eeuwóe 3Cerkbocle zzAardöe dingen^ Offerer\ r BOEREN m N.A, Heelt Zending nog zin 23e JAARGANG No. 20 21 NOVEMBER 1968 „Ik worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND. Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70. Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen; Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshóut, Koudekerke Ds. W. H. Gispen, Terneuzen; Dr. P. C. Kraan, Vlissingen; Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk; Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes. Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Abonnementsprijs 5.per halfjaar bij vooruitbetaling. Advertenties 20 cent per mm. Bij abonnement lager. Losse nummers 15 cent. Drukkers-Uitgevers Littcoij Olthoff -Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 Bedenkt niet de dingen, die op de aarde zijn Col. 3:2. Hadden die mensen dan toch gelijkdie beweerden, dat christenen zich niet moeten bemoeien met wetenschap en kunst, met politiek en sport. Dat zijn toch de dingen, die op de aarde zijnNatuurlijk kunnen we niet buiten de aardse zaken van voedsel en kleding, maar we moeten die niet bedenken, en er slechts een minimum van aandacht aan geven. We moeten de dingen bedenken, die boven zijn, waar Christus is. Is dit de eigenlijke, de bijbelse waarheid? Geen sprake van! Laten we eens proberen te lezen, wat er staat, en te verstaan, wat de Apostel Paulus bedoelt. In Col. 3 wordt helemaal geen tegenstelling gemaakt tussen de hemel en de aarde. De dingen hier beneden zijn net zo goed van God en moeten net zo goed Hem loven, als de dingen, die boven zijn. Tenslotte verwachten wij een nieuwe hemel en een nieuwe aardet D.w.z. de dingen die boven zijn en die van beneden zullen worden verenigd tesaam. Ze zullen gerecapituleerd worden, onder één hoofd gebracht worden nml. Christus. Paulus bedoelt met de dingen die beneden zijn zeker niet het gewone leven in beroep en gezin en ook niet ons ijveren voor een betere samenleving of voor de ontwikkeling van de wetenschap. Dat behoorf allemaal bij de dingen, die boven zijn en die we dus zoeken moeten want we zoeken daarin het rijk van Jezus Christus en de lof van God. De dingen, die beneden zijn, heeft de apostel uitvoerig beschreven in het vorige hoofdstuk. Daar vindt u duidelijk, ïvat hij daaronder verstaat: de joodse en de heidense of de gemengd joods-heidense weg der zaligheid via allerlei riten, mysteriën, geboden, onthoudingen en dergelijke. Dat zijn de dingen, die op de aarde zijn. Elders noemt hij het de lichamelijke oefening", de ascese. In Col. 2 20 geeft hij er de eigenaardige naam aan van ,,de wereldgeesten" Wie in Christus gelooft zoekt het daarin niet; bedenkt die dingen niet. Hij leeft in de vrijheid van de Heilige Geest, die Gods geboden in onze harten schrijft en ons vrij maakt van de menselijke) inzettingen van beneden. Die eigenwillige en eigenwijze Godsdienstigheid, zo geestelijk als ze lijkt, is zo aards als het maar kan. Echt werelds! We moeten het daarin helemaal niet zoeken doch uit het geloof gaan leven. Dat is voorlopig wel een leven zonder veel aanschouwing. Want waar we het van verwachten, het eigenlijke van ons leven -, dat is in Christus. Dat is zijn genade en zijn kracht en zijn geboden en zijn Geest. Die -menselijke inzettingen en gebruiken geven wel heel wat sensatie aan het religieuze vlees maar wie Christus gelovig volgt, is aan die dingen van beneden afgestorven en moet om die dingen, die op de aarde zijn, zelfs niet meer denken. A. D. Het woord offeren is helaas door het vele gebruik tot onherkenbaar wordens toe vermagerd en verbleekt. Als er sprake is van een collecte, hebben we het al over een offer. Zelfs het afschuwelijke woord offertje is in gebruik. Maar een levende offerande is niet iets van het onze, maar dat zijn we zelf. Dat is ons levende zelf. In alles, wat we geven aan de Here moeten we ons zelf geven. Of dacht u, dat de Here dode dingen hebben wou? We weten immers uit het Oude Testament, dat er aan een offer dier niets