Oud worden en jong blijven Zendingsgespreksdiensl „Wat leven in de Brouwerij" „HONDEMASTATE" ze gaan bekijken. Voor die keer was er geen Hervormde Kerk. maar één Kerk van ons allemaal Wist U eigenlijk, dat als kinderen tekenen, ze eigenlijk een verhaal ver tellen Alles moet op de tekening en de stal en Jozef en Maria en de herders en de schapen en de os en de ezel. Veel meer dan ik U nu allemaal vertellen kan. Een kunstmaan scheen naast een kerstster en een kerstman naast de wij zen uit het oosten. Ook een sneeuwpop knielt bij de kribbe. Als door een won der hoorden hoorden al die kinderteke ningen bij elkaar en werden ze zo tot een grote tekening, met in het midden het Kind. Het lag op wat stro en het was zo bedroefd de traantjes biggel den over de wangen. Als kinderen het kerstverhaal met hun tekening vertellen, dan moet U niet alleen maar kijken, maar ook luisteren. Hoort U ook in die eerste snik van dat Kind al iets van de laatste snik van het is voor U nu in genade volbracht Ik heb het van de kinderen mogen horen. Overal tekenen kinderen dóór aan het grenzeloze kerst gebeuren. Zij tekenen echt geen gods dienstige of geldelijke of militaire oor logen. Zij willen alleen dat de engel op hun tekening gaat stralen, dat de sneeuw kan schitteren en de ster pinke len, dat het hart van hun Kind gaat lichten voor U. W. F. Hartman. Breskens, 29-12-'67 Het was een bijzondere dienst in de Geref. Kerk van Breskens op 17-12-'67. Ds. F. L. Schalkwijk van Brazilië zou voorgaan. De kerkeraad had in overleg met de Zendingscommissie gemeend aan deze kerkdienst een bijzonder ka rakter te moeten verlenen, tevens als proef, hoe wij allen als gemeenteleden meer bij de kerkdienst betrokken kun nen worden. De dienst zou gewoon be ginnen als een dienst der Kerk, waarin de verkondiging een plaats had. Ds. Schalkwijk had als tekst gekozen Ga laten 4:4: ,,Maar toen de volheid des tijds gekomen was... De telkens weer kerende genadegolven over de wereld... bij Israël en Egypte, bij de komst van Jezus Christus in het Romeinse wereld rijk... en nu .weer bij Israël en de vol keren... (juni 1967 en Jeruzalem en zo ook de volheid des tijds in taal en samenlevingsverbanden van een land als Brazilië." Na de prediking werd het Woord vertolkt in de dia's... het was zicht baar terwijl er een instrumentale be geleiding was met de accordeon Daarna dronken we een kopje koffie, hetgeen de dienst helemaal niet stoorde, terwijl de gemeente aan bod kwam om vragen te stellen naar aanleiding van het verkondigde in woord en beeld. Er was zo contact tussen gemeente en pre diker. Om des tijds wille moesten we het na bijna twee uur afbreken en de dienst werd normaal geëindigd. Ook de kerken van W. Z. VI. waren vertegenwoordigd. Ons kerkje in Bres kens was geheel gevuld, zowel boven als beneden. De jeugd was eveneens vertegenwoordigd en genoot van de andere instrumentale begeleiding. Er was, kortom, een blijde sfeer. Misschien moeten we de avonddienst eens meer richten zo rondom het Woord Breskens W. J. Musch. De V.U. op stap Dat is wat... met Kuyper, Dijk, Berkouwer, Schelhaas en Kuitert op stap om door-te-lichten", wat doorgelicht" is tot een stukje Waarheid", waarin geleid wordt tot de Eenheid", zodat de gemeente .toe gerust" wordt Wat dat betekent?... Waarheid en toerusting... gemeente en eenheid kun nen bij elkaar nadenken over ..Theolo gie", „Natuurwetenschap en Genesis", over „Rechtsverhoudingen en werkne mer"... Je moet er alleen voor durven op stap gaan... naar Middelburg (3/4 Theologie, Eindhoven (Rechtsverhou dingen) 8/3, Den Haag (Natuurweten schappen en Genesis) 29/3, notabene bij de Tweede Kamer... Echter „Assen" is er niet bij... maar je kunt overal na vraag doen over Assen Wij, in Z. Vlaanderen, willen ter voorbereiding op Middelburg (3/4) met elkaar gaan praten in Schoondijke op 9 januari, des avonds in „Laus Deo" om 19.30 uur, om de „Brouwerij tot le ven te brengen", opdat „er leven kome in de brouwerij". En Schoondijke zorgt voor koffie Als de kerken van W. Z. VI. het nu maar afkondigen. Er mag alleen maar „verontrusting" over het „niet-slagen" hiervan