Laat de beslissing niet aan de slang „Organist en Eredienst" „HONDEMASTATE" het was (gelukkig!) een bijzondere vis, een walvis (veel moeten verteren voor de notulen) die in een ander element (de frisse lucht in ruimste zin) geregeld zijn krachten op peil moest houden. In het woord van burgemeester J. de Wolf resoneerde ook de dank voor wat Ds. den Hengst in gesprekken met hem had ingebracht. Het was een zomerse middag, de kerk mooi en vol, het gezang hartelijk, alles kwam tot zijn recht, een goede dienst. Wij wensen Ds. en mevrouw Den Hengst in Den Helder blijvende kracht tot dienst toe. J. H. Zaterdag 18 mei was er in de Maas stad de jaarlijkse G-O.V. jaarvergade ring o.l.v. de heer Frenkel, voorzitter van de Geref. Organistenvereniging in Nederland. Hier geven we enkele citaten uit zijn openingswoord weer. „Men behoeft tegenwoordig maar weinig zijn best te doen om in de publi citeit te geraken. Op allerlei gebied zijn de journalisten van pers, radio en tele visie uiterst actief, om maar niet te spre ken over sex en wat al niet meer. Men behoeft maar enkele weken een beat- band gevormd te hebben en men speelt voor de T.V. Zo gaat het met de lied jeszangers in wedstrijden! Ruim zestig maal: la, la, la en uw optreden is inter nationaal verzekerd. Zo staat de zevenendertig jarige G.O.V. daar ook midden in. Soms is daar een moment dat men ons opmerkt en met ons contact zoekt. Ik denk aan ons gesprek met Landelijk Verbond van Commissies van Beheer in de Geref. Kerken en de daaruit voortgekomen regeling. Ik denk ook aan het gereed komen van ons eigen Psalmboek, al is dat dan geen uitgave voor de handel. Wie schonk als blad van protestantse huize daar ook maar enige aandacht aan? Zover we weten is het „Centraal Weekblad" nog het meest geïnformeerd en laat dat dan ook merken. In onze kringen klopt het hart van de vereniging. Daar worden de orga nisten der kerken gevormd tot hun taak en roeping. Dit ten bate van de ere diensten week aan week. Hoeveel col lega's denken niet met vreugde terug aan wat ze daar leerden, of aan anderen mochten leren. Menigmaal reisden ze terug naar huis, dankbaar voor de zegen die ze mochten ontvangen. En toch col lega's? Ziet men ons niet te veel als excentrieke figuren die te veel met zich zelf bezig zijn en de beperkte kring om het orgel zelden of nooit verlaten? Zo'n beetje: buiten de samenleving? Of heeft ons kerkvolk helemaal geen smaak of interesse in het goede kerklied. Onlangs las ik van een preek over de enge en de wijde poort. Het accent viel in deze tijd nogal sterk op de enge poort. Maar de organist speelde rustig zijn toepassing: „Ik zie een poort wijd open staan!" En een bruid vroeg mij persoon lijk om hetzelfde vers voor de trouw- dienst. Toen haar duidelijk werd ge maakt dat men dit ook vaak vroeg voor rouwdiensten wimpelde ze het spoedig af. Rouwdienst en trouwdienst scheelt maar één letter. Dat is niet veel voor degenen die op zulk een niveau hun kerkelijk besef reeds hebben gebracht op huwbare leeftijd! Dit niveau blijkt uit de houding van velen t.a.v. een ver andering en verbetering in de Litur gieGezangen en de nieuwe psalm berijming met de notatie! En welke toelichting las u in de christelijke pers. ,,En waarom zijn vele predikanten niet bij in deze dingen? Omdat zij bij hun opleiding te weinig doen aan liturgie. Kwamen er maar predikanten op onze kringvergaderingen." De witte raven willen we speciaal een dankwoord toe richten. U weet niet hoeveel het kan beteke nen als u bij ons is. Wat kunnen we veel van elkaar leren, li leert ons be grijpen inzake ons werk met u. Meer dan zij