eeuwóe
3£erkbocle
5labakuk ^Pauluó - ï£Jutker
J'
V
Kleren maken de Man
Een merkwaardige
Dominee met wonderlijke
opvattingen
23e JAARGANG No. IS
7 NOVEMBER 1968
..Ik worstel
en ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-RedacteurDr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70.
Redactie en medewerkersDs. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Ds. W. H. Gispen, Terneuzen; Dr. P. C. Kraan, Vlissingen;
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden; Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk;
Drs. M. Beinema, Middelburg; Ds. C. W. de Bruijne, Goes.
Adres voor opgave advertenties en predikbeurtenLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Abonnementsprijs
5.per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
20 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
vv
De rechtvaardige zal
uit het geloof leven
Rom. 1 17.
Paulus kende zijn bijbel en heeft in Habakuk, de kleine profeet, dat woord
gelezen over het geloof en het als tekst genomen voor zijn brief aan de
Romeinen
Daarin schrijft Paulus over zonde en genade, over wet en evangelie, over
geloof en leven.
Deze brief aan de Romeinen is een der grootste schatten van de kerk ge
bleken. Iedere reformatie is daarvan uitgegaan.
„In het evangelie"zo schrijft de apostel, „wordt de gerechtigheid van God
openbaar".
Dat wil zeggen: in het evangelie blijkt, dat de Here zijn beloften nakomt.
Dat hij doet, wat hij zegt en trouw is in al zijn wegen en werken.
In het eerste hoofdstuk noemt Paulus de Here Jezus niet. Maar als er staat,
dat in het evangelie Gods gerechtigheid openbaar wordt betekent dat natuurlijk
dat in Jezus Christus deze gerechtigheid onthuld is.
In de Here Jezus blijkt God de God van zijn woord te wezen, die zijn belofte
van genade nakomt, zodat wij uit het geloof, uit het geloofde evangelie, uit
de geloofde Christus, leven mogen.
Dit woord van Habakuk, door Paulus aangehaald, heeft Maarten Luther
bevrijd van de angst voor Gods gerechtigheid en van de slavernij der wet.
Luther had het serieus geprobeerd aan Gods gerechtigheid te voldoen, maar
ervoer steeds dieper Gods toorn tegen zijn zonden. Hoe streng hij alles deed
wat de wet hem gebood, hij bleef onder Gods toorn. Hij was verloren.
Totdat hem het licht opging over dat woord van Habakuk, dat hij bij
Paulus vond.
Wie is er rechtvaardig Wie wordt er behouden
Die uit het geloof leeft. D.w.z., die uit Jezus Christus leeft en op de trouw
van de belovende God vertrouwt.
Wij kunnen niets aanbieden. Maar we hoeven ook niets aan te bieden.
Geloven is enkel maar aannemen.
Niet mijn vroomheid aanbieden.
Niet mijn goede werken in mindering brengen op mijn zonden.
Maar Jezus alleen.
Niet dat ik geloof. Maar wat ik geloof.
Dit is de enige pleitgrond. Daarop kan ik staan en staande blijven, zelfs
in het gericht, als een rechtvaardigealsof ik zelf al de gerechtigheid volbracht
had, die Christus voor mij volbracht heeft. A.D.
PELGRIMAGE
Jezus ging door het land
als een lopend vuur,
aanstekelijk.
Wij volgen zijn spoor
en lopen het vuur
uit onze sandalen.
Het is een mirakel,
zoveel heilige plaatsen
per uur.
Wij rijgen dia's
als kralen
aan een gebedssnoer
en eten gulzig
woorden
uit de hand van een gids.
Wij zouden Zacheus
wel uit de boom willen kijken
en onszelf erin
om het wonder
op heterdaad
te betrappen.
De lieve lange dag
zien wij het
over het hoofd,
ziende blind.
Een herberg
ontfermt zich over ons
Het witte brood
van de liefde
en de rode wijn
van de vreugde
komen ter tafel
en het wonder gebeurt.
Blinden
bekennen kleur.
Wij herkennen hem,
gewoon
en wonderlijk genoeg,
aan het avondmaal.
JAAP ZIJLSTRA
(voor de gelukkige vinder)
Iedereen heeft wel eens van die
angstdromen gehad, waarin hij zich
halfgekleed in de bus bevond of op zijn
kantoor. Wat voelde je je dan belache
lijk en beschaamd. Naaktheid is ont-
erend.
Eindeloze rijen naakte gevangenen
werden door Duitse soldaten geïnspec
teerd op ongedierte. Alle zelfgevoel en
waardigheid moest je uittrekken. Want
kleren maken de man, al waren het
maar de lompen van het concentratie
kamp.
Toch -, je trok je van binnen terug
op jezelf en stond innerlijk boven de
situatie.
