Waarom ben je geen trambestuurder geworden
Kijken ze bij U ook?
„KERK EENS ANDERS"
„HOND EM AST ATE"
openbare en bijzondere brieven in deze
laatste tijd, scheld- en lasterwoorden
van allerlei aard te verduren gegeven,
maar ik heb leren zeggen zoals eenmaal
David van Simei zeide: laat hen vloe
ken, want de Here heeft gezegd: „Vloek
David".
En daarom, mocht mij in mijn schrijven
een hard woord ontvallen zijn, zo vraag
ik daarvoor vriendelijk verschoning".
Aan het einde van zijn troostbrief
moet hij nog even een aanval doen op
het oude vertrouwde doopsformulier en
voornamelijk op de zinsnede: ,,dat de
kinderen zonder hun weten de verdoe
menis in Adam deelachtig zijn, maar
dat ze alzo (dus ook zonder hun weten)
ook wederom in Christus tot genade
worden aangenomen".
Hij schrijft dan hierover: „Vroeger
las ik dit ook de gemeente voor en dacht
er niet aan dat dit geloven, de weg
opent tot de algemene genade".
Hij verzucht dan: „De Here vergeve
mijn vroegere blindheid en Hij geve u
de genade, dat ook uw ogen hiervoor
open gaan".
Bij het lezen van zijn argumentatie,
ter verdediging van zijn opvattingen,
moeten wij constateren dat deze uiterst
zwak zijn. Telkens is het meer op het
gevoel van de lezers werken, in tegen
stelling met de klare taal van de aan
valler, die zijn betoog met duidelijke
uitspraken illustreerde. Ook het slot
doet pathetisch aan. Hij schrijft daar:
„Ook gij die mij buiten sluit, wens ik
te zijn en blijven in den Here Jezus
Christus, uw dienaar en liefhebbende
vriend en broeder, H. J. Buddingh.
JAN VAN WESTHOVE.
Kijkt u naar Mexico-City
Als u sportliefhebber bent, natuurlijk
wel.
Als u een alles-kijker bent, natuurlijk
ook, tenzij het andere programma u toe
vallig meer interesseert.
Maar wat doen we, als we niet tot
een van beide categorieën behoren? Als
we de T.V. aanzetten om op de hoogte
te zijn van wat er in de wereld gebeurt?
Dan zullen we waarschijnlijk met meer
gemengde gevoelens naar Mexico-City
kijken dan 4 jaar geleden naar Tokio.
Weliswaar blijft het een fascinerend
gezicht, dat wedijveren van de
besten
Weliswaar kunnen we van heel wat
boeiende of gracieuze beelden ge
nieten
Weliswaar is het beter dat de landen
elkaar daar ontmoeten in een Olym
pische strijd om tiende seconden dan in
een wereldoorlog, en willen we de waar
de van het onderling .contact, eerste
voorwaarde voor begrip en verbroede
ring, ook vandaag niet uitsluiten
Maar toch zijn er een aantal wrange
bijgedachten.
In de eerste plaats kijken we niet
naar Mexico-City, waar het gros van
de bevolking geen geld voor enige luxe
heeft, maar naar de Olympische sport-
stad, die de regering op enkele veilige
Mijn jongste zoon (7) en ik (42) be
spreken de meeste levensproblemen
's morgens bij het aankleden. Dan komt
hij met vragen voor de draad, waar ik
de hele dag genoeg aan heb.
Kort geleden stelde hij mij de vraag:
„Waarom ben jij, geen trambestuurder
geworden?"
Daar zit iets in.
Ik ben dominé geworden, maar waar
om eigenlijk geen trambestuurder?
Je went aan je eigen keus, maar het
kan goed zijn een andere mogelijkheid
eens even onder ogen te zien.
Eerlijkheidshalve moest ik erbij ver
melden dat ik op zevenjarige leeftijd
inderdaad trambestuurder wilde worden.
Soms heb ik zelfs de gedachte dat
er mensen zijn die vinden dat ik maar
bij die keus had moeten blijven.
Maar wat doe je met zo'n vraag? Ik
was er niet klaar mee, dus ik probeerde
de zaak te rekken. Ik vroeg eenvoudig:
„Waarom?"
- Het antwoord was verrassend simpel.
„Dan kan ik naast je staan".
Hij gaat namelijk, dat heb ik vergeten
te vertellen, met de tram naar school.
