geeuwde 3£erkbocle
Oorlog
en „Gij zult horen van oorlogen en van
geruchten van oorlogen."
s
Geloof en ongeloof
SOBERHEID
J
Simon van Wouwe f
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-Redacteur Dr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk Drs. M. Beinema, Middelburg
Ds. C. W. de Bruijne, Goes.
Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
23e JAARGANG No. 5
1 AUGUSTUS 1968
„Ik worstel
en ontkom"
Abonnementsprijs
4,per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Mattheüs 24 6.
Door de ongerechtigheid van de machtigende hoogmoed van de rijken en
het geduld van de zwakken, zijn er ondanks 20 eeuwen christendom een aantal
vreselijke dingen in de wereldhonger, prostitutie, rassendiscriminatie, oorlog
en nog veel meer.
Maar oorlog is toch een van de allerergste dingen, die mensen mensen aan
kunnen doen. Daarom moeten christenen hun uiterste best doen deze festijnen
van de duivel te voorkomen door de oorzaken er van op te sporen en te be-
strijden.
Ik dacht dat er twee hoofdoorzaken zijn.
1. De angst van de ene macht voor de wapens van de andere. Wie op een
bepaald moment de beste bewapening heeft, moet die gebruiken, want over een
poos is ze verouderd en waardeloos.
2. De ellende van volken en klassen en rassen, die zich niet langer als
goedkope arbeidskrachten laten misbruiken.
Vele jaren hebben christenen het verschijnsel „oorlog" gezien öf als een Gods
oordeel öf als een natuurramp, waar tegen je niets mocht of niets kon uitrichten.
Maar eindelijk is het christelijke geweten tegen de oorlog ontwaakt, al zijn
er helaas nog steeds die het woord pacifist als een scheldwoord gebruiken.
Men heeft ook wel de lijdelijkheid op dit punt verdedigd met het argument,
dat er volgens de bijbel altijd oorlogen gevoerd zouden worden.
Vreemde redenering l
Want het feit, dat er ook altijd ziekten zullen zijn, heeft ons toch niet tegen
gehouden om met alle ten dienste staande middelen ziekten te voorkomen
Oorlogen zijn niet onvermijdelijk.
Utrecht en Holland hebben vroeger oorlogen gevoerd, eikaars steden ver
brand en landen geplunderd, dat het niet mooi was.
Maar dat doen ze nu niet meer
Dat wil dus zeggen, dat de samenlevingsstructuur van de volken moet ver
anderen. Daaraan met alle kracht te werken is één van die grotere dingen,
waarvan de Here Jezus zei, dat wij die zouden mogen moeten) doen. Joh.
14 12.
Ik meen, dat het Robert Kennedy was die zei: „Wij moeten de oorlog ver
nietigen, anders zal de oorlog ons vernietigen".
Dat is een quaeètie van zelfbehoud.
Nog belangrijker is deze quaestie, dat Gods wil niet alleen in de hemel,
maar ook op de aarde geschieden moet.
En die wil is welvaart en vrede. A. D.
ZO GAAT HET
Toen de vacature in zicht was,
deed de kerkeraad al
wat zijn plicht was,
koos twaalf dominees uit,
met daav'rend geluid
schrapte wie te zwaar of
te licht was.
Tien zondagen was men uit horen
daarmee gingen schatten
verloren
Het beroep volgde dra,
het bedankje erna.
En toen ging het opnieuw
als van voren.
(Overgenomen uit: Kerknieuws)
G. S.
Er ging een golf van ontroering van
dorp tot dorp en van huis tot huis hier
op Walcheren, toen het gerucht waar
heid bleek, dat Ds. Van Wouwe van
Serooskerke bij een verkeersongeluk
om het leven was gekomen, zijn dochter
en vrouw zwaar verwond waren ge
raakt. Gelukkig verkeert Mevrouw nu
buiten levensgevaar, maar de verbijste
ring is groot. Hij stond vlak voor zijn
emeritaat en iedereen gunde deze harde
werker zo van harte een rustige levens
avond.
In dit voorjaar hadden zij op een
middag alle collega's met hun vrouwen
genodigd. Achteraf voelen wij allen dit
samenzijn als een afscheid.
Vrijdagmiddag hebben wij hem naar
het kerkhof gebracht en maakten wij
die gang, die hij zo vaak gemaakt had
bij begrafenissen van gemeenteleden.
Het was een lange lange optocht, die
de baar volgde van uit de kerk door het
dorp naar het verafgelegen kerkhof.
Ds. Van Til van Middelburg leidde
de rouwdienst. Hij sprak over Psalm
119: 105 „Uw woord is een lamp voor
mijn voet en een licht op mijn pad".
Het pad van Ds. Van Wouwe door
dit leven was geen vierbaans weg, geen
voorrangsweg, maar een moeilijk pad.
Maar hij wandelde in het licht. Hij
volgde de Here Jezus, het Licht der we
reld. Daardoor was hij een zonnig mens.
