IK ZIE, IK ZIE... SAMEN SPRAAK POUTIEK „HONDEMASTATE" Ik denk soms: waren die mensen toen dan toch meer oecumenisch dan wij nu In ieder geval waren ze binnen de kerk verdraagzamer. Anders kan ik het won der van 1892 (en ook dat van 1905) moeilijk verklaren. Of waren ze vromer dan wij nu Deze vraag kan mij vaak verontrus ten. A. D. Br. K. te V. schreef mij over de liturgie in onze kerk. Blijkbaar is hij van me ning, dat ik de Woordverkondiging op de tweede plaats wil hebben in de ere dienst. Dat is echt een misverstand. Niets is minder waar Het is mijn diepste overtuiging, dat God het eerste woord heeft. Ons ge loof, ons gebed, onze belijdenis, ons lied is ant-woord. Ik ben niet begonnen. Maar de Here is begonnen Ik heb dat eens heel sterk gevoeld, toen ik met een groep anderen instruc ties kreeg, hoe we ons te gedragen had den bij een audiëntie, die de Koningin (het was nog Koningin Wilhelmina) en het was nog vóór de oorlog en ik weet niet, of het nog zo gaat) verleen de bij haar jaarlijks bezoek aan Am sterdam. Je moest wachten tot zij je wat vroeg. Je mocht niet het initiatief nemen tot het gesprek. Je mocht alleen maar ant woorden. Maar in den beginne was het Woord en het Woord was bij God. Hij spreekt ons aan. De Woordverkondiging staat m.i. in de eredienst voorop. Maar dat is meer dan de preek Daar horen ook de wet en de genade verkondiging en de Schriftlezing (en) en de zegen bij. Dat zijn geen versieringen van de dienst. Maar ook dat hoort bij het on doorgrondelijke mysterie van genade, dat mensen God sprekend in mogen voeren. Maar elk woord vraagt om een ant woord. En zeker het Woord van God. Ons antwoord in lied, geloofsbelijde nis, gebed en responsie zijn evenmin bijkomstigheden, maar horen wezenlijk bij de dienst. Je gaat niet alleen naar de kerk om Gods Woord te horen, maar ook om (samen met al de heiligen) ant woord te geven. Daarom is het niet goed om een te genstelling te maken tussen enerzijds de preek en anderzijds de liturgie. Alles behoort tot de dienst van af de groet tot en met het amen na de zegen. Liturgie is een ander woord voor ere dienst. En daarvan is de Woordbedie ning een zij het het voornaamste onderdeel. Ik wilde alleen maar zo graag, dat de kerkmensen ook doordrongen waren van de grote betekenis van het ant woord, dat de Here van zijn gemeente vraagt en verwacht op zijn Woord. De kerkdienst is een dialoog. Een samen spraak. Want het is een ontmoeting. Br. R. schrijft ook met een enkel woord over de overschatting van de doop. Hij noemt dat alleen even. Ik zet daar echter een vraagteken achter. Ik vind helemaal niet, dat de mensen de doop overschatten. Integendeel. Ik vraag het vaak op huisbezoek of ze wel eens aan hun doop denken. Of het hun wat doet, dat ze gedoopt zijn. En wat het hun dan doet. Ik krijg daar echt niet zo heel veel prettige antwoor den op. Het is net of de doop alleen maar een zaak is voor jonge gezinnen. En of het meer een bezegeling is van de beloften der ouders, hun kind chris telijk te zullen opvoeden, dan dat het een bezegeling is van Gods beloften aan dit kind. Dit kind zal er zijn hele leven troost en kracht uit moeten putten. Want de sacramenten zijn ons gegeven tot ver sterking van ons geloof. Ik meen, dat we ze daar veel te wei nig voor gebruiken. Zeker onze doop. Van overschatting is, dacht ik, geen sprake. Of het moest al zijn, dat men de noodzakelijkheid overschat. Maar dat zit 'em dan in de sleur en in de bijgelovigheid. Soms vraag ik me af, of de doop voor sommige mensen wel zo heel veel meer is dan een stukje chris telijke folklore. Tenslotte het waarschuwende karak ter van de preek in verband met de toe nemende randkerkelijkheid. Mag ik dit bewaren als onderwerp voor een apart artikeltje A. D. Wij zijn gewend geraakt aan het zien van massademonstraties. We hebben de optochten van Ds. King gezien en nu de armoetocht achter de ezelkar naar het Witte Huis, waar de regering zetelt. We hebben indertijd de in rellen (geen relletjes!) ontaardende betogin gen in Amsterdam aanschouwd. Ver leden week hebben we de studenten