geheel
voor
em
NIEÜU/S
uit öe
keRken
I
In de lijn der geslachten
de gemeente
van vijftien, omdat er bij mijn oom en
tante geen plaats voor mij was, bij een
bevriende familie: vader, en moeder,
één dochter en een hele serie jongens.
De rolgordijnen bleven de hele zondag
voor de ramen hangen, zodat je de
hele dag des Heren in de schemer zat
en niet kon zien wat er op straat gebeur
de. We mochten alleen naar buiten
om naar de kerk te gaan. Spelletjes
waren op zondag uit de boze en we
moesten heel stil zijn, want de pater
familias las „De Heraut". Dat deed
mijn vader ook, maar niet in mindering
op de vreugde van de zondag voor de
kinderen. Die Klundertse jongens waren
stuk voor stuk blij, als de zondag voor
bij was. Er was één, die, als hij zondag
avond onder de dekens kroop, de ge
woonte had, om met een zucht van ver
lichting tot zichzelf te zeggen: ei-ei, ei-ei,
deze dag is weer voorbij
Laten we rustig, of liever nog: on
rustig constateren, dat vele zeer goed
willende vaders en moeders de zondag
voor hun kinderen verknoeid hebben
door er een dag van te maken, waarop
een heleboel niet mag, een lege dag,
stom vervelend, zonder kleur en geur,
zonder muziek. Met de beste bedoelin
gen hebben ze dit trieste bedrijf aan
hun kinderen voorgeschoteld als zon
dagsheiliging.
Ze hebben vergeten, dat de zondag
de dag is, waarop wij de opstanding
van Christus gedenken en dat het
wachtwoord van de zondag daarom
mag zijn: staat op tot de vreugde
Wanneer ik deze afschuwelijke wet
tische gebondenheid afwijs, doe ik dat
niet om ruimte te scheppen voor een
libertijnse ongebondenheid. De zondag
heeft van Godswege een eigen struc
tuur en vraagt daarom ook om een eigen
stijl. Die stijl mag en moet in verschil
lende tijden wat de vormgeving betreft
veranderen, maar hij mag nooit tegen
stijlloosheid worden ingeruild. De struc
tuur van de zondag bewaren wij alleen
door figuurzagen. De zondag is gave
en opgave. We moeten en mogen er
iets moois van maken. De opstanding
van Christus betekent immers, dat wij
er mogen zijn en dat wij dus mogen
leven. Op zondag mogen wij de ware
levenskunst leren beoefenen. God en
mens zijn op zondag geen coricurrenten
van elkaar, zodat wij, om God aan zijn
trekken te laten komen, ons zelf te kort
moeten doen. Alsof we God een plezier
doen met neergelaten rolgordijnen en
een begrafenisstemming.
Ik houd het met Karl Barth, omdat
ik meen, dat wat Barth er over zegt
bijbels verantwoord is: op zondag
mogen we doen, wat we door de week
niet doen en niet kunnen doen en
mogen we laten, wat we door de week
doen en moeten doen. Wie zich aan
deze regel houdt komt tot de ontdekking,
dat de zondag niet een bitter drankje,
maar een traktatie is. De Here God
trakteert ons op de zondag. Van de
smaak van de zondag is bij vele
orthodoxe kerkmensen echter niets
overgebleven en daarom hebben de
jongeren er geen trek in: oud geworden
brood, droog en hard, soms zelfs be
schimmeld. En dat zou dan Gods trak
tatie zijn. Uitgesloten
Wanneer ik aan de zondag bij vader
en moeder thuis denk, heb ik het gevoel,
dat het ook in onze tijd mogelijk moet
zijn, de zondag als een gave van God
te ontvangen en er een feestelijke dag
van te maken: de dag des Heren en
daarom ook onze dag Dat gaat niet
vanzelf. Dat vraagt toewijding en inzet
van ons zelf. Figuurzagen is fijn werk,
in tweeërlei opzicht. Je kunt er plezier
aan beleven, er zit muziek in. En je
hebt goed geslepen zaagjes nodig en
je moet er met je ogen boven op zitten,
om het goed voor elkaar te krijgen.