Ineens begreep ik met wat voor 'n be
wondering hij de trambestuurder be
keken moet hebben.
Een bijna almachtig man. Die een
tram door de hele stad laat heen rijden.
Als dat mijn vader eens was, moet hij
gedacht hebben, zo vaak hij daar op
het voorbalkon stond. Wie weet wat ik
dan allemaal wel mocht. Ik zou naast
hem staan. Naast de bestuurder. Dwars
door het drukke verkeer heen. Over
pleinen en door nauwe straten. Wat een
geluk.
Ons leven is soms als een tram.
Als een kleine peuter staan we naast
de bestuurder. Maar de bestuurder is
een vreemde. Zo vreemd, dat we hem
nauwelijks verstaan als hij eens wat
kilometers afstand tegen de lieve som
van een half miljard liet bouwen.
In de City zelf is er een groots pro
test geweest tegen de schrijnende tegen
stellingen, die door de regeringspolitiek
nog steeds worden verscherpt. Dit pro
test is bloedig gesmoord. De regering
heeft gedacht: Als het spul maar een
maal begonnen is, kijkt de hele wereld
toch alleen maar meer naar onze
stadions. Ze laten zich wel weer ver-
naggelen. Kijkt u ook? Goed, ik ook.
Maar laten we elkaar dit beloven: We
zullen blijven achter de schermen kijken!
In de tweede plaats komen deze
spelen op een moment in de geschiede
nis, dat we meer dan ooit tevoren ge
confronteerd zijn met ellende. Door
Biafra. Door Praag. Door Vietnam.
Het doet bepaald onsmakelijk aan, te
lezen, hoeveel biefstuk er voor de top-
athleten in het Olympisch paradijsje
beschikbaar is.
In de derde plaats zien we hardlopers
„trainen", met maskers, slangen, elec-
troden en draden verbonden aan de
modernste en duurste electronische in
strumentaria. Je hoort, dat ook voor
zegt. We weten nooit van tevoren of
hij bij de volgende kruising rechté- of
linksaf zal slaan. We weten niet waar
hij heen wil. Soms gaat de tram door
een donkere tunnel en we hebben de
neiging om hem aan z'n arm te trekken
en te vragen, wat dat allemaal betekent.
Maar we doen het niet, want het is een
vreemde. Een almachtige vreemde, aan
wie een kleine jongen niets vragen mag.
Een andere keer rijdt hij regelrecht op
een verkeerskluwen in. En we stikken
haast van angst. Maar, ook al doen we
de mond een ogenblik open, we vragen
niets.
Want hij verstaat ons toch niet.
Maar als die bestuurder nu je vader
was. Aan wie je alles mocht vragen.
Dan zou er veel kunnen veranderen.
Je zou niet altijd bang behoeven te zijn.
Misschien zou je zelfs kunnen vragen
om je ergens heen te brengen waar alles
goed is.
Of zou het toch waar zijn, dat de
bestuurder je Vader is?
Het bovenstaande verhaal vond
ik in een oud nummer (1958) van
het evangeliserende tijdschrift
„Onderweg". Het trof me om twee
redenen:
1. Omdat ik deze dagen bezig
ben aan de voorbereiding van een
preek over bondag 9 en 10 Van
de H. C.
2. Vroeger heb ik eens ge
werkt aan de uitgave van een ge-
illustreerde catechismus: bij iedere
zondag een toepasselijke plaat.
Ik ben er niet mee klaar ge
komen. Helaas, want er zat mis
schien toch wat in.
Maar het bovenstaande zou de
illustratie zijn voor C. Z. 10 (de
voorzienigheids Gods).
A. D.
zwemmers en zwemsters een weten
schappelijke backing nodig is, dat ex
perts de „uitgekookte" diëten uitdok
teren Moeten we ons niet afvragen,
wat dat alles nog met „sport" te maken
heeft? Met spelen? Winnen geld en
wetenschap, of sportiviteit?
In de vierde plaats wordt al duide
lijker, dat de sport in dienst is genomen
door politieke machten. Het gaat om
prestige. Bij De Gaulle met zijn peper
dure trainingscentrum in de Pyreneeën.
Bij Rusland met zijn „athleten-
fabrieken". Maar ook bij Senegal, waar
de mensen gemiddeld niet ouder worden
dan 37 jaar.