op de barricaden in Parijs gezien, vechten de met de politie. En we hebben de be schouwingen daarover gehoord en ge lezen van verschillende kanten. Die beschouwingen waren belang wekkend, maar helemaal duidelijk werd het toch niet. Wat mij opviel was het toenemende succes van de pogingen der 'studenten om zelf orde op zaken te stellen. Wat de politie niet gelukte, lukte in toene mende mate aan de eigen zgn. Orde diensten. Blijkbaar zat er dan toch meer achter dan alleen maar herrieschopperij. Maar wat precies dan wel In landen met een gezonde democra tie is het protest in deze vorm overbo dig. Maar in .welke landen is de demo cratie nog gezond In dictatoriaal ge regeerde landen is alle protest onmoge lijk. Maar in de ,,half-dictaturen" zoals in Frankrijk onder de Gaulle en in Duitsland onder Kiesinger is de buiten parlementaire actie de enige mogelijk heid. Want in de genoemde landen stelt het parlement al heel weinig voor. Heel duidelijk werd, dat in een groot aantal landen ik denk ook aan Italië en aan Spanje de jonge generatie tot en met ontevreden is met de gang van zaken. De critiek uit zich op de achter gebleven structuren van het uni versitaire onderwijs. Maar dat hangt natuurlijk samen met de gehele maat schappelijke situatie in die landen. Hier in Nederland zijn er ook on houdbare toestanden. Er zijn collegezalen, waar honderden studenten zonder tafels op elkaar ge propt zitten en staan en zo hun dictaat moeten proberen te maken. De docent kan zich alleen maar verstaanbaar ma ken door middel van luidsprekers. En als de professor iets duidelijk wil maken op een bord, moet hij dat doen met koeien van letters en figuren. Anders kunnen de achterste rijen het niet zien. De geboortegolf van vlak na de oor log overspoelt nu de collegebanken. In sommige faculteiten is de toestand, voor studenten en docenten, niet meer houdbaar. En tegelijkertijd zagen we op het scherm van onze T.V. een muziekschool in de Achterhoek, die door officiële personen werd geopend en die ander half millioen had gekost. De mooiste van West Europa. Als je dat alles hoort en ziet, zet je toch ook als bezadigde oude heer, hier en daar een paar vraag tekens. Zeer opmerkelijk waren de protest bewegingen in Duitsland. Na de ongedisciplineerde betogingen en gevechten tegen de krantenkoning Springer, hielden we ons hart vast toen de studenten van alle kanten in West- Duitsland bij massa's optrokken naar Bonn om bij de regering te protesteren tegen het plan om „noodmaatregelen" te mogen treffen zonder dat het parle ment daar iets over te zeggen krijgt. Dat betekent, dat de ,,half-dictatuur" in Duitsland vervangen dreigt te wor den door een echte. Het protest der studenten gold voor al Kiesinger, die van af het eerste uur van het Nationaal Socialisme tot het laatste een aanhanger van Hitler is ge weest. Wat mij van deze studentenbetogin gen het meest opviel, was hun eigen discipline. En wat voor Duitsers iets ongehoords is ze liepen Ze liepen of ze holden. Maar ze vormden geen marcherende troep. Ze deden niet nationalistisch en nog minder militaristisch. Er is dus blijkbaar toch iets aan het veranderen. Men zei vroeger wel eens, een beetje hatelijk 3 Engelsen, dat is een club, 3 Fransen (dat ben ik vergeten), 3 Nederlanders, dat is een nieuwe Kerk- formatie en 3 Duitsers, dat is een mi litaire colonne. Dit is dus gelukkig niet meer waar. U hebt gezien en gehoord, dat de Franse regering bereid is om critiek te aanvaarden. Ik hoop niet noodgedwon gen, maar van harte. Die wijsheid wen sen we ook de Duitse regering toe. Dat klinkt misschien erg eigenwijs. Maar we zijn nu eenmaal geen toe schouwers zonder meer. Doch belang hebbenden. Ik kijk tenminste heel anders naar Oliver Twist dan naar het nieuws en de documentaires. A. D. De „Groep van Achttien" samen gesteld uit vertegenwoordigers van de drie confessionele partijen in Neder land hebben de resultaten van hun beraad-tot-nog-toe neergelegd in een interim-rapport. Dat wil zeggen, dat we er nog meer van zullen horen. Drs. G. N. Lammens geeft in Jong Gereformeerd een