Ook aan hem is het woord van de Heer
vervuld „Niemand zal uw blijdschap
van U nemen" (Joh. 16:22).
Hij was ondanks alle leed in het ge
zin en in het werk, een blij mens. Het
was een voorrecht om met hem om te
gaan. Hij was zo bescheiden en een
voudig.
Ik heb hem niet langer dan anderhalf
jaar van nabij gekend, maar had reeds
veel over hem gehoord. Iemand typeer
de hem eens met de woorden hij is een
ouderwetse dominee met nieuwerwetse
ideeën.
Het is niet mijn taak om hier te schet
sen, wat Ds. Van Wouwe gedaan heeft
in allerlei besturen, commissies en de-
putaatschappen in het bredere verband
van onze kerken. Dat was niet weinig.
En hij deed die dingen nooit met een
Franse slag. Zijn rapporten waren de
gelijk en nauwkeurig.
Wij hadden gehoopt, dat hij de clas
sis nog tot grote steun zou mogen zijn
na zijn emeritaat als actuarius (zo iets
als vaste secretaris). Het heeft niet zo
mogen zijn.
We beklagen wel de fam. Van Wou
we, maar niet Dominee Van Wouwe.
Van hem geldt wat onze Heer zei
„Waar Ik ben, daar zal ook Mijn die
naar zijn". We hebben het vrijdagmid
dag gezongen uit Gez. 114: „Zalig de
doden, die in de Here sterven" (Openb.
14 13).
In zijn zakbijbel stond het volgende
gedicht
'k Verlang naar huis, naar 't Vaderhuis
daarboven
En naar Gods Vaderhart.
'k Verlang naar rust, na 's levens
woelig sloven,
Na d' aardse zonde en smart.
Met duizend wensen trad ik in dit leven,
Eén enk'le wens is mij nog bijgebleven,
Eén kiem der hoop, zelfs onder
't zwaarste kruis
7c Verlang naar huis
Dit verlangen is nu vervuld.
Tot ziens Ds. Van Wouwe, in de
heerlijkheid. A. D.
De bijbel en onze belijdenis en ook
de ervaring leren ons duidelijk, dat ge
loven een persoonlijke relatie is van de
mens met de Here.
Maar niet-geloven is dat ook. Met
dit verschil, dat geloven een ja-relatie
is en niet-geloven een neen-relatie.
Geloof is niet een zedelijk instinct,
een aanleg, zoals iemand een muzikale
aanleg kan hebben of niet kan hebben.
Het is ook geen zesde zintuig. Geen
zaak alleen van het intellect of van het
gevoel, al is dat alles van grote bete
kenis natuurlijk.
Maar geloof is een ontmoeting.
In een ontmoeting zijn er altijd twee
betrokken.
Dit is in het verkeer tuSsen mensen
ook zo. Hier is het mysterie van de
liefde in al haar nuances.
Doordat er een ander is, een werke
lijke en levende, sprekende en luisteren
de ander, word ik uit mijn eenzaamheid
en eenzelvigheid verlost.
Ik word aangesproken. Iemand vraagt
niet alleen naar me, maar vraagt iets
van mij. Namelijk antwoord.
Zo ontstaat mijn verantwoordelijk
heid tegenover de naaste. En nu besta
ik voor die ander. En die ander bestaat
voor mij.
Van dezelfde aard is ook die persoon
lijke relatie tussen de mens en de Here,
die we geloof noemen. Ook hier is er
een ik-gij verhouding. „Gij" nu met een
hoofdletter. Want die GIJ is de grote
Ander, de enige Ander God de Here,
die mij aanspreekt, een beroep op mij
doet en mijn hele mens-zijn voor zich
opeist.
Geloof is hier de willige overgave aan
die Ander. Een luisteren naar zijn
woord en het ant-woorden daarop in
ootmoedige gehoorzaamheid.
Het ongeloof is hiervan de antipode.
Het juist-tegenovergestelde. Niet dus
het ontbreken van geloof, maar het
dwars daartegenoverstaande. In plaats
van het ja-geloof is het nee-geloof.
Ongeloof is heel wat anders dan de
afwezigheid van geloof, een soort leeg
te, zo iets als blanco stemmen, geen
oordeel hebben. Maar het is bepaald
ONgeloof. Niet-geloven. Geloven naar
de andere kant toe.
We moeten het ons, vooral nooit zo
indenken, dat de een het heeft en de
ander niet en dat hij daar niets aan
doen kan. Zoals de een van mosselen
houdt en de ander er niet om geeft.
Niet geloven is dus niet willen ge
loven.
Dat is men zich meestal helemaal niet
bewust. Maar er zit achter de wil (als
de gewone psychologische functie) nog
een veel diepere wil. Die zit achter en
onder ons bewustzijn. En DIE wil wil
niet bij de ongelovige mens.
