PSALMEN Met elkaar vergaderen in. „HONDEMASTATE" omdat deze Amsterdamse predikant een geboren Zeeuw is. Er zit dunkt me, iets geringschattends in Vondels woorden. Moet deze Zeeuw hier in de stad, die volgens Vondel ,,de kroon draagt van Europa" als trompetter optreden Moet hij tot ergernis van Vondel en diens makkers, de broeders van de kunst, zo fel de trompet en dan zeker de loftrom pet niet, steken Hoe komt de dichter aan deze betite ling trompetter Is ze van hem afkom stig of vond hij haar in de literatuur dier dagen Hoorde hij ze uit de mond van de spraakmakende gemeente van die tijd Mij dunkt, dat er bij Vondel wel spot in zit en ik vraag me af of men haar daarom niet vindt bij de pre dikant-dichter Jac. Revius uit Deventer? Hoe dit ook zijn moge, in elk geval is de benoeming van de predikant als trompetter omstreeks die jaren wel een gebruikelijke geweest. In een boekje uit het eeuwjaar 1700 toch komt een verhandeling over deze aanduiding voor die niet oninteressant is, weshalve ik hier moge doorgeven wat de overigens onbekende vertaler uit het Engels schrijft. Hij noemt zijn naam slechts door initialen, namelijk J. H., te vermelden. Uit enkele verzen zou men de volle naam aan de weet kunnen komen, maar dit is me niet gelukt. In de generale voorrede tot de lezer staat dan Velen zijn doof voor het geklank des Evange lies, 't welk 't blazen der trompetten ver beeldde. Aangehaald wordt dan een woord van Jesaja 27 13 om te betuigen dat wanneer de Joden en Heidenen zouden worden bekeerd tot geloof in Christus, zo moest in die dag der zalig heid de grote Trompet geblazen wor den. Ons doet het spreken van trompet enigszins vreemd aan omdat we gewoon zijn te lezen, dat er op een grote bazuin geblazen zal worden. Het boekje herinnert dan aan het feit, dat de priesters op de heilige berg te Jeruzalem en in het gehele land de trompet moesten blazen, terwijl dit nü de taak van de dienaren des Nieuwen Testaments is. Dezen mogen dan ook bij Trompetters vergeleken worden. In een achttal punten werkt de schrijver deze stelling uit. Ten eerste dit: trom petters die worden eerst onderwezen, zo ook Leeraars in de verborgenheden Gods, en de bediening van het Evan gelie, om zo bekwaam gemaakt te wor den, tot een waardig dienaar des N. Testaments. De bedoeling is duidelijk men zet niet zo maar de trompet aan de mond. Onderricht gaat vooraf. De verborgenheden Gods moeten toch wel geleerd worden tot de bediening van het Evangelie moet men bekwaam ge maakt worden. Een waardig dienaar des N. Testaments komt niet zo maar uit de lucht vallen. Artikel acht (6) is blijkbaar een uitzondering. Geen won der men had immers zijn hogescholen zo hier en daar in de zeven provinciën. En men had ze met ere en liep er hoog mee weg. Men behoefde al lang niet meer naar het Genève der eerste reformatie tijden. De tweede opmerking een Trompet ter moet sterk zijn om te blazen, zo een Leraar sterk in de Here, om met kracht „haer stemme" te verheffen. Verwezen wordt dan naar een werk van B. Keach gelijkenisse des Bijbels. Als toelichting dient een verwijzing naar Jesaja 58 de Leraars moeten uitblazen het welaange name jaar des Heren. Ten derde J. H. blijkt goed op de hoogte zij wor den daar toe geïnployeert en geordo- neert door een Capityn of overste, die haar aenstelt, zo yder Dienaar J. C. moet van dien overste Leytsman der saligheyt werde aengestelt, zijnde tot haer ampt bequaem gemaeckt, en tot dat grote werck gequalificeertwant zij mogen niet prediken of zij moeten ge- Elk mens is op z'n tijd de kluts wel eens even kwijt. Ook de meest even wichtige. Je kunt voor ongedachtheden komen te staan, die je maar niet a la minute verwerken kunt. En als je dan ook nog een open gezicht hebt, dan valt er in zo'n situatie de verlegenheid duidelijk af te lezen. De voorzitter van de Zeeuwse ouder lingenconferentie is geen camouflage mens. Z'n beduusdheid kon dan ook niet verborgen blijven, toen hij met zo'n overweldigende meerderheid tot voor zitter herkozen werd. En stemmen is een door en door eerlijke zaak. In een vergadering is vaak de massa-psychose, de een durft niet om de ander. Maar