„Achtergebleven Jongens"
Verontruste
Gereformeerden
Officiële berichten
„HONDEMASTATE"
deze vergadering te doen slagen, maar
zonder aller medewerking zal het niet
gelukken. Dit stuk pastoraal werk is
hard nodig.
Deze vergadering is bedoeld voor de
jonge mannen die in '69 in dienst hopen
te gaan.
Vrijwilligers voor!
I
De bijeenkomst die donderdagavond
3 okt. j.l. in de Middelburgse schouw
burg georganiseerd werd over de theo
logische kernvraagstukken die ook op
de V.U.-avonden ter sprake kwamen,
zal voor vele gereformeerde bezoekers
een smartelijke vertoning geweest zijn.
Smartelijk niét, omdat daar uiting werd
gegeven aan verontrusting. Het behoort
tot de rechten en plichten van de ge
lovigen om, zo nodig, ook dat teken
van hun medeleven met kerk en theo
logie te geven en dat teken is dan ook
voor hen die de verontrusting verwek
ken tenminste een waarschuwing zich
te bezinnen op de noodzaak, zowel van
het verontrust zijn als van het veront
rust maken. Maar smartelijk wél, omdat
de woordvoerder van de verontruste
gereformeerden, dr. M. J. Arntzen, zijn
beschuldigingen tegen de hedendaagse
gereformeerde theologie voortdurend
een zo algemene en suggererende vorm
gaf, dat ze niet veel meer dan oncontro
leerbare en dus onweerlegbare verdacht
makingen werden. Ook na herhaalde
lijk aandringen noemde dr. Arntzen
geen titel en geen naam, behalve die
van de hem uitdagende en zichzelf ver
dedigende dr. Augustijn. Dr. Arntzen
volstond met pas op het allerlaatste
moment te verwijzen naar en zich te
beroepen op een enkele jaren geleden
door hem gepubliceerde brochure; een
werkje, dat de meeste schouwburgbe
zoekers wel niet in de binnenzak van hun
colbertje bij zich droegen en veelal ook
niet in de boekenkast thuis hadden lig
gen. Daarom is het wel zinvol een vol
gende maal die brochure nader te be
zien.
Wat ik enkele maanden geleden 11
juli 1968) in deze kerkbode in algemene
zin stelde onder de titel „Niet bij voor
baat" bleek uit dr. Arntzen's beschul
digende toespraak en uit het door hem
met dr. Augustijn gevoerde debat helaas
opeens een zeer bepaalde actualiteit te
bezitten: „Wanneer we onze naaste
veroordelen op grond van wat wij den
ken dat hij bedoelt, doen we hem on
recht. We dienen ons oordeel te gron
den op wat hij zelf zegt te bedoelen.
Nauw verwant aan het euvel van het
niet of slecht luisteren naar de ander,
is het voor een ander conclusies trekken
uit wat hij gesteld heeft. Alsof wijlen
K. Schilder en zij die na hem kwamen
ons niet geleerd hebben, hoe kerkbe-
dervend het werkt als we een ander na
zijn a ons daaruitvolgend b vóórspel
len!" Het is ook inderdaad een dode
lijke logica om iemand die niet gelooft
in de historiciteit van die ene Adam
6000 jaar geleden, het geloof te ont
zeggen in de realiteit van die tweede
Adam die ons verlost. Alsof menselijke
logica wel van een historische Adam
de lijn naar Christus kan doortrekken!
Gods gedachten zijn wat dat betreft
goddank hoger dan de onze.
Wanneer het vertrouwen zozeer ont
breekt als bij dr. Arntzen en zijn ge
reformeerde mede-verontrusten, is een
kerkscheuring zich ten diepste al aan
het voltrekken. God verhoede de voort
gang daarvan. Hij kan met kromme
stokken als deze Middelburgse avond
en dit artikel rechte slagen maken. Maar
dat ontheft ons niet van de plichten
zelf te trachten bijeen te houden en de
bedoeling van een ander zo zuiver mo
gelijk te verstaan.
Daarom meen ik ook, dat het verzoek
van de voorzitter van die avond, ds.
Van Til, aan de V.U.-theologen om bij
hun arbeid het pastoraal element niet
te verwaarlozen en te denken aan het
kerkvolk, wel juist maar te eenzijdig
gericht was. Ook dr. Arntzen en zijn
medestanders moeten zich voortdurend
afvragen in rust en gebed, of het wel
in overeenstemming is met hun pasto
rale plichten de gemeente te verontrus
ten met beschuldigingen die voor een
groot deel op misverstaan berusten en
die ze niet eerst één voor één in een
broederlijk gesprek met de beschuldig
den leden van hetzelfde lichaam als
de beschuldigers -besproken hebben.