samenvatting van dit m.i. uiterst belangwekkend rapport. Hij volgt de vier hoofdstukken op de voet. De gecursiveerde woorden zijn letterlijk aanhalingen uit dit rapport. Het overige is een knappe samenvatting door Drs. L. I. Principiële uitgangspunten. Het rapport zet in met een getuige nis omtrent de samenhang van evange lie en politiek. Het koningschap van Christus omvat heel de wereld. Daarom is zijn evangelie een kracht tot vernieu wing van enkeling èn samenleving. Dit betekent, dat het evangelie enerzijds kritisch staat tegenover de bestaande orde het brengt het kwaad en het on recht in de samenleving aan het licht anderzijds is het een krachtige impuls tot vernieuwing. De samenleving be hoort zo te zijn ingericht, dat alle men sen hun rechtmatige ontplooiingskansen krijgen. Nu zal ieder christen met het boven staande instemmen. Betekent dit echter ook, dat men op grond hiervan tot een christelijke partij formatie moet komen? Het rapport beantwoordt deze vraag bevestigend. Want op deze wijze kan de evangelische boodschap op de meest vruchtbare wijze in de politiek tot uit drukking worden gebracht. Bovendien is zodoende een gemeenschappelijke be zinning op een door het evangelie ge- inspireerd beleid mogelijk, wat binnen een niet-christelijke partij formatie on mogelijk is. Zo'n voortdurende bezin ning is noodzakelijk, omdat het evange lie nu eenmaal geen uitgewerkte poli tieke gedragsregels geeft, maar inspi reert tot een visie op mens en maat schappij, waaruit een politiek beleid moet voortvloeien. Ook in de huidige tijd geven de Acht tien daarom voor ons land de voorkeur aan een politieke partij die geïnspireerd door het evangelie, streeft naar vernieu wing van de samenleving. Het eerste hoofdstuk loopt da.n uit op een opsom ming van concrete punten voor een ge zamenlijk program, die in het vervolg nader geconcretiseerd zijn. Vredespolitiek - Ontwikkelingslanden. Het is van groot belang, dat in het politiek beraad de meest dringende vraagstukken ook voorop staan. Daar om mag het ons niet ontgaan, dat het rapport in de eerste plaats aandacht schenkt aan de problematiek rondom de wereldvrede en de ontwikkelingslanden. Op welke punten zijn de Achttien tot een gemeenschappelijk standpunt geko men en wat is dat Uitgangspunt is om met Paus Paulus VI te spreken - „een ernstig zieke wereld", waarbij vanzelfsprekend is gedacht aan de schrijnende tegenstel ling tussen de arme en welvarende lan den, de overleefde en knellende maat- FEUILLETON door HERMAN DE MUINCK 22) Meer niet. Lucie voelde onmiddellijk aan, dat die ene letter afkeuring betekende. Zij verwachtte een uitval van Heieen, maar die bleef uit. Wie Alfred was, begreep zij, want Loes had, toen zij in het restaurant in Scheveningen zaten, op haar manier verteld, dat Heieen omgang had met een student van adel. „Die meent er natuurlijk niets van", had zij er eigenwijs aan toegevoegd, niet meedelend, dat die mening uit de koker van Hermien kwam. Over Leiden werd. niet meer gepraat, ook niet aan tafel, waaraan niet ongezellig geconverseerd werd, hoewel Heieen tekenen van ongeduld liet blijken. Dat was te be grijpen, want ze moest zich nog verkleden alvorens te kunnen vertrekken. Met een nonchalant „Tot morgen ochtend" verliet zij, nadat het maal beëindigd was, de kamer. Een half uurtje later sloeg de voordeur dicht. Lucie moest bekennen, dat de avond gezellig verliep. Na met Hermien de vaat te hebben gewassen Loes was naar boven voor haar huiswerk zaten oom en tante met de beide meisjes in een goed verwarmd zij vertrek. Er was niet de minste spanning. Integendeel. Oom Jochem was op een gegeven moment op zijn praatstoel. Hij vertelde uit zijn jeugd in Zeestad hoe hij en zijn broer, Lucie's vader, kwajongensstreken uithaalden en door de kleine Capon, die was hoofdagent van de ge meentepolitie, achter de broek was gezeten. Hij was zo opgewekt, dat Hermien haar moeder verbaasd aankeek. Maar die toonde niet de minste verbazing, ging nota bene ook herinneringen uit haar jeugd ophalen. Maar die had zij niet uit Zeestad. Ze was geboren