Maar wat ons wel alle eer en alle
waardigheid en zelfrespect afneemt, is
het feit, dat we voor de heiligheid van
God naakt staan in de lelijke schande
van ons door de zonde bedorven leven.
„Kleren maken de man". Inderdaad.
Maar voor God kun je nu eenmaal niets
verbergen of verfraaien.
Wat moeten kleren veel goed maken,
veel lelijks bedekken of verfraaien en
onze armzaligheid verhullen.
Ja, het is magnifiek als de jeugd het
lenige lijf in sport en spel aan het
trainen is. Maar hoe lang blijft het
lichaam lenig en de spieren soepel
Het is een grote barmhartigheid van
God, dat Hij aan de mens, met al zijn
kwalen en gebreken, en aftakeling door
ouderdom, het kleed heeft gegeven. Nu
lijkt het nog wat. Het kleed moet een
heleboel bedekken! Maar voor God is
het onmogelijk een schijn op te houden.
Noch lichamelijk. Noch geestelijk. En
zoals de naaktheid van oude gebrekkige
stakkers elk gevoel moet kwetsen, zo
staan wij allen voor God: met schuld
bedekt, misvormd door duizend zonden.
Alle show is belachelijk. Het baat niets.
Behalve de kleren, die Jezus Christus
ons aanbiedt.
Hij is als een koopman, die adverteert:
,,Ik raad u, dat ge van mij koopt, witte
kleren opdat ge die aandoet".
Lange, witte kleren. Lang, want het
is geen werkpakje, maar een feest-
costuum voor de rustdag. En daarom
ook wit. Want wit is zo feestelijk Die
kleren kun je alleen maar dragen als
alle moeite en narigheid, alle strijd en
zorg voorbij zijn.
Als alles goed is, zoals het wezen
moet. Van binnen en rondom ons heen.
In die kleren wil God ons zien. Hij wil
dat alles goed komt en dat uw leven
feestelijk wordt.
Maar deze kleren hangen niet in onze
garderobe. Die kun je ook nergens ter
wereld vinden. Die kun je alleen maar
krijgen van de Here Jezus.
Door vergeving van onze zonden wil
Hij ons leven nieuw maken, zodat we
ons niet meer hoeven te schamen voor
onze oude en versleten plunje, die
bovendien onder de vlekken zit.
U zoudt toch ook niet graag met vuile
nagels en ongeschoren en met een
boord, die lang niet wit meer is, willen
verschijnen op een receptie? Daar wilt
u zich toch voor kleden? En als u geen
geschikte kleding hebt, dan gaat u niet
naar die receptie. Maar voor God
moeten wij wel allemaal verschijnen.
Daar kan niemand van tussen. Eigenlijk
staan wij al elk ogenblik voor God. De
receptie is al begonnen
Hoe moet dat dan? Daar gaat een
roep door de straten: „Koop van mij!
Koop van mij!" Er is een koopman, die
zijn waren aanprijst.
Het is niet overdreven als hij zegt,
dat u zijn artikelen niet missen kunt.
Hij heeft de kleren voor u, die ons tot
een echt mens maken. Een mens, die
zich noch voor God noch voor wie dan
ook maar, hoeft te schamen. Het zijn
de witte klederen, waarin u bent, zoals
u wezen moet.
Nu zijn mooie kleren meestal alles
behalve goedkoop. Maar Jezus Christus
houdt er een heel aparte verkoop
methode op na.
U hoeft niet te betalen. Nu niet en
nooit. En het is ook geen afbetalings
zaak. Hij biedt die kleren gratis aan.
Er is n.l. al betaald. Geen wonder, dat
velen het zaakje niet vertrouwen.
Er zit natuurlijk wat achter die vreem
de reclame. Inderdaad zit er wat achter.
Er zit de grote liefde van God achter,
die wil dat de wereld vol wordt van
blijde mensen, die als Zijn kinderen
feestelijk leven.
En daarom roept de Here Jezus: „Ik
raad u aan van Mij te kopen, witte
klederen, opdat gij die aandoet en de
schande uwer naaktheid niet zichtbaar
wordt.
A.D.
ii
Opvallend is het, dat bij verschillend
inzicht op kerkelijk gebied, de harts
tochten meestal feller oplaaien en de
strijd heviger gevoerd wordt, dan wan
neer er verschil van inzicht is op politiek
of zakelijk gebied.
Herhaaldelijk is het in de geschiedenis
voorgekomen dat bij zo'n strijd de grens
van de pro- en contra meningen dwars
door de gezinnen liep, dat de vader
van zijn zoon, de moeder van haar
dochter vervreemde en dat boezem
vrienden tegenover elkaar kwamen te
staan als felle kemphanen. En dan komt
het voor dat de liefde die men vroeger
voor elkaar koesterde, omslaat in diepe
haat. Hoe is dit te verklaren? Liggen
liefde en haat zo dicht bij elkaar? Of
vindt het zijn oorzaak in de teleurstel
ling of in de smart en is zo'n houding
een gevolg van gewonde zielepijn, om
dat men zoiets niet verwachtte van hen,
aan wie men liefde, hoogachting en
sympathie geschonken had?