bij het stembriefje kun je echt je-zelf zijn. Om deze reden bleef die Drentse ouderling nog wel graag in de kerke- raad. Z'n mede-ouderlingen en hij wa ren er van overtuigd, dat hun dominee een doorzetter was. ,,In het praten is hij ons de baas, maar bij het stemmen krijgen we hem wel." Br. Rouw is op onverdachte wijze te weten gekomen, dat de conferentie hem wel mag. Och, ergens hunkert ieder mens naar een tikkeltje waardering. Weer vertel ik over een dominee en een ouderling. Die lieden worden immers door het kerkelijk leven nog al veel op elkaar geworpen. Nu breng ik een Een van de geschenken, die ik op mijn verjaardag het meest op prijs stel de, was het blauwe boekje met de nieu we psalmberijming. Eindelijk is de zaak rond. De democratische weg is altijd veel langer dan de dictatoriale. De berijming van 1773 werd eenvoudig door de bur gerlijke overheid aan de kerk opgelegd. Er werd van bovenaf geregeerd. In kerk, staat en maatschappij werden de lakens, dus ook de psalmboekjes, uitge deeld door één en dezelfde regenten- kliek. Nu had iedereen de mogelijkheid om mee te doen. Toen de proeve verscheen, U weet wel, het groene boekje, met die aap er op, die David moest voorstellen, werd aan iedere plaatselijke kerk een aantal verzen ter beoordeling gegeven. Iedere ouderling en diaken kreeg een paar verzen. sonde worde, Rom. 10. Van den Op persten Herder der ziele, niet loope, maar uytgestooten worde in des Heren Ooghst. ('k Heb de tekst gedeeltelijk in het oorspronkelijke weergegeven van wege de woordkeus.) Ook hier treft m.i. de sterke binding aan de ambtelijke bevoegdheid die geen knellende band is, maar wel band aan de Heer der kerk, een band die sterkt en stevigt. (Volgende keer verder.) Brouwershaven B. WENTSEL. Friese ouderling voor uw aandacht. (Aan een Zeeuwse ouderling durf ik mij nog niet te wagen. Een Zeeuw is te ,,rond" om er in enkele jaren een greep op te krijgen.) Friesland staat bekend als een candidatenschool. Dit is wel het charisma van Friesland, dat daar heel wat dominee's een gedegen na-opleiding krijgen. We kunnen het ook een vóór-opleiding noemen. Je wordt toch eigenlijk pas dominee na je eerste gemeente. Als je het tenminste ooit wordt Schreef van der Brugghem niet z'n boek „Vijfmaal dominee is nog altijd een sukkel" Enfin, over deze materie maar niet te veel verzuch tingen. We hebben het over die Friese ouderling. Het was voor deze stoere greid-boer een hele zelfoverwinning, dat hij eens naar de pastorie stapte om z'n tevredenheid en z'n dank te betuigen. En de dominee moest uitbundige lof beluisteren in de woorden van z'n ouderling „Mijn vrouw en ik zeggen wel eens tegen elkaar, dat we het heel wat slechter hadden kunnen treffen met een dominee. Bij andere dominees heb ben we ons wel eens meer verveeld". Conclusie dus ten opzichte van br. Rouw je hebt voorzitters, die er min der van maken. Je weet wat je hebt. In een volgend artikel geen Drentse, zelfs geen Friese ouderling meer op het appèl. Dan heus over de Zeeuwse conferentie. Niet over haar voorzitter, maar over de conferentie zelf. G. S. O. Alle op- en aanmerkingen werden verzameld en met grote zorg behandeld door de commissie. Daar zaten niet alleen de dichters in, wier namen in het boekje zijn ver eeuwigd, maar ook een zeer critische groep Neerlandici, musicologen en pro fessoren in de Hebreeuwse taal, die de dichters op de handen keken en menig keer op de vingers tikten. In Nieuwspoort te Den Haag werd het resultaat in ontvangst genomen door de vertegenwoordigers van de diverse protestantsse kerken. Namens de Gereformeerde Kerken waren er Ds. P. Visser en Dr. P. G. Kunst, de twee grote Pieten van onze „meeste vergadering", de Synode. Dr. Kunst memoreerde in zijn toe spraak de totstandkoming van deze nieuwe bundel, waarvan het plan opge komen was in de kring van een aantal hervormde dichters. Vooral Martinus Nijhoff, daarbij gestimuleerd door prof. Miskotte, had gepoogd Nederland een nieuwe psalmberijming te geven. Dr. Kunst zei hierbij, dat sinds 1773 wel het een en ander veranderd was in stijl, taal en zetting. De bundel die tot nog toe bij de kerken in gebruik