^eeutc^e 3 A! w/at U ontbreekt Kerk present in Rekreatiewereld CUaótkouclen OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND. Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 470. Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen; Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke Dr. P. C. Kraan, Vlissingen; Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker. Nieuwerkerk; Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes. Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Een onbekende briefschrijver deelde mij een paar dingen mee en stelde me een paar vragen waar ik graag openlijk op wil antwoorden, omdat dezelfde moeilijkheden waarschijnlijk bij wel meerderen leven. Het was een droef relaas dat hij deed. Veel ziekte en veel tegenspoed. Jarenlange teleurstelling en onverhoorde gebeden. Alles werd hem afgebroken: gezondheid en gezin. En alle hoop op herstel is verdwenen. Na jaren was hij toch nog weer eens met veel moeite in de kerk gekomen en het eerste versje, dat daar werd op gegeven. was: „open wijd uw mond", (psalm 81 9) Hij had het niet mee kunnen zingen, want het was niet waar, dat de Here al wat hem ontbrak mild en overvloedig schonk. Dat zongen die mensen wel, die daar in de kerk zaten, maar die hadden geen gebrek. Terwijl hèm alles ontbrak. Het is niet makkelijk op deze dingen een weerwoord te geven. Bij het schrij ven denk ik: je hebt makkelijk praten. Je zit daar gezond en wel achter je tikmachientje en wat weet je eigenlijk af van werkelijk groot leed. Toch wil ik er wat van zeggen. In de eerste plaats, dat daar in de kerk wel meerderen waren, die een zwaar leven hadden. Het leed gaat aan niemand helemaal voorbij. Ook niet aan mij. Maar het gaat niet om onze per soonlijke ervaringen. Het gaat om wat de Here tot ons wil zeggen. In ons leed en over ons leed. En daarvoor moeten we naar de bijbel en moeten we die aandachtig en eerbiedig lezen en voor zichtig vragen: Here, wat zegt U Wat zegt U in die psalm 81 En dan wil ik er op wijzen, dat er in de berijming staat: „Leef uit mijn verbond". In de tekst staat alleen: Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen. Maar wat de berijming er van ge maakt heeft, is toch ook volkomen schriftuurlijk. Het klinkt wel heel absoluut en haast aanmatigend: „vraag van Mij vrij moedig". Hebben wij dan rechten Mogen wij eisen Moet de Here onze gebeden verhoren En als Hij dat niet doet, deugt het dan niet Deugt HIJ dan niet Inderdaad hebben wij rechten. Maar alleen in zoverre als we beloften hebben. Wat de Here ons heeft beloofd, daar mogen we met de grootste vrijmoedig heid om vragen, dat mogen we eisen. Daarvan geldt: „doe mij recht, o God". En daarover gaat de gelijkenis van de Here Jezus over de weduwe en de on rechtvaardige rechter. Een gelijkenis, die de Heiland vertelde, om ons te leren dat we moesten volharden in het gebed, zonder te verslappen (Luc. 18). Het komt er dus wel op aan dat we goed weten wat de Here ons heeft be loofd, want dan zal Hij ons op ons gebed zeker schenken, mild en over vloedig. Maar Hij heeft ons niet beloofd, dat we voorspoed zouden hebben en ge zondheid. Ja, toen we gedoopt werden is er van ons beleden dat we aan alle ellende, ja aan de veroordeling zelve onderworpen waren. Hoe ellendig we ook zijn, we hebben toch altijd meer dan wat er in deze belijdenis besloten ligt. Want die houdt in dat we naar lichaam en ziel volkomen verloren zijn. Wanneer wij deze belijde nis werkelijk menen, moeten we niet vragen waarom ons toch zoveel tegen spoed overkomt, maar moeten we stom verbaasd vragen, waarom wij nog zo veel weldaden genieten. Het minste en geringste wordt dan een wonder van genade. En het antwoord op dat waar om is: Jezus, de Heiland. Wat heeft de Here ons beloofd Hij heeft ons beloofd de vergeving van onze zonden en de leiding van Zijn Geest, Zijn vertroostende nabijheid en de heerlijke toekomst van Christus, waarin alle dingen nieuw worden en niemand meer zeggen zal: „ik ben ziek". Hij heeft ons ook beloofd de volhar ding der heiligen, d.w.z. dat we in het geloof zullen blijven. Om deze dingen moeten wij vragen. Met alle vrijmoedigheid. Sommigen denken wel eens dat deze dingen van zelf spreken of vanzelf komen, zonder ons gebed. En dat bidden alleen