eeuwóe 3£erkbade woRöen als een kinö OICIT7 r OORLOG en ^Drede^i I de gsm eeritej JL^ Ds A. KONING jk js 22e JAARGANG No. 27 18 JANUARI 1968 „Ik worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERK IN ZEELAND. Hoofd-Redacteur Dr. A. DONDORP, Gapinge, Telefoon (0 1189) 4 70. Redactie en medewerkers Ds. B. Wentsel, Brouwershaven J. A. v. Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen; Ds. J. Bosman, Vrouwenpolder Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Ds. H. Eikelboom, Heinkenszand Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. W. Kat-s, Apeldoorn Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Dr. J. H. Becker, Nieuwerkerk. Adres voor opgave advertenties en predikbeurten Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Abonnementsprijs 4,per halfjaar bij vooruitbetaling. Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager. Losse nummers 15 cent. Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 vv Ik raad U Mijn oog is op U. Ps. 32:8b. Psalm 32 begint met een jubel op de zaligheid van de vergeving. Gods genade begint altijd met vergeving. Want er is niets zo ellendig als te blijven lopen met onvergeven zonden. Wat een verlossing is datals het tussen God en ons weer „goed" gekomen is. Dat is immers al zo tussen twee mensen. Onvergeven zonden drijven voort op de weg van kwaad tot erger. Maar wanneer die chantage van het kwaad is doorbroken door belijdenis en ver gevingkunnen wij weer blij leven. Maar de Here laat het niet bij vergeving. Hij doet ons in badmaar trekt ons ook schoon goed aan. Het doopwater betekent immers afwassing der zonde, maar ook ver nieuwing van het leven. Daarin behandelt de Here ons als kleine kinderen die leren lopen. Hij leert ons wandelen. Daartoe geeft hij ons raad en verliest ons geen ogenblik uit het oog. Die raadgeving geeft bij ons door zijn geboden en beloften. Het is net een huiselijk taf reel. Eigenlijk nog meer als een moeder, die met haar kind bezig is dan als een vader met zijn zoon. „Toe danjagoed.zonee, zó nietja, zó Zo geduldig en vol liefde, een moeder bezig is met een kleuter, zo geeft de Here ons raad en is zijn oog op ons. Al^we nu maar niet te groot zijn voor deze kinder verhouding. En niet te eigenwijs om naar raad te luisteren. En met het begin beginnen (vergeving anders kruipen we weg voor die ogen op ons, in plaats van ons te verheugen in de Elere, die ons omringd met goedertierenheid (v. 10—11). A. D. Wij willen bidden voor de komende synodezittingen. Verschillende belang rijke zaken vragen nog om een beslis sing. Laten wij vragen om doortastend heid en besluitvaardigheid, maar ook om wijsheid en voorzichtigheid. Moge al wat besloten wordt zijn tot een zegen voor onze kerken en de we reld, waarin wij de Heer dienen. DE AARDE IS DES HEREN Psalm 24. Wie zal haar betreden wie zal gaan over de vlakten zonder beangst te zijn wie zal staan in het hart van het oerwoud zonder vrees wie zal de steden doorlopen zonder onrust wie zal aan het venster zitten •- zonder gekweld te zijn Hij heeft haar gebouwd aan de zee en aan de rivieren heeft Hij haar vastgemaakt. Wij wonen op wankele plaatsen onze huizen staan op de hoeken der wegen zij staan in het weer als blindgeborenen wij denken aan morgen vjie zal de wegen beklimmen in de nacht wie zal de deur vinden in het donker wie zal rusten in vrede Opent uw handen en wacht, wacht geduldig houdt uw lichaam gereed in de ramen maakt uw huizen doorzichtig opent uw ogen en zie de verwachting spant zich reeds als een boog over de straat Hij nadert langzaam uw koning Hij rijdt naar de kroon van Zijn Namen. Evert Poort Wij bidden om vrede tussen Israël en de Arabische volken. Nog altijd is het in het Midden-Oosten geen vrede en het ziet er nog niet naar uit, dat het daar spoedig toe komen zal, nu Rusland de Arabische landen her bewapent en het oorlogsvak deskundig onderwijst. Laten wij, gelovende in Hem, die de Vredevorst is, en bij wiens geboorte engelen zongen „Vrede op aarde", tegenover deze macht die de oorlog bevordert, de kracht van het een drachtig gebed stellen dat het moge ko men tot een waarachtige en rechtvaar dige vrede in het Midden-Oosten. Op 72-jarige leeftijd is vorige maand te Woerden overleden ds. A. Koning, sedert 1 juli 1962 emeritus-predikant van