Een ander aspect dat aandacht ver
dient is de steun die deze verontruste
gereformeerden gezocht en slechts ge
deeltelijk gevonden hebben bij mede
standers uit de kringen der christelijk
gereformeerden, vrijgemaakten, her
vormde bonders en van de gerefor
meerde gemeente. Daarover de volgen
de maal.
M. BEINEMA.
KORT VERSLAG
van de vergadering van de Classis
Middelburg op woensdagavond 11
september in de Getuigeniskerk te
Middelburg.
Ds. Joosse opent de vergadering met
het lezen Psalm 118, de verzen 15 tot
23, laat zingen vers 7 van Psalm 118,
en gaat voor in gebed.
Het moderamen wordt geconstitueerd:
Praeses ds. Elshout, assessor ds. Van
Wilgenburg, scriba I ds. Hartholt,
scriba II ds. De Craene.
De praeses herdenkt ds. S. v. Wouwe
(deze herdenkingsrede zal in extenso
worden opgenomen in de kerkbode).
De credentiebrieven worden nagezien
door de kerk van Souburg. Personalia:
Ds. de Boer wordt door de praeses
hartelijk welkom geheten in de classis.
Ds. Oegema wordt gelukgewenst met
zijn beroep en de classis verheugt zich
over het feit dat hij besloot te blijven.
Ds. Meijer van Meliskerke, ds. Van
Wilgenburg en ds. Brederveld worden
ook gelukgewenst met het door hun
aangenomen beroep en de praeses wenst
hun verder in hun nieuwe gemeente
Gods zegen toe. De vacante kerken
wordt sterkte toegewenst met het be-
roepingswerk.
De notulen van 14 mei worden goed
gekeurd en getekend.
Ingekomen stukken. Een schrijven
van ds. Dondorp dat hij deze vergade
ring niet kan bijwonen wegens vakantie.
Ds. Helderman heeft de classis ver
tegenwoordigd bij het afscheid van ds.
Den Hengst. Ds. Elshout deed dit bij
de intrede van ds. De Boer. Ds. Meijer
van Souburg deelt mee dat er op 14
november in de Schakel in Middelburg
een recrutendag zal worden gehouden
met als onderwerp „de christen en de
vrede". Het bestuur van de afdeling
Walcheren van Phildelphia vraagt te
bewilligen tot het houden van kerk
diensten voor het geestelijk afwijkende
kind. Wordt toegestaan.
Verder is ingekomen een brief van
br. Steneker naar aanleiding van het
overlijden van ds. Van Wouwe. De
kerk van Souburg vraagt de classis aan
wezig te zijn bij het afscheid van ds.
Brederveld. Ds. Elshout hoopt de clas
sis alsdan te vertegenwoordigen. Hij
zal dit ook doen bij het afscheid van
ds. Meijer, terwijl ds. De Craene aan
wezig zal zijn bij het afscheid van ds.
Van Wilgeuburg. Verder is ter tafel
het verslag van de classis contracta van
18 augustus 11. en de acta van de P.S.
Instructies. De kerk van Meliskerke
vraagt en krijgt als consulent ds. Hel
derman. Ds. Dondorp wordt consulent
van Serooskerke. Daar het predikanten
aantal in de classis gehalveerd is, zul
len er gedurende een jaar geen vaca
turebeurten worden waargenomen. De
stukken voor het vertrek uit de classis
van ds. J. H. Meijer en van ds. G. D. L.
Brederveld worden nagezien en in orde
bevonden.
Rapporten.
De commissie grensregeling Vlis-
singen-Koudekerke zal op de volgende
classis rapport uitbrengen.
Zending. Het contact met Indonsië
en Rwanda is uitstekend. Ds. Streef
kerk wijst op het nieuwe blad „Rwanda
dichterbij".
Evangelisatie. De commissie zal in
de november-classis verslag uitbrengen.
Op dinsdag 1 oktober zal in de Ge-
tuigeniskerk gesproken worden over het
„Divi Divi" project. Iedere kerk wordt
dringend gevraagd enkele diakenen af
te vaardigen naar deze vergadering.
Dankdag. De verschuiving van dank
dag van de laatste woensdag in novem
ber naar de eerste wordt besproken.
