kerkelijk, dan ben je een
voorbeeld.
Maar dan is er van schuldbesef
geen sprake. Nu ja, je weet wel wat
er over in de catechismus en zo staat.
Maar als God ons als we bidden: „in
de vergeving onzer zonden om Jezus'
wil", eens in de rede viel en vroeg:
„welke zonde bedoel je Wat moet Ik
vergeven dan zouden we niet weten
wat te antwoorden.
Dat is het grote gevaar van de braaf
heid.
A. D.
In de oorlog is het gebeurd. In 1944.
En we vieren dus een 25 jarig
jubileum.
Een afvaardiging namens de ge
vangenen in Vught -er zaten daar heel
wat gereformeerden- heeft zowel Prof.
Schilder als de synode benaderd met
het dringende verzoek de zaak in de
ijskast te doen. Van allerlei kanten is
er gesmeekt om een periode van af
koeling, maar toch is het gebeurd. In
augustus 1944 werd de akte van vrij
making geproclameerd.
Daar ging natuurlijk heel wat aan
vooraf.
De jaren vóór de oorlog waren, ook
in kerkelijk opzicht, vol spanningen ge
weest.
Er ontstonden groeperingen onder de
predikanten, die elkaar voor niét vol-ge-
reformeerd aanzagen.
Naar 1 Corinthe 13
1.
Al kon ik alle talen spreken
van hemel en van aarde,
wanneer de liefde zou ontbreken,
wat had het voor waarde
Mijn woord was niets dan loos gerucht,
luid schallende metalen
schel klinkende cymbalen,
beroering in de lucht.
2.
Al kon ik in de toekomst lezen,
geheimen ontvouwen
en met één blik het ware wezen
der dingen doorschouwen:
had ik volmaakt geloof, zodat
ik bergen kon doen wijken:
hoe nietig zou ik blijken,
als ik geen liefde had.
3.
Verdeelde ik mijn goed en have,
ja, zou ik mijn leven
in onverschrokken overgave
als martelaar geven:
wanneer het niet uit liefde was,
geen vuurdoop zou mij baten,
niets zou ik achterlaten
dan vruchteloze as.
4.
O liefde, dochter der genade,
hoe schoon zijn de deugden
die met u gaan op al uw paden,
een reidans van vreugden:
geduld en welgezindheid gaan
met eenvoud, wil tot vrede
en lust in recht en rede
waarheid en trouw tesaam.
5.
O liefde, gij neemt haat en boosheid
en zelfzucht en schande
in ongeveinsde argeloosheid
de wapens uit handen.
Gij dekt de schulden toe. Gij zijt,
vol hoop het hoogste wagend,
gelovig alles dragend,
het leven toegewijd.
Geloof en hoop en liefde worden
nooit van ons genomen:
gedrieën bouwen zij de orde
die God zal doen komen,
dan vieren wij het bruiloftsfeest
en mogen blijde zingen
van drie verheven dingen,
maar van de liefde 't meest.
Jan Wit
Over- en- weer- gingen- de- be
schuldigingen van afwijking van de
zuivere leer.
Er waren mensen, die geen enkel
kerkelijk blad meer wilden lezen, van
wege de vinnige polemieken.
Anderen meenden, dat er zulke grote
gevaren van deformatie dreigden, dat
de strijd niet mocht worden vermeden.
Op de V.U.-dag in Haarlem, een
jaarvergadering van de Vrije Universi
teit— sprak in die dagen Dr. Colijn.
Hij drong in bewogen woorden aan op
de bewaring van de eenheid.
En met een lichte humor verzocht hij
de theologen hun polemiek toch liever
te voeren in de Latijnse taal; dan hadden
de kerken minder last van hun onder
linge geschillen.
Een hartelijk applaus interrumpeerde
deze woorden. Maar er waren ook ver
scheidene aanwezigen, die het er lang
niet mee eens waren en zich erger Jen
aan het applaus dergenen, die de
eenheid liever hadden dan de waarheid.
In allerlei verenigingen en vergade
ringen begonnen zich partijen af te
tekenen. Zelfs in de gezinnen, als de
een „De Reformatie" las en de ander
„De Heraut".
Er werd met leertucht gedreigd. Het
vuur smeulde. Een brand stond op het
uitbreken.
Maar gelukkig is deze brand aan
vankelijk nog geblust kunnen worden.
Dat is gebeurd op de synode van
1942.
Niet licht zal ik die avond vergeten,
dat Ds. E. Th. v. d. Born, de later
vrijgemaakte dominee van Amersfoort,
nu van Helpman (Gr.), maar die toen
in Heemstede stond en ik een telefoontje
kreeg van ouderling van Wijk uit de
Haarlemmermeer, die lid was van de
synode en ons uitnodigde om bij hem
kennis te komen nemen van de uitspraak
der synode, die een dag later in de
krant zou komen. Wij kregen dus een
zekere primeur.
In vreze fietsten we naar Vijfhuizen.
Wie zou er geschorst wezen
Wie zou tot ketter zijn verklaard
Schilder of de Graaf Of misschien
Vollenhoven
Toen wij kennis kregen van de uit
spraken, bleken er geen ketters te
wezen
We waren ontzettend dankbaar en
blij. Opgelucht gingen we naar huis.
Vol hoop, dat nu aan de reeds jaren
bestaande narigheid een eind zou
komen.
En het leek of het zo was
Er was geen dogmatische uitspraak
gedaan over het verbond, maar een
kerkelijke
Men hield elkander vast en sneed
alleen de extreme uitersten af. Er was
ruimte. Voor Schilder en voor de Graaf
en voor allen, die de gereformeerde
belijdenis liefhadden. We waren geen
secte geworden, maar kerk gebleven.
Ds. Veenhof schreef zijn jubelend