Vrouw/ In het Ambt Officiële berichten Studenten Bij het heengaan van Mr. J. f. Versluys „HONDEMASTATE" Later heb ik het woord revolutie an ders leren kennen. Wij Calvinisten hebben nml. een aantal revoluties op onze naam staan, die er niet om logen. Onze 80-jarige oorlog begon met de afzwering van de Koning van Hispanje, die we volgens het Wilhelmus ..altijd hadden geëerd". Het was een regelrechte opstand. Toen ik in de dertiger jaren in aan raking kwam met slachtoffers van het bolsjewisme in Rusland, kreeg ik te horen, dat van de bevolking eigenlijk maar 10% echte communisten waren. Toen ik vroeg, waarom die meerderheid dan niet tegen die onderdrukkende min derheid in opstand kwam, antwoordde de Rus: ,,Wir sind keine Geuzen". (Wij zijn geen Geuzen.) En dan is daar de opstand van de Hugenoten in Frankrijk. De actie van Cromwel in Engeland was toch hele maal revolutionair. Net zo de opstand van de Amerikanen tegen hun wettige Engelse regering. Dat waren allemaal Calvinisten, maar ze waren niet afkerig van een revolutie -. als het moest De Franse revolutie heeft ontzettend veel kwaad gedaan, maar we mogen niet vergeten, dat ze een eind heeft ge maakt o.a. aan de barbaarse verdruk king van de protestanten (église du desert Deze historische lessen dank ik aan mijn geschiedenisleraar in Den Haag, de onvergetelijke Dr. de Pater. Mijn sociale opvoeding dank ik voor al aan de Ned. Chr. Studentenvereni ging, die mij in aanraking bracht met mannen als Hofman en Amelink, de voortrekkers van de Chr. Sociale be weging. Daar hoorde ik ook Ragaz, uit Zwit serland. Diep onder de indruk was ik van deze geleerde en toch zo eenvoudige christen. In een aantal cursussen sprak hij over „Christelijke Revolution". Door deze herinneringen was de titel: „Kerk en Revolutie" voor mij niet al te vreemd. Er was alleen deze winst bij vroeger vergeleken, dat nu de kerk als kerk betrokken wordt in de wereldproblemen van staat en maatschappij. In Upsala is daar verleden jaar uitvoerig over ge sproken en er zijn allerlei resoluties aan genomen. Men kan dat wel horizontalis me noemen en dat gevaar zit er zeker ook wel in, maar Calvinisten, die de invloed van Abraham Kuyper hebben ondergaan, maken niet zo licht een tegenstelling tussen verticalisme (liefde tot God) en horizontalisme (liefde tot de naasten). Waar het nu op aankomt, is dat er daden gevoegd worden bij de vele woorden. En dat de kerk in de landen waar de grote massa der armen door een paar rijken onder de duim wordt ge houden, zich losmaakt van de bestaande „orde", die geen orde maar wan-orde is, en aan de kant gaat staan van de onder drukten. Hoe kan anders in de kerk Ps. 72 4 worden gezongen „Hij zal de redder zijn der armen Hij hoort hun hulpgeschrei". A. D. De zgn. Geref. Oecumenische Synode (ik schrijf opzettelijk „zogenaamd", om dat het geen synode was) van verleden jaar heeft in Lunteren uitgesproken dat „de duidelijke en klaarblijkelijke leer der Schrift is dat vrouwen uitgesloten worden van het ambt van regeer- en leerouderlingen". Voor anderen is het omgekeerde dui delijk en klaarblijkelijk in de Heilige Schrift verankerd. Onze eigen, echte Synode had de ambten reeds toegankelijk verklaard. In enkele kerken werden reeds zusters ge kozen en bevestigd in het ambt. Het is duidelijk, dat deze zaak enige aanvullingen in onze kerkorde (gelukkig geen veranderingen) noodzakelijk maakte. Het voorstel, dat deputaten aan het einde van hun rapport over deze materie gekomen, tenslotte aanbieden, volgt hieronder. Een moeilijk punt voor mij schuilt nog altijd in het onder e gestelde over de „eigen aard" van de vrouw. Die mag zij natuurlijk nooit verloochenen. Maar het is niet zo eenvoudig om te zeggen wat die „eigen aard" precies is. Ik herinner mij eens benoemd te zijn geweest in een kerkelijke commissie, waarin ook een zuster zat. Aan de zaak, die wij te bespreken hadden, zaten nog al wat internationale