Met verschillende andere kerken is men
hierover in contact getreden. De zaak
zal worden doorgestuurd naar de par
ticuliere synode.
Benoemingen. Ds. Oegema wordt be
noemd tot scriba I als vaste scriba van
de classis. Eveneens wordt hij benoemd
als deputaat ad examina. Ds. Van Til
wordt primus kerkvisitatie, sec. ds. Don
dorp. Voor Delta wordt ds. Meijer van
Souburg primus, secundus zending is
ds. Helderman. Het archief zal gecon
troleerd worden door de kerk van Arne-
muiden.
Persoonlijke rondvraag. Ds. Meijer,
ds. Brederveld en ds. Van Wilgenburg
danken de praeses voor de woorden tot
hun gericht aan het begin van de ver
gadering en wensen de classis verder
Gods zegen toe. Ds. Oegema vraagt
opnieuw aandacht voor de ouderlingen
cursus.
De volgende vergadering wordt vast
gesteld op donderdag 14 november om
7.30 uur. Het moderamen is dan als
volgt: praeses ds. De Craene, assessor
ds. Elshout, scriba I ds. Oegema, scriba
II ds. Hartholt.
Het kort verslag wordt voorgelezen
en goedgekeurd.
Ds. Elshout sluit om 23.30 uur de
vergadering met gebed.
In opdracht van de classis,
M. V. J. DE CRAENE,
scriba II.
Zo schrijft de directeur A. G.
Stienstra van het A.H. Francke-
huis aan zijn Zeeuwse vrienden
Het was voor mij, toen ik na lang
duriger ziekte en vakantie weer in het
werk terugkeerde, een grote verrassing
te horen dat ook op Walcheren een
actie gestart was ten behoeve van onze
„achtergebleven jongens".
Een actie die daarbij in haar resul
taten de verwachtingen nog ver heeft
overtroffen!
Wij zijn U hiervoor bijzonder dank
baar. Allereerst voor onze jongens die
deze keer nu eens niet achterbleven!
Mede dank zij Uw giften hebben wij
hun in Beekbergen een paar heerlijke
kampweken kunnen bezorgen. De jon
gens hebben er erg van genoten, en hier
door ook de leiding niet minder.
Het prettige was vooral dat wij de
sfeer van het grote-internaatsverband
eens konden loslaten, en alles gemoede
lijk-en gezellig houden: net als met „ge
wone" jongens die met vakantie zijn!
Bovendien konden wij hun nu een
leuk programma bieden met o.a. het
dolfinarium in Harderwijk, Ouwehands
dierenpark, en vooral ook het zwembad.
Zo werden het voor de jongens
weken waaraan zij wellicht hun hele
leven prettige herinneringen zullen be
waren.
Er is echter nog een andere kant aan
Uw inspanning die ons als leiding bij
zonder goed heeft gedaan.
Met ons soort werk zitten wij name
lijk altijd in een wat geïsoleerde hoek.
FEUILLETON
door
HERMAN DE MUINCK
41)
In de loop van de morgen ontmoette zij de direc-
N trice.
„Kan ik u vanmiddag even spreken?"
„Wel natuurlijk, Lucie. Hoe komt het uit met het
werk? Tegen theetijd?"
Lucie knikte alleen en liep door, nagestaard door
de directrice, die het in-bleke gelaat uiteraard ook
had bespeurd en haar gedrag vreemd vond. Enfin,
't zou wel blijken, wat er aan de hand was.
Dat vernam zij die middag.
„Wat heb je, Lucie?"
„Mijn vader wil, dat ik deze maand thuiskom.
Hij zelf komt ongeveer half september".
„Dat is jammer. Voor ons allen hier. Maar voor
jou in de eerste plaats. Je was hier al aardig ge
wend en, ik kan dat nu wel zeggen, ik hoor van
jou alleen goeds. Maar ja, 't was te verwachten. En
ik moet me aan onze afspraak houden. Als je vader
terug zou komen, was het hier afgelopen. Wanneer
denk je te gaan?"
„Ik blijf zo lang mogelijk. Maar eind van deze
maand moet ik thuis zijn."
Lucie had moeite, haar tranen te bedwingen.
„Wat is er toch, kind?" vroeg de directrice. „Trek
je het je zo aan, dat je hier vertrekt? Of... 't Is
toch wel goed met je vader?"
„Papa maakt het, volgens zijn brief, die ik van
morgen ontving, heel goed. Maar hij komt niet al
leen terug."
