DAMES en HEREN maar BROEDERS en ZUSTERS
FILADELFIA
DWEILEN met de kraan open
„HONDEMASTATE"
gaat met het woord van ons getuigenis
aangaande die God, die Zijn Zoon ge
zonden heeft om de wereld te redden,
de wereld, die zonder Gods zending zich
zelf in haar problemen verteert.
Wij moeten vooraan staan in de strijd
om de menselijke waardigheid en om
een menswaardig bestaan.
Daar moeten we om schreeuwen en
voor demonstreren, daarvoor moet ons
geld op tafel en daarvoor moeten onze
beste jongens en meisjes de rimboe in.
Natuurlijk.
Voor de bevrijding uit de slavernij en
de uitbanning van de honger - denkt
u a.u.b. niet, dat die beelden op de t.v.
van Biafra iets bijzonders zijn. Van
Marokko tot Hongkong is er geen land,
waar niet zulke schimmen van kinderen
gefotografeerd kunnen worden - daar
voor moeten we in beweging komen -
want God is er zó vóór in beweging
gekomen, dat Hij er zijn Zoon voor
gezonden heeft: opdat Zijn Rijk van
Vrede de aarde vervullen zou.
Dat moeten de mensen weten: daar
is de redding; daarvan moet de ont
wikkelingshulp het teken zijn van dat
Rijk.
Tien jaar geleden ben ik uit Indonesië
teruggekomen na er bijna 17 jaar te
hebben gewerkt.
De grond is er wel, maar er is geen
spade.
De meester staat wel voor de klas,
maar er is geen boekje.
De olie zit wel in de bodem, maar
er komt niet half uit, wat er uitkomen
kan.
De Universiteiten zijn er wel, maar
Naar aanleiding van mijn artikel ovet
de gelijkwaardigheid van man en vrouw
ontving ik een briefwaarin gevraagd
werd hoe ik dacht over de aanspraak
in de gemeente: .zusters en broeders"
Op politieke samenkomsten, jaar
feesten etc. zegt de voorzitter altijd
.dames en heren", waarom dan in de
kerk niet „zusters en broeders"?
In de kerk heeft men zich vroeger
steeds willen aansluiten aan het spraak
gebruik in de bijbel.
De apostelen spraken de mannen aan
als broeders en spreken over de vrouwen
als zusters.
Als Paulus in zijn brieven de gemeente
aanspreekt, richt hij zich alleen tot de
broeders. Zo b.v. in Filipp. 1 12: ,,Ik
wil, dat gij weet. broeders, dat
Alleen in zijn briefje aan Filemon noemt
hij in het adres ook zuster Apfia.
Het lag voor de hand dat men zich
in die tijd alleen tot de broeders"
richtte.
In de kerk golden dienovereenkomstig
eeuwenlang de broeders als dè leden,
zij namen deel aan de verkiezingen en
konden verkozen worden.
Hier wreekte zich dat men het cul
tuurpatroon van die tijd normatief was
gaan stellen voor de structuur van de
gemeente. Het heeft dan ook heel wat
gekost vóór ingezien werd, dat ook de
vrouwen in de kerk recht hebben om
deel te nemen aan verkiezingen. En het
duurde daarna nog weer een hele tijd,
geen professoren.
Heeft ,,Kom over de brug" maar een
klein beetje geholpen?
Neen, veel heeft het geholpen.
Want met dat geld worden nu te
kenen en wonderen gedaan.
Elk projekt dat ermee gefinancierd
wordt, realiseert iets van de almachtige
kracht van Gods liefde, die de wereld
omzet.
Want deze ontwikkelingshulp wordt
net zo verricht ,als de Here Jezus zijn
wonderen verrichtte.
Hij verkondigde er het Woord bij,
en daardoor was duidelijk wat zijn won
deren onderscheidde van de wonderen
van tovenaars en duivelbezweerders.
Het is één: het omploegen vande
grond en het daarbij zeggen, dat de
grond van God is, die de wereld zó
lief gehad heeft.
Het is één: met een Braziliaanse of
een Sumbanese verpleegster samen in
één ziekenhuisje te werken én aan de
patiënten te zeggen, dat je het doet om
Jezus wil.
Het is één: 'met Indonesiërs samen
de volgende politieke moordpartij .te
riskeren èn samen te getuigen dat het
kruis van Christus de enige redding is.
Heeft Zending nog zin?
Ja, het is het enige, waarom de
wereld nog verder draait.
Hoe moet het vandaag?
Door midden in de levensstrijd van
deze tijd te gaan staan en er in mee
te vechten als getuige van Christus,
samen met allen, die in vijf werelddelen
van Hem zijn.
Prof. Dr. A. G. Honig.
dat men ontdekte: vrouwen kunnen
natuurlijk ook ambtsdragers zijn.
