eeuwóe
3£erkbocle
S-lebben ió hebben^
r
Herdenking Ds S. van Wouwe
23e JAARGANG No. 12
26 SEPTEMBER 1968
„Ik worstel
en ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-Redacteur Dr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk Drs. M. Beinema, Middelburg
Ds. C. W. de Bruijne, Goes.
Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Abonnementsprijs
4,per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Wat gij hebt, houdt dat vast
Openb. 2 25.
Een door de volksmond zeer veel gebruikte zegswijze luidt„hebben is hebben
en krijgen is de kunst".
Deze spreuk lijkt opmerkelijk veel op een woord uit de brieven van de Here
Jezus aan Zijn kerken in Klein-Azië.
Aan Thyatire schrijft Hij: „wat gij hebt, houdt dat vast". En aan Philadel
phia: „houd vast, wat gij hebt".
Maar tussen de bekende spreuk en het bijbelse woord is een onmetelijk groot
verschil. Want wel is waar dat krijgen een kunst is,niet waar is het, dat hebben
hebben zou zijn.
Juist omdat het hebben geen vanzelfsprekend en blijvend bezit is, daarom
zegt de bijbel met zo'n grote nadruk: houd wat ge hebt". Hou vast, wat ge
hebt. Pas op, dat je het niet kwijt raakt.
Hier wordt dus gerekend met het feit dat hebben juist niet hebben is.
Hier wordt open en rond de mogelijkheid verondersteld, van het verlies. Er is
n.l. een steeds dreigend gevaar om wat ge hebt, kwijt te raken.
Nu is het eigenaardig, dat het zeer moeilijk is ook maar iets te noemen, dat
we werkelijk vast kunnen houden. Heel ons leven is één voortdurende strijd
om te behouden wat we hebben. Maar die strijd is bij voorbaat verloren. Het
hoogste, dat we bereiken, is dat we het zo lang mogelijk vasthouden.
Onze jeugd,die hebben we, ja zo lang of moet ik zeggen, zo kort als het
duurt.
Onze gezondheid, die hebben we, nu ja, maar we weten immers allen, hoe
moeilijk het is om vast te houden wat we hebben
Ons leven hebben we dat
Kunnen we dat soms vasthouden
Alles moeten we eens weer loslaten.
Wat we hebben, hebben we gekregen en we zullen het alles weer terug
moeten geven, verliezen, nee, niet stomweg kwijt raken, maar inleveren, terug
geven in de bewuste daad van onze gelovige overgave aan God.
Maar hoe kan hier dan staan in die brief aan Thyatira en nog eens weer in
die aan Philadelphia: „wat ge hebt, houdt dat vast"
We hebben elkaar.
Maar ook elkander kunnen we niet vasthouden. En zelfs het huwelijk, die
sterkste band, houdt het niet. De volksmond heeft hier een andere spreuk: „op
iedere trouwdag volgt een rouwdag"
Want de liefde is wel sterk als de dood, zoals er staat in het Hooglied van
Salomo, maar niet sterker dan de dood, zoals Vondel er van gemaakt heeft.
Trouwens, in Openbaringen 2 en 3 gaat het niet om dingen en verhoudingen
van dit tijdelijke leven op aarde, maar over heel iets anders.
En alleen van dat andere kan worden gezegd, dat we het vast moeten houden
en dat we het ook vast kunnen houden. Zo zelfs, dat we het nooit, nooit meer
kwijt raken.
Het gaat hier om iets, dat eeuwig is en zelfs onaantastbaar is voor de dood.
Daaraan moeten we vast houden.
Dat hebben we gekregen, maar dat hoeven we nooit weer in te leveren of
terug te geven. Wat is dat dan
In Openb. 3:11 heet het: uw kroon.
Houd vast, wat ge hebt, opdat niemand uw kroon neme.
Wat is dat dan, dat allerbeste en allermooiste en allersterkstedie kroon
Wij hebben allerlei mooie dingen. We genieten tal van weldaden.
Maar al die mooie dingen vormen toch niet „onze kroon". Al dat moois is
immers maar tijdelijk. Het wordt ons stuk voor stuk, soms ineens alles tegelijk,
wel terdege afgenomen. Wat is dan het allerbeste en allersterkste en aller
mooiste
Onze kroon is het feit, dat we geroepen zijn door God om deel te hebben aan
het onvergankelijk Rijk van Jezus Christus.
Dat hebben we.
En dat moeten we stevig vast houden.
Hebben we dat
Ja, zolang we het vasthouden.
