Roeleren
U/eekeind voor w/ie vrede u/H
Wankelt de troon van
de „zu/arte Paus" 1
Horen onze kinderen echt bij de Gemeente 1
„HONDEMASTATE"
Van de totale wereldbevolking leefde in 1965 bijna vijftig
procent, dat zijn 1510 miljoen mensen, in de zeer arme
landen met een jaarlijks gemiddeld inkomen van minder
dan honderd dollar. Dan leven 530 miljoen mensen, ruim
16 procent, in de arme landen. Dat zijn die landen waar
men een gemiddeld jaarlijks inkomen heeft van 100 tot
300 dollar. Zo doorgaand komt men aan 160 miljoen
mensen, die in de minder arme landen wonen en tussen
de 300 en 600 dollar per jaar krijgen, 16 procent gaat
met 600-1200 dollar per jaar naar huis en gezin.
Maar: 430 miljoen mensen, dat is 13,3 procent leven in
de zeer rijke landen met jaarlijks inkomen van meer dan
1200 dollar. Tot de zeer rijke landen behoort Nederland.
Een dollar is ongeveer 3.80 waard.
De gegevens komen uit het tweede cahier voor vredes
vraagstukken, dat dit jaar dient om enige informatie te
geven in verband met de aan ontwikkelingswerk (de ver
houding arme-rijke landen) gewijde derde interkerkelijke
vredesweek (21-28 september a.s.).
Het interkerkelijk vredesberaad, waarvan voor dit jaar
een der voorzitters is Prof. Dr. J. Tinbergen, een inter
nationaal erkend econoom, die zich voortdurend met het
„wereldinkomen" bezig houdt, organiseert deze vredes
week.
Provinciaal en plaatselijk kunnen de kerken van het
I.K.V. gebruik maken.
Maar hoe kan dat
Voor de vredesweek bestaat in Zeeland een werkgroep
van de u al bekende Zeeuwse contactgroep Jeugd en
Oecumene. Deze werkgroep wil u graag behulpzaam zijn
bij de bezinning op hetgeen in de interkerkelijke vredes
week in uw plaatselijke gemeente kan worden gedaan.
In samenwerking met het vormingscentrum „Hedenesse"
in Cadzand wordt daartoe deze dienst aangeboden: een
week-end op Hedenesse, op zaterdag 10 en zondag 11
mei a.s., bestemd voor jonge mensen en ouderen, wie
het ontwikkelingswerk ter harte gaat.
De zaterdagavond wordt besteed aan informatie, de zon
dag zal vooral worden besteed aan het uitwerken van
plaatselijke mogelijkheden.
Op die zondag zal ook huisdienst of agapèviering worden
gehouden. Er komt een literatuurstand en eventueel zal
een film over het onderwerp rijke-arme landen worden
gedraaid. Mogen wij op u rekenen Want: „Alles is in
beweging. Of de beweging gaat in de richting van ver
nieling of vernieuwing, dat is een zaak waarvoor de
huidige generatie in de komende jaren verantwoordelijk is"
(Prof. Verkuyl).
U kunt zich voor dit Hedenesse-weekend ter voorbereiding
op de interkerkelijke vredesweek opgeven op „Heddensse"
te Cadzand, schriftelijk of telefonisch: 01179-344. En
daar uiteraard eerst ook meer informatie vragen.
Namens de werkgroep vredesweek van de
Zeeuwse Contactgroep Jeugd en Oecumene,
D. E. Hiensch.
De prijs is 2.50 a.i. Misschien kan dit lage bedrag u
helpen uw aarzeling te overwinnen.
Misschien denkt u bij het woord
„zwarte paus" aan een of ander luguber
verhaal of aan rassendiscriminatie, laat
ik u zeggen dat noch het een noch het
ander in het geding is. Het is nl. zo dat
in de wandelgangen (niet parlemen
taire natuurlijk) de generaal van de
Jezuïetenorde wel eens, om de macht
die hij in de rooms-katholieke kerk
heeft, de zwarte paus wordt genoemd.
