Ds J. v. d. Leek jubileert Ofncïële berichten DE WEDERZIJDSE Bij de Presbyters DOOP-ERKENN1NQ Kerkdienst met Lichtbeelden „HONDEMASTATE" Het was een genoegen te luisteren naar het betoog van de heer Hoogen- dijk. Hij was principiëel, actueel en zeer terzake kundig. Het aantal predikanten onder de aan wezigen was helaas niet groot. A. D. Zondag 19 februari 1928 kreeg de Gereformeerde Kerk van -Zaltbommel na ruim een jaar vacant te zijn geweest weer een eigen predikant. Nadat ds. F. Slomp, zijn studievriend, hem in het ambt had bevestigd, deed ds. J. van der Leek zijn intrede in Zaltbommel. Sinds dien zijn er veertig jaar verstreken, bijna 4600 preken gemaakt, tal van catechi santen geleid naar de openbare geloofs belijdenis en tal van andere zaken ge daan in het Koninkrijk van God. Op 9 augustus 1931 verwisselde ds. Van der Leek de kerk van Zaltbommel voor die van Badhoevedorp, terwijl hij op 20 april 1947 naar Kapelle-Biezelinge kwam, waar hij tot zijn emeritaat op 1 augustus 1963 bleef. Thans is hij als zeventigjarige nog werkzaam als gees telijk verzorger van een bejaardencen trum in Hengelo. Zondag 11 februari werd dit 40-jarig ambtsjubileum herdacht in een kerk dienst in Kapelle-Biezelinge. Ds. Van der Leek preekte over Zacharia 1:1. In een persoonlijk woord na de preek sprak hij zijn dank uit voor alles wat hem in'de afgelopen jaren geschonken was en vertolkte hij zijn dankbaarheid voor de wijze, waarop dit jubileum herdacht werd. Namens kerkeraad, ge meente, classis en diverse afgevaardig den sprak de plaatselijk predikant ds. Van der Leek toe. Zaterdag 10 februari hadden al velen de gelegenheid aangegrepen om ds. en mevrouw Van der Leek te feliciteren. Op een druk-bezochte receptie zagen we behalve mensen uit de kerkelijke ge meente afgevaardigden van verschillen de kerkelijke en burgerlijke instanties. Ook allerlei oud-inwoners van Kapelle waren voor deze gelegenheid nog eens op hun oude basis teruggekeerd. Ver schillende geschenken werden overhan digd. Moge de Koning der Kerk ds. en me vrouw Van der Leek ook in de komende jaren nabij zijn en sterken. Geve Hij hen een goede levensavond. H. R. JUCH. Ook namens de Redactie van de Zeeuwse Kerkbode, waarvan ds. v. d. Leek eertijds deel uitmaakte, een hartelijke gelukwens. De ouderlingen in de Classis Middelburg, worden uitgenodigd tot het bijwonen van de ouderlingen-cursus, die D.V. gehouden zal worden vrijdag 23 febr. a.s., 's avonds 8 uur, in het lokaal achter de Hofpleinkerk te Middelburg. Ds. Helderman zal een onderwerp in leiden over „Onze omgang met de Bijbel". Namens de Geref. Kerk te Arnemuiden, G. S. Ocgcma, praeses. S. C. Klaasse, scriba. De wederzijdse dooperkenning die tussen de rooms-katholieke kerk en de gereformeerde kerken tot stand kwam is 'n werk van anderhalf jaar. Alle woorden, zo zouden we het kunnen zeggen, zijn wel meer dan eenmaal ge wogen en de tekst is zo nu en dan wel eens grondig gewijzigd. Toch mogen we, m.i. zeggen, dat juist daarom in deze dooperkenning ieder vals oecumenisme is geweerd. De dooperkenning begint immers metde vaststelling, dat er op onderscheiden punten verschil van opvatting is tussen de gereformeerde kerken en de rooms- katholieke kerk ten aanzien van de doop. Reformatorisch gezien zijn doop en avondmaal immers tekenen en ze gels, rooms-katholiek gezien zijn ze dit ook wel, maar er