Al met al is het steeds ongezonder
en huichelachtiger vertoning. Wie alles
tegen elkaar afweegt, vraagt zich af
naar welke kant de balans moet door
slaan: Toch nog wel waardevol en te
waarderen? Of zo doortrokken met rot
tigheid, dat steeds meer landen voor de
eer moesten bedanken?
Ik zou wel eens willen weten, hoe
onze christen-sportmensen over dit alles
denken. D. v. S.
Amsterdam - Kerkbode.
November is de maand van de hevige
najaarsstormen. Er is alle reden nu eens
zeer bepaald te denken aan allen, die
ter zee en in de lucht hun werk ver
richten.
Wij staan er vaak nauwelijks meer
bij stil met hoeveel risico's hun leven
omringd is en hoeveel zorg hun ge
zinnen vaak dragen.
Laat ons God danken voor en bidden
om zijn machtige bewarende hand.
VERGADERING van de Classis Mid
delburg op donderdag 14 november in
de Getuigeniskerk, Adr. Lauwerijsz-
straat te Middelburg. Aanvang 19.30
uur.
Namens de roepende
kerk Middelburg:
P. van Til, Praeses,
B. H. Lavooij, Scriba.
Het probleem voor iedere scriba:
„Hoe krijg ik m'n preekrooster vol",
wordt met de week urgenter. Als we bij
onze Geref. Kerken blijven, dan weten
we dat het aantal vacatures de 300
nadert en dat de vooruitzichten niet zo
rooskleurig zijn.
Wat zijn de gevolgen?
Scribae schrijven, bellen. Predikanten
preken en crossen door Nederland om
toch maar te zorgen dat er een voor
ganger is.
Op de duur wordt dit geen haalbare
kaart meer. Er zullen andere maat
regelen getroffen moeten worden. Mis
schien kunnen we er samen eens hard
op over nadenken.
1. Classicaal zou er met de diverse
Kerken een afspraak gemaakt kunnen
worden wat betreft de aanvangstijden.
Voorbeeld: Goes aanvang 9.00 uur.
Op deze manier kunnen predikanten
om 10.30 uur nog een dienst vervullen
als zij daartoe in staat en bereid zijn.
Zo ook de middagdienst 2.30 uur en
5.00 uur.
Als er een goed samenspel is of ont
staat tussen predikant, kerkeraad en
gemeente, zal er begrip worden gevon
den voor de moeilijke situatie waarin
onze Kerken zich bevinden en zal het
kerkbezoek er zeker niet onder lijden.
2. Ook zullen we, hoe beroerd het
ook klinkt, meer over combinaties
moeten gaan praten. Het is ook voor
een predikant, die soms letterlijk en
figuurlijk „het vuur uit z'n sloffen loopt"
niet prettig om voor 25 of 30 man,
halsbrekende toeren te verrichten om
op tijd aan te komen.
'k Geloof dat met wat goede wil en
een klein beetje zakelijkheid de moeilijk
heden in onze provincie nog wel op te
lossen zijn.
„Luctor et emergo"
J. C. KOUWER, Geersdijk.
FEUILLETON
door
HERMAN DE MUINCK
44)
In ertkelet woorden (zwarter dan nodig was!) ver
telde het meisje.
„Het kan nog wat meevallen", suste Kee Verdonk,
die overigens ook geen prettige indruk van mevrouw
Van Adrigem had gekregen. „Je moet maar denken:
hier laat je wat en daar vind jewat. Volmaakt is
het nergens."
„Een waarheid als een koe", mopperde Martha.
„Maar 't kan de spuigaten uitlopen. En wil je wel
geloven, dat ik medelijden heb met juffrouw Lucie?
Wat is dat serpent een verschil met haar eigen moe
der, die we hier op het dorp jaren gekend hebben."
„Natuurlijk, alle mensen zijn niet gelijk. Je moet
nooit vergelijkingen gaan maken."
„Och, met jou valt niet te praten", foeterde Mar
tha.
„Wat miszeg ik dan?"
„Je bent me te veel... nou ja, 'k weet niet, hoe
ik het zeggen moet, te vriendelijk... neen, da's ook
niet het goeie woord... maar ja, je kunt kletsen,
wat je wilt, die Franse madam is een mispunt. En
nou komt er nog een dochter ook, hé? Nou, als die
ook zo is, is de boot helemaal an. Berg je dan maar.
Ajuus hoor. Ik ga aan mijn werk."