Je kunt op zondag werken met een
lijstje van wat mag en niet mag. Je kunt
uit reactie op zondag er maar op los
leven. In beide gevallen sla je een
figuur: grof werk
We moeten toch maar met een
figuurzaagclub beginnen en uit het ons
door God gegeven hout proberen mooie
figuren te zagen, :.ondagen, die ons
leven verrijken: fijn werk
De zondag als de dag des Heren
herinnert ons aan de oorspronkelijke,
de goede schepping, en verwijst ons
naar de toekomstige vrede en vreugde
van de nieuwe aarde. We mogen de
zondag vieren en er een feestelijke dag
van maken. We worden in de ruimte
gezet. We worden opgeroepen tot het
fijne werk: figuurzagen".
ZIERIKZEE
De classis Zierikzee van de Gerefor
meerde Kerken in Nederland heeft de
Eerwaarde Heer A. J. Jansma te Zon-
nemaire beroepbaar verklaard na ge
houden prae-paratoir-examen en toe
gelaten. De Heer Jansma zal wegens
voortzetting van zijn studie echter nog
géén beroep in overweging nemen,
maar wél wil hij de kerken dienen en
des zondags voorgaan in de dienst des'
Woords.
Corr. A. J. Rotte,
Nieuwerkerk.
MELISKERKE
Scriba: C. Polderman, Bergstraat 13,
Telef. 01186-425.
Telef. Ds. de Kok: 01186-320.
CLASSIS MIDDELBURG
De classis Middelburg heeft met
goede resultaat br. Ij kei peremptoir ge
ëxamineerd. Br. IJkel hoopt spoedig
zijn intree in Vrouwenpolder te doeq.
Dezelfde classis sprak uit, het op prijs
te stellen als de kerk van Middelburg
in het Kerknieuws van de Zeeuwse
Kerkbode op haar alphabetische num
mer wordt gezet.
Beroepen te Goor en te IJsselstein-
Benschop: kand. J. G. J. van Echten te
Eestrum.
Bedankt voor Vroomshoop (va. H.
J. Heersink): P. J. Westerneng te Bar-
neveld; voor IJmuiden: P. W. Mar-
tijn te Oude en Nieuwe Bildtdijk;
voor Grootegast (vac. S. van der Lin
de): W. Visscher te Maasdijk: voor
Hoogezand (vac. D. Passchier): P. W.
Martijn te Oude en Nieuwe Bildtdijk;
voor Nieuw Vennep: C. van Om
men te Werkendaqi.
Aangenomen naar Zwolle (vac. F. J.
van der Wal): C. A. Wielemaker te
Joure; naar Apeldoorn (vac. H. van
Benthem): G. A. Westerveld te Alphen
aan den Rijn, die bedankt voor Bus-
sum (vac. B. G. Mees, ten Oever);
naar Rotterdam-Hillegersberg: F. J. v.
d. Wal te Zwolle.
Préparatoir geëxamineerd, kand. A.
J. Jansma, Veerdijk 7, Zonnemaire.
Tot mijn fijnste herinneringen be
horen de evangelisatie samenkomsten
van het strandwerk en van Evange
lisch herstel en opbouw. Daar kwam je
als dominee in aanraking met niet ge
reformeerde mensen en daar was het
Evangelie werkelijk iets nieuws. De
meesten hadden er nog nooit van ge
hoord.
Zulke samenkomsten waren meestal
in verband met jeugdwerk. De ouders
van de kinderen waren gekomen om
te kijken wat hun kinderen op de clubs
hadden gedaan en geleerd.
Een tent of zaal met op de voorste
rijen allemaal jongens en meisjes en
daarachter de vaders en de moeders.
Men noemt dat tegenwoordig
Koppel verkoop", maar daar waren
we vroeger in de evangelisatie niet zo
bang voor.