En is dit ook de achtergrond van een
wonderlijke rouwbrief, die in de Bazuin
verscheen van 19 juli 1867 en waarin
Ds. J. H. Maatjes zijn vroegere vriend
en collega predikant Ds. H. J. Buddingh,
ter verantwoording riep over zijn af
dwalingen?
Was deze man zo teleurgesteld en zo
zwaar gegriefd in zijn liefde voor de
vreemde theoriëen verkondigende do
minee, dat deze zijn uitweg zocht in
zulk een wonderlijke manier van doen?
Wij weten het niet, maar als wij het
antwoord lezen, waarin de aangevallene
zijn inzichten probeert te verdedigen,
moeten wij toch wel, zij het voorzichtig,
deze onkiese manier van bestrijding van
tegenstanders in die dagen veroordelen.
Want ongetwijfeld heeft deze rouw
brief Ds. Buddingh gegriefd en pijn
gedaan en al is het dat hij in zijn op
vattingen over de Drieëenheid faalde,
toch is het niet goed te praten als
„broeders van hetzelfde huis", elkaar zo
te lijf gaan. En wij moeten de aange
vallen predikant prijzen, die in broeder
lijke liefde de voor zijn voeten gewor
pen handschoen opraapte en die zijn
tegenstander terug aanbood op een
manier, die hoewel zwak in argumen
tatie toch sympathiek aandoet.
Het verwijt, dat Ds. Maatjes in de
rouwbrief tegen Ds. Buddingh uit, is
dat de laatste een vervolger geworden
is van de Heer Jezus Christus, omdat
hij de Drieëenheid loochent.
Daarop antwoordt Ds. Buddingh:
„Een diep bedroefd, in rouw gedompeld
mens, laat zich wel eens woorden ont
vallen, die niet gedrukt moesten worden,
want ik ben geen vervolger van Gods
Eniggeboren Zoon, onze Heer, maar
van uw kerkelijk leerstelsel".
Hij vervolgt dan: „Nergens wordt
van Jezus Christus, of van den Zoon
gezegd, dat Hij alle dingen geschapen
heeft; dat staat wel in de oude leer
boeken, maar niet in den Bijbel".
En dan gaat hij dit in zijn verweer
verder uitwerken, en schrijft: „dat hij
sinds 1859 iedere zondag tot rijken
zegen het H. Avondmaal bediend heeft,
met Pinksteren 20 jonge lidmaten heeft
bevestigd, die ook deze vraag te beant
woorden kregen: „Gelooft gij, dat Jezus
is de Christus, de Zone Gods?" En dan
klinkt het hartstochtelijk: „Noemt gij
dat nu de Here Jezus vervolgen?"
„Gij schrijft, dat gij rouw draagt, om
dat ik de Godheid mijns Heren misken.
Maar dat is niet juist. Als Petrus zeg
ik: Gij zijt de Levende God,,.
„Maar als de Here Jezus op ver
schillende plaatsen o.a. aan het kruis,
de Vader als God aanspreekt, in het
Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij
Mij verlaten?, dan durf ik Hem niet
eenswezens met de Vader te noemen,
noch ook een gelijke persoon in de God
heid te geven. Want ook Paulus schrijft
herhaaldelijk: over de God en Vader
van onze Here Jezus Christus, daarbij
ongetwijfeld ook doelend op het zoon-
'schap van Christus, die dus lager in
rangorde staat dan de Vader".
Ook op de derde beschuldiging als
versmader van de Godheid van de
Heilige Geest, gaat Ds. Buddingh in.
Met verschillende teksten probeert hij
in zijn geloofsbelijdenis aan te tonen,
dat ook deze persoon van de Drieëen
heid een lagere functie vervult dan de
Vader.
Hij concludeert: „En kom ik (door
deze leer) nu misschien nader bij Arius,
Pelagius, Socinus, Armenius, en wat er
ketternamen meer zijn; waar ik mij
nader bij de waarheid van God in Zijn
woord ons geopenbaard weet, daar wil
ik wel in gezelschap met mensen, die
van vele christenen zijn verworpen, mij
bevinden, wanneer ik maar tevens in
gemeenschap ben met den Here Jezus,
dan kan ik in kwaad gezelschap goed
zijn, maar zonder Hem kan ik in het
beste gezelschap niet anders zijn dan
kwaad".
Verderop in het boekje valt hij ineens
heftig uit: „Veel mensen hebben mij in