^eeutctfe 3£erkbocle
JV.
r
Cï)e 3^Coopmaf\^
De Quoestïe
Vragen over de toekomst van
het Christelijk sociaal denken
v
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 470.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Ds. W. H. Gispen, Terneuzen; Dr. P. C. Kraan, Vlissingen;
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk;
Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes.
Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
23e JAARGANG No. 10
14 NOVEMBER 1968
„Ik worstel
en ontkom"
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
20 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Koopt goud van mij
opdat gij rijk moogt worden.
Openb. 3:18.
Adverteren doet verkopen" ja, maar er is ook een heleboel opschepperij
en overdrijving bij de heren adverteerders en soms ben je geneigd juist niet
te kopen, wat ze zo geweldig aanprijzen. Goede wijn behoeft geen krans
Wat een artikelen worden er van alle kanten op de markt gegooid. En wat
een energie besteed om de behoeften te stimuleren, kopers te trekken en
klanten te vinden.
Niet alleen consumptiegoederen worden op allerlei manieren aan de man
(en aan de vrouw!) gebracht. Er zijn ook handelaars in geestelijke zaken:
propagandisten en idealisten, wijsgeren en godsdienstige uitvinders. Al deze
knapen staan op de markt van het leven, als even zovele standwerkers te
roepen: „Koopt van mij".
Tussen al die aanbiedingen is ook een advertentie van de Here Jezus.
Zijn reclame is helemaal eerlijk. Hij overdrijft niet.
Bovendien is het Hem niet om eigen voordeel te doen. Hier is een koopman
puur uit liefde voor de mensen.
Soms zijn er van die zakenliedent die U omver willen praten met: „Ik
verdien er geen cent aan"Of nog sterker: „Ik leg er op toe".
Als ze zo beginnen weet U het wel, dat ze praatjes verkopen. Want handel
is nu eenmaal iets anders dan filantropie.
De Here Jezus biedt het waarachtige leven geluk aan en maakt reclame
voor een nieuwe wereld, maar als U vraagt: „Wat heeft hij er zelf voor
gegeven?" is het antwoord: „Hij liet er zich voor kruisigen"Om ons rijk
te maken is hij arm geworden"
Ze namen hem zijn kleren af. Naakt hing hij aan een kruis om ons de
mooiste feestkleding te kunnen aanbieden.
Wouderlijke koopman is de Here Jezus. Toch is zijn offerte betrouwbaar.
Als Hij roept: „Ik raad U van mij te kopen", zint hij op onze belangen en
niet op de zijne.
Veel mensen vertrouwen de zaak niet. We leven immers in een weelde
die bedriegt en bedrogen wil zijn.
„Koopt goud van mij".
Wat heeft men niet naar goud gezocht. Dat glanzende gele metaal heeft
miljoenen gek gemaakt van begeerte. Want wie geld bezit kan doen wat hijwil.
Papieren geld kan tegen goud nooit op. Goud behoudt zijn waarde en
is altijd safe. Maar het goud dat de Here Jezus aanbiedt is nog veel meer
waard, dan alle schatten der wereld.
Want al zwom U in het goud, het zou U niet redden van de dood en U
geen vrede geven met God en geen waarachtig geluk.
Maar het goud van de Here Jezus maakt U voor eeuwig rijk. Rijk in
blijdschap en vrede. Zijn goud maakt U vrij van eenzaamheid en van angst.
Wonderlijke koopman
Wie verkoopt er nu goud
Wonderlijk goud
Het is het goud van Gods genade. En de glans ervan is vrede en hoop.
Een miljoen pak aan
Och wat is feitelijk het stomme geld vergeleken bij het allerhoogste en
eeuwige goed: kind van God te mogen zijn.
„Ik raad U aan", roept de Here Jezus, „van mij gelouterd goud te kopen,
opdat gij rijk mooqt worden".
A. D.
Iemand, met wie ik heel veel te maken
heb gehad, was gewoon al zijn bewerin
gen aan te vangen met: „Weet U, wat
de quaestie is?"
Inderdaad is dat van het allergrootste
belang voor een mens, dat hij dat weet.
Dat ie weet, wat de eigenlijke quaestie
is.
Waar tenslotte alles om draait.
Een zeer belangrijke quaestie is die
van leven of dood, er op of eronder,
to be or not to be.
Dit laatste is toch wel de allergrootste
tegenstelling die men denken kan: leven
of dood.
Nee, zegt de Bijbel.
Dat is helemaal niet zo'n absolute
tegenstelling.
Dat is niet de meest belangrijke vraag.
Weet u, wat de quaestie is?