Je hebt dan altijd de wind in de
zeilen, want de ouders zijn dankbaar
voor het clubwerk met hun kinderen.
Dat ze er christelijke versjes leren en
bijbelse verhalen horen vertellen, mag
de pret niet drukken en op zo 'n avond
willen ze ook nog yel eens luisteren naar
wat zo 'n knaap van een dominee tegen
hen wil zeggen. Hij moet dat natuurlijk
niet te geleerd maken, ze moeten hem
kunnen volgen, al moet hij ook weer niet
denken, dat ze ongelovig zijn, al doen
ze nergens aan.
We hadden ook een paar meisjes,
die liedjes zongen met guitaar-bege-
leiding. Ze deden het prachtig. Het
waren de directe evangelisatierefreinen
van de Youth-for-Christ rally's.
Om de prachtige stem en de vlotte
begeleiding nam men de woorden op de
koop toe. God weet, wat het gedaan
heeft in de harten Want het gesproken
en het gezongen woord keert nooit
ledig terug. Het doet nooit niets
De pauze moest natuurlijk opgevuld
worden en ook tussen de verschillende
voordrachten, was er wel eens even
een kleine leegte.
Toen hebben we allerlei leuke versjes
gezongen: er zat geen goed en geen
kwaad in. Ze waren alleen maar leuk.
Er zat vooral geen vroomheid in. Alleen
iraar vlotte wijsjes en wat kolder als
inhoud. Maar de mensen in de tent
zongen mee. Vooral de jongeren kenden
het repertoire waarschijnlijk van de
radio. De ouderen haalden hun hart
op aan Sarie Marijs en Daar bij die
molen, en dat soort.
Na de pauze en vooral na afloop
kregen we ineens een heel gesprek.
Niet met een der opgekomen ouders,
maar met een der medewerkers. Of dat
nu wel betamelijk was om op een
evangelisatie-avond zulke wereldse
liedjes te zingen
Na haar bekering had ze alleen maar
voor de Heer gezongen en beloofd met
haar stem niet meer de wereld te
dienen.
Mijn eerste reactie was blijdschap en
bewondering. Daar was iemand, die
zich geheel en al aan de Heer had
gegeven en alle gaven en krachten
voor Hem ter beschikking had gesteld.
,,Ik dank alles aan mijn Heer en ik
geef alles voor mijn Heer".
Je kunt dat wel een twee-drie metho-
disme noemen. Maar ik vond het fijn.
Ik wou, dat er onder de gereformeerden
wat meer methodisme werd gevonden
Dan zouden we niet op dat éne punt
staren: ,,het heil is voor mij". Maar
dan zouden we ook meer oog krijgen
voor het: ,,Ik ben voor het heil".
Maar er was behalve bewondering
ook een andere reactie bij me.
Ik had die wereldse liedjes, voor zo
ver ik ze kende, van harte meegezongen.
En ik was me niet bewust daar enig
kwaad mee gedaan te hebben. Achter
dit gesprekje zaten vragen, die niet zo
maar ineens doorgesproken konden
worden.
Als we ons hart aan de Here geven,
betekent dat dan, dat elke uiting en elke
verrichting bewust moet zijn op de
Here
Ik geloof het niet.
Als ik boekhouder ben en ik denk
tijdens mijn optelling niet aan de cijfers
maar aan de Here Jezus, dan maak
ik fouten en dan doe ik mijn werk ver
keerd en dan zijn die fouten niet tot
zijn eer.
Ik denk aan een huismoeder, die ik
tijdens een ziekte bezocht en die er over
klaagde, dat zo'n groot stuk van haar
leven gericht was op de aardse dingen:
zorgen voor het gezin, voor de maal
tijden, voor de kleren, voor de was
enzovoort en dat ze zo weinig maar
toekwam aan de dienst voor God en
dat ze zo weinig voor de Here kon
doen, omdat ze het zo druk had.