Zuster Van Abeele zette vragende ogen op. Het
antwoord drong aanvankelijk niet goed tot haar
door.
Zodra de papieren in orde zijn, trouwt papa in
Parijs."
„O... Ja, ik kan me levendig voorstellen, dat je
dat niet prettig vindt, 't Is nu, als ik het wel heb,
ongeveer een jaar geleden, dat je moeder overleed.
Maar je moet het geval niet overtrekken, Lucie.
Zoiets komt toch in het leven veelvuldig voor? Het
is toch niets onwaardigs of wat ook? Natuurlijk
is die mevrouw ,je moeder riet, maar zij kan toch
wel lief voor je zijn? Is zij weduwe?"
Lucie vertelde in enkele woorden De directrice
luisterde alleen en dacht: o, een dochter en een
zoontje, daar wordt de situatie niet beter van.
„Nu, kind, we bepraten nog wel, wanneer je weg
gaat. En wacht nu eens af, hoe het geval zich zal
ontwikkelen. Het kan nóg best meevallen. En, Lucie,
je weet wel dat ik niet van preken hou, maar dit
moet ik toch zeggen, je weet het even goed als ik,
er gaat niets buiten Gods wil, ook dit niet."
Lucie knikte alleen maar. „Sterkte, meid". Een
krachtige handdruk en Lucie stond weer op de
corridor.
Bij oom Jochem en tante Suze vertelde zij de vol
gende dag geen nieuws. Er was een kort briefje
van haar vader gekomen, waarin hij van zijn aan
staand huwelijk gewag maakte. Geen bijzonder
heden. Maar die wist Lucie dus mee te delen, hoe
wel zij gereserveerd was. Ze was nog niet van haar
ontroering bekomen. Ze vertelde op .een opmerking
van haar tante dat mevrouw Dumourez niet een
Frangaise, maar een Hollandse was van afkomst en
dat er een dochter en een zoon waren.
Bij de Van Adrigems was verandering ingetreden.
Hermien had, na het gebeuren met Heieen, de
sfeer in huis zo onaangenaam gevonden, dat zij, tot
genoegen van haar vader, maar onder heftig verzet
van haar moeder, een kantoorbaan gezocht en ge
kregen had. Met Heieen was het raadselachtig ge
steld. Ogenschijnlijk was zij zo gezond als een vis,
maar zij beweerde, dat het met haar gezondheid
niet in orde was (overigens niet geheel onbegrij
pelijk) en zij enkele maanden in pension naar de
Veluwe wilde gaan. Voor het financiële gedeelte zou
zij wel zorgen, had zij haar moeder gezegd. Met pijn
in het hart begrepen haar vader en moeder wel,
hoe zij aan het geld gekomen was; wie weet met wat
voor groot bedrag de vader van Alfred van Royen
tot Beusichem de zaak had gesust! Vast stond wel,
dat alle relaties tussen de beide jongelui verbroken
waren. Maar men wist niet, dat Heieen in haar
pensionplaats al spoedig op een fabriekskantoor een
betrekking had gevonden. Met geen woord repte zij
er van in haar schaarse briefjes.
Lucie had haar niet meer ontmoet. Toen zij er
eens was, was Heieen al vertrokken.
„En wanneer ga je nu?" vroeg haar tante.
„Over enkele weken, tante. Eind deze maand moet
ik op „Hondemastate" zijn."
„Mag ik wel eens komen logeren?" vroeg Loes
plotseling.
„Wat mij beteft wel, hoor. Maar ik ben er de
baas niet."
„Het kan in elk geval in deze vakantie niet meer,
Loesje", merkte haar moeder op.
„Wanneer begint je school weer?" vroeg Lucie.
„Vier september."
„Ik dacht: misschien kan zij wel met mij mee
gaan, maar neen, dat gaat niet. Een dag of vier
vijf en daarvan gaan nog twee 'dagen reizen af,
neen, het is de moeite niet."
Toen Lucie weer naar het ziekenhuis terug was
gegaan en oom en tante alleen waren, zei de laatste:
„Je weet wel, dat ik niet erg Lucieachtig ben, al
heeft ze mij nooit een strobreed in de weg gelegd,
maar nu heb ik toch medelijden met haar. Een ver
franste vrouw met dochter en zoontje, daar kan zij
niet tegen op. Ik voel er veel voor, Albert te schrijven,
dat hij haar maar naar hier moet terugzenden, dan
kan zij haar opleiding in het ziekenhuis voltooien."
(Wordt vervolgd)