eeuwóe
3£erkbode
<Slndd ik Wet weet
J-
A
V Wet ?n de dommel
ORANJE BOVEN l
<Sincló ik Wet weet
23e JAARGANG No. 41
8 MEI 1969
„Ik worstel
en ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Ds, W. H. Gispen, Terneuzen; Dr. P. C. Kraan, Vlissingen;
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker. Nieuwerkerk;
Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes.
Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
20 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
v
Hierover schrijft Ds. S. Woutersemeritus predikant van Dordrecht; in
zijn Kerkbode
Dit is de ondertitel van het boekjedat geschreven werd door Ds. A.
Brouwer, in leven predikant bij de gereformeerde kerk van Rotterdam-Cen
trum. Het boekje heetOnvoltooid afscheid. Ik zou ivillen, dat u allemaal
dit kleine geschrift van 48 bladzijden ging lezen. Ds. Brouwer heeft er zelf
boven geschreven Sinds ik het weet. Dit is het opschrift boven het aan
grijpende gedicht van Jacaeuline van der Waals, wat als eerste, voordat
Ds. Brouwer zelf aan het woord komt, is afgedrukt. Daarop volgt de inleiding
„Dit boekje heb ik geschreven voor hen, die met mij in hetzelfde schuitje
zitten die ook in de kracht van hun leven het signaal ontvingen om zich
klaar te maken en de zeilen te hijsen voor de overtocht. Het is bedoeld als hulp
voor hen. 't Kan wellicht ook zijn nut hebben voor de magen, de vrienden en
bekenden die bij de afvaart een handje willen helpen en in ieder geval
er nauw bij betrokken zijn. Zij mogen erin zien, hoe moeilijk het is de touwen
los te gooien en waar de knopen liggen. LI behoeft maar even verder te
bladeren en het is u duidelijk welke vlag dit bootje voert. God zegene al
die eenzame overkant-vaarders en doe hen behouden Zijn haven binnen
zeilen".
Beste lezers, zou ik eraan willen toevoegenWe moeten allen naar de
overkant, vroeg of laat. Er zullen ook onder ons zijn, die aan een ziekte
zullen lijden, die het hoe langer hoe duidelijker maaktIk word niet meer
beter. Hoe gedragen we ons dan, sinds we het weten
Hoe moeten wij gns dan gedragen Ds. Brouwer, terwijl hij het wist,
heeft er ons over geschreven. Dr. Hommes vertelt in een woord vooraf, dat
dit boekje tot stand gekomen is onder pijn en afmatting, terwijl de zieke
hunkerde naar en vocht om het leven. Daarom is alles zo echt, heel echt. Ds.
Brouwer begint dan met de geschiedenis van Hizkia, di$, in ernstige ziekte,
de tijding kreeg:'Tref beschikking voor uw huis, want gij zult sterven
en niet herstellen. In die dagen heeft Hizkia tot in de diepste gronden ervaren
de rijkdom van het léven. Maar alles keert zich ten goede. En zijn danklied,
dat tintelend en fris de eeuwen doorging, zingt ervan de levende, de levende
hij looft U.
Ook Paulus, die in 2 Corinthe 1 vertelt, dat hij aan zijn leven wanhoopte,
ja, voor eigen besef zich als ter dood verwezen achtte, is verrukt, dat God
hem uit zulk een groot doodsgevaar heeft verlost. Brouwer concludeert
uit beide voorbeelden De waarde van het leven leert een mens misschien
pas kennen in het aangezicht van de dood. Zo kan het ook met ons zijn, dat
ook wij een teken ontvangen, een hartinfarct, of een operatie die veel te
kort duurde voor de ernst van de ingreep „ze hebben niets meer aan me
kunnen doen", dat we ineens ervaren de weelde van het leven, dat we voor
heen min of meer vanzelfsprekend genoten hebben.