goed is voor allerlei zaken die wij wensen en de Here afbedelen moeten. Maar de leiding van de Geest en de nabijheid van Christus, ook de volhar ding, dat zijn de dingen waarom we bidden moeten. Zonder het gebed zullen we dat niet ontvangen. Dat moeten wij al biddende verkrijgen en genieten. Daarbij staan we sterk. Want dat heeft de Here ons onder ede beloofd. Dat heeft Hij ons in de vorm van een verbond beloofd. Hij heeft door deze afspraak Zichzelf gebonden. En als wij daarom bidden, zullen we dat overvloedig ontvangen. Want dat is het eigenlijke dat we nodig hebben. Wat ons ontbreekt is de gemeenschap met God. Niet onze ellende, maar het gemis Over enkele weken gaat Nederland weer met vakantie. Duizenden mensen zullen over de grenzen trekken, nog meer blijven er binnenslands en brengen hun vakantie door in tenten, caravans of zomerhuisjes in de rekreatiegebieden. Ieder jaar neemt het aantal vakantie gangers toe. De kerk zal ook weer present zijn deze zomer, en ook de kerkelijke aktiviteiten breiden zich ieder jaar uit. Vooral bij het interkerkelijk rekreatiewerk zien we een spectaculaire groei. Twee jaar geleden waren de kerken op 70 plaatsen in ons land aktief bezig temidden van de vakantie gangers; en dit jaar zullen op 90 plaat sen jongerenteams aanwezig zijn op of bij de campings. Dit rekreatiewerk (slechtweervoor- zieningen, sport en spelaktiviteiten) wordt bijzonder gewaardeerd door de vakantiegangers; het komt voor dat van Gods gemeenschap maakt ons leven ongelukkig. Want ons leed komt niet in mindering op de liefde van onze hemelse Vader Het is zelfs mogelijk dat we onder het kruis een gemeenschap met de Here Jezus vinden, die we in voorspoed nooit zouden gevonden hebben. Een ge meenschap met de lijdende Heiland. We moeten ook in ons bidden blijven bij Gods eigen Woord. Ons bidden moet het antwoord zijn op Gods Woord. Ons komen een antwoord op Zijn roepen, gelijk ons geloven alleen maai af kan gaan op Zijn beloven. Daarom zullen we met vrijmoedig heid onze begeerten gronden op Gods trouw verbond. En dan zullen we zeker zijn dat onze mond vervuld zal worden. En dat we mild en overvloedig zullen ontvangen. Toen ik in de hongerwinter op het platteland liep te bedelen om voedsel voor mijn kinderen, had ik geen belofte en ging ik van boerderij tot boerderij. Hier kreeg ik wat, daar kreeg ik niets Maar toen iemand mij gezegd had: „ik heb nog wel wat voor je, je komt maar eens langs", dan stond ik ook wel heel timide aan de deur te vragen van „als 't u belieft", maar dan stond ik daar toch niet als een bedelaar. Ik had een belofte, ik werd verwacht en ik deed mijn mond vrijmoedig open. Hier is de grote betekenis van het verbond. God heeft ons Zijn Woord gegeven. En Hij is de waarachtige, die niet liegt. Maar buiten de beloften daar mag ik wel vragen en al mijn begeerten mag ik bekend maken. Maar ik heb te aanvaarden wat God geeft en wat God neemt. En ik zal Zijn Naam nog loven. God geve ons allen die genade om dat waar te maken. Wie alleen maar een God heeft in voorspoed is als de heidenen, die hun goden er alleen op na houden om er van te krijgen. Komen er tegenspoeden, dan verwijten ze het aan hun goden en zoeken andere, betere, sterkere. Maar wij willen God dienen in dankbaarheid dat we Zijn kinderen mogen zijn door Jezus Christus, die door Zijn heilig lijden Zijn Geest voor ons heeft ver worven. En door die Geest geleid kunnen we niet alleen moed grijpen, maar ook moed houden en wachten op de Heer. A. D. kampbeheerders aan de kerken vragen om zo'n team te mogen hebben; de honderden jongeren die voor dit werk een gedeelte van hun vakantie beschik baar stellen zijn enorm enthousiast en daardoor een prachtig visitekaartje voor de kerk. Toch zijn er mensen die voor dit re kreatiewerk hun neus ophalen. Hun kerkelijke neus. Ze vinden het maar een slap gedoe van de kerken tegen woordig: er moet meer „geëvangeli seerd" worden Zo hebben we deze merkwaardige situatie dat door allerlei teams voor treffelijk werk wordt gedaan. Het wordt door tallozen zeer gewaardeerd. Het breidt zich uit. En intussen zijn er onder de kerkeraden en commissies die voor dit werk de verantwoordelijkheid op zich genomen hebben, meer dan één waar men elkaar in de haren zit over al of niet