die menen dat de preek alles is en de rest bijzaak, versiering of en tourage. Die de verzen afbrabbelen, of op zeurende toon de Wet Gods lezen, ter wijl hun gebed na de preek een korte herhaling is van dezelve. Alsof de ge meente dat niet hoort? En toch col lega'sEr zijn kerkeraden die ons officieel als kring ontvangen. Waar de koffie zelfs klaar is. En die de laatste catechisatieles door de organist laten verzorgen, om zo de jongens en meisjes liefde voor ons kerklied bij te brengen en het orgel. Dit zijn feiten die hoop geven voor de toekomst. In de eerste I De Amerikaan Harvey Cox, vooral bekend geworden door zijn boek „De stad van de mens" (The secular City), is een van de theologen die direct en indirect het streven naar radicalisering van het christelijk denken en doen in deze wereld stimuleren. Van zijn hand verscheen als laatste werk „On not leaving it to the snake", in Nederlandse vertaling uitgegeven in de reeks Ambo- boeken onder de titel „Laat de beslis sing niet aan de slang". Hierin bundelt Cox een aantal nogal uiteenlopende opstellen, waarin de lezer als leidraad de opvatting vindt, dat de beste christen niet hij is „die teveel van zichzelf verwacht, zich aanpast bij de blijkbaar gegeven omstandigheden en tevreden is met zijn lot", waarbij dan „ons geloof ons behulpzaam is om ons zelf te aanvaarden als de zwakke, on bruikbare, in de grond machteloze schepsels die we zijn". Naar Cox' over tuiging „is het Evangelie eerst en voor plaats moet er goed contact komen tus sen de predikantenvereniging en de organistenvereniging, contact met de onderwijsorganisatie om de scholen in te schakelen tot b.v. de psalm van de week. Het gaat hierbij om de toekomst van de kerken! Men leeft niet mee, omdat er niet vol doende voorlichting is in de kerkelijke pers. Hier komt het door ons zo dik wijls vurig bepleite contact: predikant, organist, gemeente, weer springlevend naar voren. Nu moet het er komen, zal het Psalmboek voor de toekomst gered worden. Men zal niet met elkaar op de vuist gaan als in 1773, maar er zal daar, waar men niet voldoende wordt voorbereid op de grote betekenis van een nieuwe berijming, op veel onverstand, tegen werking en wanbegrip stuiten. Juist onze jeugd moet dit aanspreken! De catechisatie kan een pracht kans tot samen zingen o.l.v. predikant of orga nist niet laten voorbij gaan. Laat op de gemeentevergadering die psalm eens door iemand, die het goed kan, decla meren en ze dan samen zingen. U zult zien wat daarvan uitgaat. Want de toe komst van kerkzang en kerklied liggen voor een groot deel in uw handen. Zwakke handen, ja, maar toch handen die geleerd zijn door de rijke „liturgie". Handen die ook gelouterd willen zijn door de Heer der Kerk die eenmaal zei: ,,Mijn genade is u genoeg". Want dan zijn het gezegende han den en zegenende handen tot alle goed werk volkomen toegerust." Dit was een korte samenvatting van het openingswoord van dhr. Frenkel, voorzitter G.O.V. in Rotterdam, uit gesproken op de 37e jaarvergadering. Kring-correspondent Zld. al oproep om het verleden achter ons te laten en onszelf open te stellen voor de belofte van de toekomst" (pag. 8, 9). Hij gelooft „dat bij een zorgvulig on derzoek van de bijbelse bronnen blijken zal dat de grootste zwakheid van de mens niet zijn trots is. Het is niet zijn pogen om meer te zijn dan een mens. Het is veeleer zijn traagheid, zijn onwil om alles te zijn waarvoor hij geschapen werd. Zijn morele aftakeling komt maar ten dele voort uit zijn onwil om berouw te hebben over het kwaad dat hij in het verleden deed. Het komt nog meer voort uit zijn onwil