Jeugd van vroeger en nu
Officiële berichten
Wat gebeurt er mei
de Paascollecte 1
„HONDEMASTATE"
„J. c."
nen afdoen met de opmerking „Het
Woord moet het doen". Maar wat ver
staat men dan onder „het Woord"? Het
gesproken woord? Maar in de Bijbel
betekent „het Woord" heel wat meer.
Als we alles verwachten van het ge
sproken woord, dan komt alles op één
kaart te staan en dan wordt de vraag,
of het Woord nog wel aankomt bij de
mensen van vandaag, tot een groot
probleem. Een probleem dat volgens
mij aanmerkelijk minder zwaar zou zijn,
als men meer leefde bij de sacramenten
als middelen om zich het heil toe te
eigenen.
De bediening van het H. Avond
maal is evengoed Woord-bediening als
Schriftlezing en Preek, want „het
Woord" is in de Bijbel het vlees ge
worden Woord van God: Jezus Chris
tus!
We doen er dan ook beter aan niet
te spreken van Woord en Sacrament,
maar van de „dienst van Schrift en
Tafel". In het Avondmaal komt het
zelfde Woord n.l. tot ons in een an
dere gedaante.
Ik hoor nogal eens opmerken, dat
een wekelijkse viering het Avondmaal
tot een sleurhandeling zou maken.
Natuurlijk staan alle andere hande
lingen in de dienst niet minder bloot aan
dit gevaar van sleur.
Maar ik ben me ervan bewust, dat
dit antwoord niet voldoende is. Men
is bevreesd voor een gedachteloos auto
matisme, misschien zelfs wel voor magie
en bijgeloof. Maar zou dat gevaar
werkelijk nog bestaan, als de avond
maalsviering telkens zijn belevingsin-
houd krijgt door de voorafgaande
schriftlezingen en verkondiging? Deze
dienst van de Schrift moet ons juist
„opwarmen" en de speciale stemming
bepalen, waarin wij daarna gaan com
municeren. Ik spreek met opzet van:
speciale stemming, omdat ik weet, dat
velen het Avondmaal altijd vanuit de
zelfde gezichtshoek benaderen en al
tijd in dezelfde stemming vieren, nl.
de Goede Vrijdag-stemming.
En als iemand het niet kan opbreng
en om wekelijks het kruislijden te ge
denken, dan stem ik daar volkomen mee
in; ik geloof, dat geen mens <Jat kan
opbrengen. Maar dit is juist de een
zijdige benadering waardoor het avond
maal voor zoveel mensen „altijd maar
weer het zelfde" is geworden. Vandaar
de vrees voor sleur. In werkelijkheid
echter is het heil in Christus oneindig
gevarieerd. Het is niet voor niets, dat
de Bijbel zo dik is; iedere lezing daar
uit en iedere preek daarover belicht
weer een ander aspect van het éne
heil. En dat aspect wordt bezegeld in
de Avondmaalsviering. Het heil is te
rijk om het in één woord te zeggen.
De ene keer gaat het over de verge
ving, de andere keer over de over
winning, dan weer over de inwoning
van de H. Geest, dan weer over de
gehoorzaamheid, de gelukzaligheid, de
verwachting, de liefde, de gemeenschap
enz. En mét de prediking wisselt het
Avondmaal om zo te zeggen ook iedere
keer van smaak. Geen twee keer smaakt
het hetzelfde. Daarom is een avond
maalsviering zonder preek ook een
onding, waar de gevaren van sleur en
automatisme onherroepelijk aan kleven.
Maar hetzelfde moeten we ook omke
ren: een preekdienst zonder Avondmaal
is niet minder een onding. Immers, hoe
licht wordt de preek niet vrijblijvend
aangehoord. Het gaat het ene oor in
en het andere weer uit, en we gaan
weer over tot de orde van de dag, wat
meestal betekent, dat we gewoon op
de oude voet verder gaan. Maar het
Avondmaal maakt alles wat we ge
hoord hebben uit de Schrift concreet.
Het Woord moet vlees worden in
ons leven; dat kan alleen, als we
Christus ontvangen. Van Hem leven
we. En dat wordt juist zo zichtbaar en
tastbaar in de „dienst van de Tafel".