Het laatste voorbehoud is nu nog dat
de vrouwen werk moeten hebben ,,naar
haar eigen aard"!
Dit gedelibereer is natuurlijk ook de
verdwijning nabij. De vrouw zal het
ambt waarnemen op haar wijze, naar
haar eigen aard; zoals de mannen het
zouden doen naar hun aard. Maar de
ambten zijn dezelfde. Vanwege het feit
dat het cultuurpatroon uit de tijd der
apostelen als iets normatief ging gelden
is de weg van de vrouwen naar kerke
lijke mondigheid zo heel erg lang ge
weest.
Dat bij de aanspraak op de duur ook
de zusters werden genoemd was al 'n
heel dingen. Ik heb in mijn jeugd nog
wel horen verdedigen dat de vrouw
niet afzonderlijk behoorde genoemd te
worden. Zij werd aangesproken in
haar man.
Al die grapjes liggen nu achter ons.
Of de uitdrukking zusters en broe
ders" algemeen zal worden?
Ik denk het niet. Veel jongeren
vinden deze uitdrukking te dierbaar.
In de nieuwste vertalingen wordt dan
ook reeds gesproken van „vrienden"
i.p.v. broeders.
Overigens ligt het voor de hand, dat
de mannen de vrouwen laten voorgaan.
Ds. Delleman
in Groninger Kerkbode.
We verzamelen handtekeningen en
geld en wij sturen voedsel naar Biafra
in de hoop althans een paar kinderen
per dag te kunnen redden van de hon
gerdood. Dat gebeurt niet alleen in
Nederland maar ook in Engeland,
Amerika en Frankrijk enz. enz.
We zijn dus wel druk bezig met
dweilen. Maar omdat de kraan open
staat, schieten we niet op.
Vroeger was dat een test in het
krankzinnigengesticht: de patiënten
moesten, terwijl de kranen openstonden,
een gang opdweilen. Kwam er één op
het idee eerst de kraan dicht te draaien,
dan bleek die man of vrouw op de weg
naar genezing te zijn.
Waarom dweilen we in Biafra terwijl
de kraan in Nigeria openstaat?
Waar die kraan zit, wordt aange
wezen in een stukje, dat ik vond in de
Amsterdamse Kerkbode van een paar
weken terug. Het werd ondertekend
door E. H. N.
A. D.
Interen en wegteren.
Zij, die hun privé-bezit belegd hebben
in koninklijke olie, zien natuurlijk niet
gaarne, dat hun bezit inteert". Het is
een zorg, die ik persoonlijk niet heb,
maar ik kan me inleven in de zorg van
anderen. Zij volgen, voor zover ze be
langrijke beleggers zijn, de ontwikkelin
gen in Biafra met andere gevoelens dan
de meeste onzer. Als er een grote kop
in Trouw staat, deze week, ,,WIJ ZIJN
WANHOPIG dagelijks sterven kin
deren", dan vinden ze dat wel erg, maar
het is onvermijdelijk.
Het conflict daar in dat verre, warme
land is namelijk een olie-conflict. En
niets is zo sterk als olie. De oliemaat
schappijen, hun belangen en de buiten
landse politiek, deze drie zijn één,
schrijft het Franse blad ,,Remparts".
In Nigeria heeft het Westen meer dan
een miljard dollar geïnvesteerd in de
olie. De grootste maatschappijen zijn de
Koninklijke Olie en de B.P.M.
In de vorige eeuw heeft Nigeria ken
nis kunnen maken met de belangen van
het Westen. Het land had een bloeiende
handel in palmolie, die door het Westen
wel kon worden afgenomen, maar waar
geen goud aan te verdienen was, om
dat de tussenhandel goed in handen
van de Nigerianen was. Dit mishaagde,
schrijft L. de Geer in ,,In de Waag
schaal", aan koningin Victoria, die een
paar gewapende boten de rivier de
Niger opstuurde, om zich meester te
maken van de palmoliehandel.
Vanmorgen ktaat in Trouw, dat de
politie jacht maakt op een onbekende,
die een gewapende overval heeft ge
daan. Buit: enkele duizenden guldens.
Fijn, dat er politie is.
Koningin Victoria gaat de geschiede
nis in als de kampioene van preutsheid
en hoofse manieren.
Jammer, dat er geen
Maar goed, terug naar Nigeria. Daar
bloeden en hongeren mensen dood, van
wege een olie-oorlog. Er is wel politie,
maar die staat machteloos, die voert
alleen maar bevelen uit. De regeringen
Laat ons deze week in onze gebeden
eens zeer in 't bijzonder stil staan bij de
militairen. Velen van onze jongens - en
dat zal overal ter wereld wel zo zijn -
vinden de dienst een verschrikking en in
toenemende mate wordt voor een groei
end aantal jongeren deze opleiding een
benauwend probleem. Bidden wij voor
hen. Ook. al slaan velen zich er wel
door heen - het moet frustrerend zijn
maanden en maanden lang bezig te zijn
met iets, waarvan je nauwelijks de zin
inziet of alleen maar huiveren kunt.