Ook werd en wordt de orde der Jezuïe
ten wel eens de geheime politie van de
rooms-katholieke kerk genoemd omdat
ze in het verleden al de binnenbrandjes
binnen de rooms-katholieke kerk moest
helpen blussen.
Dat men deze binnenbrandjes, en ook
wel eens grote branden, aan de Jezuïeten
toevertrouwde, was vanwege de cada
ver-discipline gehoorzamen als 'n
dode), die er in de orde heerste. Binnen
de rooms-katholieke kerk zegt men zelfs
dat als 'n Jezuïet moest kiezen tussen
gehoorzaamheid aan z'n generaal, of
aan de paus, hij voor de eerste kiezen
zou.
Dat laatste schijnt nu echter in die
zin te veranderen, dat men zich gaat af
vragen, of vele Jezuïeten in Nederland
nog wel bereid zijn de zwarte paus te
volgen. Op zondag 27 april kwamen
immers te Amsterdam 124 van de 500
Jezuïeten bijeen om in 'n brief hun be
zwaren uiteen te zetten tegen het ont
slag van twee Jezuïeten studenten
pastores te Amsterdam. Opvallend
hierbij is dat 'n derde, pater van Kils-
donk die eveneens tot deze pastores
behoort en zich solidair verklaarde met
de twee anderen, niet uit de orde werd
gezet, 'n Krant, ik weet niet juist meer
welke krant, wist te melden dat van
Kilsdonk niet uit de orde kon worden
gezet vanwege 'n speciale belofte in
die orde.
Je krijgt op deze manier de indruk
dat de stoottroepen, die uit Jezuïeten
bestaat, ook nog zijn rangen én stan
den kent. Zo verwonderlijk is dit niet,
want de stichter van de Jezuïeten was
tenslotte 'n Spaanse generaal, alleen,
en dat is weer Jezuïeten eigen, het
kwam nooit naar buiten. Dat kon het
trouwens niet dank zij het systeem,
'n Jezuïet belooft immers cadaver-ge-
hoorzaamheid en deze wordt hem iedere
dag voor ogen gehouden door het feit,
dat hij iedere dag, 'n kort verslag moet
neerschrijven over datgene wat hij over
tal van zaken denkt. Heel het systeem
is ook min of meer militair geschoeid.
Het is dan ook te begrijpen, vooral in
de room-katholieke kerk van Nederland,
dat dit systeem zijn tijd heeft gehad.
Wat dienstig was in vroegere tijden,
toen de rooms-katholieken in hun isole
ment leefden, heeft nu wel degelijk af
gedaan. De vraag is alleen: kan 'n
systeem aan wie deze cadaver-gehoor-
zaamheid ten grondslag ligt, ook zonder
dit, alles handhaven
Vandaar onze vraag: wankelt de
troon van de „zwarte paus"
M. V. J. d. C.
Voor enige weken woonde ik een
gemeentevergadering bij. Daar werd de
wenselijkheid uitgesproken, dat de do
minees veel meer, dan te doen ge
bruikelijk is,, zouden rouleren.
Iedere week een ander gezicht, een
andere stem, een ander soort preek.
Deze verandering van spijs, zou de
eetlust buitengewoon bevorderen 'f
Hoe beklagenswaard waren de „een-
manswagens", die kleine gemeenten met
hun éne predikant. Gesteld, dat je het
niet zo erg getroffen had en een middel
matig begaafde preker iedere zondag
maar weer moest horen, hoe bezwaarlijk
was dat.
Niet iedereen had een auto, om in
de buurt een betere predikant te gaan
beluisteren. En op de fiets, dat viel ook
altijd niet mee.
En daarom: rouleren
Dan werd verlies en winst meer ge
lijkelijk uitgesmeerd over een aantal
kerken. Verdeeld risico
In deze critiek op de dominees zit
natuurlijk wel wat in.
Er zijn er helaas .niet zo veel, die
boven de middelmaat uitsteken en het
is zo goed, als zoveel mogelijk van die
bijzondere gaven en talenten kan wor
den geprofiteerd. Toch mis ik in die
redenatie over het rouleren een belang
rijk ding.
Allereerst is er daar ook nog zo iets
als Gods voorzienigheid.