Maar dan hoe moeten we voort Hoe doe je dat eigenlijk met de dood
in je schoenen lopen Als u heel concreet de sloper aan het werk weet in uuJ
lichaam, wil het met slapen niet altijd zo best. Hoe moet ik verder
Toen Hizkia het gehoord had, keerde hij zijn gelaat naar de wand, bad een
gebed, en weende luid. Hij brulde het uit. Heengaan in de bloei van zijn
jaren. Weg uit het land der levenden. Nu al nu al Israël hield van het
leven. Dat is ook bij ons, die in Christus telkens de rijkdom van het leven
ontsloten zagen. Geen wonder, dat ook u, op een stil plekje, gehuild hebt,
gebruldHeer, dat niet. Nu nog niet.
Maar, we kunnen niet blijven huilen. Hoe moeten we verder Dan zegt
Ds. Brouwerwe moeten aan 't werk. Aan 't werk. Hij geeft daartoe enkele
suggesties. Allereerst ophouden te denken, dat dit onherroepelijk is. Hij
laat cursief drukken Daar weet u niets van. Hizkia zag zijn leven met 15
jaar verlengd. Het is Israels God, Die krachten geeft èn wonderen werkt. We
mogen en moeten strijden tegen ziekte en dood. Dat is een gebod van de
God des lévens. Het mag u dus tot troost zijn, dat zovelen zich inspannen om
u in leven te houden. We mogen dankbaar de hulp van de medische weten
schap aanvaarden. Wij moeten dus meevechten, met God en de dokters. En
we moeten alles weren wat de gevechtskracht breken zou. Wat de medische
wetenschap betreft, dank zij een bijna geperfectioneerde specialisatie zien we
toch, dat er hulp gekomen is voor ontelbaar velen, die een 50 jaar geleden
zonder meer reddeloos waren"
Een levend v oorbeeld.
Ds. Wouters vervolgt:
„We laten nu even het boekje van Ds. Brouwer los, om wat over deze
dominé in zijn ziek-zijn te vertellen. In de flat, waarin mijn vrouw en ik
wonen, is onder velen als medebewoonster een weduwe. Ze vertelde ons, dat
haar man tijden lang verpleegd geworden was in de Daniël de Hoedkliniek
te Rotterdam, en gelegen had naast een dominé van onze kerk. Ik vraag:
Bedoelt u soms Ds. Brouwer Onmiddellijk antwoordde ze toestemmend.
Toen vertelde ze ons van de wijze-, waarop deze predikant zich in de zieken
zaal gedragen had, waardoor hij zo heel veel voor haar man betekend had.
Hij was toen in de periode: Sinds ik het weet. Maar voor ieder had hij een
woord. Haar man kon op een bepaald moment vanwege een dik been niet
lopen. Toen had Ds. Brouwer een rolstoel naast zijn bed gezet, en was hij
met hem, terwijl hij de rolstoel duwde, naar de recreatiezaal gegaan, zodat
haar man weer helemaal opgekikkerd was. Begrijp je dat nu, zo had hij aan
zijn vrouw gevraagd, dat hij zo hier optreden kan, terwijl hij weet, dat hij
niet meer beter worden kan Moet je je voorstellen: Dan komen z'n jongens
met de schooltas binnen en zit hij een moeilijke som met hen uit te vinden
op z'n bed.
Ja, zo was Ds. Brouwer in de ziekenzaal, met de andere zieken. Een
voorbeeld van: zolang ik hier ben, meewerken, wat doen, getuigen. Als je dit
hoort vertellen, spreekt zijn boekje nog veel meer. Onwillekeurig gaan daarbij
de gedachten van ondergetekende naar het jaar 1946. Na vijftien jaar de
kerk van Soestdijk gediend te hebben, en daar de bange oorlogsjaren te
hebben doorgebracht, had ik het beroep naar de kerk van Dordrecht aan
genomen. Toen beriep de kerk van Soestdijk in de komende vacature de jonge
dominé Brouwer. Hoe was hij toen in z'n volle jeugdige kracht! We be
zichtigden samen de mooie omgeving, we bekeken de pastorie van zolder tot
kelder, maar wat we vooral deden: we praatten over het ambt van de predi
kant. Ds. Brouwer nam het beroep aan en vroeg mij, of ik hem in Soestdijk
bevestigen wilde. Dat hebben we gedaan op een prachtige najaarszondag.