Nu is het wel waar, dat sommige
mensen zich drukker maken dan nodig
is met minder belangrijke dingen, maar
het is toch een scheve instelling, als we
denken, dat we God alleen maar dienen
door bidden, psalmgezang en door aan
Hem en aan het Evangelie te denken.
Tenslotte heeft God de aarde gemaakt
dat wij daar ook een taak hebben.
„Zes dagen zult ge arbeiden en al
uw werk doen", dat is ook het vierde
gebod. En juist het gewone dagelijkse
werk is een arbeid, waarin we dienaren
zijn van God, die de wereld door zijn
alomtegenwoordige kracht in stand
houdt.
God zorgt ook voor het gras en voor
de mussen. Het gewone werk is zeer
christelijk, als we daar maar getrouw
in zijn en dankbaar dat we het doen
kunnen en doen mogen.
Een verwijzing naar Maria en Martha
is hier geheel en al scheef.
Het was niet de fout van Martha,
dat ze zoveel deed in het huishouden.
En het was niet goed van Maria, als ze
zich aan de huishoudelijke beslomme
ringen niets aantrok. Maar het was
fout van Martha, dat ze maar bleef heen
en weer lopen, toen de Here Jezus aan
het spreken was. En het was goed van
Maria, dat ze op dat moment de boel
de boel liet om te luisteren. Het verschil
zit 'm niet in het dienen of het luisteren.
Maar in het momentEr zijn ogen
blikken, dat er niet gewerkt maar
stilgezeten moet worden. En het komt
er nu maar op aan. dat we die momenten
goed uit elkaar houden.
En dat zingen van niet-christelijke
liederen
Ik geloof, dat we niet vromer moeten
willen zijn, dan natuurlijk is.
Iemand heeft eens gezegd, dat we
ons twee keer moeten bekeren: allereerst
van het natuurlijke naar het geestelijke,
maar dan ook weer terug: van het
geestelijke naar het natuurlijke.
Anders wordt het zo krampachtig.
Dat steeds op onze tenen lopen,
houden we niet vol
Hier is niet alleen het gevaar van
krampachtigheid, maar ook van aan
stellerij en show.
Wij zijn nog niet in de hemel.
Trouwens ik geloof, dat op de nieuwe
aarde zeker een grote plaats voor het
natuurlijke leven zal zijn.
Ik kan me tenminste heel goed
voorstellen, dat die boer Nostel in
We bidden deze week speciaal voor
de Chinese kerken en christenen, die
in een bijzonder moeilijke positie ver
keren.
We bidden voor hen, om de leiding
van Gods Geest om in de maatschappij
structuren waarin zij leven, het Evan
gelie te kunnen beleven.
OECUMENE
,,Wij wensen die oude tijd van ver
starring in gescheidenheid en tegen
stellingen niet terug. Maar nu moet men
niet de fout gaan maken, de mannen van
vroeger voor onchristelijke, verbeten
vechtjassen houden, voor dogmatische
en kerkrechterlijke scherpslijpers, wien
het aan liefde ontbrak.
Ook zij werden gedreven door iets,
dat zuiver kerkelijk was en zonder het
welk de kerk te gronde gaat, namelijk
door de vraag naar de waarheid Gods.
Dat moet het huidige eenheidsstreven
honoreren door deze vraag als de be
slissende voor de beleving der kerkelijke
eenheid aan de orde te stellen. Echt
kerkelijke gemeenschap bestaat alleen
daar, waar men werkelijk verbonden is
door hetzelfde levende geloof in de
zelfde opgestane Heer en Heiland.
Daarom moet aan elk oecumenisch op
treden een eerlijk gesprek voorafgaan,
waarbij de wezenlijke geloofsgemeen
schap duidelijk blijkt".
(Herv. Weekblad, doe. bericht juni '69)
het boek ,,Een boerenpsalm" van Felix
Timmermans, op zijn sterfbed aan
meneer-pastoor vroeg of er in de hemel
wel een stukje land zou wezen.