Dat niet alle predikanten even grote
redenaars zijn, gaat niet buiten Gods
bestel om.
Paulus was ook niet in zijn preken op
het sterkste
Niettemin was hij volledig apostel
van Jezus Christus, ook al trachtten
sommigen hem in een hoekje te druk
ken.
De belijdenisdrukte is weer voorbij,
de mooie preken zijn weer uitgesproken
en wij hebben," op geen enkele uitzon
dering na, voor een duizendkoppig,
passief luisterend publiek ons ja-woord
gegeven.
Toch zou ik bij deze gang van zaken
enkele kritische vragen willen stellen:
1. Heeft het op deze manier doen van
openbare belijdenis nog zin
2. Is het geoorloofd deze openbare
belijdenis te gebruiken als „toe
latingseis" tot het avondmaal
ad 1Naar mijn mening is de openbare
belijdenis zoals die op het moment in
onze kerken gehanteerd wordt, geba
seerd op een traditie, waarvan men
niet af wil wijken, maar heeft ze voor
het dagelijks leven van een christen
weinig betekenis.
Is het doen van openbare belijdenis
een te kennen geven dat je op dat
moment of in de loop van het. vooraf
gaande jaar, Christus als je God en
Zaligmaker geaccepteerd hebt
Deze gedachtengang is voor mij
moeilijk te verenigen met het kind van
zes dat uitdrukkelijk verklaart van
Jezus te houden en uit volle borst zingt:
Dat een bepaalde predikant op een
bepaalde plaats staat, werd veroorzaakt
door een samenloop van menselijke
omstandigheden.
Maar we geloven toch, dat er ook
„leiding" achter zit. Zon beroep werd
toch biddende uitgebracht en biddend
aangenomen
Een dominee kan niet solliciteren,
zoals 'n onderwijzer. Natuurlijk moet
hij zo hard mogelijk werken, als hij kan
en ook op zijn manier van preken zijn
uiterste best doen (al kan niemand het
ooit iedereen naar de zin maken) maar
tenslotte mag een predikant verlangen,
dat men hem, zó als hij dan is, met de
gaven, die hij heeft en zonder de talen
ten, die hij niet heeft, aanvaardt, niet
maar „draagt".
Doch aanvaardt, om 's Heren wil.
Hij kan niet ergens anders naar toe
op eigen initiatief, als het hem niet
bevalt. Maar kunnen zijn gemeente
leden dat dan wel
Waar blijft dan de trouw
Het is tussen een dominee en zijn
gemeente zoiets als tussen man en
vrouw.
Die heb je zelf uitgezocht of ge
kregen. Maar hoe dan ook je hebt
elkaar van Gods wege.
„Ik wens te zijn als Jezus Liegt
dat kind Of nemen wij het niet serieus
omdat het zijn geloof niet in prachtige
volzinnen weet te formuleren God
neemt het kind echter wel serieus, want
Hij heeft het aangenomen toen de
ouders het als baby lieten dopen.
Of was de doop voor de ouders een
gokje: zal het kind zijn doop accepteren,
ja of nee
Bovengenoemde gedachtengang kan
ik ook moeilijk verenigen met het be
staan van jongens- en meisjesclubs,
G.J.V.'s en een jeugdorganisatie als
Youth for Christ. Deze verenigingen
bestaan vnl. uit doopleden, maar als het
merendeel van hun leden niet geloven
dat Christus hun Redder en „Kracht
bron" is, kan iemand me dan verklaren
hoe het komt dat deze verenigingen nog
lang niet op de fles zijn Kan iemand
me dan verklaren hoe het komt dat er
nog zoveel daadwerkelijk christendom
bij deze verenigingen aan de dag ge
legd wordt
Ik geef toe dat iedereen in zijn of
haar leven een periode doormaakt waar
in hij zichzelf niet is, waarin hij trapt
en schopt tegen alles wat hij in zijn
omgeving ziet. Hij zal misschien (voor
het oog) onverschillig staan tegenover
En nu zijn ook niet alle mannen en
alle vroywen even volmaakt of even
charmant. Ik zeg niet: „en daarom moet
je 't er maar mee doen". Maar ik zeg
wel, dat het hier aankomt op trouw.