Als tekst had ik genomen: de gelijkenis van de vrouw, die het zuurdeeg
mengde door het meel. Toen ik de buurvrouw in de flat hoorde vertellen
van de zegen, die Ds. Brouwer in de Daniël de Hoedkliniek had mogen ver
spreiden, dacht ik aan die bevestigingstekst. Hij is, sinds hij het wist, al heeft
hij zijn strijd gehad, niet in de put gaan zitten, maar heeft, in de dienst van
zijn Heer, gewerkt, zolang het dag was. Hij is een levend voorbeeld geworden
van de wijze, hoe een kind van God, die in de kracht van z'n jaren sterven
moet, en door een verschrikkelijke ziekte wordt geteisterd, als een zuurdeeg
ook de ziekenzaal, en de harten van medepatiënten doortrekken kan.
Sinds ik het weet. Dat behoeft geen periode van omvruchtbaarheid te zijn.
Dan kunnen we nog werken in dienst van de Meester. Zelfs door het
duwen van een rolstoel. Zelfs door je kinderen nog te helpen met hun sommen.
Lezershet is een wonderschoon boekje, dat ik u heden introduceer. Vol
rijke, doorleefde, schriftuurlijke gedachten".
't Komt allemaal uit.
Ds. Antonie Brouwer is gestorven de dag na het kerstfeest van 1967.
Hij was 49 jaar en liet een gezin met zes kinderen achter. Bijna een jaar
van tevoren, op nieuwjaarsdag 1967, had hij in zijn wijk, in de Statensingel-
kerk, een korte toespraak mogen houden, die hij zelf als een afscheid heeft
beschouwd. Een enthousiaste evangeliedienaar, vol met plannen, sterk van
lichaam en geest, die nu de geleidelijke afbraak van zijn leven voelde, wees
toen op de Overwinnaar: Christus, onze Heer, verrees, halleluja Het moest
een zingend afscheid zijn, want hij die in zijn gezcmde dagen de lof op de
genadige God had gezongen, aanvaardde dat:
„de dank, U toegezonden,
op aard nooit onderbroken wordt,
maar stetds opnieuw door mensenmonden
gezongen en gesproken wordt".
(Ellerton-Jacq.e van der Waals, nr. 113 van de 119 gezangen. Ook de nrs.
35, 83 en 86 zijn van de Nederlandse dichteres.)
In april 1967 schreef hij aan zijn gemeente: „Natuurlijk is deze weg niet
zo gemakkelijk begaanbaar. En ook een dominee tobt wel eens Maar 't gaat
mij zoals Paulus ergens schreefhet lijden is overvloedig - maar de ver
troosting ook! Weet u: wat ik in zoveel preken heb mogen zeggen: dat de
Heer er bij is, ook in pijn en nood, klopt, 't Komt allemaal uit. En dat mag
ik telkens weer ervaren".
Sinds ik het weet - ik weet het welofschoon
Nog onder ons angstvallig wordt ontweken,
Het boze woord te noemen, dat bij 't spreken
Licht ruw of wat onzuiver klinkt van toon, -
Sinds ik het weet, werd mij de overvloed,
De schoonheid en de zoetheid aller dingen,
Die mij alom omgeuren en omringen,
Nog wél zo liefelijk en wél zo zoet,
Sinds ik het weet, schijnt mij de atmosfeer
Doorwasemd en doorgeurd van zoele togen,
Het is of ieder zintuig en vermogen
Nog fijner werd en scherper dan weleer,
Sinds ik het weet, treed ik, wien ik ontmoet,
Den vreemden en den vrienden op mijn wegen,
Ontroerder en vertrouwelijker tegen.