Ongeloof is in zijn negatie net zo
actief of net zo sloom als het geloof in
zijn JA zeggen tegen de Here actief kan
zijn, maar ook sloom.
Ongeloof is dus eigenlijk ook een
soort van geloof, een bepaalde verhou
ding tegenover God. Maar anders ge
richt de verkeerde kant op.
In plaats van het geloof IN God is
er het geloof TEGEN God. Maar het
is altijd een relatie.
Want dat is het wezen van de mens.
Dat wezen, dat ons onderscheidt van
alle andere schepselen. Wat ons onder
scheidt van de dieren is onze eigenaar
dige relatie tot God.
Die relatie kan positief of negatief
zijn. In plaats van vriendschap vijand
schap. In plaats van liefde haat.
Ook al die welwillende sympathieke
verdraagzame mensen, die niets tegen
God of tegen de godsdienst hebben, in
tegendeel, hebben diep in hun hart een
zeer pertinent NEE verborgen. Ten
diepste is ook hier onwil en vijandschap.
Want geen mens ontkomt er aan de
relatie met God.
Dat moge men niet altijd zo zien of
merken bij zichzelf of bij anderen, toch
is het zo.
Want iedereen, overal en altijd, heeft
met God te maken. In den beginne was
het woord. God is nooit een zwijgende
teruggetrokken macht geweest. Altijd
wordt de mens aangesproken en is hij
dus aansprakelijk en verantwoordelijk.
Steeds is er de betrokkenheid. Altijd
staan we tegenover de Ander, die ons
aanspreekt.
Op de ene of de andere manier.
De ene manier is het geloof. De an
dere manier is het ongeloof.
A. D.
Vaak leest U in de kranten, niet het
minste in de kerkelijke pers allerlei be
schouwingen over de soberheid van de
vroegere generatie. Die soberheid wordt
meestal hoog geprezen in tegenstelling
met de veeleisendheid en wufte sfeer
van het tegenwoordige leven. Ook van
het tegenwoordige christelijke leven.
Er zijn allerlei behoeften gekweekt,
waar onze vaderen zelfs niet aan dach
ten.
Ook onze mensen komen met alle
snufjes van de moderne techniek in
aanraking en met al de veranderingen,
die het cultuerele leven heeft doorge
maakt en door de verruiming van de
vrije tijd ook met alle mogelijkheden van
de moderne vermaaksindustrie.
Het leven is ontzettend veel duurder
geworden. Door de waardevermindering
van ons geld natuurlijk. Maar ook door
dat we van het leven zo veel meer zijn
gaan eisen.
Ik zie dit als een grote zegen
Er schuilt in deze zegen een gevaar.
Dat is met iedere zegen zo. Altijd ge
weest.
Dat was zo met de uitvinding van de
boekdrukkunst, de film, de televisie enz.
Maar dat neemt niet weg, dat het
prachtige dingen zijn. En ik geloof, dat
het werkelijk Gods bedoeling is, dat we
genieten van al het moois, dat er te ge
nieten valt.
Zolang de Here zijn zon laat schijnen
over goeden en bozen, mogen we allen
met een gerust geweten in het zonnetje
gaan zitten.
Het is misschien soberder om beschei
den in de schaduw te blijven, maar het
is zeker niet christelijker.
Vroeger waren de mogelijkheden om
van het goede leven te genieten alleen
het deel van de rijke mensen. Die had
den vacantie, gingen naar het buiten
land, beoefenden sport, genoten van
muziek en spel.
Het volk daarentegen moest werken.
Niets anders dan werken. Heel de dag.
En heel het jaar door.
En omdat het merendeel der vromen
gevonden werd onder de volksklassen,
leefden de christenen sober.
Dat sprak vanzelf.
Ze hadden vaak een hard leven. Ze
werden door de liberalen geminacht en
achteruit getrapt. Maar als werkvolk
werden ze gewaardeerd.
Hun dominees hielden hun de wet
van God voor en ze wisten het goed,
dat ze het van dit leven hier op aarde
niet moesten verwachten.
Deze soberheid was echter op zichzelf
helemaal geen deugd. Het was eenvou
dig een maatschappelijk verschijnsel.
Het moest wel.
Het was een nood. Maar toen heeft
men van die nood een deugd gemaakt.
We kunnen nooit genoeg opzien te
gen wat deze mensen hebben gepres
teerd.
Terwijl ze practisch geen vrije tijd
hadden, hebben ze geijverd voor kerk
en school, voor sociale organisatie en
politiek. Het is achteraf haast niet te
begrijpen, hoe ze het gedaan hebben.
Hoeveel hebben ze ook van hun karige
inkomen niet geofferd voor alle goede
werk, dat er gebeuren moest in het ge
organiseerde christelijke leven.
Zij moesten wel sober zijn voor zich
zelf.
Wij staan als mensen van de tegen
woordige tijd hier beschaamd tegenover.
We hebben zo heel veel tijd en zo
heel veel geld nodig voor onszelf en
voor onze genoegens.