Bidden wij ook voor hen, die menen
deze dienst te moeten weigeren. En niet
in de laatste plaats: laat ons ook denken
aan hen, aan wie de dienstopleiding toe
vertrouwd is. Hoe ontzaglijk groot is
hun verantwoordelijkheid. Wat kunnen
zij in het leven van jonge mensen voor
goed verknoeien. Maar óók: hoe be
slissend kan hun hulp zijn om de dienst
tijd onbeschadigd door te komen.
Redactie-adres: Ds. D. Krijger,
Molenweg 15, Baarn.
van Engeland en Nederland gaat de
ontwikkeling in Nigeria zeer ter harte.
Zij staan achter de oliemaatschappijen.
Het gaat om een omzet van meer dan
tien miljard dollar, wat wilt u? Eén van
de directeuren van BP is de gouverneur
van de ,,Bank of England". Vandaar
de wapenleveranties, ook door ons
goede Nederland. Ook door Rusland,
want die zien een win-gewest in het
verschiet.
Als je bovenstaande dingen over
weegt, overvalt je een gevoel van woede
en onmacht. En dan rijpt het verlangen
naar die Vorst, die arm wilde worden
voor ons. Die zou gerechtigheid open
baren. denk ik zo. Die zou zijn stem
verheffen tegen hen, die het recht met
voeten treden, die hun kapitalen in
Koninklijke Olie belegd hebben, maar
die werkeloos toezien en maar één zorg
kennen: niet interen! Het is zeker, dat
er voor hen geen toekomst is. Ze zullen
wegteren. Want Hij komt. Hij ziet
Biafra en Nigeria. En hun bloed, hun
tranen en hun lijden zijn kostbaar in
zijn oog.
Ik eindig met een wens. Het zal wel
een vrome wens blijven: Laat men het
predicaat .Koninklijk" aan de bekende
oliemaatschappij ontnemen. Het is een
ten hemel roepende blaam.
De interkerkelijke commissie voor
kerkdiensten met gehandicapten bericht
ons, dat zondagmiddag 15 december een
dienst zal gehouden worden in de Ge-
tuigeniskerk (Geref.) om 3 uur. Daarin
zal Ds. A. H. A. Bakker, Doopsgez.
predikante te Middelburg, voorgaan.
Let op de andere plaats en op de
andere tijd.
A. D.
FEUILLETON
door
HERMAN DE MUINCK
(46)
,,Een Franse automobiel", zei één der omstanders. Ver
moedelijk raadde hij er naar, omdat hij wist, dat het meisje
en de jongen Fransen waren.
Wat een wagen! Wat een wagen! Zou die van het meisje
zijn of van mijnheer Van Adrigem, die naar men wis,t in
Frankrijk ,was geweest en daar gehuwd was met die trotse
vrouw. Half Zeestad was er al van op de hoogte, dat zij
een verwaande, ongenaakbare vrouw was.
In rad 'Frans, wijzend op het voertuig, vroeg de jongen
iets aan zijn moeder, die onmiddelijk met donker gelaat
een afwijzend antwoord gaf.
„Och, laat hem, Agnes," zei Van Adrigem.
„Neen, neen, hij rijdt met ons mee, niet met het rijtuig."
Onwillig en weerstrevend klom de jongen op de auto
mobiel, hetging heel moeilijk, maar niemand hielp hem.
Naast hem nam zijn moeder plaats. Toen keek het publiek
nog meer de ogen uit. Mijnheer Van Adrigem beklom de
„bok", maar ging niet achter het stuur zitten. Dat... deed
het meisje! Een vrouw achter het stuur. Dat was, naar men
stellig meende, in Nederland nog nooit vertoond! Een rare
wereld, daar in Frankrijk!
„We zullen nu niet door de nauwe straatjes rijden",
zei Van Adrigem in slecht Frans tot het meisje. „Daar
moet je eerst nog aan wennen. Dus rechtuit, de haven
langs."
Onderweg had het mooie vehikel veel bekijks van de
bewoners van de haven, maar die belangstelling verminder
de, toen de Fransen een heel oude poort ontwaarden.
„.Moeten we die door?" vroeg Gabrielle.
„Neen. Rechtdoor. De ophaalbrug over en dan onmidde
lijk rechts door de andere poort."
Warempel, er was nog een poott, die prachtig door
Gabrielle „genomen" werd. Je kon goed zien, dat zij er
varen was achter het stuur.
„Nu direct linksaf en dan doorlopend rechtuit", beval
Van Adrigem.