kanten. Het sprak dus vanzelf, dat we het voorzitterschap van deze commissie opdroegen aan de zuster in ons midden. Dat was nml. Prof. Dr. Gesina van der Molen. Maar levendig herinner ik me de aarzeling van enkele broeders. Ze wisten niet zeker of het wel in overeenstemming was met de eigen aard van de vrouw om de voorzittershamer te hanteren. Ik heb er het prachtige boek van Prof. Buytendijk „De psychologie van de vrouw" op nagelezen. Maar het is me er niet duidelijker door geworden. Bovendien heeft de volkenkundige Mar garet Mead aangetoond, dat de eigen aard van de vrouw zeer verschillend is al naar gelang van het cultuurpatroon. IjiL.w R v Toen burgemeester Versluys van Oud-Vossemeer in 1967 de pensioen gerechtigde leeftijd bereikte, was hij nog zo gezond, dat hem verzocht werd als waarnemend burgemeester te blijven op treden. Hij was zeer blij met dat verzoek en nam het aan, zeer tot vreugde ook van de ingezetenen van Oud-Vosse- meer, die hij zo lang gediend had in het ambt van burgemeester. Nog zeer levendig herinner ik mij het ambtsjubileum, dat hij als burgemeester vieren mocht en de spontaniteit en waardering, waarmede hij door de hele bevolking van zijn gemeente gehuldigd werd. Hij maakte plannen voor de tijd van zijn waarneming en gaf zich aan deze Zij heeft verschillende volken in de Stille Zuidzee onderzocht en is tot zeer opmerkelijke conclusies gekomen. Tenslotte zijn er vele vrouwen, maar ze hebben waarlijk niet allemaal de zelfde „eigen aard als vrouw". Hetzelfde geldt voor mannen. Ook hier bestaat een geweldige dif ferentiatie. Even zo vrolijk wordt van mannen verwacht, dat zij voor alles ge schikt zijn. Zij moeten zieken bezoeken en vergaderingen leiden. Ze moeten preken en organiseren, enz. Waarom wordt hier niet eens ge dacht aan differentiatie van taken in verband met ieders „eigen aard". Niet met zijn eigen aard als man of haar eigen aard als vrouw „maar met de eigen persoonlijke aard als mens". Alle mensen, of het nu mannen zijn of vrouwen, zijn immers niet voor alles geschikt Na deze uitweiding, het aan de synode voorgelegde voorstel van de deputaten: De Synode, overwegende, dat in verschillende kerken de be hoefte bestaat aan vrouwelijke ambts dragers ten dienste van de opbouw van de gemeente; van oordeel a. dat naar de Schrift Christus aan zijn gemeente voor haar opbouw onder scheiden gaven heeft gegeven, waar van sommige ook het karakter van een ambt, d.w.z. een op aanwijzing van de gemeente in Zijn naam te vervullen dienst dragen (1 Cor. 12 taak met inzet van alle krachten, zoals hij gewoon was. Helaas werd zijn gezondheid niet lang daarna, in 1968, wankel en al spoedig bleek, dat hij aangetast was door een ongeneselijke ziekte. Dit was een grote teleurstelling voor hem, voor zijn gezin en voor de velen, die nog zo heel veel van hem verwacht ten. Het werd een maandenlang durend ziekbed, vanaf augustus 1968 tot j.l. vrijdag 7 februari, toen nam God hem weg, nam hem op in Zijn heerlijkheid. Het-heeft hem een harde strijd gekost om de weg te gaan, die hij gaan moest, maar hij kwam tot de volle overgave en heeft zonder één klacht, als een christen zijn lijden gedragen. Dit woord van herdenken wordt niet geschreven om de mens Versluys in het middelpunt te zetten. Het wordt ge schreven uit dankbaarheid jegens God, door Wiens genade Versluys mocht zijn, die hij geweest is. Indien iemand met zijn tijd gewoekerd heeft, dan heeft zeker burgemeester Versluys dat gedaan. Vader van een groot gezin vond hij tijd én voor zijn gezin - hij hielp uren met huiswerk - én voor zeer veel werk daarbuiten en buiten zijn gemeente. Het is niet mijn taak om hier mede te delen in welke functies hij in zijn ge meente en op het eiland Tholen de in woners van beiden gediend heeft, en dat in alle eenvoud, rust en grote be scheidenheid. Wij gedenken dan in het bijzonder wat hij voor de Gereformeerde kerk van Oud-Vossemeer is geweest