Daar wordt alles heel persoonlijk; daar
komen we heel werkelijk oog in oog
voor Christus te staan en vraagt Hijzelf
aan ons: Wil je dit heil, dat nu ver
kondigd is, tot werkelijkheid maken
in je leven? Wil je dit echt? Kom dan
en ontvang Mij, neemt en eet.
Kijk, dat doet het Avondmaal. Het
maakt duidelijk, dat alles wat wij nodig
hebben geconcentreerd, is in Christus
zelf, en het voorkomt, dat lezing en
preek als een theorie in de lucht
blijven hangen. Het maakt het heil
tot een werkelijkheid voor ons, en je
kunt er niet meer onderuit. Als we dit
wederzijds verband zien en beleven
tussen „dienst van de Schrift" en de
„dienst van de Tafel" als een onlos
makelijke band, dan gaan we onge
twijfeld verlangen naar een veelvul-
diger bediening van het H. Avondmaal.
Nu is er ook een practische kant aan;
en die is moeilijk. Onze avondmaals
diensten duren lang en dat komt voor
al door de methode van communiceren:
zitten aan een lange tafel met lezen en
zingen en dan pas wisselen, terwijl het
wisselen niet eens gelijktijdig kan ge
beuren, doordat we maar over één
gangpad beschikken. Door dat laatste
is ook een wandelende communie, waar
bij men voortdurend rouleert, moeilijk
uitvoerbaar. Het lijkt me niet onmoge
lijk; misschien is er iemand, die hier
voor eens een „verkeerssysteem" kan
ontwerpen. Blijven zitten in de bank is
een methode die men tegenwoordig wel
veel toepast. Een groot bezwaar vind
ik dat men dan te passief blijft. Men
krijgt brood en wijn „geserveerd" op
z'n plaats en de daad van het toegaan
gaat zo verloren. Jammer dat de meeste
gereformeerde kerkgebouwen eigenlijk
niet voldoende berekend zijn op avond
maalsviering door gebrek aan over-
ruimte.
Hoe het ook zij, met viermaal per
jaar mogen we geen genoegen nemen.
Voor het jaar 1969 heeft de kerkeraad
daarom maar eens vijf avondmaals-
zondagen vastgesteld. Misschien wor
den het er in 1970 zes.
J. Th. Heemskerk, Axel.
Het ligt mij niet te klagen over de
jeugd van tegenwoordig. Want de jeugd
van vroeger was ook zo best niet, net
zo min als de oudere generatie vandaag
zo voortreffelijk is.
Het gaat niet om slechter of beter.
Maar de tegenwoordige jeugd is wel
heel, heel anders dan die van plm. 30
jaar geleden.
In dit opzicht heeft dunkt me de
laatste wereldoorlog veel meer wijziging
gebracht dan de oorlog '14-'18.
De jonge mensen zijn totaal anders.
Soms lijkt het me een ander ras te
wezen.
Wat is het verschil
Het meest valt wel op de grote vrij
moedigheid. We zouden het eerlijkheid
kunnen noemen, spontaneïteit en open
heid. Soms echter ben je geneigd het
brutaliteit te noemen en stijlloosheid.
Dat is al naar dat het valt.
Jonge mensen en reeds de jongens en
meisjes op de lagere school beschouwen
de ouderen als medemensen, die een
aantal jaren ouder zijn en daardoor het
een of ander weten of kunnen, dat zij
nog niet kunnen of weten.
Maar dat is dan ook zo ongeveer
het enige verschil.
Zij spreken zich vrijmoedig uit en
zeggen hun mening en mengen zich in
het gesprek der ouderen.
Er is een amicale verhouding ge
komen, waar de ouderen heel erg aan
wennen moeten.
Toen ik 18 jaar was, eindexamen
had gedaan en student werd, verliet ik
de plaats mijner inwoning.
Mijn vader droeg me op zelf mijn
attestatie te gaan vragen bij onze wijk-
predikant. Ik had dan meteen gelegen
heid hem te groeten en te bedanken
voor zijn catechetisch onderwijs en de
ziekenbezoeken, die ik tijdens een ern
stige ziekte ontvangen had.
Ik zag daar tegen op.
Bij een dominee aanbellen, dat was
me wat!
Ik herinner mij, dat ik eerst langs
zijn huis voorbijwandelde en toen in
de hoop, dat hij niet thuis zou zijn
aanbelde.