komt Trentiaas volgens Trente) nog iets bij. De sacra menten geven immers rooms-katholiek gesproken ook uit zichzelf de genade in min of meerdere maten. Nu moet ik eerlijk gezegd er bij zeggen, dat dit laatste in de rooms-katholieke moderne theologie geweldig wordt afgezwakt, maar dit neemt toch nog niet weg, dat de officiële leer anders luidt. Wat hier verder in dit stuk gedaan wordt is niets anders dan de officiële erkenning van datgene wat in onze ker ken altijd gedaan werd, maar in de rooms-katholieke kerk nogal eens werd verwaarloosd. In onze kerken immers werd zonder meer de rooms-katholieke doop, ook de nooddoop, aanvaard. Ik zou niet kunnen zeggen of binnen de rooms-katholieke kerk iedereen die de nooddoop ontvangen heeft, dit zou we ten. Ik kan mij best voorstellen, dat binnen de rooms-katholieke niemand, al is hij daarvan het onderwerp geweest, dit ooit bewust heeft ervaren. Het is duidelijk, omdat binnen de reformatie, het eerst en vooral gaat om het geloof, dat men aan de doop enigszins minder aandacht schenkt (wat nog niet wil zeg gen, dat men de sacramenten verwaar lozen moet) en dus zeker niet over- doopt. Binnen de rooms-katholieke kerk I Het is al over-jarig koren geworden, dat ik nu ga schrijven over de confe rentie van de Zeeuwse ouderlingen. O, het voornemen is vaak zo goed en de belofte zo gul. Op de persconfe rentie is het een genot om gast te zijn van de fam. Olthoff en een regen van toezeggingen daalt over A. D. heen. Was hij niet zo nuchter, onze hoofd redacteur, dan zou er de gedachte bij hem kunnen zijn ,.Ik hoef straks geen letter meer te schrijven". Och, de do minee van Gapinge zal nog z'n mede werkers serieus nemen. Maar of de ver huizing van het grote Heemstede naar de veel kleinere kerk op Walcheren vermindering van werk voor Ds. Don- dorp betekend Ik durf het te betwij felen. In ieder geval porren, meer kerkelijk gezegd stimuleren vraagt tijd is de doop echter, gezien de leer van Rome, primair, niet alleen voor het zijn in Gods genade, maar ook als het eer ste en noodzakelijke sacrament om an dere sacramenten te kunnen ontvangen. Vandaar dat men in de rooms-katho lieke kerk nog al eens overdoopte. Deze praktijk heeft nu door deze wederzijdse dooperkenning definitief 'n einde ge nomen. 'n Moeilijkheid die bij deze weder zijdse dooperkenning speelde was wel, degelijk de vorm van doopbediening. Het is zonder -meer duidelijk, dat hier ieder formalisme moest worden geweerd, van de andere kant is het ook zo, dat hier moest gebeuren datgene wat Chris tus geboden heeft. Vandaar dat ook een simpele bevochtiging, ofschoon voor minder juist gehouden, toch niet de doop ongeldig maakt. Dat de formule geen moeilijkheid be vatte, was, daar in de gereformeerde kerken en in de rooms-katholieke kerk Trinitarisch wordt gedoopt, zonder meer duidelijk. Dat de nooddoop meer moeilijkheden opleverde, was van reformatorische zijde ook wel te begrijpen. De bedienaar van de doop is immers bij de nooddoop niet 'n bedienaar van de rooms-katho lieke kerk, maar 'n willekeurig iemand. Afgezien van het feit, dat deze nood doop geregistreerd wordt en ook nog ambtelijk in het openbaar wordt vast gelegd, is het wel duidelijk, dat de moei lijkheid hier de bedienaar bleef. Daarom hielden de gereformeerde kerken er aan vast, dat zulke doopdiening niet mag geschieden dan zonder machtiging van de kerkelijke gemeenschap, voor wiens rekening deze doop wordt toegediend. Al met al kunnen we zeggen, dat hier niet méér gebeurd is dan vastge legd datgene wat reeds de praktijk was in de hervormingseeuw. 