eeuwóe
3£erkbocle
onnieje menóei
Explicatie en Applicatie
r
S_r
Afgoden zijn niet dood
23c JAARGANG No. 3
18 JULI 1968
„Ik worstel
en ontkom'-
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND.
Hoofd-Redacteur Dr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70.
Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen;
Ds. M. V. J. de Craene, St. LaurensDrs. A. Elshout, Koudekerke
Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk Drs. M. Beinema, Middelburg
Ds. C. W. de Bruijne, Goes.
Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Abonnementsprijs
4,per halfjaar
bij vooruitbetaling.
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager.
Losse nummers 15 cent.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
vj
Gij zijt het licht der wereld.
Matth. 5 14.
Het licht der wereld is natuurlijk de zon. Alles in de hele wereld wordt door
de zon beschenen, gekoesterd, verlicht. Zonder zon was er geen leven op aarde
mogelijk. Zonder licht is er de griezelige dreiging van het duister, met al zijn
gevaren. Vooral vroeger, toen er nog geen kunstlicht was, betekende duisternis
angst. Het donker hing samen met de dood, maar licht was leven.
Nu zegt de Here Jezus hier tegen zijn discipelen Jullie bent de mensen van
de zon". ,,Gij zijt het licht der wereld." Jullie bent zonnige mensen."
Bij een andere gelegenheid zegt de Here Jezus Ik ben het licht der wereld,
wie Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen.
Dat was bij de jaarlijkse herdenking van de tocht door de woestijn. Ter
gelegenheid van het Loofhuttenfeest.
Dat was een geweldige pretentie.
Hij zei niet alleen Ik ben die rook en vuurkolom, maar ook „Ik bent het
brood des levens" (Manna) en „Ik ben het water des levens" (geslagen
rots).
Licht, brood en water.
Als de Israëlieten die vuurkolom maar volgden verdwaalden ze niet en hoef
den ze niet te vrezen voor wild gedierte of demonen der woestijn.
In dit licht had God zich geopenbaar als de Here, die nabij was, die meeging
en die voorop ging.
Na de uitstorting van de Heilige Geest is de Here Jezus niet meer alléén het
licht der wereld. Hij is de zon, maar zijn licht straalt af op de gelovigen, die
het licht in de wereld reflecteren.
Gelovigen hebben of zijn in geen enkel opzicht zelf het licht. Zonder de
Here Jezus kunnen ze niets doen. Ze moeten zich laten bestralen. Dan gaan
zij schijnen. Dan straalt het uit hun ogen. Van hun gezicht. Uit hun gedrag
met de naasten.
Gelovigen zijn zonnige mensen.
Zij wandelen in het licht.
En reflecteren het licht. A. D.
I.
Een mens neemt toch wel heel veel
mee uit zijn jeugd. Wat we in de kin
derjaren hoorden en zagen, werd zo in
de herinnering geconserveerd, dat het
plotseling weer voor de aandacht kan
komen. Je hebt meer bij je dan je zelf
weet, het wacht vaak alleen maar op
een aanleiding om naar boven te sprin
gen. Zo had ik het op de diaconale
conferentie, dat ik veel moest denken
aan een preek-gezegde, wel een weke
lijks preek-gezegde, van de dominee uit
mijn jeugd-land. Ik vond hem een oude
en plechtige dominee. Tot zijn leeftijd
ben ik intussen al gekomen. Maar tot
zijn plechtigheid komt vandaag aan de
dag geen enkele dominee meer. „Nou
beurt dat zo niet meer" zegt Beets
in z'n Camera. U moet dit citaat maar
niet controleren, want het is hopeloos
uit z'n verband gescheurd. Bij Beets is
het Barend, die vertelt, dat hij een gezin
van dertien kinderen heeft, en de jong
ste scheelt met de oudste krek één en
twintig jaar. ,;Nou beurt dat zo niet
meer." Dan toch misschien nog enig
verband. Een voltallig gezin en een
plechtige dominee alleen in het ver
leden te vinden
De dominee, die de verering van mijn
jongenshart had, nam het ook met het
verband, waarin een tekst te vinden is,
niet zo erg nauw. Bijna in elke preek
citeerde hij Jacobus 2: 13b „De barm
hartigheid roemt tegen het oordeel". En
dan steeds naar deze explicatie, naar
deze uitleg „Zo groot is de barmhar
tigheid Gods, dat we door haar aan het
oordeel ontkomen". Op zichzelf een
door en door bijbelse gedachte. Maar
niet uit de exgese van Jacobus 2. Ik ver
moed, dat mijn collega zo durfde
ik hem toen nog op geen stukken na te
zien dat mijn collega van een klein
tractement en navenant bij een kleine
bibliotheek geleefd heeft. Grosheide's
commentaar op Jacobus was er toen nog
niet. En of „Daders des Woords" van
Sikkel in de pastorie-kast stond Bij
Sikkel had de predik-heer kunnen lezen,
dat het in Jacobus 2 niet gaat over de
barmhartigheid Gods, aan ons bewezen,
maar over de barmhartigheid, die de ge
lovigen om Christus' wil betonen moe
ten. „Zij zijn barmhartig, zo waarlijk zij
in de Here Jezus Christus geloven, het
beginsel der barmhartigheid is het be
ginsel ook van het waarachtige leven
hunner ziel. Zo roemt de barmhartig
heid tegen het oordeel, zij juicht tegen
het oordeel, tegen het vonnis der wet
in, reddend het ellendige. En daarin
verheerlijkt zij de Wet Gods door de
liefde."