om de verantwoor delijkheid op zich te nemen voor wat hij in de toekomst zal doen". (10). Cox geeft in dit verband zelf een voorbeeld van onderzoek van de bijbelse bronnen, namelijk van Gen. 3 1-7. „Met Adam deelt Eva de opdracht om heerschappij te voeren over de schep selen des velds. In eerste aanleg was haar zonde helemaal niet dat ze van de verboden vrucht at. Vóór ze de hand naar de verboden vrucht uitstak had ze In deze maand vergadert de Gerefor meerde Oecumenische Syn. (G.O.S.). Er zijn zeer belangrijke agendapunten: het rassenvraagstuk, de wereldraad, „Assen", de vrouw in 't ambt etfc. Mogen de broeders elkander met liefde tegemoet treden. Moge in die gezindheid het ook mo gelijk zijn elkaar, waar nodig, in het aangezicht te weerstaan. Moge niet een zekere kerkelijke fa milieband, maar het Evangelie der waar heid en des vredes het laatste woord hebben. Moge dat evangelie ook de eenheid bewaren en bestendigen. We bidden ook voor de kerken in West-Pakistan Helaas moeten we weer oproepen tot voorbede voor de eenheid van de United Presbyteriaanse Kerk in W. Pakistan. We hebben in april opgeroepen tot dankzegging voor de tekenen van ver zoening tussen de twee kampen. De laatste weken is er echter een kerk scheuring ontstaan, die de naam van Christus in het streng islamitische Paki stan veel schade brengt. Christenen slepen elkaar voor de islamitische rech ter. Het conflict ging om niet-theolo- gische factoren. Men betwist elkaar de eigendommen van allerlei gebouwen. Helaas heeft dr Mac Intire in plaats van pogingen in het werk te stellen een hereniging tot stand te brengen, de kloof nog groter gemaakt door één partij te beschuldigen van liberalisme. Prof. Mulder en drs Slomp schreven hierover uitvoerig in resp. Geref. Week blad en Centraal Weekblad. Laten we bidden voor de christenen en de kerken in Pakistan, dat zij standvastig blijven. Laten we vooral ook bidden of God de stugge harten van de scheurmakers wil breken, zodat er echter verzoening en eenheid komt. al haar machtspositie en verantwoorde lijkheid opgegeven tegenover één van de dieren, de slang, en die slang laten zeggen wat ze moest doen. Aan die fa tale beet in de appel, die ons zo lang gefascineerd heeft en zonde deed ver warren met trots, gingen dus in werke lijkheid andere fataliteiten vooraf: twij fel aan zichzelf .afhankelijkheid, aarze lende bezorgheid over wat er zou ge beuren. Adam en Eva zijn bijbelse Elkerlycs. Hün zonde is ónze zonde. Wij verknoeien onze bestemming door ons door een slang te laten ge zeggen wat we moeten doen." (16). Dit sterke accent op christelijke vrij heid en verantwoordelijkheid klinkt misschien wat nieuw en dus on orthodox? Of is het oud, maar dan toch wel ketters? FEUILLETON door HERMAN DE MUINCK 32) Lucie had een plattegrond van Den Haag gekocht met tal van gegevens. Zo vonden zij spoedig, waar het museum zich bevond: in het hart van de stad. Ze bleven er geruime tijd, om vervolgens wat te „winkelen" tot het moment was aangebroken, om in een restaurant wat te gaan eten. 't Was vlakbij een eetgelegenheid, dat Lucie Heieen bespeurde aan de arm van haar galant, die zij nu pas voor het eerst goed zag: een bleke, hautaine jongeman. Zij hoopte maar, dat Heieen haar niet zou zien, maar dat kwam falikant uit. Zij werd wel opgemerkt. Weer die handgroet van Heieen en het verwaande lachje. „Ken je die?" vroeg Jan, die vooral de jongeman goed had aangekeken. „Allicht, dat is mijn nichtje Heieen met haar galant, 't Zal nu wel niet lang meer duren, of ze zullen ver loven." „Je nichtje en die verlopen kerel?!" „Wat?! Ik begrijp je niet. Hij is nota bene jonkheer en student." ,,'t Is maar gelukkig, dat je weinig van het leven weet, Lucie. 