Het klinkt misschien gek, maar je
bent altijd van iemand. Je bent nooit
helemaal van jezelf. Ik bedoel niet, dat
je van je ouders of van elkaar bent,
maar dat je altijd onder een bepaalde
heer staat; in wiens dienst je leeft.
Er is nml. een onzichtbare achter
grond van de geschiedenis, een geheim
in alle gebeuren, een onaanwijsbare
dimensie in ons leven.
Velen zijn zich daar toegenaamd niet
van bewust.
Ze leven een eind weg en denken,
dat ze precies doen en laten, wat ze
willen en dat ze dus hun eigen leven
scheppen.
Bij sommigen zijn de ogen open ge
gaan.
Ze hebben dóór gekregen dat er
machten zijn, sterker dan wij.
Ik geloof, dat die machten werkelijk
bestaan en dat hun invloed veel en veel
groter is dan men vermoed.
Maar ik geloof ook, dat die machten
onderworpen zijn aan Jezus Christus.
Wie bewust in Zijn dienst leeft is
vrij. Hij is de overwinnaar. Hij heeft de
macht van het kwaad en zelfs de dood
overwonnen.
Paulus schreef daarover een brief aan
de christenen in Rome en hij stelt hun
de vraag: Weet u wat de quaestie is?
Ze hadden daar nml. een paar punten
van verschil. Een stuk of wat quaesties.
Eén daarvan was de vraag of je vlees
mocht eten, dat de slagers hadden be
trokken van het stedelijk abattoir.
Daar kwamen nml. iedere morgen een
paar heidense priesters, die door het
prevelen van formules al dat vlees, te
gelijk offerden aan de een of andere
afgod.
Sommigen zeiden: door dit vlees te
eten, treed je in relatie met die afgod;
want dat vlees is aan hem gewijd ge
worden.
Anderen daarentegen beweerden, dat
ze die afgoden aan hun laars lapten en
dat het vlees door die priesterformules
niet bedierf.
Paulus vindt deze quaestie echt niet
zo belangrijk. Hij bagatelliseert haar
niet maar schrijft dat we ons niet zo
druk mogen maken over allerlei bij
komstige dingen.
Voor een christen zijn die quaesties
niet zo gewichtig.
Juist een christen moet niet zwaar
op de hand wezen.
Als je van de Here Jezus bent en
hem dient, is er zelfs als je sterft geen
man overboord. Hij vangt je op.
Is dat dan niet de grootste tegen
stelling en de quaestie waar alles om
draait; of je leeft of dat je sferft?
Wat doet een mens al niet om in het
leven te blijven. Wat vecht hij tegen
de dood!
Paulus zegt - en dat was geen praatje
van hem, hij heeft het waar gemaakt
ook - hetzij dat' wij leven, hetzij dat we
sterven, wij zijn van de Here.
Een veel grotere vraag dan die van
leven of sterven - is de quaestie: van
wie ben je. Als je van hem bent, hoef
-mergens bang voor te wezen, want je
blijft toch van hem!
Misschien hebt u indertijd wel ge
lezen in de kranten over Ds. Alle
Pieron, die als kind gewoond heeft in
het zgn. Achterhuis van Anne Frank
en als Heemsteedse jongen is op
gegroeid.
Hij is zendeling onder de Chinezen
geworden in Semarang (Java) en later
veldprediker en toen krijgsgevangene.
Toen liet Japanse transportschip vol
gevangenen werd getorpedeerd en zonk,
bleken er veel te weinig reddingboten
te zijn.
Ds Pieron had geluk en kreeg een
plaats in een van de boten, die weg
voeren dwars door een zee vol ver
drinkende mensen.
Toen is hij uit de boot gesprongen
om zijn plaats te geven aan een ander,
die nog niet van Jezus was en is ver
dronken.
De man, die aan Ds. Pieron z'n leven
had te danken, heeft het later, toen hij
christen was geworden, zelf allemaal
verteld.
Dat is het.
Als je van de Here Jezus bent, dan
ben je pas werkelijk vrij, los van alle
krampachtigheid.
Dan ben je niet bang om te leven
maar ook niet bang om te sterven.
Maar een feit is, dat je altijd van
iemand bent. En dat je altijd door de
een of andere macht wordt beheerst.
Ook zonder dat je het wilt of weet.
Het is maar de vraag door welke?
Er is geen macht zó heerlijk, zo be
vrijdend en zo zaligmakend als de
macht van de Here Jezus Christus, die
in de wereld gekomen is, om iedereen
die in hem geloofd eeuwig leven te
geven, hetzij dat ie leeft, hetzij dat ie
sterft.