gedurende de tijd. dat hij daar burgemeester was. Het is niet teveel gezegd, dat, in vaca turetijden, het werk op hem dreef en het meest eenvoudige werk was hem lief. Nooit drong hij zich op de voorgrond, altijd kon de kerk op hem rekenen, geen moeite was hem teveel. Persoonlijk was hij mij een grote steun in de kring van vs. 4-11, 28-31; Rom. 12 vs. 4-8; Ef. 4 vs. 11-12); b. dat naar de Schrift deze gaven en ambten met onderscheiding dienen te worden aangewend, rekening houdend zowel met de verscheiden gaven van de leden van de gemeente, als met de diverse aspecten die de opbouw van de gemeente vertoont (Rom. 12 vs. 4-8; 1 Cor. 12 vs. 12- 27); c. dat naar de Schrift bij alle te eer biedigen verscheidenheid tussen man en vrouw en ook van de 'hun ge schonken geestelijke gaven, beide niettemin één zijn in Christus (Gal. 3 vs. 28) en als leden van dat éne lichaam beide ook tot de opbouw daarvan behoren mee te werken 1 Cor. 12 vs. 7); d. dat aan sommige apostolische uit spraken die in een bepaalde tijd en in bepaalde omstandigheden zijn ge situeerd, geen afdoende gronden val len Ie ontlenen om in het algemeen aan de vrouw de medewerking in de ambtelijke dienst, zoals deze in zijn geheel tot leiding van de gemeente is geroepen, te ontzeggen; e. dat volgens het apostolische vermaan in 1 Cor. 14 vs. 33-36 en 1 Tim. 2 vs. 11-15 van de vrouw bij haar op treden in de gemeente - en dus ook in de ambtelijke dienst - duidelijk verlangd wordt, dat zij haar eigen aard als vrouw niet zal verloochenen; besluit: de ambten voor de vrouw open te stellen en haar daarin een volwaar dige plaats te verlenen met een voor haar geëigende taak. de classis Tholen, waarin vaak veel te doen was door weinigen, omdat er tel kens vacatures waren in de classis. Hij diende de classis jarenlang als actuarius en met een accuratesse, die bewondering afdwong. Het was geen bezwaar voor ouderlingen een classis- vergader-ing te bezoeken, al had men de vorige gemist, want als de notulen van de actuarius gelezen waren, was ieder grondig op de hoogte. Je zag hem tijdens de vergaderingen nooit regelmatig schrijven en toch kwam alles zo op papier te staan, dat de hele vorige vergadering herleefde. Hij was het administratieve geweten van de classis. Hij voerde zelden het woord. Deed hij het, dan werd er een of andere wijze en nuchtere opmerking gemaakt. Wij gedenken hier ook het vele werk, dat hij voor de Zeeuwse Gereformeerde kerken heeft gedaan in allerlei deputaat- schappen en als herhaald afgevaardigde van de classis Tholen naar de Particu liere Synode. Wij gedenken ook dankbaar de vele ziekenbezoeken, die hij bracht, ook in het oude ziekenhuis, het Algemeen Burgergasthuis. Een zuster vertelde me eens, dat ze zo graag luisterde in de ziekenkamer, wanneer hij voor de zieke bad. Op zijn woning staat al jaren: Pax intrantibus. Vrede voor wie binnen treedt. Nu je was daar welkom, hij gaf liefde en had behoefte aan liefde en medeleven. Je was er ook welkom, dank zij mevrouw Versluys, die, met haar kinderen, zoveel in onze broeder verliest. Pax intrantibus. Wij danken God voor alles wat broeder Versluys onzelf zuchtig, in grote eenvoud en trouw deed én voor de troost, dat mevrouw cn de kinderen mogen weten, dat voor hem het Woord in vervulling is ge gaan: Welgedaan, gij goede en ge trouwe slaaf, over weinig zijt gij ge trouw geweest, over veel zal ik LI stellen; ga in tot het feest van uw heer. v. d. S. We bidden voor de toekomstige predikanten in Argentinië Hun positie is moeilijk, vooral voor hun eigen gevoel. Maar hun positie is tegelijk onvervangbaar. Zij zullen in de komende jaren in gesprekken met rooms-katholieken en communisten en in hun contact met secularisme en piëtis me iets moeten laten zien van de kracht van het Evangelie, die boven alle his torische situaties uitgaat. Maar ook van een boodschap, die bouwend en bevrij dend werkt op vele situaties. Ze moeten dat doen