Dopen in de regen
Kerk en Pastorie
Tegen de klippen op
Diakonaat organiseert vakanties
voor gehandicapten en bejaarden.
VRAAQ en cmtw/oord
Qeref. kerk 'm Zambia w/erd zelfstandig
„HONDEMASTATE"
van een vettige huid ook nog mooi vond
is een andere zaak.
Het was absoluut nodig, anders werd
je slap en loom.
Wie dus in de naam des Heren werd
gezalfd, kreeg in dat zinnebeeld het
Woord van God te zien: „Ik stel je
aan, maar ik maak je ook bekwaam.
Ik sta achter je".
Hier liggen weer bevel en belofte
door elkaar heen.
Zonder die aanstelling had David
geen enkel recht en dus ook geen
kracht. Zijn Koningschap en daarom
ook zijn vechten tegen Goliath was geen
eigen liefhebberij en geen fiere dapper
heid, maar de nood was hem eenvoudig
opgelegd.
Omdat hij geloofde, dat hij moest,
kon hij ook. Want hij mocht rekenen
op Gods wonderlijke hulp.
Te midden van al die officieren en
soldaten was David de enige, die kon
zeggen: ,,God wil het".
Wanneer ik overtuigd ben, dat ik
iets werkelijk moet en ik weet zeker,
dat God het me heeft opgedragen, dan
kan ik het ook.
Maar dan kan ik het alléén door het
geloof. D.w.z. door Christus, die mij de
nodige krachten geeft.
Alleen zó mogen we zeggen, dat
moeten kunnen is.
A. D.
Een aardig zendingsblad is
.Rwanda dichterbij". Het vol
gende is daaraan ontleend.
Rwanda-nieuws.
Deze keer wetenswaardigheden, die
ik uit enkele, persoonlijk aan mij ge
richte brieven heb gehaald.
Zuster Klein, die lange tijd heeft
vervangen in de polikliniek in Ruben-
gera, vertelt me in een van haar brieven,
dat ze op een zondagmorgen met Ds.
Phildius (directeur van de Evangelisten-
school in Rubengera)uren lang door
de heuvels is getrokken om een doop-
dienst bij te wonen. Wat moet dat voor
de gemeenteleden, en voor de,dopelin
gen een feestdag zijn. Je ziet iedereen
op zijn paasbest op het grasveld zitten
Maar kijk, op het ogenblik dat de
doopsbediening plaats vindt, stort het
zo erg, dat het regenwater niet meer
van het doopwater is te onderscheiden.
Toen ik het las moest ik weer denken
aan wat de dominee van Kayenzi vorig
jaar tegen me zei, toen ik er nogal ver
rukt van was, eens voor een gemeente
te mogen preken, die gezeten was op
het groene gras, in plaats van in de
nette kerkbank; hij zei dan: - ach, nu
is het mooi weer; maar hebt u het
Avondmaal wel eens bediend in de open
lucht onder een tropische regenval
Waarmee ik maar wil zeggen: - waar
de aktie ,,Kom over de brug" al niet
goed voor is.
Over die aktie en kerkbouw ge
sproken.
In Remera staat een kerkcon-
structie, die nooit is afgebouwd. Dat
gaat nu met geld uit de aktie „Kom over
de brug" gebeuren. Daar zijn we blij
om. Toch ook wat bezorgd. Weet U
dat deze kerk begroot is op 104.000,—
en dat de jaarsom, waarover de Pres
byteriaanse Kerk in Rwanda kan be
schikken uit de fondsen van ,,Kom
over de brug" t.e.m. 1972 100.000,—
bedraagt?
Dat zou dus een hele jaarsom voor
één project zijn! Kan 't dan niet wat
zuiniger, vraagt U. y N
Dat heb ik ook al naar Rwanda ge
schreven. Maar wat mij nu plaagt is
de vraag, hoeveel ónze nieuwe kerk
ook al weer gekost heeft.