ontbreken mocht. Het moest helemaal gaaf wezen. Achter onze gaven moet dankbaar heid en blijdschap staan. Het kunnen alleen maar dankoffers wezen. De dankbaarheid en de blijdschap van ons geloof zijn de eigenlijke offers, die de Here van ons hebberu wil, want die leven! Dankbaarheid brengt als vanzelf een lied op de lippen en een woord van lof in ons hart: ,,0, Here, wat bent U goed!" Het is één van onze grootste fouten, of liever zonden, dat we veel te weinig blij zijn. Wat hebben we toch altijd veel te klagen over de dingen en over de mensen en over God. Dat komt - dacht ik - omdat we er als vanzelf van uitgaan, dat we overal recht op hebben. Ja, dan is er telkens wat, dat teleurstelt of dat tegenvalt en zo heel veel, dat ons ontbreekt. Maar als we eens van de andere kant uit begonnen? Niets hebben we verdiend. Integen deel: we hebben alles verbeurd. Dat de aarde doornen en distels voortbrengt is de normale geschiedenis. IK ZAG EEN TROON Ik zag een troon en Die daarop gezeten was, zo wit en groot dat er geen plaats meer voor de hemel was De sterren waren over- schenen door zijn aangezicht. De aarde was verdwenen in zijn licht. En uit de dood kwamen de doden opgestaan, en voor de troon zag ik de groten en de kleinen staan. Het donker waar zij in verzonken gaf hen allen weer, de diepte die zij dronken was niet meer. En in, 't gericht zag ik de boeken opengaan en kwam aan 't licht alles wat door de doden was gedaan. Maar ook het naamboek van het leven was daar en ik zag hoe wat Hij had geschreven openlag. Toen zeide Hij die op de troon gezeten was: „Het is voorbij en 'k zag dat er opnieuw een wereld was. En 'k zag dat wat daar was geleden, wat daar was geschreid, bevrijd was in een vrede voor altijd. MUUS JACOBSE Ga nu eens optellen hoeveel fijne dingen er iedere dag weer zijn. Wat een bloemen zijn er niet en hoeveel lieve kleine kinderen! We beginnen meestal verkeert door ons leven te beschouwen als ons leven! als bezit. '-Dan willen we dit en ook nog dat en dan mag de Heré God voor dat alles zorgen. Dat moet dan allemaal Maar we zijn geen bezitters van ons leven. We zijn aangestelde dienaren. We zijn van God en staan in dienst. Ons leven en onze knechten - alles -, het zijn talenten, waarmee we te werken hebben voor onze Heer. En dit is nu offeren: dat we het fijn vinden, dat we van Hem zijn. Dat we niets anders willen dan Hem dienen. Dit is het priesterlijke je aanbieden en je over geven en zeggen: ,,Neem mijn leven, laat het Heer toegewijd zijn aan Uw eer". Wat zou ons leven daar anders van worden, als we dat eens wat meer menens" tegen God zeiden. Wat zou er een blijdschap aan alle kant uitbreken. Een lach dikwijls door de tranen heen, maar dan toch een lach. in het beloofde land. In de altijd boeiende berichten over Nes Ammim, de christelijke nederzetting in Israël, staat nu een verhaal over de bedrijfsresultaten van land- en tuin bouw, waaruit ik een paar gegevens over neem, die U zeker zullen interes seren. Dagelijks komen er nu prima Zeeuw se aardappelen op tafel. Dat hebben we -te danken aan Adriaan Moermond, boer uit Zeeland, die hier deze zomer arri veerde om in de landbouw te gaan werken. Hij bracht z'n beste pootaard- appelen mee. Van de oogst kunnen we minstens een half jaar allemaal eten. Mevr. en Dr. K. H. E. Gravemeyer, de hoogbejaarde pionier van Nes Am mim in Nederland, kwamen hier logeren. Dr. Gravemeyer bediende het Heilig Avondmaal in een bijzonder blijmoedige dienst op een zonnige sabbatsmorgen. Dit goede samenzijn is later voortgezet met een feestmaal, aangeboden door Mevr. en Dr. Gravemeyer. Van twintig hectare land oogstten we 31 ton uitstekende tarwe. De verkoop van 200 balen tarwestro meegerekend was de opbrengst ƒ11.000. De kosten van kunstmest, transport enz. waren 3.500,— zodat we als loon van onze arbeid 7.500,overhielden. Geld, dat hard nodig was voor onze huishoudpot. De gezinnen wonen - en eten - nu in de huizen. De jongeren in de cantine. Op vrijdagavond zitten we echter alle maal samen aan één witgedekte tafel met kaarsen voor het sjabbatsmaal. We zingen psalmen, aan het begin altijd psalm 133: „Zie hoe goed, hoe lief lijk we lezen de bijbel, houden toespraken en heffen staande de wijn beker met de oude joodse wens: LeChaïm. Bedrijfsleider Gerrit Polet doet alles om Nes Ammim financieel rond te krijgen. Ook op het eten is zwaar be zuinigd. Maar eenmaal per week een stukje vlees. En geen kaas, die in Israël duur is, op tafel. 