in veelal zwakke kerken. Laten we bidden voor hun opleiding, maar ook voor de docenten en hoog leraren, die bezig zijn met hun vorming. Voor onze kerken is dr. L. Schuurman speciaal belast met het theologisch on derwijs in Argentinië. Laten we ook voor hem en zijn gezin bidden. GEREF. KERK ZOUTESPUI Adres Kerkeraad: J. Dieleman, Spui 44 (post Terneuzen). Voor regeling predikbeurten: J. Ruij- tenburg, Magrette 52, Axel, Telefoon (01155) 814; Telef. kerk (01155) 1729. Onlangs schreef ik iets over studen ten en professoren in Kampen in 1882 (U hebt toch de drukfout 1822 wel onderkend) Op het ogenblik zijn de studenten over de hele wereld in het nieuws van wege hun, door middel van demon straties geuite, critiek op de status-quo aan de universiteit en in de maat schappij. Zij mogen dan .niet goed weten hoe het wél moet. zij wijzen toch zeker heel vaak aan, hoe het niet moet. In de meer of min dictatoriaal geregeerde landen bijten zij de spits af. In Athene en Bar celona. In Parijs en in Praag. Ja in Moskou Nu zijn wij het zeker niet altijd met die studenten eens en nog minder met al hun methoden van critiek spuien, maar ik geloof toch, dat wij de kern van deze bewegingen positief moeten waarderen. Want ondanks de welvaart, is het toch maar een zeer vreemde samenleving, die de oudere generatie na twee wereldoorlogen overdraagt aan de generatie van nu. Op veel weerstanden stuit over het algemeen de eis van de studenten om meer inspraak te krijgen in de samen stelling van het studieprogramma. Men spot er mee en tekent de carica- tuur van studenten, die de examen vragen zelf mogen opstellen. Maar dat is niet billijk Daar gaat het niet om. Achteraf kan ik niet begrijpen, dat wij ons vroeger zo bij alles hebben neer gelegd. We hadden toen ook onze klachten, maar die hielden we voor ons. Wij kregen (1922-26) college filo sofie, psychologie en nog enkele vakken van een geestige, maar kindse professor. Zijn lessen hadden op enkele brillante uitschieters na, niets te betekenen. Prof. Geesink is in zijn tijd geweldig geweest, je kon dat nog merken, als (vervolg op pagina 3) FEUILLETON door HERMAN DE MUINCK 56) Het drieweeks verblijf in Parijs viel Lucie niet geheel tegen. Werkelijk voldeed mevrouw van Adrigem aan haar belofte: zij ging vaak met haar vader alleen op stap. Zij zag alle monumentale gebouwen, bezocht enkele musea; bracht natuurlijk een bezoek aan Versailles; wandelde door het Bois de Boulogne, voor de tijd van het jaar was het vrij mild weer. In de omgeving van het hotel, waar zij logeerden, ging zij ook wel eens met Emil verkenningen doen. En eenmaal bracht zij, met Gabrielle, bijna een gehele dag door in een groot modemagazijn, waar zij zich liet verleiden tot de aankoop van een japonnetje, dat haar beeldig stond. De avonden bracht zij, met Emil (zo nu en dan was haar vader er ook bij) in het hotel door, want zij weigerde pertinent met haar moeder en Gabrielle naar de schouwburg te gaan. Die twee (soms vader ook) gingen avond en avond uit, om laat, heel laat thuis te komen. De paasdagen zelf waren triest. Een protestantse kerk ontdekte zij niet. Haar vader interesseerde er zich niet voor, om haar op weg te helpen. Niet ver van het hotel was een grote rooms-katholieke kerk, die zij bezocht. Maar zij begreep de liturgie niet en de geestelijke, die de preek hield, sprak zo rad Frans dat zij minder dan de helft niet volgen kon. De volgende morgen was zij met Emil, in zijn wagentje, gegaan en die had nog iets kunnen ver klaren, hoewel hij slecht op de hoogte was. Bij zijn weten was hij voor het eerst van zijn leven in een kerk. Wel had hij in Zeestad, door bemiddeling van Lucie, roomse theologische boeken gekocht, in het Frans en in het Hollands. Maar overigens was het de paasdagen in het hotel een spektakel: thee-dansant en 's avonds tot diep in de nacht, in de grote balzaal een dans- festijn, waaraan Gabrielle evenals haar moeder on vermoeid deelnamen. Lucie's vader keek even toe, maar verdween dan in de biljartzaal. Op haar kamer las Lucie Emil Hollandse schetsen voor. 