'n Pluspunt is het echter, dat in deze wederzijdse dooperkenning ook tot uitting komt dat de >rooms-katholieke kerk de gerefor meerde kerken als kerk erkennen. M. V. DE CRAENE. en energie en geduld en zelfbeheersing. Het behoort niet tot de kerk-stijl om je medewerkers door elkaar te ramme len. Toch zullen de handen van Ga- pinge's pastor wel eens jeuken. De krant moet elke week maar weer vol. En je wilt je initialen niet zetten onder holle artikelen. Het kerkvolk, luisterend of lezend, stelt z'n eisen en heeft z'n critiek. Elk A. D., dat meer dan twee keer in het kerkblad staat, is een aan klacht tegen de medewerkers. J' accuse Maar me-zelf dan wel in de eerste plaats. Dan kan er zijn de bonte en blauwe ergernis, dat vele kerkleden er een handje van weg hebben om het werk aan anderen over te laten. Maar alle ergernis, hoe fel gekleurd ook, is zinloos en effectloos, als je zelf in ijver en trouw je niet precenteert als een „voorbeeld der kudde". Och ja, deze woorden zijn wat zwaar geladen. En Ds. Dondorp zal er van overtuigd zijn, dat de vijftien mannen-broeders van zijn staf alle naar een vol agendum werken. Toch, toch, onze naam is niet een vlag, moet niet alleen in de kop van het blad „prijken", maar ook onder artikelen staan. Opdat de hoofdredac teur niet bezwijke Ik weet secuur zo denken mijn collega's van de redac tie er ook over. Alleen de weg van de gedachte tot de daad is vaak zo lang. Het is zo echt „naar het vlees", als je 't een ander voor je laat doen. Over de Presbyters dan D.V. onder II. Arnemuiden G. S. OEGEMA. Zondagavond, 28 januari, is in de Getuigeniskerk te Middelburg de eerste van een reeks experimentele jeugddien sten gehouden. Eind 1967 heeft de K.A.Z. (Kerke raad Algémene Zaken) de jeugddienst commissie toestemming gegeven tot het organiseren van een viertal dergelijke diensten. In verschillende kerken in den lande heeft men in dit opzicht reeds een ze kere ervaring opgedaan. Doch voorzo ver mij bekend was dit de eerste expe rimentele dienst in gereformeerd Zee land. Vandaar dat er opvallend veel jon geren aanwezig waren. Ik zag jonge mensen uit Serooskerke, Grijpskerke, uit Vlissingen'en Souburg. Vanuit heel Walcheren was men op komen zetten. In de afgelopen week heb ik met ver schillende-jonge mensen over een en ander wat nagebabbeld. Het bleek, dat ze zich, zonder uitzondering, door deze opzet bijzonder sterk aangesproken voelden. Waar het dan in zat, het bijzondere of, zo U wilt, het experimentele van deze dienst Allereerst was het de combo, die op voortreffelijke wijze de samenzang be geleidde. Het was gewoon fijn op dit ritme de veelal nieuwe liederen te zin gen. Vermeldenswaard zijn zeker de songs, ten gehore gebracht door het Ambonezen-koor, de Beth-Cherem-Sin- gers. Ze brachten je echt dichterbij. Natuurlijk werd de liturgie, opgesteld door de jeugddienstcommissie, ook gro tendeels door jongeren geleid. Zij na men ons mee in de gebeden en de le zingen. Het was de prediker, Ds. Eikelboom, die ons op zijn eigen fijne wijze achter het spreken van de bijbel de Sprekev liet zien. „Die God mogen we letterlijk -op Zijn Woord nemen". Doch voor mij was het grote