En 'k groet ze met een vriendelijker groet,
Sinds ik het weet, is God mij meer nabij
En vaak, in d'ernst van 't aardse spel verloren.
Zo ernstig en zo diep als nooit te voren,
Gevoel ik plots Gods glimlach over mij.
Uit Laatste verzen".
II
Wat de zetter van het woord: stoot-
blok in m'n eerste artikel gemaakt heeft,
is wel heel wonderlijk. Je bent dan even
boos en denkt: ,,Man, lees toch beter
De boemerang Ik moet voor de zoveel
ste keer tot het besluit komen: schrijf
toch beter O die mensen op de druk
kerij zullen ook wel eens de kriebel
krijgen, als ze uit vele krassen en door
halingen toch een dragelijke zin moeten
produceren. Als scriba van de classis
kreeg ik een lang epistel van onze
hoofdredacteur. Wat hij schrijft, kan er
altijd op door. Maar het ,,hoe" ontlokt
je diepe zuchten en je krijgt medelijden
met Spanjaardstraat 47. Het zal daar
toch wel geen wekelijkse crime zijn Ik
vermoed, dat onze doctor z'n copie de
schrijfmachine laat passeren.
U merkt - een mens zoekt altijd dek
king. Nu ga ik onbewust de collega
uit Gapinge als stoot-blok gebruiken.
Niet fair, hij heeft het beter aan mij
verdiend. En het is ook zo - wie bij hem
kaatst, kap wel een bal verwachten.
Een vreedzame polemiek. Men wil de
gelijkheid der ambten. De toga moet
verdwijnen - zegt Ds. Baas van Sint
Anna Parochie. Ik vind een vecht-jas
gevaarlijker dan een toga. En omdat
Ds. Dondorp de vecht-jas nooit ge
dragen heeft en nooit dragen zal, durf
ik hem te gebruiken om mij-zelf wat
- te beschermen. Ik ben 't niet alleen, die
hane-poterig schrijf.
O dat je toch altijd in commissie wilt
zijn. Zelfs die domineesvrouw in het
boek van Jörgen Falk, Rönne.
Op de avond van de intree-zondag
wil haar man van haar horen, hoe ze
de preek gevonden heeft.
,,Je preek
„JaDat is toch een natuurlijke
vraag".
„Och Ik werd daar zo slaperig -
je moet er niet boos om zijn - maar
ik kon het werkelijk niet volgen".
,,Het verveelde je - zeg dat maar
ronduit".
,,Ja, maar Alfred, ik was toch heus
niet de enige".
Van je familie, en soms van je eigen
vrouw moet je 't maar hebben.
Tot de zaak - ik moet twee conferen
ties verslaan. Waar li/gt de grens tussen
zakelijk en persoonlijk? Ik moet het
werkelijk eerst nog itven hebben over
de twee voorzitters. De diakenen-man,
zo strak-vriendelijk, de ouderlingen
man, zo stralend vriendelijk. Die beide
heren kunnen sfeer scheppen. Er wordt
nog-al hevig gebokst op die conferen
ties. Maar er worden, geen bitterheden
of zuurheden gelanceerd. We blijven
vrienden, we blijven broeders, we
blijven broeders en zusters.
Willen die voor zitters wel een
pluim hebben Ik vind niet, dat de
zolder van het ambt elijk leven vol ligt
van dank en 'waardering. Het is heil
zaam om je-z elf en elkaar kritisch te
bekijken. Maair om elkaar van tijd tot
tijd eens op een .schouder-klopje te
tracteren, dat behoot t toch ook wel tot
Wat een fijne dag was het 30 april
In tegenstelling met vele vorige jaren
scheen er een heerlijk zonnetje. Ten
minste hier in Zeeland, waar het weer
altijd een paar graden beter is dan in
Holland.