Ja en toen zat ik er aan!
Verbazend vriendelijk werd ik ont
vangen en na een prettig gesprek na
men we afscheid.
Ik was blij en dankbaar voor die ge
noten hartelijkheid.
25 Jaar later.
Ik ben nu zelf predikant geworden
en loop op een morgen op en neer langs
het perron van ons forensen-station
netje.
Ineens voel ik een flinke klap op mijn
schouder en een jongensstem roept me
toe: „Hallo dominee, ook eens naar de
stad?"
Het was een prettige jongen en we
hebben een kwatiertje samen gereisd.
In het gesprek was ik het, die de ont
vangende partij vertegenwoordigde. Hij
onthaalde mij op-een stel belevenissen
van school, met de leraren, enz.
Erq prettiq.
En toch?
Kwam bij het jongemens niet op, dat
ik misschien liever wat bezig wilde zijn
met mijn eigen gedachten, in verband
met wat ik in de stad ging doen?
Wist hij wel zo zeker, dat zijn gezel
schap op prijs stelde?
Dat hij niet verlegen voor me was
en mij als een normaal geval beschouw
de, ondanks mijn ambt, is allemaal winst.
Maar het is toch niet enkel winst.
Die nivellering maakt het leven erg
grauw!
Anderzijds komen alle dingen zo vol
komen bloot te liggen, nu geen vormen
en geen manieren de schijn langer op
houden.
De vraag wat beter is, heeft evenwel
maar weinig zin.
Waar we mee te maken hebben zijn
de feiten.
De jeugd is heel anders dan vroeger.
En het zou vreemd zijn, als dat niet het
geval was.
Het is een ander ras.
Pastor
Kort verslag van de vergadering
der Classis Zeeuws - Vla an d er e n van
de Gereformeerde Kerken op 4
februari 1969 in Terneuzen.
Namens de roepende kerk Axel opent
Ds. Heemskerk om 14 uur n.m. We zingen
Ps. 1333, gelezen wordt Philippenzen
2:1-11. Daarna gaat hij voor in gebed,
en heet de aanwezigen welkom.
De credentiebrieven worden nagezien
door de afgevaardigden van Aardenburg.
Vervolgens' wordt het moderamen geïn
stitueerd als volgt, Ds. L. Zwaan praeses
Ds. J. Paksy assessor, Ds. M. Noorloos,
scriba.
De notulen van de vorige vergadering
worden goedgekeurd.
De gehouden correspondentie wordt ge
lezen, ook enkele ingekomen stukken
komen aan de orde. O.a. van de Deputaten
Ref.-Roma, van de Deputaten Finantieën
en Organizatie, van de A.K.B. enz.
Tot afgevaardigden voor de Particuliere
Synode 1969 worden gekozen de brs. Ds.
L. Berger en Ds. M. A. Noorloos, primi;
Ds. J. Th. Heemskerk en Ds. L. Zwaan,
secundi; J. de Feijter en J. Hunze, primi;
I. J. van Bortel en A. de Degt, secundi-
ouderlingen; A. Nieuwenhuyze, primus
diaken en K. de Koeyer, secundus-diaken.
Ontslagaanvrage van Ds. W. H. Gispen
in verband met zijn a.s. vertrek naar
Dordrecht. De stukken worden nagezien
en in orde bevonden.
Jaarrekening 1968 en begroting 1969 van
de classicale questor dhr. Bot wordt hierna
besproken en goedgekeurd.
Ds. Heemskerk adviseert namens de de
putaten ad Art. 48 de hulpaanvrage van
de kerken Aardenburg, Breskens en Oost
burg goed te keuren. Dit gebeurt na lang
durige bespreking en hoofdelijke stemming.
Over zending, coörd. comm. oost en
west, deputaten voorlichting, jeugdzaken,
en tot slot raad van kerken wordt gerap
porteerd.
Hoek vraagt en krijgt Ds. Zwaan als
consulent.
De praeses bedankt Ds. Gispen namens
de classis voor het vele werk die hij als
deputaat enz. in ons midden heeft verricht.
Ds. Gispen antwoord hierop, en wenst
al het goede.
De roepende kerk van de volgende ver
gadering is Breskens. Wordt gehouden in
Aardenburg, 6 mei 1969 a.s. Het mode-
ramen: Ds. Heemskerk, praeses; Ds. Pak
sy, scriba; Ds. Zwaan, assessor.