'Extra rantsoenen kregen we echter tijdens de harde weken van onkruid-wieden in de katoen plantage. Het was verschrikkelijk wer ken in de brandende zon en doodop kwamen we 's avonds thuis. In veel nederzettingen doen arabieren dit werk. Omdat wij 't zelf deden, hebben we ruim 5000,— bespaard. We hopen, dat de oogst van 80 hectare rond 100.000,— zal opbrengen. Na het vermoeiende dagelijkse werk gaan we 's avonds soms nog opgewekt volksdansen met de jongeren van joodse kibboetzim in de buurt. Ook worden we gevraagd voor gespreksavonden. ,,Leed zonder bitterheid". In alle situaties, ook m smart, hebben we met God te maken, die ons een taak geeft èn ons de krachten geeft om deze taak te volbrengen. Wie voor eigen rekening werkt, moet zichzelf maar zien te helpen, maar wie in de dienst staat van een heer, mag rekenen op de steun van die heer. Dat is de rijkdom van de ambtsgedachte. Dankbaarheid en blijdschap jegens de Here God geven ook een eigen aardige toon aan de verhoudingen met de naaste. Nml. de toon van de liefde. De wereld heeft een schreeuwende behoefte aan priesters en priesteressen. Aan blijde mensen. Aan mensen, die het geheim kennen van het offer en van de zelfver loochening. Die de vreugde kennen van het einde loze zich geven van de liefde. Aan mensen, die ook in het erger verdriet, zichzelf kunnen vergeten om een ander te bemoedigen. Dit is priesterlijke liefde, waartoe U geroepen en bekwaamd wordt door de Geest van de Grote Hogepriester Jezus Christus. A. D. We doen 't graag want juist daarin beleven we het doel van Nes Ammim. Maar, eerlijk gezegd, we kunnen 't niet allemaal aan. En dan moeten we ge woon nee zeggen, tegen onze joodse vrienden. En dan: onze rozenkassen. We sneden 138.245 carrol-rozen, opbrengst 17.000,— en 26.470 baccara-rozen, opbrengst 10.000, Veel hebben we er niet aan verdiend, omdat de produk- tie door defecte kachels en uitvallende electrische stroom beneden de maat bleef. Volgend jaar beter. Vol vreugde bouwen we thans aan 2000 vierkante meter kas, waardoor we tweemaal zo veel ruimte krijgen - en veel meer kans op een goede winst. (slot) Ik had pas een jongeman voor me zitten, een fijne vent. Zending: nee, maar voor ontwikke lingshulp wil ik me wel beschikbaar stellen. Goed bedoeld, maar hij wist toch echt niet wat hij zei. Die hulp bij het tot ontwikkeling brengen van landen en volken, die dat nodig hebben - waarheen moet dat de mensen brengen? In welke richting moet de ontwikke ling gaan? Naar een rechtvaardige verdeling van de rijkdom? Als de mensen maar rijk zijn, is het dan goed? Is dat de vervulling van alle idealen? Of als er maar recht is, is het dan klaar? En welk recht bedoelt u? Of als er maar vrijheid is, is dan elke droom werkelijkheid geworden? Vroeger zei men: dat is een utopie. Nu zeg je: Dan ben je helemaal nergens meer. Dat betekent precies hetzelfde. Vrijheid, vrede en gerechtigheid: goed daar is ontwikkelingshulp voor nodig, daar moet de schop voor in de grond en de traktor moet grommen, de drukpers moet draaien en voor mil joenen kinderen moeten er scholen ge bouwd en op honderdduizenden bij honderdduizenden nieuw ontgonnen hektaren moet voedsel worden gepro duceerd. Maar het zou toestanden scheppen vele malen erger dan nu in Vietnam of in Biafra heersen - het zal militaire pacten tengevolge hebben vele malen vreselijker dan alle militaire pacten bij elkaar, die er nu zijn - het zal geen enkel probleem oplossen en alleen maar nieuwe en grotere problemen scheppen, als niet de daad van de hulp gepaard

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1968 | | pagina 1