zijn, op dat we „progressief" uit de rust komen tot de „rust-in de onrust" én zodoende de „Waarheid en de Eenheid" betrach ten in een „vérder-gaande tijd" tot toe rusting van de gemeente. Breskens W. J. Musch. (Slot) Als eerste middel om oud te worden en jong te blijven, noemde ik studie. Ik noem nog twee andere middelen. Allereerst de humor. Humor is een wonderlijk iets. Hier liggen allerlei begrippen vlak naast elkaar geestigheid, ironie en sar casme. Het is niet makkelijk om ze pre cies tegen elkander af te grenzen. Voor echte humor is een zekere even wichtstoestand van de geest nodig. Men moet een vast punt, een hoog punt heb ben bereikt, vanwaar uit men de dingen overziet. Dan zie je de tegenstellingen wel, maar die zijn niet zo absoluut als de tegenstanders wel denken. Dan zie je allerlei nare dingen, maar merkt, dat er toch ook nog een ander kantje aan is. Je hoort de uitbundige lach van de blijdschap, maar speurt er toch ook te gelijk iets droefs in. Humor doet de scherpe kanten der tegenstellingen wat afslijten. Je neemt gewichtige mensen niet zo gewichtig. En vooral jezelf niet zo serieus. Je maakt je ook niet zo geweldig druk, want er blijft tijd voor een glim lach. Je raakt niet zo gauw in de war. Wat oud maakt, is het krampachtig vasthou den aan eigen meningen en aan eigen verlangens. Want die krampachtigheid is niet anders dan een moeilijk bedwon gen zenuwachtigheid en angst. Maar een glimlach houdt jong. Als je in alle narigheid oog kunt hebben voor het relatieve van het geval, blijf je er boven uit. Zo lang er een lach is én een traan, een lach door de tranen heen, raak je er niet onder. Maar alle zwaarwichtig heid is ouwelijk. Er zij» mensen, die de meest gewone en duidelijke dingen met grote nadruk plegen te betogen. Lieden, die altijd spreken in de overtreffende trap en da delijk het zwaarste geschut in stelling brengen. Dat pathos is aftakeling van de geest. U vindt dat niet zelden reeds bij jonge mensen. Maar het jeugdige uiterlijk kan de verstarring van de geest niet verber gen. Dit gewichtig doen, deze humorloze zelfverzekerdheid behoort volgens re cente enquêtes tot het image van ons als gereformeerden. Zo staan wij bij de onkerkelijken „er op". Humeurigheid, bazigheid, koppigheid en ergernis aan „lifes little difficulties" geven meer slijtage dan in decenniën kan worden uitgedrukt. Hier kunt U meer over lezen in het Spreukenboek van de bijbel. Humor, die de tegenstellingen met een milde glimlach overspant, houdt het hart gezond. En een gezond hart is de beste garantie voor jeugd, die tot in de ouderdom duurt. Maar net zo min als studie, is humor afdoende. Er zijn tenslotte werkelijkheden, die niet met zich laten spotten, maar die ons van elk hoog standpunt naar be neden halen, die alle rust wegnemen en die de glimlach doen verstarren tot een benauwde grijns. Er zijn dingen, waar niemand tegen op kan. Er zit in het leven iets demo nisch. En dat zit ook in ons zelf. Dat is de dood. Hier worden niet alleen alle verjon gingsmiddelen belachelijk, maar hier vallen ook studie en humor weg. Ik noem tenslotte nog een derde mid del. Lest best. Want dit is werkelijk afdoende om jong te blijven. Dit tilt ons wérkelijk boven de ver gankelijkheid uit en overspant echt de grootste tegenstellingen, zelfs die van leven en dood. Dit derde is het geloof. Door het ge loof in Jezus Christus is er niet alleen historische belangstelling (bijbelstudie, zending, kerkgeschiedenis enz. enz.) en is er niet alleen de milde glimlach van de humor (buiten het geloof kan humor erg hoogmoedig worden en licht over gaan in spot) door het geloof in Jezus Christus hebben we het eeuwige leven. En dat is een eeuwige jeugd. In zijn grote gebed, dat Johannes ons bewaarde, heeft de Here Jezus gezegd „dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen". Wanneer wij God kennen als onze Vader, die in de hemelen is, zijn we nergens bang voor, omdat we weten, dat niets ons kan scheiden van Zijn liefde. Leven noch dood. Dan zit ons leven niet meer in de ouderdom als met kranten dichtgeplakt. Er blijft perspectief. Er is