Hier komt de gedachte zelfs aan rou
leren niet te pas
Ook in het kerkelijk leven gaat het
niet zonder trouw Trouw is heel wat
anders dan een saaie gelatenheid. Maar
als van weerskanten gegeven wordt,
alles wat men heeft en gedaan wordt
alles wat men kan, is er in de liefde een
grote blijdschap en een geweldige
zegen.
Maar als een predikant deze goodwill
van de trouw en de liefde mist, kan
hij nooit op tegen de attractie van al
wat nieuw en jong en weer eens wat
anders is.
Alleen een sterk roepingsbesef en
nauw contact met de Heere Jezus, kan
hier bewaren voor vereenzaming en ver
sombering. Want er zijn weinig dingen
zó erg als een ouder wordende predi
kant, die men voor stoelen en banken
laat staan.
Er zijn ook weinig dingen, die zó
door en door onchristelijk zijn.
X. Y. Z.
Christus, maar meent hij dat Doe je
dat niet omdat je ouders niet onver
schillig staan tegenover Christus Ik
zie geen reden om aan te nemen dat
je in die periode van je leven niet in
God gelooft. Misschien minder bewust,
maar daarom geloof je wel
Ik kan me ook niet voorstellen dat
iemand tot z'n 12e jaar gelooft, daarna,
in de puberteit, niet, om op 18-, 19-
jarige leeftijd weer wel te gaan geloven.
Maar wanneer het waar is dat iemand
van z'n geboorte af, meer of minder
bewust, gelooft in God, dan kan ik de
openbare belijdenis, op ca. 20 jaar, niet
plaatsen.
Daarbij komt nog dat men moeilijk
van een openbare belijdenis kan spreken
binnen de zeer gesloten kring van ge
lijkgezinden. Is het uitspreken van de
„12 artikelen" door de gemeente niet
hetzelfde, zoniet meer Waarom dan
nog eens een aparte „openbare be
lijdenis"
ad 2. Wanneer we ervan uitgaan dat
het avondmaal bestemd is voor alle ge
lovigen, zoals het Pascha bestemd was
voor de Israëliet en zijn gehele gezin,
dan vraag ik mij af waarom de doop
leden geen toegang hebben tot het
Heilig Avondmaal
Is het éénmalig uitspreken van een
ja-woord voldoende om voor de rest
Volgende week komt de generale
synode van onze kerken bijeen. Bid
den we om wijsheid, moed, een voor
uitziende blik en christelijke eensgezind
heid bij alle afgevaardigden.
Bidden we bijzonder voor de vrouwe
lijke afgevaardigden, die voor het eerst
deel uitmaken van dit „hoogste college"
in onze kerken.
van je leven aan het avondmaal deel te
mogen nemen Ik dacht van niet
Hoevelen doen belijdenis terwille van
een huwelijk, om later tot de conclusie
te komen dat het toch niet is wat zij
ervan verwacht hadden Ze hebben
avondmaal gevierd, want ze hadden be
lijdenis gedaan, maar enkele jaren latei-
zie je ze nooit meer in de kerk.
Het is duidelijk dat de openbare be
lijdenis in een dergelijk geval gefun
geerd heeft als maatstaf voor iemands
geloof, terwijl ze er in feite volledig
naast zat. Heeft een dergelijke belijdenis
dan nog enige waarde Neen
De toegang tot het avondmaal wordt
ontsloten door éénmalig ja te zeggen
op de gestelde vragen in een zo gespan
nen sfeer, dat men eigenlijk zichzelf niet
meer is, maar meegesleurd wordt in
een roes van vroomheid en heiligheid.
Het feit dat iemand van z'n 4e jaar af
naar de kerk gaat en meedoet aan het
plaatselijk jeugdwerk wordt minder als
een belijdenis van zijn of haar geloof
gezien.
De reden waarom ik belijdenis ge
daan heb, was noch het openbaar be
lijden van mijn geloof in God, noch het
verkrijgen van de toegang tot het
avondmaal, maar het binnen de kerk
geaccepteerd willen worden als mondig
lid, met alle konsekwenties van dien.