Ze reden nu langs de stadsgracht. Aan de overzijde van
de gracht waren de geslechte wallen, thans met bomen en
struiken begroeid.
„Een aardige omgeving hier", prees Gabrielle.
„Ja, in Holland is ook wel wat moois", grapte haar
stiefvader.
,,'k Had nietanders verwacht. We hebben trouwens al
het een en ander gezien onderweg. Is dit nu Zeeland?"
„Ja, dit eiland is een deel van Zeeland. Met Holland
bedoelde ik daareven Nederland. Zeeland is een provincie
van Nederland."
Ze moesten min of meer hard roepen, want de motor
maakte behoorlijk lawaai.
„Daar is weer een poort!" riep Gabrielle, naar links
wijzend.
„Ja, de Nagelpoort. Maar niet er dóór hoor. Dan komen
we midden in Zeestad terecht. Die weg rechts. Dat is de
weg naar -Schouwenburg."
Een vrij smalle, beklinkerde weg, links en rechts bouw
en weiland en veel sloten. Neen, er viel niets te „beleven".
Er werd dan ook niet gesproken.
„Nu krijgen we het bosachtige deel en midden daarin
ligt Schouwenburg. Vóór het eigenlijke dorp is „Honde-
mastate". We naderen dus."
Op aanwijzing van Van Adrigem reed Gabrielle met een
sierlijke bocht het inrijhek binnen. Uit het landhuis kwam
een jong meisje aanlopen, met gespannen gelaatstrekken,
heel eenvoudig gekleed. Van Adrigem glimlachte naar
Lucie.
De wagen stopte met luid geknars. Lucie was ook ver
baasd, dat haar stiefzuster achter het stuur zat. Deze had
met één oogopslag al gezien, dat zij van dat meisje geen
concuurrentie te duchten had: wat een boerenmeisje, dacht
zij.
Op de grond sprong het knappe meisje, zó knap, dat
Lucie er verlegen onder werd. Met uitgestrekte hand kwam
Gabrielle naar voren.
„Lucie zeker?" vroeg zij. Lucie knikte. „Ik ben Gabrielle
en daar is Emil." v
Met pijlijk vertrokken gezicht kwam Emil van de wagen.
Weer bood niemand hem de behulpzame hand. Lucie had
direct medelijden met de jongen, liep spontaan op de auto
mobiel toe en gaf hem de hand. Het pijnlijke, knorrige ge
laat veranderde pijlsnel en een ontwapenend dankbare
blik uit een paar in-bruine ogen werd op Lucie geworpen.
Het medelijden van deze laatste steeg: de jongen, zij
meende, dat haar vader gesproken had van veertien jaar,
maar hij leek ouder, bleek niet alleen wat misvormd te zijn,
maar ook niet al te best te kunnen lopen, al liep hij niet
mank. Hij keek de tuin in en toen omhoog naar het land
huis.
„Vind je het hier mooi, Emil?" vroeg Lucie.
„Spreek je Frans?" vroeg hij verbaasd.
„Une peu, une peu (een weinig, een weinig). Je mag wel
Frans spreken maar niet te vlug, hoor. Dan kan ik het niet
volgen."
„Ja, 't is hier mooi."
Weer keek hij rond. De andere drie waren al in het huis.
„Zullen wij ook naar binnen gaan?"
Zij vatte zijn hand en liep de hall in.
„Lucie, Emil moet zichzelf redden. Je mag hem niet ver
wennen", beet mevrouw Van Adrigem haar toe.
„Neemt u mij niet kwalijk, maar vindt u dit verwennen?"
„Ja zeker! Zo wordt hij nooit een man!" Weer die on
redelijk boze blik uit een paar flikkerende ogen.
Gabrielle, die het twistgesprek goed volgen kon, zij
sprak met zwaar accent gebroken Hollands, van haar moe
der geleerd, keek geïnteresseerd toe, een grappige glimlach
op het gelaat. Lucie dacht: ik geloof, dat ik mij vergis;
ik dacht: sprekend haar moeder, maar zij is toch anders,
hartelijker, dunkt me.
De deur van het vertrek werd geopend: Martha ver
scheen.
„Ons binnenmeisje Martha", stelde Lucie voor.
Evenals Janus op de kade kreeg ook Marhta een hand
van de beide nieuw aangekomenen.
„Mevrouw, de tafel is gereed. Kan ik opdienen?"
„Natuurlijk niet! Je bent te vroeg! Dat had je moeten be
denken. Die twee moeten zich toe heerst verfrissen na
zo'n ellendige reis! Je zult het nooit leren!" Martha ver
ontwaardigd af. „U komt het wel even zeggen, hé, juffrouw
Lucie. Want nu weet ik het niet meer."
„Meid, je kunt de laatste van de maand vertrekken.
Je bent een brutaal nest!"
(Wordt vervolgd).