en getogen in Rot terdam. „Ja, ik ben nu eenmaal een stadskind, Lucie. Met geen mogelijkheid zou ik op het platteland kunnen wonen." „Nu, Zeestad is ook leuk, hé, oom „Dat was het. Maar nu ben ik er toch aan ontgroeid. Het kleinsteedse viel me rauw op het lijf, toen ik er deze zomer was." Even stilte. Want dat „toen ik er even was" hield verband met het overlijden van Lucies moeder. Loes, met veel lawaai, kwam de stilte verbreken. Zij was gereed met haar huiswerk en zocht de gezel ligheid, hoewel zij een leesboek in haar handen had. Lucie diepte uit haar handtas een adres op. „Hoe kom ik in de Van Alkemadelaan vroeg zij. „Met lijn 8, hier vlakbij, naar het Spui overstappen op lijn 14, die loopt door de Van Alkemadelaan," wist Hermien. „Dat klopt," zei Loes. „Als je er heen wilt en ik ben vrij, zal ik je er wel brengen." „Dat is lief van je. Maar met even vragen kom ik er ook wel." „Wonen daar lui, die je kent, Lucie?" „Neen, oom. Ik zou er juist kennis mee gaan maken en heb beloofd, niet lang te zullen wachten. Zij weten, dunkt me, dat ik al hier ben. Het zit zo die mevrouw, zij heet Langeveld, is een vroegere vriendin van mevrouw Fottema, de domineesvrouw van Westgouwe." „O, die heb ik op de begrafenis ontmoet, niet Lucie knikte. „Zij zou schrijven, dat ik enige tijd in Den Haag kwam, en vond, dat ik er eens kennis moest gaan maken, om ook eens andere mensen te ontmoeten." „Geen gek idee. Langeveld 'k Wil eens even kijken of ze telefoon hebben. Of heb je soms het nummer „Neen, oom." Even later deelde oom Jochem mede, dat de Lange- velds inderdaad telefoon hadden. „Dan bel ik morgen wel even op en vraag belet." 't Was niet nodig. Want nauwelijks een kwartier later rinkelde in de gang de telefoon en kondigde Hermien aan „Voor jou, Lucie". „Voor mij „Ja, 't is die mevrouw Langeveld, over wie je sprak." „O, dat is aardig." „Tante, ik ga er morgenmiddag een kopje thee drin ken," zeide Lucie, terugkerend in de kamer, ,,'k Vind het erg vriendelijk, uit zichzelf te bellen." De volgende morgen was mevrouw Van Adrigem kort aangebonden en verstrooid, al hield zij zich voor Lucie zo goed mogelijk. Hermien was aan het ontbijt, Heieen was in geen velden of wegen te bekennen. In de keuken zei Hermien „Trek je maar niets van mama aan en praat zo weinig mogelijk met haar. Ze is woest op Heieen. Volgens mama kwam die vannacht om drie uur thuis. Ik heb haar niet gehoord." „Om drie uur vroeg Lucie verstomd. „Maar dan is het al morgen. En dan rijdt er toch geen trein?" „Neen, natuurlijk niet. Mama hoorde getrappel van paarden en luid gelach. Ze waren dus met een rijtuig. Zo bont heeft Heieen het nog ngoit gemaakt. Dat doet een fatsoenlijk meisje niet. Nu ja, we zijn een enkele keer weieens laat, na een bal of zo, maar dan zijn we ook met elkaar. Ik kan begrijpen, dat mama woest is, maar 't zal niet veel baten." Lucie gaf geen antwoord. Wat moet je daarop nu zeg gen Toen zij ongeveer half twaalf naar haar kamer ging, vernam zij twee deuren verder harde stemmen. Er was hooggaande ruzie tussen tante en Heieen. Lucie haastte zich naar binnen, om niets te horen. Zij ging ook zo gauw mogelijk weer naar beneden. Toen was de herrie nog aan de gang. Ook aan de koffietafel verscheen Heieen niet. Mevrouw Van Adrigem sprak feitelijk geen woord. Haar gezicht leek wel een grote donderwolk. „Wat is er toch eigenlijk aan de hand?" vroeg Loes plotseling. „Niemand zegt een stom woord. En waar is Heieen „Eet nu maar," zei haar moeder stroef. „Die bui drijft wel over." „Alle mensen, heeft grote zus de bokkepruik op spotte Loes. „Dat komt er van, als je „Hou je mond en bemoei je met je eigen zaken," beval haar moeder op scherpe toon, zó, dat Loes er van schrok en zweeg. Lucie hoopte vurig, dat ze bij de Langevelds een gezel lig, tweede tehuis zou vinden, want dit hier. Nu was zij hiervnog geen twee dagen en zij had er eigenlijk al genoeg van. Als papa geweten had, dat hier als kat en hond werd geleefd, zou hij haar dan naar Den Haag gezonden hebben? (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1968 | | pagina 2