De praeses gaat voor in dankgebed en
sluit om 23.30 uur de vergadering.
In opdracht van de classis:
J. Paksy, assessor.
In vrijwel alle gereformeerde kerken
werd met pasen weer de jaarlijkse col
lecte voor het landelijk evangelisatie
werk gehouden.
Wat gebeurt er met dit geld Daar
over schrijft ons het Evangelisatie
centrum:
Om te beginnen ons vormingswerk
in Baarn. Als kerkelijke vormingswerk
valt dit niet in de termen om te worden
gesubsidieerd door de overheid.
Toch menen wij de deelnemersprijs
niet hoger te moeten stellen dan in ge
subsidieerde vormingscentra. Het inten
sief gebruik dat uit allerlei delen van
ons land en door alle categorieën van
evangelisatiemedewerkers, ouderlingen,
predikanten, van deze afdeling gemaakt
wordt, bewijst dat het hier gaat om een
stuk werk waar een toenemende vraag
naar is. Wij mogen die werk niet in
krimpen, of, wat nog erger zou zijn,
stoppen.
Dan is er het adviserings- en voor-
lichtingswerk, dat vanuit het Evangeli
satiecentrum in het land gebeurt. In het
afgelopen jaar had het Evangelisatie
centrum contact met 500 kerken.
Reis- en verblijfkosten noch honoraria
worden in rekening gebracht.
Studie en bezinning is nodig om het
vormings- en advieswerk zo te kunnen
doen dat het passend is in deze tijd,
waarin zoveel vragen zijn ook rondom
de evangeliserende taak van de kerk in
de meest uiteenlopende situaties in de
samenleving.
Tenslotte: de evangelisatie-noodge-
bieden. Die nood is de laatste jaren in
versneld tempo onvoorstelbaar toege
nomen.
Wie zoals deputaten voor de evan
gelisatie en hun staf vrijwel dagelijks
met deze nood te maken heeft, is uiter
aard zozeer op de hoogte, dat hij soms
te vanzelfsprekend denkt dat iedereen
het wel weten zal. Opeens merk je dan,
dat dat niet zo is.
Er zijn streken in ons land waar de
gereformeerde mensen voor de evange
lisatie vijftig cent per jaar per ziel op
brengen, soms nog minder. Als je dan
We bidden voor de synode van de
Javaanse Chr. Kerk
Aanvankelijk zou deze synode in
januari reeds zijn gehouden. Door om
standigheden kon dat toen niet door
gaan. Hij wordt nu gehouden van 28
april tot 8 mei te Salatiga op Midden-
Java. Drs. C. H. Steenwinkel zal daar
onze kerken vertegenwoordigen.
Allerlei belangrijke zaken, die ook de
samenwerking met onze kerken betref
fen, zullen besproken worden. Vragen
vooral ook over de evangelieverkondi
ging naar buiten, naast allerlei binnen
kerkelijke problemen.
Laten we dé Heer der Kerk bidden
om wijsheid voor de broeders en zusters
op Midden-Java en om een zegen op
alle besprekingen en besluiten.
weet dat er andere streken zijn, waar
echt niet de kapitaalkrachtigen uit onze
kerken wonen, maar waar het gemid
delde ligt van 10,— tot ƒ15,— per
ziel per jaar, dan word je over die vijftig
cent wel eens verontwaardigd. Ten on
rechte overigens want die van twee
kwartjes per ziel weten vaak niet hoe
groot de nood is, met name in de oude
binnensteden.
Ook in de immense nieuwbouwwijken
liggen allerlei nieuwe kansen voor de
verbreiding van het evangelie, en ook
dat kost handenvol geld. De kerken in
die nieuwe wijken bestaan dikwijls uit
jonge gezinnen, die zelf voor aanzien
lijke kosten staan. Toch zijn ze op ver
blijdende wijze vaak desondanks zo
offerbereid, dat met veel inspanning de
kerken het soms net redden om het
evangelisatiewerk enigszins te finan
cieren.
Maar in de binnensteden ligt het
heel anders In de laatste jaren is het
zielental van de gereformeerde kerken
daar soms met honderden teruggelopen.