Toen de pastoor aarzelde met het
antwoord voegde de stervende er aan
toe ,,waar moet ik anders met mijn
handen naar toe
Hij had gelijk
Want die handen had God ge
schapen. Niet alleen om ze samen te
vouwen maar ook om er mee te werken.
Als we van de Here zijn en ons leven
aan Hem overgeven, zijn we geheel
van Hem. Niet alleen met onze ernst
maar ook met onze ontspanning.
Dan mag ik Hem dienen niet alleen
met mijn aanbidding maar ook met
mijn huwelijk.
Dan prijs ik Hem als ik bewust
mijn hart tot Hem verhef, maar ook als
ik dankbaar geniet van alle goede en
prettige dingen. En dan mag ik
hartelijk lachen om geestige dingen en
ook mijn geest ontspannen door het
zingen van liedjes, waar toch eigenlijk
niets meer inzit dan nonsens.
Ik stel me de Here Jezus ook niet voor
als iemand met een steeds ernstig-
kijkende blik. Het is niet waar, dat Hij
nooit gelachen zou hebben.
Toen Hij de kinderen tot zich riep
en hen zegende, heeft Hij tegen die
kinderen ook vast een paar aardige
dingen gezegd en een grapje gemaakt
en ze toen gezegend. Anders waren ze
vast bang voor Hem geweest. Maar ze
zijn tot Hem gekomen. Hij was ook veel
aardiger dan die discipelen.
Deze vragen zijn waarlijk geen theo
retische quaesties. Ze grijpen niet alleen
in in onze dagelijkse levenspractijk,
maar hebben te maken met de methode
van onze evangelisatie.
(vervolg op pag. 31
door Jan Lourense
2)
Nu, het meisje had het geval niet overdreven:
's middags om drie uur stond het dokterskoetsje
weer voor de deur. 's Avonds acht uur ook. Maar
dat zagen de buren niet, want het was donker.
Alle gordijnen van de huizen waren hermetisch
gesloten. Dokter Jasperse was toen niet alleen
geweest: hij had een collega meegenomen, die,
evenals hij des middags, het hoofd had geschud.
In de kleine winkel hadden zij even met de
bazin staan praten.
Vrouw Israël, wij weten het niet. Misschien
morgen wel, als de drank helpt, misschien ook
niet. We spreken ronduit. Als er morgen geen
verbetering is, moet u er rekening mee houden,
dat uw man misschien over enkele dagen, misschien
nog eerder, sterft. Maar vertel dat niet aan de
baas".
Ontzet, maar beheerst, had Janna Menkens de
dokter aangehoord.
,,Dat laatste kan ik niet beloven, dokter. Mijn
man heeft vanmiddag al gezegd, dat hij sterven
gaat".
Schreiend wendde zij zich af en liep naar het
bedompte vertrek achter de winkel, waar Lieven
Rochus Israël in de nauwe bedstede lag te hijgen.
,,Wat zeggen de dokters. Janna
Pijnlijk stilzwijgen.
,,Zeg het maar, vrouw. Ik weet het toch wel.
Het zal niet lang meer duren, ik voel het".
Moeilijk had Israël gesproken. Hakkelend
kwamen de woorden er uit. Geruime tijd was het
weer stil. Toen had hij weer gepraat. Zij moest
scherp luisteren.
.Alles is goed, Janna. Ik ben bereid. Maar 't is
zo erg, dat ik jou met de kinderen alleen moet
laten".
,,De Here is een Vader voor weduwen en
wezen, Lieven", snikte zij. ,,Maak je over ons niet
bezorgd".
,,Nee, 't zal wel gaan, als God wil. Je bent
flink. En Sinke is er. En Johan weet ook alles".
Er was op dat moment iemand in de winkel
gekomen. Dat bleek dominee Siderius te zijn, die
daar stond in een dikke jas met bontkraag, de
hoge hoed op. Hij was voor een goed deel al op
de hoogte gebracht. De vrouw liet hem binnen
met de patiënt alleen. Zij ging naar de woon
keuken, waar de vijf kinderen verslagen bijeen
zaten.