't Was enkele dagen na de terugkomst uit Parijs, dat Gabrielle aan de voordeur een telegram in ont vangst nam, dat aan Lucie was geadresseerd. Zij stond even besluiteloos, maar zocht toen haar moeder op. „Van hem vroeg deze. Gabrielle haalde de schouders op. „Hoe kan ik dat nu weten „Geef maar hier. Ik zal het couvert met wat sttoom uit de ketel voorzichtig openmaken. Als het van hem is, kan het verscheurd. Is het iets anders, dan plakken we de enveloppe weer dicht". Geen kwartier later toonde mevrouw Van Adri gem het draadbericht, dat luidde: „Waarom schrijf je toch niet 1 Jan". Meteen verscheurde zij het. ,,'t Wordt tijd, dat je naar Utrecht gaat". „Ja", antwoordde Gabrielle. Mevrouw Van Adrigem mopperde nog wel eens, maar het voorjaar viel vrij vroeg in en toen kwam de zomer en die was de tweede in successie mooi en warm. t Was nu wel uit te houden. Enkele malen per week reed Gabrielle haar en Emil naar Esserdorp, waar de Noordzee in gestadige be weging eb en vloed veroorzaakte. Er was een breed strand. Zo nu en dan was Lucie ook van de partij, want zij hield van de zee. Intussen was Jochem van Adrigem weer eens gemaand. En waarlijk, het gelukte hem in Den Haag een flinke, gemeubileerde woning te huren voor het gehele winterseizoen. 't Was nauwelijks half september, of de Fransen, zoals de volksmond in Schouwenburg hen steeds noemde, verlieten het eiland en vestigden zich in Den Haag. Lucie bleef met haar vader achter. Des vrijdags, was de afspraak, ging Albert van Adrigem naar de residentie, om dinsdagavond weer in Zeestad terug te zijn. Maar in veel gevallen ging hij pas op zaterdag inplaats van vrijdag. Het kon mevrouw Van Adrigem nu niet meer schelen, dat Lucie alleen achter bleef op „Honden- mastate". Gabrielle was in Utrecht geweest en zo balsturig teruggekomen, tot en met afwijzend, dat zij, 't was ongekend, zelfs haar dochter niet meer durfde commanderen en op dat punt geen invloed meer dorst uit te oefenen. Die student in Utrecht kon, voor haar part, elke dag een brief aan Lucie schrijven. Hij was een idioot om een charmant meisje als Gabrielle af te wijzen. Nu, dan Lucie maar. Wat zag hij in dat „boerenkind" Misschien was het wel beter zó. Dan was zij van Lucie hopenlijk af. Die beinvloedde Emil ook al te sterk. Die begon zich zelfs met de godsdienst te bemoeien. Moet je toch wel van Lotje getikt zijn. Maar die vent in Utrecht was een sufferd. Een telegram zag er in die tijd anders uit dan thans het geval is. Het was een wit getikt of ge schreven papier, dat in vieren gevouwen in een couvert werd gesloten. HOOFDSTUK XXIV November liep ten einde. De hevige wind loeide om „Hondemastate"; de regen kletterde tegen de ruiten. In één der 'goed verwarmde vertrekken zaten Lumie en haar vader. Al geruime tijd had zij haar vader aangestaard. Hij zag er zeer moe uit. Sinds maanden, had zij geconstateerd, was hij de oude niet meer. Maar hij sprak nooit over zichzelf. De verhouding tusen vader en moeder was er ook niet beter op geworden. Al lang hadden zij niet meer een gezamelijk slaapvertrek. Zij hield het niet langer uit. Zij stond op, streek hem liefdevol over het reeds grijzend haar. „U is erg moe, paps". Er kwam een antwoord, dat zij in de verste verte niet verwacht had. „Waren we nog maar met z'n drietjes, kind". Hortend kwamen de woorden er uit. Zij spraken een duidelijke taal. Haar vader dacht, met schrij nend heimwee, aan het verleden, dat overigens nog niet eens zover achter hen lag. Lucie antwoordde niet direct. Haar gemoed schoot vol. Maar toen vermande zij zich en zei met schore stem: „Die tijd komt niet terug, papa. LI gelooft het niet, maar dat was Gods wil. Mama heeft het nu veel beter dan hier op aarde". (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1969 | | pagina 2