De enige mogelijkheid daartoe is nog
steeds het doen van openbare belijdenis.
Ter verduidelijking wil ik vermelden
dat ik deze reden ook gezegd heb tegen
mijn wijkpredikant .en -ouderling (de
examencommissie)
Het bevreemdt mij niet dat het avond
maal zo weinig betekent voor de doop
leden. De viering van het avondmaal,
de gemeenschap met Christus, waaruit
de gelovige zijn kracht put om als ge
lovige indeze wereld te leven, blijkt
voor bijna alle doopleden de meest ver
velende kerkdienst te zijn Dit zijn twee
feiten die ik onmogelijk met elkaar in
overeenstemming kan breng-en. Heeft
het gelovige dooplid, het zijn er mis
schien meer dan u denkt, geen recht
op versterking van zijn of haar geloof
door brood en wijn Juist zij, die de
moeilijkste periode van hun leven tege
moet gaan, of er middenin zijn Juist
voor hen wordt de meest belangrijke
kerkdienst de meest vervelende
Ik hoop binnen niet al te lange tijd
aan de avondmaalstafel een kinderlach
te horen. Is mijn hoop ijdel
Utrecht P. M. Geerse.
CLASSIS MIDDELBURG
der Gereformeerde Kerken
Vergadering der Classis Middelburg
van de Gereformeerde Kerken in Ne
derland, te houden D.V. woensdag 21
mei 1969, in de Getuigeniskerk, Adriaen
Lauwerijszstraat te Middelburg. Aan
vang 10 uur v.m.
Namens de roepende kerk van
Middelburg
Ds. P. van Til, praeses
N. Siljée, scriba
FEUILLETON
door
HERMAN DE MUINCK
67)
„Nu geen gekheid, dokter. Want dat is natuur
lijk nonsens. Ik ga weg! Opvolger! Kom nou!"
„Loop even met me mee. Even maar. 't Is heerlijk
buiten".
„Ja dat wist juffrouw Offringa. Alle ramen
stonden wijd open. De tuin was één bloemenzee.
Lochem lag in de dichte bossen verscholen, 't Was
volop zomer. En wat een zomer! Dag in dag uit
straalde de zon uit een wolkloos, helblauwe lucht.
„Ja, ja, maar 'k heb geen tijd, hoor, dokter".
„Ik ook niet. Een paar minuten maar. Het grote
nieuws moet rustig verteld worden".
„Nou, u is nogal rustig", spotte de directrice,
die zich toch liet meetronen.
VJak naast de hoofdingang, nu in de zon, stond
een fraaie bank.
„Kom, hier gaan we even, heel even zitten en
dan zal ik u eens wat vertellen. Weet u, wanneer
ik met vakantie ben geweest?"
„Elk jaar toch zeker?"
„Ha, ha, dat kan een zuster wel. Maar ik niet.
Als je het precies wilt weten, het is drie jaar
geleden".
„Nee toch!?"
„Ja toch! Geen vervanger kunnen krijgen. En
je kunt je patiënten niet in de steek laten? Dus
gingen mijn vrouw en de kinderen op familiebe
zoek en zo en ik ploeterde maar verder. Ik ben
heus hard aan rust toe. Maar ik vreesde, dat het
weer niet zou gaan".
„Er gaat bij mij een lichtje branden. Dit jaar
lukt het dus wel?"
„Geraden! Een collega in Utrecht heeft kunnen
zorgen voor een vervanger. Pas afgestudeerd arts.
Hij moet een pienter jongeman zijn, die met glans
alle examens haalde. Alles is al voor elkaar. Hij
komt woensdag. Zijn naam is Fottema. Snap je
nou, waarom ik zo uitgelaten ben als een kind?
Ik snak naar enkele weken rust".
„Die hebt u dan ook wel verdiend".
„Zo is het. Maar nu ga ik weer aan het werk".
„En dat werk goed doen, hoor, al wegen de
laatste loodjes het zwaartst", plaagde de directrice.
„Tot donderdag dan".
Die donderdag brak spoedig aan".