'k Zag het direct aan zijn gezicht. In Utrecht zijn er ook zulke studenten ,al zijn het er, dunkt me, niet veel. Je mag je nichtje wel eens waar schuwen." „Waarom? Wat is er dan?" „Wel, die kerel voor mijn part is hij driemaal jonkheer is een eerste klas boemelaar en fuif nummer. Dat je nichtje dat niet ziet of weet! Waar schuw haar. 't Is voor haar bestwil." „Heieen laat zich niet waarschuwen. Haar zuster Hermien beweert altijd, dat hij er niets van meent, maar „Zij heeft vermoedelijk alle gelijk", viel Jan haar in de rede, „Ik ken dat soort. Weten je oom en tante er niets van?" „Ja, die zijn op de hoogte. Van oom weet ik niets af, maar soms denk ik wel eens ,dat tante er verguld mee is." „Och, mijn lieve, wie die vent ontmoet, ziet toch onmiddellijk, wat voor knul hij is! Vermoedelijk een verwend moederskindje; een rijke papa; niet studeren; alleen boemelen. Je tante moest dat toch bemerken." „Maar zij heeft hem, bij mijn weten, nog nooit ontmoet." „Wat zeg je! Dat is het toppunt! Hoe kan zij dan verguld zijn met hem?" „Omdat hij een jonkheer is." „Alle mensen! Praat jij dan eens met je tante over hem." „Hoe kan ik dat nu, Jan? Ik ken hem immers niet. Bovendien: je hebt geen flauw begrip van de ver houdingen in het gezin van oom en tante. Zoiets moet je méémaken." Ze waren doorgelopen, het eethuis voorbij. Jan keek scherp uit. „Dit hier lijkt wel aardig, vind je niet?" Lucie stemde toe. Ze traden een rustig restaurant binnen en vonden bij het raam een plaatsje. „Weet je vader dat, Lucie?" „Wat? Ik „Nu, van die verhouding bij je oom en tante." „O, bedoel je dat? Ik begreep je niet. Ik denk, dat vader het niet weet. Hij zei mij: je zult het daar ge zellig hebben en daarover heeft hij het zo nu en dan in zijn brieven ook. Ik schrijf er niet over." „Neen, dat begrijp ik. Dat is voor jou wel wat moeilijk. Er was ook weinig contact, niet? Enfin je bent er niet vaak. Laten we even de spijskaart be kijken." Ze hadden spoedig besloten. Toen zij de bestelling gedaan hadden, stopte Lucie hem tersluiks een briefje van tien in de hand. „De rest krijg ik straks wel terug." „Neen, neen," aarzelde hij. „Dat was de afspraak, Jan. En een afspraak moet je houden." „Ja, dat is zo. Nu, vooruit dan maar. Maar ik vind het niet leuk, Lucie." „Je hebt in Zeestad wel eens een ijsco van Frans Wieriks van mij gekregen. Toen heb je ook niet „neen" gezegd." Jan Fottema lachte smakelijk. „Dat je dat nog weet!" „O ja, 't was in de Poststraat, vlakbij school. Frans Wieriks ging in de pauze net voorbij met z'n wagentje, 'k Zag aan je gezicht, dat je geen cent op zak had, waar of niet?" „Ik kan het niet ontkennen, 'k Had bijna nooit geld in mijn zak. Maar toen ging het om drie cent en nu „Praat er toch niet over. Vader heeft met oom en tante een akkoord getroffen, ik weet er niets van. En hij heeft er voor gezorgd, dat ik hier op een bank een saldo heb. 'k Weet niet eens, wat ik er mee doen moet. En dan verdien ik nog geld ook," lachte zij olijk. Haar opgewektheid deed Jan goed. Natuurlijk kon zij haar moeder niet vergeten (hoe zou het! die twee waren zo gek op elkaar geweest!) maar zij was jong en het leven hernam zijn rechten. Al koutend over dit en dat, herinneringen ophalend aten zij met smaak, zonder zich te haasten. Inmiddels ging het duisteren en zo langzamerhand werd het tijd, op te staan en te vertrekken. „Ik breng je naar het ziekenhuis." „Neen, ik breng je naar de trein." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1968 | | pagina 2