een verwachting aan het eind, sta je nog maar aan het begin. Zit daar geen humor in, als Paulus aan de Romeinen, die een zeer gewich tige quaestie maakten van het al of niet eten van offervlees schrijfthetzij dat we leven hetzij dat we sterven... Als je maar van de Heer bent, is zelfs die quaestie niet zo belangrijk. En Petrus vraagt aan martelaren „wie is het, die U kwaad kan doen Hier zijn de grootste tegenstellingen overbrugt. Dit is het hoogste standpunt. Hier zijn niet de wijsheden van men selijke zoekers, maar de gedachten van de levende God. Dat houdt uw hart gezond en uw horizont wijd. Hier is een eeuwige jeugd. Blijdschap en schoonheid niet alleen voor de gezonden met een fit en lenig lijf (zolang als het duurtmaar ook voor de stakkers en de zwakken en de zondaars. Studie, humor en geloof. Maar geloof doet het meeste. Want alle dingen gaan voorbij, „de wereld en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwig heid" (1 Joh. 2: 17). A. D. OORLOQ en ^^rede^y De Hilversumse kerkeraad voor alge mene zaken heeft met de wijkkerkeraden vergaderd over het oorlogsvraagstuk en een brief aan de synode opgesteld. De Hil versumse Kerkbode geeft behalve een goed verslag van het debat ook de brief, die is aanvaard door 46 kerkeraadsleden, terwijl 13 blanco stemden (sommigen, omdat het hun niet radicaal genoeg was). Van die 46 waren er 22, die verder hadden willen gaan en de regering hadden willen oproe pen „af te zien van het dreigen met, het bezitten van, het beheren en op eigen grondgebied toelaten van atomaire, biolo gische en chemische wapenen". Dc 24 an dere gingen wat minder ver, maar de 22 stelden zich toen toch achter de nu vol gende brief, waarin na een inleiding wordt verzocht uit te spreken a. dat elke oorlogsvoering die als strijd middelen aanvaardt het verwoesten van bevolkingscentra en het onleefbaar maken van gehele gebieden een misdaad is tegen God die de wereld schiep, strijdig is met Zijn liefde in Jezus Christus, die de wereld redt en ingaat tegen het werk van de Hei lige Geest, die de wereld vernieuwt b. dat de zaak van gerechtigheid, vrede en welvaart voor allen op aarde nooit door een dergelijke oorlogsvoering gediend kan worden en naar christelijke overtuiging daarmee niet in overeenstemming valt te brengen c. dat er christenen zijn die de oorlog FEUILLETON door HERMAN DE MUINCK 5) Na nog geen half uur waren vader, moeder, de broers en de zusters geheel op de hoogte. En de volgende dag wist niet alleen Schouwenburg het, maar ook zeer velen in Zeestad. Het kwam ook mijnheer Frenkel ter ore Fr enkel, de enige redacteur van liet tweemaal per week verschijnend nieuws- en advertentieblad, die, zonder informaties in te winnen, in gezwollen stijl een bericht lanceerde, waarvan de korte inhoud was, dat de moderne tijd op het eiland zou komen, want „onze heer Van Adrigem" van Schou wenburg had in Rotterdam een automobiel gekocht, die binnenkort zou arriveren Het blaadje werd schier huis aan huis gelezen, kwam ook op „Mondemastatc", waar mevrouw Van Adrigem de mededeling las, stom verbaasd, evenals Lucie. Maar zij kon het haar man niet vragen, want die was in de stad op zijn kantoor of neen, zij keek op de klok, hij zou wel in de soor zijn. De „soos" was wat in de volksmond de „Here-sociëteit" genoemd werd, die aan de Oude Haven stond. Tussen vijf en zes uur 's avonds was daar altijd een select gezel schap bijeen, allemaal leden van de „soos", die alleen introducé's mochten meebrengen, om een borreltje te drinken, te biljarten of te praten. Daar kwam de burge meester, al was dat niet elke dag het gevalbeide plaat selijke notarissen rechters van de arrondissementsrecht bank, de griffier de kantonrechter, enkele zakenlui en anderen. Je zou kunnen zeggen de upper-ten van Zeestad. Van Adrigem was aan het biljarten, toen één der aan wezigen het bericht in het nieuwsblaadje las. Die stevende direct op de zakenman af en vroeg, op het bericht wij zend „Is dat waar, Van Adrigem?" De aangesprokene sloeg een blik in het blad en las toen. „Wel verdraaid Hoe komt die vent dat te weten 'k Zal hem eens aan zijn