Kerkbouw in Rwanda heeft wezenlijk
iets te maken met de verandering van
ónze structuren, waarover in Uppsala
vorig jaar in gesproken! Gelukkig blijft
Uw medeleven en hulp niet uit. Ik ga
een paar namen noemen.
Sleeuwijk collecteerde voor het meu
bilair van de evangelisatiepost Rwahi.
Krabbendijke gaat hetzelfde doen.
Hillegersberg-Terbregge wil mede ver
antwoordelijk zijn voor de kerkbouw
in Remera. Geldrop stuurde 1000,—
dat we besteedden voor de inrichting
van de gebouwen in Butare.
Rondom de sterke stad Jericho loopt
in lange plechtstatige optocht het volk
van Israël. Iedere dag weer. Zes dagen
achtereen. En op de zevende dag zeven
maal. Heel die dag telkens maar weer
rondom die sterke torens, die op de
massieve muren staan te spotten met
een dergelijke krijgstactiek.
Zwijgend marcheren ze voort en zien
op tegen die onneembare vestingwerken.
Lopen wij eigenlijk niet net eender
voortdurend om het raadsel van ons
leven heen?
Als om een onneembare vijandige
vesting?
Iedere dag er weer omheen.
Sommige dagen en vooral nachten,
veel vaker dan één keer in de moei
zame gang der gedachten, die telkens
weerkeren tot hetzelfde punt van uit
gang.
Dan staren we tegen die muren op
en tegen al die harde onverzettelijk
heden, die ons zo vijandig tarten.
Zo lopen we er om heen en komen
niet verder. De moeite van het leven,
ons kruis, het raadsel van het lijden,
is een onneembare vesting, als de sterke
stad Jericho.
Toch zullen die muren vallen. En in
de zekerheid daarvan moeten we jui
chen. Niet juichen, als we ze zien vallen;
nee, maar juichen tegen die muren op,
want ze zullen vallen.
Eerst juichen!
Ja, kijk maar tegen die vijandige ge
vaarten op. Hoe stevig ze staan, hoe
diep het fundament in de grond zit,
straks zal alles in puin storten, zo, dat
er geen steen op de andere blijft. Het
wordt één en al bres. God heeft het ons
gezegd. En vanwege Zijn Woord gaan
we alvast juichen. Want Hij is getrouw
en Zijn Woord is betrouwbaar.
Veel vaster dan die standvastige
vesting staat de belofte van God, ge
fundeerd in Zijn trouw.
Nog lopen dagelijks onze machteloze
gedachten om de raadselen van ons
leven. Maar als we in geloof die tochten
volbrengen, kunnen we niettemin jui
chen.
God heeft beloofd, dat die muren
zullen vallen. Op Zijn tijd.
En daarom heeft Hij ook bevolen
dat we zullen juichen.
Juichen, niet op het gezicht, maar
in het vooruitzicht van de vervulling.
Door ons vast te klemmen aan de
realiteit van Gods belofte, zullen we
juichen tegen de klippen op.
We zullen net zo lang juichen, tot
die vesting daverend in puin stort.
Het is ongeloof als we wachten willen
tot God Zijn beloften vervult, om dan
pas te juichen. Wat heeft dieper fun
dament, die vestingmuur, of de belofte
van God?
Wat staat vaster, dat tartende ob
stakel, of Gods Woord, dat we er
glorieus over heen zullen komen?
Maar we zouden het hebben over
Rwanda. Van onze bouwkundige, de
heer van Triest in Remera, kregen we
een fijn verhaal over het Kerstfeest in
Remera. In de open lucht. Een vrouw
engroepje luisterde de dienst op met wat
Kerstliederen. Aantal aanwezigen: on
geveer 3000! Nog meer dan op het
Pinksterzendingsfeest, schrijft meneer
van Triest!
Het is gewoon bemoedigend dat de
Heer der Kerk ons voorgaat en dwars
door onze zorgen heenbreekt om zijn
koninklijke macht in de harten van de
Rwandese mensen te leggen.