Het is naar de explicatie van Jacobus
2, en van de Bergrede, en van 1 Cor.
13, ja van heel de Bijbel, dat het geloof
werkt door de liefde en door de barm
hartigheid. Voor die explicatie werden
we gesteld op de diaconale conferentie.
Naar we horen zullen voor de explica
tie en de applicatie. Voor de uitlegging
en de toepassing D.V. onder II.
G. S. O.
Afgoden zijn niet anders dan maak
sels en bedenksels van ons zelf. In de
taal der wetenschap projecties. In de
taal van dé Bijtel ijdelheden, d.w.z.
goden-van-niets.
Het griezelige is, dat die bedenksels
een zelfstandigheid kunnen krijgen, los
van ons zelf, en macht over ons gaan
uitoefenen. Die maaksels van ons zelf
gaan ongemerkt ons tyranniseren en
tenslotte kunnen ze je leven kraken.
Dat is misschien logisch niet helemaal
duidelijk. Maar denkt li er aan, dat er
heel wat meer bestaat en mogelijk is,
dan U logisch vatten kunt
Wanneer een mens van zijn kant uit
de band met de levende God doorsnijdt,
gaat hij in andere „dingen" geloven en
andere „dingen" dienen. Want de mens
is en blijft religieus van aard.
Soms zijn het heel verheven dingen,
soms ook heel banale dingen. Die gaan
hem dan hoe langer hoe meer beheer
sen, want ze groeien uit tot afgoden.
Vóór men het weet en meestal zonder
dat men het weet, zit men gevangen.
Menigeen denkt, dat ie los van God
vrij is. Maar dat is het grote bedrog
Los van God wordt je beheerst door
de afgoden.
Dat zijn reële, zeer vitale, maar ook
zeer kwade machten. Daar zijn natuur
lijk wel schone namen voor, maar het
zijn ondertussen realiteiten, die het le
ven in de wacht slepen en uitleveren
aan de dood.
Wanneer iemand van de Here Jezus,
d.i. van de levende God, die spreekt en
luistert, afgaat, komt hij in een grote
leegte terecht. In de leegte van zijn
goddeloosheid.
Die leegte wordt opgevuld, soms met
idealen het vaderland, de schoonheid,
de wetenschap, de medemenselijkheid,
de wereldvrede. Vaak met minder mooie
idealen genot, geld, gemak, sex, macht.
Veel mensen ook hebben helemaal
geen idealen. Ze hebben misschien
is dat nog wel het eerlijkste alleen
maar weet van die leegte en van een
grote doelloosheid „een vergeten fiets
ergens aan een muur gezet" (Gerrit
Achterberg). Je vindt dat heel veel in
de moderne poëzie, dat besef van ver
vreemding, eenzaamheid en van „er"
buiten te staan.
Maar in de leegte van de god-loos
heid worden ideeën en idealen tot go
den. Ze zijn niet anders dan de projec
ties van onszelf, geworpen op het
scherm van het absolute en wie niet
helemaal blind is, herkent in zijn goden
de trekken van zijn eigen gezicht.