was, was daar om langzamerhand wel aan een revisie toe. Het wilde echter niet zeggen, dat de bundel van 1773 slecht was, maar wel het kenmerk droeg van tijdgebonden heid. Ook Prof. Gispen de Hebraicus, voerde het woord. Hij zei, dat er een storm van opbouwende kritiek was ge komen, waarmede vele dossiers werden gevuld. De meeste kritiek werd in deze nieuwe bundel grondig verwerkt. Als voorbeeld noemde prof. Gispen het der de vers van Psalm 51 uit het groene boekje, dat zowel in hervormde als in gereformeerde kring de meest omstre den tekst was. Om de berijming ingang te doen vinden, zijn een dertigtal cou pletten van klassieke psalmen overi gens terecht zei hij gehanhaafd. Hij memoreerde, dat de verstandhouding tussen de hebraici en de dichters altijd uitstekend was geweest, hoewel hij be sefte, dat het wel eens ontmoedigend voor de dichters moet zijn geweest, wanneer zij weer opnieuw moesten gaan dichten, wanneer een bepaald psalmvers niet met de grondtekst klopte. Ds. Jan Wit, die namens de dichters sprak, zei dat zij zich wel eens met tou wen gebonden voelden. Hij noemde hierbij het touw van de grondtekst, het touw van de 16e eeuwse strofevorming, het touw van de muziek, het touw van de keurmeesters, het touw van het een voudig gemeentelid enz. Na het vrijge ven van de eerste bundel was het voor hen geweest„en nu de Filistijnen over u". Maar ondanks al deze touwen had den de dichters hun opdracht gezien als een schaakprobleem, waarbij men ook aan verschillende zaken gebonden is. Op het ogenblik zijn alleen de her vormde en de gereformeerde kerk tot officiële ingebruikneming overgegaan en de verwachting is, dat ook de andere kerkgenootschappen spoedig dit voor beeld zullen volgen, vooral met het oog op het gebruik van de bundel bij het onderwijs. In onze kerken zal van af 1 januari 1969 alleen deze bundel officiëel in ge bruik zijn. Maar ik vermoed dat velen niet zullen wachten tot het volgende jaar. Want er werd op gewacht. De nieuwe bundel zal een rijksdaal der kosten. Die zult U er graag voor over hebben, want het blauwe boekje met een harp op de kaft is nu definitief. Uw kinderen en uw klein kinderen na U zullen er uit zingen. Dat kan van ons gezangenboekje (119) niet gezegd worden. Daar moeten er een aantal uit. En er moeten een aantal bij. Voorlopig gaan we dus met drie boe ken naar de kerk een bijbel, een psalm boek en een gezangenboek. Binnen niet te lange tijd worden het er twee. De berijmde psalmen zullen wel achter in de bijbels worden gedrukt. Maar zo ver zijn we nog niet. De nieuwe bundel heeft in vergelij king met het groene boekje een paar duidelijke verbeteringen. Zo vindt men op elke bladzijde de notenbalk herhaald, terwijl de letters groter zijn. Om het FEUILLETON door HERMAN DE MUINCK 23) Mevrouw Van Adrigem zag wel in, dat zij Lucie toch iets moest zeggen. Zij kon toch niet doen, alsof haar neus bloedde. „Ik vind het hoogst vervelend, dat je dit moet mee maken, Lucjc," zeide zij, toen zij alleen waren. „Helecn is de perken te buiten gegaan, vandaar mijn houding, 'lc Heb haar onder handen genomen, in de hoop, dat het helpt. We moeten haar, als ze beneden komt, maar laten betijen. Aan één scène heb ik genoeg had." Weer wist Lucie niet, wat te antwoorden. Maar het bleek haar, dat geen antwoord verwacht werd, want tante verliet onmiddellijk de kamer. „Kun je het vinden vroeg Hermicn een half uur later, of zal ik je naar de tram brengen Wacht 'k Heb toch een boodschap in de binnenstad. Wc gaan samen naar het Spui." Zo had Lucie lijn 14 direct en stapte half de Van Alke- madelaan uit. Gezien het nummer zou het wel zo wat uitkomen, had Hermien gedacht. Het klopte inderdaad, 't Was namelijk tien nummers verder. Op haar bellen werd de deur geopend door een grij zende dame met een lief, aantrekkelijk gezicht, eenvoudig, maar keurig gekleed. Vóór Lucie iets zeggen kon, klonk haar melodieuse stem „Mejuffrouw Van Adrigem zeker?" „Lucie van Adrigem," verbeterde Lucie, flauw glim lachend. „Komt U binnen." Er was een niet grote, maar toch voldoende ruimte biedende hal met garderobe en alles, wat er verder nodig, nuttig en mooi was. „Ik vind het prachtig, dat ik voor To eens wat kan doen. U weet toch, wie ik met To bedoel „Dat zal mevrouw Fottema wel zijn. 