Vreest niet bij het zien van zoveel
vreselijke dingen, die voor ogen zijn.
Maar juicht in geloof aan Gods woor
den. En maakt zo de tocht rond de nood
van uw leven.
Met groot gejuich!
Want de muren zullen vallen.
Juicht! Zo luidt Gods bevel. Al ziet
u niets dan moeite en belemmering, ja
al staart u de dood zelve aan, juicht,
zó dat engelen en duivelen het horen.
A. D.
Natuur en genade.
Kerk en pastorie horen bij elkaar.
Deze twee gebouwen moeten ook liefst
naast elkander staan. In de steden kan
dat helaas maar heel zelden. Maar
daardoor mist men dan ook in de stad
iets heel moois. De predikanten kunnen
natuurlijk wel op vaste tijden in een
lokaal der kerk een soort spreekuur
organiseren, maar dat is toch eigenlijk
surrogaat. Want daarmee is de pastorie
geworden tot een particulier huis en
daarmee heeft de pastorie haar bij
zonder karakter verloren. Bij een pro
testantse kerk behoort, veel meer nog
dan bij een Roomse kerk, een pastorie,
waar de gemeente de predikant en zijn
gezin gemakkelijk vinden kan.
Die pastorie zal dan natuurlk wel
een soort van glazen huis wezen. Ieder
weet er alles van. Ieder mag dat huis
ook een beetje als zijn pastorie be
schouwen, waar ,,onze dominee" woont.
Gelukkig is dat in vele dorpen en
kleinere plaatsen nog het geval. En ge
lukkig verstaan ook zeer vele dominees
vrouwen het eigenaardig karakter van
een pastorie.
Het is niet mogelijk - vooral niet in
grotere gemeenten, en ook niet nodig,
dat de domineesvrouw bij iedereen aan
loopt, maar iedereen moet wel weten,
dat hij met zijn nood in de pastorie
terecht kan en dat hij daar een open
oor zal vinden.
En een meisje, dat geen hart heeft
voor de gemeente, begaat een misdaad,
als ze met een dominee trouwt. Want
dan staat zij het ambt van haar man
vierkant in de weg en bederft zij veel
meer dan zij in haar kortzichtigheid
ooit te weten zal komen.
,,Hart voor de gemeente" hebben is
ook maar niet tijd en aandacht hebben
voor een groepje dames, die zich zelf
presenteren als de meest geschikte om
gang voor de domineesvrouw, en daar
dan gezellig mee converseren, doch
,,hart voor de gemeente" hebben, be
tekent aandacht hebben en tijd maken
voor de mensen in nood en narigheid.
Wié voorspoed geniet heeft over het
algemeen vrienden genoeg, maar wie in
moeite verkeert, wordt ook heel spoedig
eenzaam.
Hoe makkelijk laat men ook lieden,
waar één of meer steekjes aan los zijn,
links liggen
Juist zulke moeten welkom zijn in de
pastorie en mogen daar niet worden
behandeld als door een kerkelijke
ambtenarij, doch dienen volledig voor
vol te worden aangezien. Zijn niet deze'
minsten de liefste broeders en zusters
van de Here Jezus? Daarom staat de
pastorie naast de kerk, om midden in
het moderne leven te protesteren tegen
de wereldse levensstijl in de gemeente,
waar zo dikwijls de mensen worden ge
waardeerd naar hun positie en geld.
De pastorie vertegenwoordigt dan
ook een eigen stand In de pastorie
moet de ellendige op zijn gemak zijn en
wie met een prachtige wagen voorrijdt,
mag niet met bijzondere égards worden
behandeld.
Daarom mag de pastorie ook zeker
niet te deftig zijn. Ze mag ook niet al te
armelijk wezen, anders ontstaan er on
willekeurig toch minderwaardigheids
gevoelens ten opzicht van mensen met
een gouden ring (Jac. 2:2).
Zo is de stille prediking van de
pastorie een krachtige ondersteuning
van wat de kerk verkondigt.
Doch dit is alles tot nog toe bezien
van uit het ideaal.