Weet u, wat de quaestie is?
A. D.
Maatschappij kritisch beschouwen.
De christelijke toekomstverwachting
van Gods Rijk van vrede en gerechtig
heid kan ons brengen in onvrede met de
maatschappij waarin wij leven en tot
onderzoek van de bodem waarin ons
denken en doen geworteld zijn. In die
zin acht Van Zuthem in zijn studie
„Gezag en Zeggenschap" (uitg. Kok,
Kampen) radicalisering - radix be
tekent wortel - van het christelijk sociaal
denken nodig. Hij ziet ons „voor het
gigantische vraagstuk geplaatst of wij
er in zullen slagen zodanige maatschap
pelijke structuren te ontwikkelen, dat
daarin zoveel mogelijk' mensen ver
antwoordelijkheid dragen" (178).
Zo goed als in 1891 het Eerste
Christelijk Sociaal Congres in pro
testants Nederland en de encycliek
„Rerum Novarum" in rooms-katholiek
Europa moesten leiden tot een kritisch
bezien van negentiende-eeuwse toestan
den, zo goed moet het christelijk sociaal
denken zich nu bij voorbeeld afvragen
in hoeverre de huidige structuur van
de onderneming de wederkerige verant-
NO ACH EN WIJ
Dat deed de deur dicht
van de ark
zij aten, zij dronken, zij trouwden
zij deden gewoon
of God er niet was
toen is Gods water
over Gods akker gelopen
God schreide hete tranen
tot, de aarde er koud van werd
maar na verloop
van water en tijd
is vast komen te staan
op de Ararat
dat God weer een open deur geeft
en boven dien een boog
met als doelwit de hemel
zo werden noach en wij
in de ruimte gesteld
Het is van de laatste dagen
dat de mensen weer gewoon doen
gewoon doen
of God er niet is
zij komen ons aan boord
met rake vragen
en wij slaan de plank vaak mis
maar dit moet gezegd worden
God heeft zelf
de hand aan de balk geslagen
het is volbracht
laten wij niet meer zagen
laten wij meer en meer zingen
laten wij scheep gaan met God
de Duif is uitgelaten
van vreugde
de wind waait
waarheen Zij wil
de koers staat vast
er staat geschreven
o wonderlijk Woord van God
wij hebben nog veel voor de boeg
Uit: „Ontmoeting"
Bosch en Keuning '60
JAAP ZIJLSTRA
woordelijkheid van werkgevers en werk
nemers belemmert.
Vraag stukken niet ontvluchten.
Wij zijn echter, zelf deel uitmakend
van onze samenleving, terwille van
eigen rust en eigenbelang geneigd be
paalde vragen waarvoor de inrichting
van de maatschappij ons stelt, weg te
redeneren. Dat kan gebeuren door onze
opvattingen over gezag en eigendom:
zie de vorige artikeltjes van deze reeks.
Zo ligt het ook voor de hand, de vraag
,naar meer verantwoordelijkheid voor de
arbeiders te ontlopen door te verwijzen
naar de beperkte capaciteiten, de een
zijdige belangstelling voor het loonzakje,
de natuurlijke luiheid enz. van vele, zo
niet alle arbeiders. Dergelijke verwijzin
gen lijken uitermate realistisch, maar
onderzoekingen als die van R. Likert
in Amerika - waarnaar ik de vorige
maal al verwees - en in Nederland van
M. G. IJdo - nog onlangs in „Prestatie
en beloning in nieuw licht" - tonen aan
hoe van het gebruikelijke beeld dat we
van de arbeiders hebben vele trekken
vervalst zijn. In werkelijkheid zijn niet
weinig werknemers al in staat meer ver
antwoordelijkheid te dragen - ten gunste
ook van het bedrijf! - en vele andere
kunnen daartoe opgevoed worden.
Andere mentaliteit vereist.
Daarmee is echter niet ontkend, dat
het aanvaarden van wederzijdse ver
antwoordelijkheid van de meeste werk
gevers en werknemers een mentaliteits
verandering vraagt en offers vereist. De
werkgever-eigenaar zal een stuk be
schikkingsmacht over zijn onderneming
moeten afstaan; de werknemer zal zich
in moeten spannen om van kortzichtig
staren naar eigen belang te komen tot
een zien van het belang der gehele
onderneming. Nu is het vragen van
offers bepaald geen bij voorbaat on
christelijke zaak en de christelijk sociale
beweging zal die vraag zo nodig dan
ook zonder schromen moeten stellen;
niet allereerst vanuit het recht der werk-