Daarachter zit een zeer geraffineerd
spel van de duivel juist ons ik, in welke
gedaante ook vermomd is een door en
door gemene afgod.
Juist die laat je geen vrijheid.
Juist zijn schijn-vrijheid is een ver
schrikkelijke binding.
Wanneer „ik aan mij" ben uitgele
verd, is er met recht geen houden aan.
Daar de afgoden tenslotte projecties
zijn van onszelf en de mens dus zich
zelf zoekt en dienst en zijn goden maakt
naar eigen beeld en gelijkenis, staat de
deur wagenwijd open voor de daemo-
nische non-sens en leugens.
Door middel van de verafgoding van
wat niet God is, sleept de duivel de
mensen naar het verderf.
Johannes bedoelde zeker niet, dat de
afgoden van de heiden precies dezelfde
machten waren als de duivels. Wel wijst
deze apostel op het ontzaglijke gevaar
van al wat niet-god is en toch verabso
luteerd of vereerd wordt.
Johannes spot er helemaal niet mee.
Hij zegt niet tegen die christenen in
Klein-Azië „Wat een onzin toch die
afgoderij „Wat zijn die heidenen
toch oerdom."
Integendeel. Hij erkent de realiteit
EXAMEN
Gij zat achter de tafel, Heer,
ik zat er bevend vóór,
Ik moest bekennen
'k had veel harder kunnen
werken,
Gij zoudt het na het eerste
antwoord zeker merken,
Ik vreesde voor het resultaat
ik kwam er vast niet door
En naast U aan de tafel
schreef Uw Zoon het protocol
Ik moest op zoveel vragen
't antwoord schuldig blijven...
En groter werd mijn angst,
terwijl Hij zat te schrijven
Want er stond haast geen
enk'le plus
van minnen stond het vol
En toen ik wachtte op de uitleg,
wist ik
't is niet goed
Maar Jezus riep mij binnen
'k voelde d' adem stokken
Ik was geslaagd
Niet door mijn eigen harde
blokken
Hij maakte van de minnen kruisjes,
met Zijn rode bloed
Nel Benschop
van de afgoden en waarschuwt„Pas
er voor op
Trouwens de geheimzinnige krachten
in de natuur, waar de heidenen in Jo
hannes' tijd voor knielden waren heus
de ergste goden nog nietde zonne
warmte en de vruchtbaarheid.
De goden van het moderne heiden
dom zijn veel erger
Al die ideeën en. idealen, die vóór
Gods aangezicht gezet worden komen
nooit verder dan ik: X ik ik.
Wanneer deze projectie gezet wordt
vóór Gods aangezifcht, onderschept ze
het licht en maakt elke dialoog (woord-
antwoord) onmogelijk.
In dat donker en. in dat zwijgen werkt
de macht van de duivel.
Het is een macht van vervreemding
en eenzaamheid. Van vervuiling en
angst.
Dat alles bestaat. Alleen Jezus Chris
tus leeft.
U moet nooit ing.aan op de vraag of
God al of niet bestaat. Want als Hij
alleen maar zou beistaan, is er ruim
schoots gelegenheid om alle mogelijke
en onmogelijke godeai op een rijtje te
zetten en te versieren met zijn naam.
Maar de levende God is de Here
Jezus.
Hij is geen projectie van onszelf,
duizend maal vergroot want zijn
kruis is voor ieder mens-van-nature een
ergernis en een dwaasheid.
Maar hij is Gads gelaat. Het open
gelaat van de levende God. Wel vol
mysterie, maar zoiider griezelig geheim.
Hij doorbreekt de schijn en de leugen
en de dwaasheid. Hij heeft alle machten
overwonnen. Daarom predikt de kerk
hem als de redder van het leven. De
enige.
Buiten hem is een diepe .afgrond.
Laten we dicht bij de Here Jezus blij
ven. Daar is het veilig. En laten we het
hele leven met hem in verbinding bren
gen.
Zonder dit verband kunneia alle din
gen van uw leven tot een alfgod wor
den uw lichaam, uw geld, uw eer, tot
uw meubeltjes toe.
„Kinderkens, wacht U voor de afgo
den" 1 Joh. 5 21
Wees er niet bang voor, zoals de pri
mitieve heidenen, maar hou ze wel in
de gaten. Want als je ze een vinger
geeft, nemen ze je hand.
Afgoden bestaan i A. D-