evangelisatie in de rekreatie. Omdat het hier in heel veel gevallen gaat om misverstanden en elkaar niet begrijpen, zullen we een poging wagen om het terrein wat af te bakenen. Om dan maar met het belangrijkste te beginnen: kerkelijk rekreatiewerk is niet evangelisatiewerk. Althans niet in die betekenis die men doorgaans aan dat woord hecht. Kerkelijk rekreatie werk is een vorm van sociaal cultureel werk dat door de kerken ter hand ge nomen is. En dat, als alle werk dat kerken doen, als het goed gebeurt, als vanzelf een getuigende dimensie heeft. En als iemand beweert dat rekreatie werk als zodanig ook door heel andere instanties dan de kerk gedaan kan worden, dan is dat zo. De kerken moeten niet dubbel doen wat anderen al doen. Het uitgangspunt van de ker ken is dan ook, dat ze dit rekreatiewerk niet alléén blijven doen. We zien hier o.a. een belangrijke zaak voor de over heid, het is een stuk welzijnszorg waar voor de kerken niet alléén maar méé verantwoordelijk zijn. We staan dan ook voortdurend voor de vraag in hoe verre we in de toekomst dit werk zullen moeten overdragen. De kerk heeft ook taken die ze be slist niet kan overdragen: de verkon diging, het pastorale werk, de evange lisatie, maar het zou een misverstand zijn te menen dat de kerk tot die taken heeft te beperken. De kerk is pas goed kerk als ze deel heeft aan het gehele leven; de kerk moet dat leven kennen in al zijn facetten. En als ik het hier over „kerk" heb, dan bedoel ik de gemeenschap van gelovi gen, die vooraan moeten staan in het doen van goede werken (Titus 3:8). De rekreatiewereld is een heel aparte wereld, met eigen normen en straks een eigen traditie. Het is een nieuwe ruimte, die door veel mensen als be vrijdend ervaren wordt, althans die be vrijding verwachten ze ervan. Maar het is een grote kunst om goed om te gaan met die vrije tijd. De kerk heeft hier een belangrijke taak. De kerk mag aan zichzelf en aan anderen leren hoe we moeten spelen voor Gods aangezicht. Ook waar de kerk haar niet overdraag bare taken vervult in de rekreatie- situatie, zal dit in de situatie moeten zijn, dus spelend, mééspelend, vóór spelend. Bovendien wordt van de kerk ver wacht dat ze initiatieven neemt daar waar vrije tijdsproblemen zich voor doen; b.v. verslavingsverschijnselen en sexuele problemen bij de oudere jeugd. Aan die taak mogen we ons niet ont trekken. Is er nu geen gevaar dat de kerk door met deze dingen bezig te zijn niet toekomt aan die andere taken, die toch ook belangrijk zijn de verkondiging, de evangelisatie Het ligt aan de kerk zelf, of die taken ter hand genomen worden; het is beslist niet afhankelijk van sociaal-culturele aktiviteiten. Alleen: als we ons serieus gaan bezig houden met de verkondiging, pastoraat en evangelie in de rekreatiesektor, dan zullen we dat goed moeten doen. De vrije tijdsruimte is een nieuwe ruimte, en de kerk die in die nieuwe ruimte zich presenteert zal een nieuwe, vernieuwde kerk moeten zijn. Het heeft geen zin om oude strukturen over te planten. De gemeente moet opnieuw verzameld worden rondom Woord en sakramen- ten. En dat betekent onder andere dit, dat er hier ook een ver doorgevoerde interkerkelijke samenwerking zal moeten groeien. Er zijn in ons land plaatsen, waar dit nieuwe begin al gemaakt is; waar al een klein begin is van de „rekreatiegemeente". Kerk en Rekreatie hebben dus heel veel te maken met de kerk van de toe komst, nieuwe vormen van kerk-zijn. Voorlopig betekent dat nog: experi ment. Het betekent ook een enorme uit daging^ die we beslist moeten aanvaar den. Wat er nu plaats vindt in de studen- tenparochien zullen we zeer binnenkort op uitgebreide schaal tegenkomen in de rekreatiegebieden: totaal nieuwe vormen van geloofsbeleving. Als kerken zullen we ons daarop moeten prepareren. Oud-Loosdrecht. G. Kerssies. 23e JAARGANG No. 46 19 JUNI 1969 „Ik worstel en ontkom" Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling. Advertenties 20 cent per mm. Bij abonnement lager. Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden Hebr. 10:23. Geloof en hoop. „Hoop doet leven", zegt men. Jawel, maar dan moeten we ook zekerheid hebben. Wij houden dikwijls krampachtig iets vast, dat we stellig verwachten en vurig hopen, maar waarvoor we geen enkel bewijs hebben. Zulk hopen maakt zenuwachtig, vooral, als wat we zien, zich ontwikkelt dwars tegen onze hoop in. Heel anders staat het met de hoop, die op Gods Woord is gegrond en Jezus Christus tot inhoud heeft. Deze hoop is meer dan een wens. Haar belijdenis dieper dan optimisme. Dit is vasthouden aan wat metterdaad vast is. Meestal wordt er gesproken over de belijdenis des g e 1 o o f s. Maar de belijdenis der hoop is toch precies hetzelfde. Want de Here Jezus Christus is ons geloof. Hij is onze hoop. Dat wil zeggen: we geloven in Hem en we hopen op hem. Geloven en hopen, dat loopt in elkaar. Geloofsbelijdenis. In de kerken der Hebreën, aan wie deze brief werd geschreven, moet het geloof in Jezus Christus reeds in eenvoudige woorden een formulering hebben gekregen. Geen wonder, want dit anonyme schrijven stamt uit de tweede generatie van Christenen. Zowel de schrijver als de geadresseerden, hadden het Evangelie van anderen vernomen. We mogen dus een zekere ontwikkeling der leer veronderstellen. Ik denk b.v. aan de belijdenis, die bekeerden aflegden, vóór zij de heilige doop ontvingen. Immers: wie geloofd zou hebben en gedoopt zou zijn, die zou zalig worden. Dat belijden ging echter niet gelijk bij ons, door met een enkel „ja", te antwoorden op enige vragen, doch door met zovele woorden uit te spreken, wat men geloofde. Het geloof in de drie-enige-God en het geloof in Jezus Christus, de Heer. Belijdenis der hoop. Deze belijdenis nu wordt hier de belijdenis der hoop genoemd. Want Jezus Christus is wel gekomen in de wereld, is gekruisigd op Golgotha en ten derde dage opgestaan uit de doden, maar de zaligheid die Hij verwierf is nog niet te zien. Zijn heerlijkheid nam Hij mee naar de hemel. Wat God beloofd heeft, dat i s er al, want het is er in Christus, de Here, maar het is nog geen zaak van aanschouwen, doch van geloven. Wij zijn in hope zalig! Wezenlijk is de situatie der gemeente heel anders dan die van Gods volk onder het oude verbond. Toen moest Christus nog komen, was alles slechts schaduw en beeld. N u i s Hij gekomen, werd de zonde verzoend, de Geest uitgestort, de kerk gesticht, maar toch leeft de kerk ook nu weer van beloften. Christus zal komen op de wolken. Hij zal ons tot Zich nemen in heerlijkheid. Hij zal alle dingen nieuw maken. Hij zal enz. Dat is onze hoop. Onze hoop is Jezus Christus. En de belijdenis der hoop is de belijdenis van ons geloof in Jezus Christus. Jezus, onze Hoop. Onze belijdenis is dan ook waarlijk wel wat meer, dan een beschouwing, waar we 't mee eens zijn, of een leer, waar we mee instemmen, doch het is een zaak, of liever een persoon, die we vertrouwen en verwachten. We zeggen dat zo wel: we leggen belijdenis af van ons geloof, maar we bedoelen daar toch altijd mee: „we leggen belijdenis af van Christus". Het is een persoonlijke zaak. Van ons persoonlijk, hoofd voor hoofd. Doch ook in deze zin persoonlijk, dat de belijdenis, ons belijden is aangaande Jezus Christus, onze Heer. Belijden is een met de Kerk mee spreken, dat je op Jezus Christus hoopt. Dat ook jij alles van Hem verwacht. Want de vergeving van uw zonden en de vernieuwing van uw leven, heeft Hij volledig verworven. Dat heeft Hij 'in handen. En dat is beschikbaar, want al Zijn schatten zijn niets andere dan gaven. Doch je kunt dat alles krijgen alleen door het geloof, d.w.z. ge hebt dat alles, alleen voor zover je Hem hebt en Hem vasthoudt. Je hebt het alles in Hem. Daarom is Hij uw Hoop. GEDENKEN WIJ DANKBAAR Gedenken wij dankbaar de daden des Heren, zijn leven, zijn dood en verrijzenis, en dat wij oprecht tot Jezus ons bekeren, die onze God en leidsman ten leven is. Hoe hadden wij onze bestemming vernomen, was Jezus de weg niet ten einde gegaan, Wie zouden wij zijn, als Hij niet was gekomen om in zijn lichaam onze dood te doorstaan. Hoe zouden wij ooit voor elkaar kunnen leven, had Hij ons de liefde niet voorgeleefd, die tot de dood zich prijs heeft willen geven, die, Zoon van God, ons aller slaaf is geweest. Gij, eerste der mensen, die weerloos en eenzaam als graan in de aarde gestorven zijt, Gij wordt ons brood, maakt ons met U gemeenzaam van harte maak tot wederdienst ons bereid. Tekst: HU1B OOSTERHUIS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1969 | | pagina 1