Het was zo'n triest gezichtal die
natte vlaggen en die fanfarecorpsen in
de regen en al die verpieterde mooie
jurkjes.
Maar nu was alles zo echt feestelijk.
Want onze Koningin was jarig. Ze
werd (al) 60 jaar: Andere dames kun
nen soms hun leeftijd een beetje ver
heimelijken, maar niet alzo onze
Koningin.
Dat weet iedereen precies. En de
ouderen herinneren zich haar geboorte.
Ik zat net in de tweede klas van de
school met de bijbel - we gingen toen
per 1 april (al of niet) over. Er was
nog geen radio, dus we wisten die
morgen van niets. Maar één van de
onderwijzeressen kwam iedere morgen
uit Den Haag en die bracht het be
richt mee.
Wat een feest
Die geboorte was iets volkomen
anders dan de geboorte van de een of
andere prins of prinses in de familie
der Koningin nu.
De moeder van onze Koningin was
het enige kind van de laatste Koning
(Willem III) en haar huwelijk met
Prins Hendrik was jaren lang kinder
loos geweest.
Het Huis van Oranje dreigde dus uit
te sterven. En er waren er, die dat heus
niet vreselijk vonden. In de kringen van
de oude S.D.A.P. was men republikeins
ingesteld. Ik herinner me het voor ons
kinderen afschuwelijke feit, dat vele
onderwijzers van de openbare school
niet mee wilden doen aan het organi
seren van kinderfeesten op de verjaar
dag van de Koningin. Wij vonden dat
haast net zo erg als goddeloosheid.
Maar dat is veranderd.
Pieter Jelle Troelstra ging op audiën
tie, gewapend met een grote bos rode
tulpen, een oranjestrik er om heen (of
was het andersom
En onze Koningin geniet vandaag
ieders sympathie. Dat is opgebouwd ge
worden door haar voorgeslacht. Die
lijn begon bij Koningin Emma en loopt
over Wilhelmina en Juliana naar
Beatrix.
4 Koninginnen, die het juist door hun
bescheidenheid voortreffelijk hebben ge
daan en doen.
O.f we met een Koning zo gelukkig
zouden zijn geweest In ieder geval
past een lieve en toch flinke Koningin
beter iri de figuur van een constitutio
nele monarchie dan een Koning.
Bij een vrouw is de combinatie: flink
èn lief eerder te verwachten dan bij een
man, die öf flink - en dan is hij een
soort dictator - öf lief is - en dan is hij
een zacht eitje. Bij een vrouw is het
eerder èn - èn.
De regering van deze vier vrouwen,
die alle vier zowel flink als lief waren,
is een grote zegen voor ons land ge
weest.
Ze wisten hun plaats.
Een moeilijke plaats.
Ze moeten koorddansen tussen ,,te
veel" contact en ,,te weinig" contact.
Ze moet gewoon zijn en toch Konin
gin blijven.
We wensen haar van harte nog vele
gezegende jaren toe te midden van ons
volk.
Vroeger schreven de dominees bij
zo'n gelegenheid: ,,te midden van haar
volk".
Dat typeert de wijziging. Maar even
zo vrolijk: Oranje boven.
A. D.
de onderlinge opbouw. Vele conferen
tie-gasten zijn spreek-graag. Een en
kele misschien ook wel een tikkeltje
twist-graag. Maar br. Looyse en br.
Rouw staan hun mensen.
Onder III dan hopelijk over de con
ferentie zelf. Ds. v. d. Berg heeft zin
nige notities gemaakt op de diakenen
conferentie. Hij wil ze maar liever niet
uitwerken. In het vertrouwen, dat ook
ik het wel zinnig zal doen. Dank, col
lega, voor dat vertrouwen.
G. S. O.