We kunnen het nooit ergens veilig en wel opbergen, deponeren, in de zak
steken als een bezit zonder meer.
Maar we zullen het steeds in de hand moeten nemen. We zullen het voort
durend vast moeten houden. Geen moment mogen we het neerleggen.
Tenslotte betekent dat natuurlijk dat we aan de Here Jezus moeten vast
houden.
Want ons christen-zijn en ons burgerschap in Gods Rijk is niet anders dan
ons geloof in de Here Jezus.
Ons geloof, dat Jezus Heer is.
En dat Hij onze Heer is.
Houd dat geloof vast.
Houd aan die Heer vast.
Is dat moeilijk
We zouden het wel denken, gezien het feit dat er in twee van de brieven in
het boek Openbaringen zo nadrukkelijk toe opgewekt wordt.
Houd vast. Vast houden.
Het is ook moeilijk Want er zijn allerlei gevaren en verleidingen om ons
heen en in ons hart, om Hem los te laten en ongelovig te gaan leven.
Voor de eerste christenen waren die gevaren er vooral om hen heen. In de
verdrukking n.l. en de vervolgingen, waaraan ze bloot stonden.
„Houdt vast"wordt hun toegeroepen, „totdat Ik gekomen zal zijn". En in
die andere brief staat: „Ik kom spoedig, houd vast wat ge hebt"
Het leven was voor die Christenen in Klein-Azië verre van makkelijk. En de
gedachte aan de kortheid er van gaf hun de kracht om te volharden tot het
einde, tot ze van hun post afgelost zouden worden.
Voor ons schuilen de gevaren om ons christelijk geloof los te laten veel
meer in ons eigen hart en in onze welvaart.
Het is misschien voor ons, die van vervolgingen geen last hebben, nog veel
moeilijker om in onze voorspoed vast te houden aan de beloften en aan de be
velen van onze Heer en om ons te gedragen overeenkomstig de levensstijl van
Zijn Rijk.
Vandaar de oproep ook tot ons: „wat ge hebt, houdt dat vast totdat Ik ge
komen zal zijn".
Dit woord is dus zo iets als een dagorder van een generaal aan zijn soldaten,
die een belangrijke en moeilijke stelling moeten houden.
Er is sprake van strijd. Er zijn vijanden.
Dat is de achtergrond van heel de bijbelse boodschap.
Geloven is altijd vechten tegen ongeloof.
Liefde is altijd een verzet tegen ons egoïsme.
Hoop gaat altijd ten koste van het compromis. Daarom spreekt het waarlijk
niet vanzelf, dat we christenen blijven. Alle houdingen van zie-zo is ten enen
male mis.
Maar dit kunnen we vasthouden.
Het is geen uitzichtloos vechten tegen de bierka. Geen vasthouden van wat
ons op de duur toch ontglipt. Want hiermee is iets heel bijzonders. Als we dit
hebben en dit vasthouden, zullen we ervaren dat het sterker is dan wij zelf en
dat het ons vasthoudt.
Het is dus niet alleen zo, dat tegen mensen, die in' het water liggen, geroepen
wordt: grijpt die lijn en houdt aan die reddingsboei vast: „hou vast, wat ge
hebt", om uws levenswil houd vastwant waar het om gaat is niet iets,
niet een ding, maar is een Persoon.
Waar we aan vast moeten houden, is de Here Jezus Christus.
Hij is ons geloof. Hij is onze hoop en Hij is onze liefde.
Wie aan Hem vasthoudt, bewust gelovig zich aan Hem overgeeft, zal het
ervaren dat Hij ons vasthoudt en dat Hij ons redt.
En het is daarom dat Hij Jezus, dat is Zaligmaker, Redder, heet.
Hij haalt ons er door.
Hij haalt ons door de dood heen.
„Houd vast en volhard tot het einde".
A.D.
DE ZALIGSPREKINGEN
Gelukkig de mensen die weten
dat ze arm zijn voor God
van hen is' zijn Rijk.
Gelukkig de mensen die bedroefd
zijn
Hen zal Hij troosten.
Gelukkig de mensen die
bescheiden zijn
Aan hen zal Hij de hele wereld
schenken.
Gelukkig de mensen die hunkeren
naar de volmaaktheid
Hun verlangen zal Hij vervullen.
Gelukkig de mensen die
barmhartig zijn
Hun zal Hij tonen, hoe
barmhartig Hij is.
Gelukkig de mensen die oprecht
zijn
Aan hen zal Hij zich openbaren.