experi ment in deze dienst de lichtbeelden, die tijdens de lezing van Gen. 1 op de muur Van de kerk Gods schepping voor onze verbaasde ogen uitbeelden. „En God zeide Er zij licht". En je zag het licht, worden. „En God zeide Dat de wateren on der de hemel op één plaats samenvloeien en het droge te voorschijn kome." En je zag het water zich scheiden van het land. „En God zeide Dat de aarde voort- brenge levende wezens naar hun aard, vee en kruipend gedierte." En je zag FEUILLETON door HERMAN DE MUINCK 10) HOOFDSTUK IV. „Hij is weer eens in een pestbui," fluisterde het meisje een ambtenaar in het oor. De man keek naar lochem van Adrigem en haalde lich telijk de schouders op. „Niks van aantrekken," fluisterde hij terug, ,,'k Heb het ook al gedacht. Zeker met het verkeerde been uit bed gestapt of ruzie met zijn vrouw gehad." Niks van aantrekken Ja, hij kon makkelijk praten, dacht het meisje. De „pestbui" betekende, dat er die hele dag, en zeker niet de hele morgen, geen woord gezegd mocht worden dan strikt voor het werk noodzakelijk was. Anders geen grapje, geen gelach. Want dan kreeg je van de chef, die in een slecht humeur was, de wind van voren. Neen, dat was niet mooi meer. Inderdaad had de ambtenaar gelijk 't was die morgen bij Van Adrigem thuis weer uiterst onaangenaam geweest. Voor de zoveelste maal had zijn vrouw hem verweten, dat hij wel een prul moest zijn. Nu al jaren werkte hij op het departement. En promotie Ho maar Nu ja, hij had het gebracht tot chef van een kleine afdeling, vijf man personeel (hijzelf inbegrepen) en verder zou hij het wel niet brengen. Dat geloofde hij trouwens zelf ook, al be greep hij niet, waarom hij telkens werd gepasseerd. Jochem van Adrigem bladerde verstrooid en humeurig in de stukken op zijn bureau. In werkelijkheid voerde hij niets uit. Tegen zijn gewoonte, want hij was ontegenzeg gelijk een harde werker. Maar zijn hoofd stond er nu niet naar. Zijn gedachten waren bij de scène, die morgen, met Suze, die hem weer eens verweet, dat hij geen promotie maakte. Maar daarover ging het per saldo niet. Dat kon haar niet schelen. Tot haar kennissen zeide zij toch steeds, dat haar man referendaris op het departement was. Er was niets van waar. Hij was ettelijke graden lager in rang. Maar van .haar positieve leugen bloosde zij niet eens. Zij had het al zo vaak gezegd, dat zij het zelf ging geloven. Neen, promotie op zich liet haar koud. Maar promotie hield hoger salaris in en voor geld was zij hoogst gevoelig. „Ik kan het toch niet helpen, dat ik geen promotie maak," had hij die morgen weer eens nijdig uitgeroepen. „Dat kun je wel," had zij teruggeraasd. „Je bent een nul. Je praat niet van je af. Een sul ben je. Je vindt alles maar goed." Zij had hem weer eens diep vernederd. Gelukkig waren zij alleen aan het ontbijt geweest. Lucie, de jongste, was al naar school. En Helena, zijn oudste, en Hermien, zijn middelste dochter, waren nog niet beneden. „Je moet eens van je afbijten," had zij hem toegebeten. „Je bent nodig aan salarisverhoging toe. Of dacht je soms, dat ik het geld niet kon gebruiken Ja, dat kon zij zeker, overwoog hij. Zij had veel geld nodig. Overwogen huishouden kon zij niet. Een dubbeltje omkeren vóór zij het uitgaf was taboe. Zij was in één woord verkwistend, koopziek. Op het eten bezuinigde zij zo veel mogelijk; 't was thuis heus geen vetpot,-dat was hij vroeger anders gewend. Maar gasten ontvangen en die goed onthalen, daarvoor stond zij bekend. En kleren, ho maar. De beide dochters waren niet anders, al moest hij toegeven, dat de ergste op dat punt Heieen was. 