En terwijl de kerken kleiner en minder
draagkrachtig worden, neemt de nood
zaak en nemen de mogelijkheden voor
het evangelisatiewerk vaak geweldig toe.
Nu is de situatie zo, dat men vaak
nog niet eens denkt aan uitbreiding van
bestaand werk, laat staan het aanvatten
van nieuw werk. Maar alleen al het
instandhouden van het bestaande werk
vraagt onevenredig grote offers van de
zwakker geworden kerken daar. Met
name ook financieel. Door het kleiner
worden van de kerken wordt logischer
wijze ook het „arsenaal" van „vrijwil
ligers" kleiner, en moet een - in ver
gelijking met gewone situaties - oneven
redig groot aantal „full-timers" worden
ingezet.
Het gaat niet uitsluitend om de grote
steden. In alle provincies zijn ook op
kleinere schaal evangelisatiegebieden
waar gezegend werk wordt gedaan,
maar waar men afhankelijk is van de
hulp die landelijk gegeven wordt, om
dat anders het werk gestopt of inge
krompen moet worden.
Het is dus niet uit een zeker per
fectionisme, dat geld voor keurige or
ganisaties nodig heeft, dat we een
dringend beroep doen op de kerken in
ons vaderland om -mild te geven. De
nood is groot in het eigenlijke werk.
Onze grote wens is dan ook dat de
totale opbrengst van de collecten voor
het landelijke evangelisatiewerk dit jaar
4j/2 maal een gewone collecte zal op
brengen. Het is noodzakelijk voor de
voortgang Van het werk
Voor hen die liever gireren: het num
mer is 52 53 10 ten name van het Evmi-
gelisatiecentrum te Baarn.
FEUILLETON
door
HERMAN DE MUINCK
65)
Niet zo gespecialiseerd, begrijpt u? Er zijn nu vol
doende verpleegsters, maar ik wil graag minstens
vier leerlingen hebben. Twee zijn er. De derde
komt volgende week".
De naar schatting ruim veertigjarige directrice
sprak met opzet zo uitvoerig, zonder dat er feitelijk
een behoorlijke kennismaking was geweest tot nu
toe. Zij had direct bespeurd, dat de bezoekster in
spanning verkeerde en wilde haar op haar gemak
stellen.
Dat lukte haar. Lucie luisterde opmerkzaam en
kwam op haar gemak. Deze directrice was een
sympathiek persoon. Zij wist uiteraard niet, dat
ook zij op de directrice een gunstige indruk had
gemaakt.
Van een adempauze maakte Lucie gebruik om
op te merken: „U vond mijn sollicitatiebrief
natuurlijk wel vreemd?"
Zuster Offringa glimlachte.
„Ik kan niet ontkennen, dat ik uw handelwijze
vreemd vond en nog vindt. Maar u zult er uw
goede reden wel voor hebben. In elk geval vond
ik uw brief wel zo belangrijk dat ik u gevraagd
hebt, eens hier te komen. Maar nu zult u een ver
klaring moeten geven".
„Natuurlijk, zuster. Daarvoor ben ik hier".
Zonder in bijzonderheden af te dalen verhaalde
Lucie haar geschiedenis van na de dood van haar
moeder tot op dat ogenblik. De toehoorster luister
de aandachtig en viel de vertelster met geen enkel
woord in de rede. Over Jan Fottema had Lucie niet
gerept. Alleen zeide zij aan het slot van haar
mededelingen: „En dan is er nog iets, maar daar
over praat ik liever niet. Het houdt verband met
een student in Utreht, die, nu ja, de indruk gaf,
we kennen elkaar al jaren, mij tot vrouw te willen
hebben, als hij afgestudeerd was, maar die mij in
de steek heeft gelaten, ik weet niet, waarom, want
er was niets tussen ons voorgevallen".
„U hebt al heel wat meegemaakt, al is u nog
jong", zeide de directrice met haar meevoelend.
„U kunt er verzekerd van zijn, dat ik van uw
vertrouwen geen misbruik zal maken. Ik vertel
uw ervaring aan niemand. Waar het voor u en
mij op aankomt is, dat u hier uw Haagse opleiding
wilt voortzetten".
„Heel graag. U hebt wel begrepen, dat ik mij
redden kan, goed redden zelfs. Financieel heb ik
geen zorgen. Maar niets doen is geen leven. Het
Haagse Diaconnessenhuis beviel mij heel goed.