de Kerk van Oud-Vossemeer. Van de bijna 37 jaar van zijn actieve dienst als predikant bracht hij er 30 door in Zeeland. Begonnen in Sint Laurens, verwisselde hij dit voor Barchem, van waar hij in Zeeland terugkeerde als predikant van Oud-Vossemeer. Met ds. Koning is een markante fi guur en een beminnelijke persoonlijk heid heengegaan, die niet alleen in zijn naaste omgeving, maar ook in heel Zee land invloed oefende en vertrouwen ge noot. Dit mede doordat hij van 1954 1960 deel uitmaakte van de redaktie van de Zeeuwse Kerkbode en ook daar na nog wel in dit blad artikelen van zijn hand verschenen. Hij was iemand bij wie de pastorale kant van het predikantswerk bizonder accent verkreeg zowel door zijn speci fieke gaven daaromtrent als door zijn voorliefde, naar het mij voorkomt, voor de herderlijke arbeid. Beide gaan trou wens meestal samen. Dat kwam ook tot uiting in zijn pers- werk. Zijn vossenjacht in de Zeeuwse Kerkbode onder een kop van geweer en weitas had dan ook niets met Nimrod, maar wel alles te maken met de op dracht van de Here Jezus Christus aan zijn dienaren om zijn schapen te wei den. Het waren artikelen, waarnaar in zonderheid de ouderen met graagte gre pen, in menig geval vóór al het andere. Dit perswerk en trouwens heel het optreden van ds. Koning getuigde van wijsheid en mensenkennis. Wat kon dat ook in kerkelijke vergaderingen aan de dag treden. Hoe kon hij door een kwinkslag een gespannen situatie ont laden. Ik herinner me, hoe hij bij een clas sicaal examen examinerend, begon met echt smakelijk, zoals hij dat kon, te ver tellen aan de candidaat, dat hij zo heel graag examineerde, omdat hij dan altijd nog weer nieuws opdeed, dat vers van de hogeschool kwam. En daarom mijn heer, zo eindigde zijn inleiding, vertelt U mij eensen daarmee begon het onderzoek, dat het verloop van een aan genaam gesprek had. Wie aan ds. Koning terug denkt, is gedachtig aan zijn vriendschap, zijn be langstellend meeleven en gedenkt met dankbaarheid de gaven, waarmee de Heer der Kerk deze dienaar heeft willen toerusten en die vooral aan de kerken in ons gewest zijn ten goede gekomen. Zijn gedachtenis is tot zegen. S. v. W. Op verzoek van de redactie maak ik graag enkele opmerkingen over een vraagstuk dat de Christenheid ook in ons land intens bezig houdt. Maar terwijl ik dit neerschrijf, vraag ik me af of ik hiermee niet te veel heb gezegd. Houdt dit wereldprobleem van de eer ste orde ons werkelijk bezig Zijn wij niet te spoedig geneigd ons berustend neer te leggen bij het Bijbelwoord dat- er oorlogen en geruchten van oorlogen zullen zijn tot het einde der dagen Verschuilen wij ons niet vaak achter het oude axioma dat Nederland alleen een rechtvaardige oorlog zal voeren als het daartoe wordt gedwongen Kan men bij de ontwikkeling van de moderne oorlogstechniek nog spreken van recht vaardige oorlogen Zijn wij er niet te snel klaar mee eenzijdige atoomontwa pening af te wijzen op grond van het feit, dat het de Overheid dan onmoge lijk zou zijn om zich te weer te stellen tegen een over deze wapenen beschik kend onrechtvaardig geweld Op al deze vragen kan ik geen pas klaar antwoord geven, maar wij zullen er naar mijn mening wel ernst mee moe ten maken. Voor mijzelf aanvaard ik.de noodzaak van een leger en zou ik niet graag voet geven aan de gedachte dat iemand die beroepshalve of als dienst plichtige in de weermacht dient zich bezig houdt met een oneerbaar bedrijf. Het gevaar is altijd aanwezig, dat iemand die deze vragen oproept onmid dellijk met consequente pacifisten op één hoop wordt gegooid. Overigens kan men zich in slechter gezelschap bevin den dan bij hen die op Bijbelse gronden de absolute weerloosheid prediken. Sinds enige tijd functioneert in onze kerkelijke kring het z.g. Gereformeerd Vredesberaad, dat zich in grote ernst bezig houdt met vragen als de door mij gestelde. Men vindt onder de deelne mers aan dit beraad figuren als Dr. B. de Gaay Fortman, Dr. O. Jager, Ds. P. Joziasse, B. van Kaam, Ds. E. H. Na gel, Drs. A. Schippers, Drs. H. Schut (oud-missionair predikant van Middel burg), Ds. R. J. van der Veen, terwijl het voorzitterschap wordt waargenomen door Prof. Dr. J. Verkuyl. En hoewel ik het niet met alle uitgangspunten van het beraad eens ben en er ook onder de deelnemers nuanceringen