't Was waar, dat hij niet bepaald een dik salaris had. In particuliere bedrijven was wel iets meer te verdienen. Maar zijn vrouw (hij had het haar zo vaak gezegd) ver gat, of wilde er niet aan, dat hij een rijksbaan had, waar aan pensioen verbonden was. Kom nu eens in het parti culiere bedrijf Nu ja, er was een heel goed bedrijf in Twente, dat voor zijn personeel een verzekering had af gesloten, zodat het op de oude dag een pensioentje had. Misschien waren er nog enkele van die bedrijven. Maar al met al kwam het hierop neer, dat je, als je oud was geworden, aan je lot werd overgelaten. Je kon op een houtje bijten, als je kinderen niet bijsprongen. En dan weet je het wel. Ja, wettelijk moesten zij het doen, maar als er nu niet was Dan verviel je in de armenwet, die ook maar een fooi betaalde. Je leed fatsoenlijk armoe. En nu had hij dan toch maar pensioen, als hij vijf en zestig werd. Bovendien liep er een, zij het niet al te hoog, levensverzekering, die ook soulaas bood. Maar er hielp geen praten tegen. Hij was een nul en een sul, dat hij niet meer verdiende De scène van die morgen (het was er van weerszijden heftig toegegaan) zat hem dwars, meer dwars dan anders het geval was. Wat moest hij er toch aan doen Hij was de vorige dag uit Zeeland teruggekeerd. Dat was feitelijk de aanleiding tot de scène geweest. Was hij er maar niet heengegaan Maar ja, dat ging toch ook niet. Zelfs Suze was het met hem eens geweest. Als daar plotseling een rouwkaart komt, dat je schoonzuster, de vrouw van 'je broer, door een „noodlottig ongeval" is overleden, dan kun je toch niet volstaan met een briefje van rouwbeklag te zenden, te meer niet, waar er onder gedrukt was, dat de ontvanger werd genodigd. Aanvan kelijk had Suze ook mee willen gaan. Zij was nieuws gierig naar wat er nu aan dé hand was geweest. Ja, Janny van Albert was zwak en ziekelijk geweest, een zwak hart en zo, maar ze was overleden door een „noodlottig onge val". Wat kon dat nu zijn Van de trap gegleden of zo iets En toen was van schrik het hart blijven stilstaan Enfin, het eind was, dat hij alleen naar Zeestad en daarna naar Schouwenburg was gegaan. En te weten was ge komen, wat er nu eigenlijk gebeurd was. Zijn gedachten tolden door elkaar. Hij was de scène even vergeten en vertoefde op de begrafenis. Vooral de droefheid van Lucie, zijn nicht, had hem aangegrepen. Hij had haar altijd gemogen, al ontmoette hij haar niet vaak. Een lief kind, het evenbeeld van haar moeder. Ze was in zijn ogen wat bekrompen door haar godsdienstige overtuiging, evenals Janny dat was geweest, maar nou ja, dat neem je op de koop toe. De begrafenis zelf Een beetje, of liever veel zemelarij. Die dominé, hoe heette de man ook weer O ja, Fottema, had natuurlijk een stuk uit de bijbel gelezen e:i toen (het gebeurde alles op „Hon- demastate'j een toespraak gehouden, waarin hij zeide, dat het verdriet voor man en dochter wel erg was, maar zij moesten de geliefde dode de rust niet misgunnen, want die was, daarvan was hij overtuigd, nu in de hemel. Lieve tijd, hoe wist die man dat (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1968 | | pagina 2