Ik was al heel gauw met mijn besluit klaar".
„Naar Den Haag wilde u niet terug?"
„Een briefje aan directrice daar, mevr. Van
Abeele, was voldoende geweest, mij terug te
nemen, nu mijn vader overleden is. Maar ik wil
niet naar Den Haag".
„U wilt hier als ik het goed begrijp, zo'n weinig
begraven".
„Zo zoudt u het kunnen noemen, 'k Wil niet,
dat iemand weet, waar ik ben".
„Maar dat is niet vol te houden. Op de duur
lekt dat uit. Ons landje is maar klein".
„O ja. Laat ik dan zeggen: voorlopig wil ik niet,
dat iemand weet, waar ik ben. Ik moet eerst tot
mijzelf komen: met mezelf in het reine raken. Maar
ik voel heel goed, dat ik u in een moeilijkheid
breng".
„Mij? Hoezo?"
„Wel, ik heb u mijn verhaal verteld, 'k Heb niet
het recht, van u te vergen dat u mij gelooft. Ik kan
u wel wat op de mouw hebben gespeld".
„Dat geloof ik niet. U lijkt mij te eerlijk, om dat
te doen. Neen, dat is het niet. Als ik alleen kon
beslissen, dan zou ik het, geloof ik wel weten.
Maar ik moet overleg plegen met een paar be
stuursleden. En die nemen, ik ben er zeker van,
u zonder al was het slehts e enkele inlichting niet.
Het zou voor de hand liggen, het zou logisch
mogelijk zijn, dat ik de directrice van het Haagse
ziekenhuis om informatie vroeg over uw persoon,
(want Lucie maakte inderdaad een schrikbeweging)
over uw werk, uw ijver dan...neen, schrik niet
dat wilt u zeker niet?"
„Neen. Als u die voorwaarde zoudt stellen,
trek ik mijn sollicitatie in. Voorlopig mag niemand
weten, waar ik ben. 't Is moeilijk voor u, ik begrijp
het. Maar aan de andere kant: zo moeilijk is het
toch ook weer niet. Ik vraag niets van u. Ik wil
ook geen salaris hebben. Als ik hier werk en u
bemerkt, dat ik voor het werk niet deug, kunt
u mij dat toch zeggen Dan verdwijn ik auto
matisch".
Zuster Offringa moest toch even hartelijk lachen.
„U kunt uw belangen goed bepleiten. Als u
hier komt werken, ontvangt u natuurlijk het vast
gestelde salaris. Voor mij persoonlijk is u geen
probleem. Ik durf het wel met u aan en geloof
ook stellig, dat u mij geen verhaaltje op de mouw
hebt gespeld. Maar nog eens: 'k heb met een
paar bestuursleden te maken. Is er dan niemand
wie ik om inlichtingen kan vragen Ook niet een
vertrouwd persoon in Zeestad of in hoe heet
dat dorpje ook eh Schouwenburg, niet Een
predikant bijvoorbeeld. Of
„Neen, de predikant van Westgouwe-Schouwen-
burg behoort daaronder - is vertrokken. Neen, dat
gaat niet. Ook om andere redenen niet. Maar
hoe dom van mij U kunt natuurlijk schrijven
naar notaris Verwey in Zeestad Die is van alles
op de hoogte. Als u hem schrijft dat deze zaak
vertrouwelijk moet worden behandeld, dan gebeurt
dat ook".
„Ha, dan zijn we klaar. Notaris Verwey
Zuster Offringa maakte 'n aantekening. „Weet
u de voorletters
„Prachtig. Dat zal de oplossing zijn. Een kopje
thee
„Graag, zuster".
Op het bellen verscheen een jonge verpleegster,
misschien ook een leerlinge, overwoog Lucie, die
na verkregen opdracht, al spoedig terugkwam met
het theegerei.
„Zo, En nu moet u mij eens wat van het zieken
huis in Den Haag vertellen. Wat hebt u gedaan?
Welke lessen hebt u gevolgd?"
Lucie voldeed zo goed mogelijk aan het verzoek,
ook antwoord gevend op interumperende vragen,
die gesteld werden.
Maar toen brak dan toch het moment aan, dat
aan het onderhoud een einde komen moest.
(wordt vervolgd)