Zij vertelde wat de dokter had gezegd en dat
vader had opgemerkt, dat zijn einde spoedig zou
komen. De meisjes barstten in snikken uit; Pieter
keek heel ernstig en klemde zijn lippen op elkaar.
Johan rechtte zijn rug
Hij, de oudste, was een forse jongen, haast een
jongeman. Hij leek ouder dan zeventien. Kwam
dat, omdat hij al vijf jaar in het bedrijf van zijn
vader werkzaam was
Vóór hij de school van meester Mulder bezocht,
was hij op de bewaarschool geweest, waar juffrouw
Verheyen, die niet zo jong meer was, de scepter
zwaaide. En toen naar de grote school, die boven
de bewaarschool was.
't Was een armoedige school, een van de eerste
scholen met de bijbel in ons land. Het bestuur kon
met moeite de eindjes aan elkaar knopen. Het
personeel werd zeer onderbetaald. Er was geen
geld. En het schoolgeld was vrij hoog.
De school was gevestigd in een heel oud, haast
bouwvallig, smal gebouw, een pand tussen andere
huizen in. De drie lokalen waren achter elkaar.
Jn het voorste aan de straatzijde en in het achterste
was vrij behoorlijk daglicht, maar het middelste
lokaal moest dat ontberen. Vrijwel de gehele
schooltijd moesten de lampen branden, eerst
petroleumplampen, daarna was het gaslicht er ge
komen. In de lokalen stonden banken, waarin acht
kinderen konden plaats nemen, 't Waren grote
klassen en in elk lokaal waren er twee. De zesde
klas had de bovenmeester, dat was meester Mulder.
Je moest een stenen trapje op, om in de lange
gang te komen. Aan het eind van de gang ging
een veel langere trap naar beneden, naar het sous-
terrain, dat de kelder genoemd werd. In die vunzige
omgeving waren twee lokalen ingericht, waar de
bewaarschool van juffrouw Verheyen gevestigd
was, die haar kinderen op gezette tijden aan de
bovenschool" afleverde.
Johan had de hele school afgelopen, zes jaar.
Dat was niet bepaald een gewoonte. Vele kinderen
verlieten de school na het vijfde jaar, ook wel
na het vierde. De ouders konden het schoolgeld
niet langer betalen of vonden, dat het nu mooi
genoeg was: de kinderen moesten ook eens wat
gaan verdienen.
Bakker Israël had er niet zo over gedacht.
Daarom was niet alleen Johan, maar hadden ook
Bettekee en Pieter de hele school afgelopen en
dat zou met de elfjarige Marie ook het geval zijn.
Pleuntje zat nog maar in de derde klas. Bettekee
was na school thuisgebleven: moeder kon haar
hulp best gebruiken. Pieter, die altijd knutselde,
was bij een timmerman in de leer.
Voor Johan had het vastgestaan, dat hij in de
bakkerij zou komen, hij wilde dat ook graag, en
de opvolger van vader worden. Maar dat hij dat
op zeventienjarige leeftijd al zou zijn
„We moeten niet huilen", zei vrouw Israël, tóch
met verstikte stem. ,,Dat zal vader niet goed vin
den".
Zij zeide verder, dat op de Fiere moest worden
vertrouwd. Wat God doet, is welgedaan. En Hij
zou voor hen zorgen, als vader er niet meer zou
zijn. Hebben jullie al gegeten
Ja, dat hadden zij al gedaan. ,,Maar moeder
moet ook eten", zei Bettekee. Zij zou het proberen.
Maar eerst ging zij nog naar vader. „En jij moet
naar bed, Johan".
,,Wie blijft er vannacht bij vader De vorige
nacht had moeder ook gewaakt.
,,Ik, jongen".
„Zal ik
„Neen, neen, je hebt je slaap hard nodig. Om
vier uur is het weer dag".
(wordt vervolgd)