'k Weet tenmin ste, dat zij Cato heet." „Juist. Een lieve meid. We hebben het gezellig gehad met elkaar. Maar hoe gaat het dan De wegen gaan uit een, je trouwt, er komen kinderen. Aanvankelijk was er nog briefwisseling, maar daar kwam, 'k moet het eerlijk bekennen, wat de klad in. En daar komt me ineens een brief van To met het verzoek, of U, zo lang U in Den Haag is, eens mag komen aanlopen, een soort tweede tehuis, zal ik maar zeggen. Nu, dat vonden we best. Wie door To wordt aanbevolen, is zeer welkom. Ga zitten, 'k Heb juist thee gezet. Nog even trekken. Verser kan niet." In een minimum van tijd was Lucie op haar gemak ge steld. 't Was gek (hoe bestond zo iets?), maar 't kwam haar voor, dat zij mevrouw Langeveld al jaren kende. Kwam dat misschien ook, omdat mevrouw Fottema het een en ander van haar verteld had „U is dinsdagavond bij uw familie gearriveerd, niet „Zoudt U mij willen tutoyeren vroeg Lucie aarze lend. „Neemt U mij niet kwalijk, dat ik het vraag, maar..." „Ik geloof, dat ik je begrijp, Lucie. Je bemerkt, dat aan je verzoek voldaan is. Ik ga thee schenken en dan moet je me eens wat vertellen van het gezin van To. 'k Heb wel begrepen, dat je er, zo gezegd, kind in huis bent." „Ik kwam er in elk geval heel vaak." „Eén jongen heb ik indertijd meegemaakt. Een rakker Als ik me wel herinner, heette hij Piet." „Ja, maar die is al enkele jaren getrouwd. Hij woont in Groningen." „Dan was er toen nog een baby. Dat was, geloof ik, een meisje." „Dat zal Christien wel geweest zijn. Ook getrouwd. Die woont in Hengelo. Daarna zijn er nog vijf kinderen gekomen, allen gezond en levenslustig," grapte Lucie. „Ja, 'k weet, dat To een flink gezin heeft. Maar zij slaat zich er wel doorheen, opgewekt als zij is. Trouwens, haar man is ook een opgewekt iemand, 't Valt niet mee, zo'n gezin in een dorpspastorie. Zijn er studerende kin deren En Lucie vertelde maar, natuurlijk ook van Jan. Zij was dankbaar en bewonderde de tact van mevrouw Lan geveld, dat die niet over haar sprak, al was set toch wel zeker, dat mevrouw Fottema over haar en haar omstan digheden geschreven had. „Mijn verhaal is niet zo lang, Lucie. Ik heb maar twee kinderen, die vier jaar in leeftijd verschillen. De oudste is Lies, deftig gezegd Elisabeth. Ze is getrouwd en woont hier in Den Haag. Ze heeft een baby, een jongen, van drie maanden. Dan is er mijn zoon Frans, die studeert aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, rechten. Hij komt elke avond thuis, ais hij geen dispuut heeft tenminste of iets anders." „Dus spoorstudent „Ja, maar mijn man en ik vinden toch, dat hij 't vol gend jaar een kamer moet zien te krijgen en dan alleen het weekend thuis. Dat lijkt ons beter. Zulke jongens moeten ook zelfstandig worden." Er was even pauze, want mevrouw Langeveld schonk weer thee in. „Ik ben U toch niet tot last 'k Geloof, dat ik hier al een uur zit." ,,'t Is nog geen uur. 't Mogen er wel twee of drie zijn. 'k Heb de hele middag voor je gereserveerd. Als je ten minste niet weg moet." „O neeen, 'k heb de tijd. Niets te doen. Maar dat moet veranderen. Hoe, weet ik nog niet. Ik moet wat doen." „Dat is goed bekeken. De moeilijkheid is natuurlijk, dat je vermoedelijk niet lang in Den Haag blijft." „Och, ik reken op enkele maanden. Papa is voorlopig de oude niet." „Kind, je hebt- al jong levèhsleed ondervonden." De zachte stem klonk zo intens en geméénd medelevend, dat Lucie opeens snikte HOOFDSTUK XI. Langzaam liep de grote, overvolle kerk leeg onder de zware tonen van het machtige orgel, dat niet bepaald door een dillettant werd bespeeld. Wat was dat een ver schil met de dorpskerk van Westgouwe Zo overwoog Lucie, die de stroom mensen volgde. Maar zij besefte ook onmiddellijk, dat dit alles zo massaal was. In Westgouwe kenden alle kerkgangers elkaar. En hier, je was een eenling in de massa, zoals je in Den Haag, als stad, in de massa opging. Buiten gekomen, bleef zij staan, om zich heen kijkend. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1968 | | pagina 2