De praktijk is zo vaak beneden de
maat van dit ideaal. De pastorie kan bij
alle goede bedoelingen soms ook een
belemmering wezen voor de goede uit
oefening van het ambt. Het predikants
gezin bestaat uit zondige mensen, van
de ouders tot en met de kinderen.
Hoe ontzaglijk zwaar wordt het om
het ambt hoog te houden als er in de
pastorie nederlagen worden geleden in
de goede strijd
Naar buiten blijkt daar niet altijd zo
veel van. Ofschoon dan de openheid
van de pastorie niet gehandhaafd kan
worden. Maar, hoe erg wordt het, als
de moeilijkheden in het huwelijk of met
het gezin niet meer verborgen kunnen
blijven Als de kerkeraad zich er mee
bemoeien moet en de gemeente er over
praten gaatHet coelibaat is dan ook
in dit opzicht veel eenvoudiger en
makkelijker.
Toch heeft ook dat zijn grote ge
varen. O.a. dat de ongehuwde predikant
een surrogaat huiselijkheid gaat zoeken
In Zambia is de gereformeerde kerk,
die ontstaan is uit de zending van de
Nederduits Gereformeerde Kerk in
Zuid Afrika, zelfstandig geworden.
Op de eerste synode van.de Gerefor
meerde Kerk van Zambia, die vroeger
Gereformeerde Bantoekerk heette, was
ook de president van Zambia, Dr.
Kaunda, aanwezig. De synode besloot
o.a. in Lusaka, de hoofdstad van het
In ,.De Blije Werelt" te Lunteren
organiseert het diakonaat van de gere
formeerde kerken deze zomer vijf
vakantieweken voor lichamelijk gehan
dicapten. Vorig jaar kreeg ,,De Blije
Werelt" een speciale akkomodatie voor
de ontvangst van gehandicapten. Voor
hun verzorging wordt een groot aantal
artsen, verpleegsters, gespecialiseerde
rekreatie-leid(st)ers, maatschappelijke
werk(st)ers enz. ingeschakeld.
Het diakonaat organiseert voor be
jaarden 14 vakantieweken in ,,De Blije
Werelt" en 2 in het Zendingscentrum
in Baarn. Ook worden, eveneens in
Lunteren, 4 vakantieweken voor over
belaste huisvrouwen gehouden.
bij een paar Speciale vriendjes. Ook
het gevaar, dat de gemeente in de vrij
gezel niet de dominee, maar de man
en eventuele huwelijkscandidaat gaat
zien.
Daartegenover is het gezin in de
pastorie voor alle dingen de steun en
de troost voor de predikant. In- het
kerkelijk verkeer word je niet zelden
aangereden. Niet iedereen gedraagt zich
hier als een heer.
Dan worden in het gezin de op
gelopen wonden verbonden.
Hoeveel dommees zouden onder de
eindeloze kritiek op hun werk en vooral
op hun preken, alle moed en zelfver
trouwen hebben verloren, als hun
vrouwen hen niet hadden begrepen en
in hen waren blijven geloven
Dit neemt echter niet weg, dat het
gezin ook vol verleidingen is voor het
ambt en dikwijls een verzwaring be
tekent.
Het coelibaat is zo veel rustiger: geen
geldzorgen, geen queasties, geen ver
drietelijkheden
Alle aandacht kan onverdeeld besteed
worden aan de éne taak: de verzorging
van de gemeente. Toch kies ik wel
bewust de moeilijke weg. Om in de
pastorie de poging te wagen met Gods
hulp iets te realiseren van wat het rijk
van God is in de concrete werkelijkheid
van het volle leven nu.
Het is een strijd met veel nederlagen
en struikelingen.
Maar die strijd is waard om ge
streden te worden. Want niet alleen de
toekomende, doch ook de tegenwoor
dige wereld is van God
Jezus is winnaar.
En hoezeer we ook uitzien naar de
toekomende wereld, - we hebben nu
reeds dit beginsel der zaligheid, dat de
Geest van Christus uitgestort is op het
vlees.