jasje trekken." Van Adrigem was nijdig. „Dus is het waar? Hoe durf je het aan?" „Waarom niet In Holland rijden al heel wat automo bielen. Ik had er nu eens plezier in, er ook een te kopen." Hij gaf de biljartkeu aan een ander, die in zijn plaats het spel zpu voortzetten en liep naar de telefooncel. Hij zou die Frenkel eens mores leren Maar zijn woede zakte al heel spoedig. Hij vroeg het nummer niet eens aan. Die Frenkel zou toch niets zeggen. De werkelijkheid was feitelijk, dat hij, nu het bericht eenmaal gepubliceerd was, het toch niet onprettig vond, „in het nieuws" gekomen te zijn. Zijn ijdelheid was wel wat gestreeld. Hij was aardig „opgehaald". En daarvan was hij niet afkerig. Toen even na zes uur, zoals steeds, zijn met twee paar den bespannen rijtuig voorreed, deed hij toch „alsof" en beet Janus toe „Ben jij aan het praten over de automo biel geweest?" Omdat hij van het bericht in de courant gehoord had (hij had het zelf niet gelezen) was Janus op de vraag voorbereid en beantwoordde de vraag met een weder vraag „Bedoelt u wat in de krant staat „Natuurlijk bedoel ik dat. Dat moet van jou afkomstig zijn. Jij bent de enige, die het weet." „Mijnheer, ik weet niet, hoe de krant aan het nieuwtje komt. Ik heb het ze niet gezegd," antwoordde Janus naar waarheid. ,,Ik begrijp er niets van." In zijn hart hoopte hij, dat mijnheer er niet verder op zou doorgaan, want dan kon hem wel zulk een vraag ge steld worden, dat hij óf door de mand moest vallen óf liegen. Tot zijn grote opluchting geloofde de baas zijn ver zekering. Hij zeide alleen „ik snap niet, hoe het bekend kan worden. Enfin, het is niet anders". Het rijtuig hotste over de „kinderkopjes", waarmee de straten en straatjes van het stadje geplaveid waren, om weldra door de poort (Zeestad had nog drie goed be waarde poorten) de weg naar Schouwenburg op te rijden, dat binnen het half uur bereikt was. Op „Hondemastate" werd uiteraard voor het diner op hem gewacht. Hij kon direct aan tafel gaan. Adri diende. Mevrouw Van Adrigem en Lucie baden, de heer des hui zes deed het niet. Maar aanmerkingen had hij nooit ge maakt. Hij hield zielsveel van zijn vrouwen en dochter. Mevrouw Van Adrigem was knap van uiterlijk, evenals Lucie, maar een goed opmerker zag onmiddellijk, dat me vrouw zwak, zo niet ziekelijk was. Dat was juist. De dokter van Westgouwe kwam er elke week, hoewel hij er niets aan kon doen. Dat hadden de doktoren in Utrecht, waar Adrigem ettelijke malen met haar geweest was, ook niet gekund en tenslotte had een professor aan de Leidse Academie eveneens de schouders opgehaald, zij het dan, dat mevrouw Van Adrigem dat niet had gezien. Voor de wonderlijke ziekte van mevrouw van Adrigem de diagnose kon niet gesteld worden, zij had trouwens verschillende kwalen, die wel onderkend waren was geen kruid gewassen. Enkele zomermaanden ging het nog wel. Dan kwam zij in de tuin en ging ook wel uit rijden, vergezeld van Lucie of haar man, ook wel eens van beiden. „Albert, er staat in het nieuwsblad „Ja, lieve, ik heb het gelezen. Jammer genoeg, 'k Had jullie er mee willen verrassen." „Dus is het waar „Ja, Janus gaat maandag voor een paar dagen naar Rotterdam, om het rijden te leren. Volgende week komt de automobiel."- „Leuk," vond Lucie enthousiast. Maar haar moeder dacht er anders over. „Waarom heb je er niet eerst met ons of (een klein glimlachje) met mij over gepraat Ik zou het je sterk afgeraden hebben, 't Lijken me gevaarlijke dingen. Er is er ook niet één op het eiland." „Nog niet, kind. Maar let eens op als ik er een heb, komen er méér. En iemand moet toch de eerste zijn." „Wat moet je er mee doen „Rijden, mams," lachte Lucie. Mevrouw Van Adrigem kon dat wel waarderen. Zij glimlachte. „Ja, natuurlijk," vond Van Adrigem. „We kunnen dan het rijtuig en de paarden afschaffen. Ik denk nog aan iets anders, 'k Heb in Rotterdam een drietons vrachtautootje gezien. Dat zou niet gek zijn voor de fabriek. Je moet nu het hele eiland rond met paard en wagen. Maar 'k heb er nog niet met Van Stralen over gepraat." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1968 | | pagina 2