bestaan meen ik toch, dat hun beschouwingen meer aandacht verdienen dan ze tot dusver in onze kerkelijke kring hebben gekregen. Prof. Verkuyl vertelt ergens, dat toen de bommen op Hiroshima en Na gasaki een einde maakten aan de Twee de Wereldoorlog in het Verre Oosten hij in een Japans gevangenkamp ver bleef. Op de daaropvolgende zondag werd door de gezamenlijke kampbewo ners het Heilig Avondmaal gevierd. Bij dit Avondmaal sprak een thans reeds overleden predikant ..De "dag van onze bevrijding is voorafgegaan door een gebeurtenis die men alleen maar met het woord „demonisch" kan weer geven en waarvoor alleen vergeving in het gebroken lichaam en het vergoten bloed van Jezus Christus is. Nu wij nog mogen -leven zal het onze roeping zijn om dat leven dat ons geschonken is o.a. te besteden aan de afschaffing en over winning van deze demonie". M.i. een getuigenis, dat nog niets aan betekenis heeft ingeboet. En dat was in 1945. Wanneer wij nu bedenken, dat de Russen in 1961 op Nova Zembla een bom hebben doen ex ploderen die 2850 maal zo sterk was als het projectiel dat Hiroshima trof, dan moeten wij ons afvragen of wij vol doende ernst maken met de roeping een einde te maken aan deze demonie. Ook tijdens en na het Hitler-regiem heeft men zich al met deze vragen bezig gehouden. Men veroordeelde de kolo niale, de radicale, de economische, de territoriale, de imperialistische oorlog. Maar als het ging om de gerechtigheid, om de bescherming van het leven van een volk en de handhaving van zijn meest-elementaire rechten, dan achtte men de oorlog als uiterste middel ge oorloofd, omdat „naastenliefde" het diepste motief was. Na de Tweede Wereldoorlog is de situatie ingrijpend gewijzigd. Atoom bommen en vergelijkbare moordwape nen deden hun intrede. En daarmee is het motief „naastenliefde" wel in een vreemd licht komen te staan. Want nu spreekt men wel van een „drukknop oorlog". Een druk op een knop en er gebeuren dingen die niemand kan over zien, ook niet degene die het bevel geeft de handle over te halen of de knop in te drukken. Deze explosieven vernieti gen al wat leeft en de uitwerking kan niet worden beperkt tot militaire doelen. Zij beschadigen de voortplantingscel- len, zodat misvormde kinderen ontstaan en tasten de plantengroei op onvoorstel bare wijze aan. Zij die deze wapenen hanteren weten letterlijk niet wat ze doen. Op realisme gebaseerde bereke ningen schatten het verlies aan mensen levens in een eerstvolgende kernoorlog op een 750 miljoen mensen, dat is 25 van de wereldbevolking. Deze feiten roepen ons tot bezinning, niet alleen op de kernwapens, maar ook op de vernietigende werking van andere radiologische, biologische en chemische verdelgingsmiddelen die reeds gemaakt of in voorbereiding zijn. Bij een oorlog van deze aard zullen er geen overwinnaars en overwonnenen meer zijn. De overlevenden heeft iemand gezegd zullen jaloers zijn op de do den. In de vroegere zg. conventionele oorlog betekende het bezit van wapenen de waarschuwing drijf mij niet tot het aanwenden van geweld. Het in voor raad hebben van deze wapens betekent: drijf mij niet tot .waanzin. Hier is geen sprake meer van bescherming van het leven, maar van vernietiging van het menselijk leven voor heden en toe komst. Tegen deze achtergrond worden in toenemende mate velen in het nauw gebracht door de vraag of het ethisch, neen Bijbels verantwoord is kernwapens te bezitten, ook al ziet men ze alleen als afweermiddel, als dreiging, als een po ging anderen van het gebruik van deze demonische middelen af te houden. We kunnen die verantwoordelijkheid niet uitsluitend afwentelen op de Overheid. Ook de kerken en de kerkmensen heb ben in dezen een taak zouden zij tot de overtuiging komen dat hier een on verbiddelijk halt moet klinken, dan zul len zij de boodschap hebben door te geven „te bevoegder plaatse". Ik voor mijzelf ben hier nog niet mee klaar, maar ik zou onze lezers er toe willen aansporen over deze vragen eens iets meer te lezen. Zëer aanbevelen kan ik het april-meinummer 1967 van „Regel recht", een uitstekend tijdschrift, dat bij Kok in Kampen wordt uitgegeven en waaraan ik verscheidene concrete ge gevens van dit artikeltje heb ontleend. J. A. v. B.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1968 | | pagina 1