Gelukkig de mensen die vrede
willen
Hen zal Hij zijn kinderen noemen.
Gelukkig de mensen die omwille
van de volmaaktheid
onderdrukt worden
Van hen is zijn Rijk.
Uit „Het Nieuwe Testament
voor mensen van deze tijd"
Op 11 september vergaderde de Clas
sis Middelburg. De praeses der verga
dering, Ds. Elshout, sprak ter gelegen
heid hiervan een herdenkingswoord uit,
dat door alle aanwezigen staande werd
aangehoord.
Gezien de grote plaats, die Ds. van
Wouwe èn in de Classis Middelburg èn
in de provincie heeft ingenomen, werd
besloten de Redactie van de Z.K. te ver
zoeken dit herdenkingswoord op te ne
men.
Ds. Elshout sprak als volgt:
Broeders,
Graag wil ik trachten enigszins uiting
te geven aan de gevoelens, die ons allen
vervullen, nu wij als Classis voor het
eerst samenkomen zonder Ds. van
Wouwe.
Toen op of even na 22 juli ons het
bericht bereikte: ,,Ds. van Wouwe is
bij een auto-ongeluk om het leven ge-
komen"hebben velen van ons dit ge
voeld alsof een broer van hen gestorven
zou zijn. We gebruiken zo gemakkelijk
het woord broeder". Maar Ds. van
Wouwe had zich zo'n grote plaats ver
worven in het leven der kerken en haar
ambtsdragers, dat het woord .broeder"
bij hem weer diepe zin kreeg.
God had hem getooid met vele voor
treffelijke gaven, waarbij ik met name
wil noemen zijn hartelijke liefde voor
de zaak des Heren, zijn wijsheid en in
zicht in tal van moeilijke vraagstukken,
zijn bescheidenheid die hem soms deed
zwijgen om niet de indruk te wekken
zich overal mee te willen bemoeien.
Elk van de kerken van onze Classis
heeft op zijn tijd van deze wijsheid ge
profiteerd. En op de Classicale vergade
ringen is vrijwel geen gewichtige zaak
behandeld zonder het advies van Ds.
van Wouwe. In hoevele deputaatschap-
pen en commissies heeft hij zitting ge
had en telkens weer kon gezegd worden,
dat alles wat uit zijn handen kwam, ,,af"
was. Jaren achtereen heeft hij dubbel
gewerkt, allereerst voor de kerk van
Serooskerke, dan voor de Classis en
particuliere synode en ook in het werk
van de Generale Synode heeft hij in een
van de belangrijkste commissies zijn bij
drage geleverd.
En dat terwijl jaren lang de zorgen
voor een groot gezin hem drukten, en
het vele levensleed hem en zijn vrouw
niet bespaard zijn gebleven. Ds. van Til
heeft in zijn preek op de begrafenisdag
ons dit in ontroerende woorden ge
tekend. Hij moet wel een groot geloof
gehad hebben om onder zoveel bittere
slagen toch nog zo blijmoedig te hébben
kunnen zijn en te „vasten met gezalfd
aangezicht".
Er is een groot verlies geleden. Aller
eerst door mevrouw van Wouwe en de
kinderen, de oude vader en de familie.
We zijn heel erg blij, dat mevrouw van
Wouwe verleden week weer naar haar
eigen huis mocht terugkeren en dat ook
de dochter Anje spoedig uit het zieken
huis hoopt te worden ontslagen. Moge
God hen beiden volledig herstel geven
en bovenal zijn bijzondere vertroostin
gen.
Toen mijn vrouw en ik j.l. zaterdag
mevr. van Wouwe bezochten, liet zij
ons ook de studeerkamer zien. Op het
bureau lagen de boeken opengeslagen,
een aantekenschrift ernaast. Het was
het beeld van de man, die hoewel 40
jaar predikant, toch nimmer afliet door
te blijven studeren en liet ons tevens
zien hoe hij midden uit zijn werk was
losgescheurd.
Wij hadden nog zoveel van hem ver
wacht. We hadden juist op onze vorige
classisvergadering besloten, dat Ds. van
Wouwe, die ondanks zijn 96 jaar nog
volkomen helder van geest is. Hij zei
me: ,,Er valt geen musje ter aarde zon
der de wil van de hemelse Vader en dat
zullen we ook nu moeten aannemen".
Laten ook wij hierdoor getroost zijn.
De Mohammedaan zegt: er gebeurt
niets buiten de wil van Allah. De chris
ten zegt: er gebeurt niets buiten de wil
van mijn Vader. En die Vader is Liefde,