Dit onderpand is wel steeds een re
lativerend en critisch moment tussen
ambt en gezin in de pastorie, doch
maakt niettemin de verbinding tussen
die beide mogelijk.
En zo is de pastorie de levende illu
stratie bij wat de kerk verkondigt over
natuur en genade. A. D.
land een nieuwe theologische school te
bouwen in de omgeving van de staats
universiteit. De oude school in het
binnenland wordt vormingscentrum voor
gemeenteleden en kerkelijke werkers.
De kerk telt op het ogenblik 28 plaatse
lijke gemeenten. In het moderamen van
de synode zit maar één zendeling; de
andere leden zijn jonge Zambiase pre
dikanten.
In het spreken over het gebed kom
ik vaak in aanraking met de klacht, dat
men van de Here nooit een rechtstreeks
antwoord krijgt. Men heeft het gevoel,
dat zijn gebed een weg is met uitsluitend
éénrichtingverkeer.
Was dat onder het Oude Verbond
niet veel rijker We lezen toch telkens,
dat men de Here het een of ander vroeg
en dat men antwoord kreeg op zijn
vragen. Er was dat eigenaardige ge
bruik van de Urim en de Thummiem.
Een soort loten, waardoor men de wil
des Heren te weten kon komen.
Het is niet duidelijk, hoe dat precies
in zijn werk ging,. Het kwam ook voor
dat de Here geen antwoord gaf, zodat
we moeten aannemen dat er, behalve
een bevestigende en ontkennende, ook
(vervolg op pagina 4)
FEUILLETON
door
HERMAN DE MUINCK
(59)
,,Ja, ga maar. Ik moet..."
,,U moet niets".
,,Ja, even nog wat nakijken voor morgenochtend.
Een kwartier, twintig minuten op zijn hoogst".
Eerlijk?"
,,Op mijn woord, Lucie".
,,Dat is altijd eerlijk geweest", glimlachte zij,
hem kussend.
De volgende morgen had het binnenmeisje (na
dat Martha van Dalen was weggejaagd, had
inderdaad Mientje Vermaas haar plaats ingenomen,
maar die had er na twee maanden genoeg van;
deze heette Antje Vogelaar, zij kwam uit Zeestad)
het ontbijt gereed gezet, toen Lucie binnenkwam.
„Mijnheer is er nog niet, juffrouw".
„Misschien blijft mijn vader wel wat liggen.
Hij was gisteravond doodmoe. Ik zal hem een kopje
thee brengen".
Met het kopje thee in de hand, klopte zij op de
slaapkamerdeur, maar vernam niets. Ongerust de
deur openend bleek het bed niet beslapen te zijn!
Nog meer ongerust en vervuld van bange voor
gevoelens liep zij weer naar beneden, om halver
wege de trap Antje te horen roepen: „Juffrouw
Lucie, kom gauw. In de kamer van mijnheer zag
ik licht branden en..."
Lucie zag haar vader aan de schrijftafel ietwat
weggezakt, het hoofd op het tafelblad. Zij snelde,
zonder een woord te uiten op hem toe, gevolgd
door Antje.
„Dood?" vroeg deze angstig. Zij had nog nooit
een lijk gezien, naar zij later aan Kees Verdonk
verklaarde.
Lucie knikte, woordeloos.
„Een hartverlamming, al uren geleden gestorven,
concludeerde de ijlings geroepen dokter Biermans.
„Wat denk jij er nu van, Janus!"
Er was die morgen zo'n consternatie op „Honde-
mastate", dat zelfs de zeer plichtsgetrouwe Kee
haar domein verliet, om in de woning van Janus
een kopje koffie te gaan drinken. Zij moest eens
praten met hem en zijn vrouw. Aan juffrouw
Lucie had zij niet. Die voerde besprekingen met
mijnheer Van Stralen, die een uur nadat het lijk
van Van Adrigem gevonden was, al op „Honde-
mastate" gearriveerd was. Nu ja... besprekingen...