Jan Fottema was 's woensdagsmorgens heel vroeg
op de fiets gestapt, om de lange tocht naar Lochem
te ondernemen. Nog diezelfde avond lichtte dok
ter Jansonius hem in over de patiënten. „Twee
patiënten liggen in het ziekenhuis hier. Dit zijn
hun namen. Zo nu en dan zoek ik die eens op. Je
hebt er niets te doen dan een praatje maken. In
noodgevallen belt de directrice van het ziekenhuis,
juffrouw Offringa, mij op en verleen ik diensten.
Maar dat komt niet vaak voor. Zoals u ziet zijn er
niet veel patiënten, 'k Hoop dat u het rustig zult
hebben. En ik ben blij, dat ik er eens uit kan".
„Ik zal mijn best doen, dokter..."
„Ho, ho, we zijn collega's!"
„Goed", lachte Jan. „Collega dan. Ik zal mijn
best doen. Maar eerlijk gezegd, ik zie er wat tegen
op".
„Dat hoor ik liever dan dat iemand met veel
bravour zegthet komt voor elkaar. Maar u redt
het wel. Nu nog de apotheek bekijken. En tja,
u zult het wel saai hebben, zo drie weken alleen in
dit huis. Maar vrouw Saalmink zal gegarandeerd
goed voor u zorgen".
Het doktershuis zou geheel verlaten worden.
De werkster, vrouw Saalmink, zou zorgen voor het
schoonmaken en had beloofd, de maaltijden voor
dokter Fottema te zullen verzorgen.
Die avond kon Jan Fottema moeilijk in slaap
komen. Hij voelde zich eenzaam in deze vreemde
plaats, al was hij dankbaar, dat hij alvast drie
weken zelfstandig de praktijk van dokter Jansonius
kon waarnemen.
Die waarneming werd nog goed betaald ook. Dat
geld kon hij wel gebruiken. Hij had, nu het arts
examen met goed gevolg achter de rug was, wel
een mijlpaal bereikt, maar zijn toekomst was nog
zeer onzeker. Een praktijk kopen, zo er een moge
lijkheid bestond, was niet te betalen. Zich ergens
vestigen, zonder meer, liep ook in de papieren. De
installatie kostte nog al wat en je moest het kunnen
uitzingen. Zijn oom-geldschieter was overleden.
Van hem was geen hulp meer te verwachten. Zijn
twee neven, de zoons van de overleden oom, had
den er spontaan genoegen mee genomen, dat het ge
leende geld in gedeelten zou worden terugbetaald.
Maar dan moest hij eerst verdienen! En zijn
ideaal: direct door te gaan studeren in de chirurgie
was ook in rook vervlogen.
De volgende morgen maakte hij het spreekuur
mee en ging met dokter Jansonius enkele min of
meer ernstige patiënten langs, waarna zij naar
het ziekenhuis peddelden.
Allereerst maakte hij daar kennis met de direc
trice, in wier vertrek zij koffie dronken.
Mejuffrouw Offringa vónd hem al heel spoedig
een sympathieke jongeman, wel wat ernstig, in
elk geval niet de joviale, soms uitgelaten dokter
Jansonius. Nou ja, alle mensen zijn ook niet gelijk.
Zij vertelde hem het een en ander van het zie
kenhuis en leidde hem later even rond.
„Verpleeghulp hebben we voldoende. Vier leer
ling-verpleegsters. Maar met het oog op de va
kanties zijn er op het ogenblik twee uitgeleend
aan Zutfen. Die komen maandag terug. En dan
gaan de twee anderen. Zo helpen we mekaar. U
weet natuurlijk voldoende van het ziekenwerk af".
„Nu voldoende, voldoende, 'k Heb natuurlijk
wel gewerkt in het grote ziekenhuis in Utrecht.
Anders, u weet het, kun je geen artsexamen af
leggen. Maar dan werk je niet zelfstandig. Ik
hoop dan ook, dat u mij in de drie volgende weken
niet nodig hebt".
„Tut, tut, niet al te gering van je denken, collega
viel Jansonius hem in de rede. Hij was al jovialer
geworden en tutoyeerde zijn jonge collega, ,,'k Heb
je gisteravond al gezegd, dat je het wel redden
zult".
(wordt vervolgd)