Intussen was Lucie naar beneden gegaan, in het
minst niet vermoedend, wat haar nieuwe moeder
van haar verlangde. Nu, dat werd haar spoedig
duidelijk.
U hebt mij laten roepen?" vroeg zij, de deur
van het vertrek, waar haar vader en moeder gezeten
waren, sluitend.
„Ja, heb je..."
Verder kwam haar vader niet, want mevrouw viel
hem onmiddellijk vinnig in de rede. „Ik heb gehoord
dat er hier een schrijfbureautje van je moeder
heeft gestaan. Waar is dat gebleven?"
;,Ja, ik heb het op mijn kamer gezet. Als een
persoonlijk aandenken. Ik dacht, dat het hier niet
meer gebruikt zou worden" antwoordde Lucie met
benepen stem.
„Dat gaat niet, meisje. Je moet het terug laten
brengen. Moeder moet het gebruiken." Nu was haar
vader aan het woord.
Mag ik het niet houden, paps?" smeekte Lucie.
„Het is toch al oud en min of meer versleten."
„Neen het moet terug gezet worden. Iets ouder
wets vind ik wel leuk. Een nieuw bureautje bij deze
meubilering past ook niet," zei mevrouw Van Adri
gem gedecideerd.
„Goed, ik zal het leegmaken, dan kan Janus het
naar beneden brengen."
„Dat lijkt me het beste, om goede vrienden te
blijven. En hoor eens, je voelt er zeker niet voor je
kamer te ruilen met die van Gabrielle
„Mijn kamer ruilen? Waarom? Die heb ik al
jaren... En denkt u eens aan al die herinneringen".
Lucie had moeite niet in tranen uit te barsten.
„Neen, neen, 't is goed," haastte mevrouw Van
Adrigem zich te antwoorden't Was maar een
vraag. Je kunt „neen" zeggen. En dat doe je. Af
gelopen dus."
Lucie werd bang. Zij zag die mooie, heel donker
bruine ogen flikkeren van woede... „Je kunt nu
wel gaan."
Lucie droop af. „Je kunt nu wel gaan"! Zoiets
zeide je (en dan nog op een vriendelijke manier)
tegen een gedienstige, maar niet tot je stiefdochter.
Woede welde in haar ogen op, toen zij weer naar
boven ging. „O, God, ik wéét, dat het niet móg...
maar ik haat dat mens! Help mij, help mij!"
„Het bureautje was nog niet geheel gevuld, zodat
zij het spoedig geleegd had. Zij deed het met droef
heid en leedwezen. En dacht na.
Van haar vader begreep zij niets meer. Vond hij
dan alles maar goed? Besefte hij dan niet, wat deze
herinnering aan haar moeder voor haar betekende?
Was hij dan zo in de ban van haar nieuwe moeder?
Zou zij straks, bij wijze van spreken, niet meer
voor hem bestaan?Hadzij nu niet alleen haar
moeder, maar ook haar vader verloren?
Zij keerde tot zichzelf in:-waarom is mevrouw
Dumourez zo tegen mij? Ik ben me toch niet be
wust, haar onvriendelijk te hebben bejegend. Ik
ben haar zo vriendelijk mogelijk tegemoet gekomen.
Ik had niets tegen haar, hoe zou het? En tenslotte
is zij de tweede vrouw van mijn vader! Als zodanig
heb ik haar in elk geval te respecteren. Vanmiddag
aan de lunch was zij toch niet onaardig. Maar
waarom dan nu zó? Is zij alleen aardig, als zij haar
zin krijgt, dus, in wezen, een grote ego iste?
Lucie kwam er niet uit. Zij behield het onbe-
haagelijke gevoel, dat er in te toekomst nog meer
botsingen zouden volgen, al nam zij zich heilig
voor, dat die niet van haar zouden uitgaan.
Het beste was, naar het haar voorkwam, dat zij
het huis verliet en naar Den Haag of elders ging,
om in een ziekenhuis te werken. Naar haar er
varing in Den Haag lokte dat werk haar nog steeds
aan. Mogelijk kon zij haar vader tot toestemming
bewegen. Maar dan moest zij het daarvoor gunstige
tijdstip afwachten.
Zij besloot, een eind te gaan fietsen en dan ook
even in de pastorie aan te lopen. Zij moest eens
andere, vertrouwde mensen om haar heen hebben.
(Wordt vervolgd)