Mijnheer Van Stralen zou, in afwachting van de
komst van mevrouw Van Adrigem, wel voorlopige
regelingen treffen.
Hij zou dat wel alleen moeten doen, want aan
juffrouw Lucie zou hij wel niet veel hebben; dat
kind was stukgeslagen
„Wat denk je er nu van Janus
„Kee, 'k heb er ook al met mijn vrouw over
gepraat, reken maar, dat er in ons leven grote
veranderingen zullen komen".
„Krek, wat ik denk. Zij blijft hier niet wonen".
„Zij zeker niet. Reken maar, dat- zij naar
Frankrijk teruggaat. En het hele hutje en mudje
wel. Nu voor mijn part kunnen ze niet te vlug
verdwijnen. Maar of juffrouw Lucie hier blijft
wonen
„Wat moet dat kind hier alleen doen? Je dacht
zeker ook, dat ze niet mee zal gaan naar Frankrijk?"
„Natuurlijk niet", meen Janus. „Zij zal het niet
willen. En als zij wel zou willen, wat ik niet geloof,
dan zal mevrouw er wel een stokje voor steken.
Die verdwijnt met een hoop geld".
„En juffrouw Lucie is ook opeens schatrijk",
meende Kee. „Maar ik denk, dat zij liever haar
vader had behouden. Dat kind heeft nu niets meer.
Nou ja, die familie in Den Haag. Hoe zit het,
komen er nog steeds geen brieven voor haar uit
Utrecht
Janus was op de hoogte: hij bekeek de brieven
wel, die hij 's morgens van het postkantoortje
haalde.
„Al in geen maanden meer. Die vriendschap is
wel uit".
„Dan kun je praktisch zeggen, dat zij alleen
op de wereld staat. Wat moet zij dan op „Honde-
mastate" doen
„Zo is het maar krek. We zullen een andere
baas moeten zoeken. Kee. Ik zie het niet anders".
Terwijl die twee aan het praten waren, zaten
Lucie en Van Stralen in het werkvertrek van de
overledene, Lucie dankbaar dat de mededirecteur
zo spoedig naar „Hondemastate" was gekomen.
Zij was lijkbleek. Versuft door de slag. Van
Stralen sprak dan ook op zachte toon. Lucie ge
bruikte nauwelijks enkele woorden, knikte of
schudde het hoofd. Telegrammen naar Den Haag
waren al verzonden.
„Natuurlijk is alles voorlopig. Uw moeder moet
het goedkeuren. Maar er kan wel het een en
ander gebeuren. Ik kan alvast de begrafenisonder
neming in Zeestad waarschuwen. Uw vader wordt
zeker in Westgouwe begraven
„Ja bij mijn moeder", snikte Lucie.
,,'t Is nu vrijdag. Dat zal dinsdag moeten worden.
Morgen worden pas de kaarten gedrukt.
,'t Is goed", zei Lucie.
Van Stralen begon te schrijven. Concepten voor
advertenties en rouwkaarten.
„Uw moeder moet de tekst goedkeuren", zei
hij aarzelend. „Veel meer kan ik nu niet voor
u doen".
„Ik ben dankbaar, dat u gekomen bent".
Een zachte tik op de deur en Antje kwam
binnen.
„Telegram, juffrouw Lucie".
Lucie gaf het ongeopend aan Van Stralen, die
vragend opkeek. Zij beduidde, dat hij het open
kon maken.
„Komen vandaag per boot. Janus moet ons halen.
A. v. Adrigem-Haagmans", las hij.
Lucie reageerde niet.
„Ik zal wel naar de boot gaan. Dan kan ik met
een het een en ander bespreken".
Hij ziedde inwendig van toorn. Was dat nu een
ondertekening Niet eens: „moeder". En geen
enkel woord van deelneming, 't Leek wel, of de
dochter een wildvreemde voor haar was. In wezen
was het misschien wel zo.
(wordt vervolgd)